1815

In 1815 wordt de herstelde vrede en rust in Europa wreed verstoord door de ontsnapping van Napoleon van zijn verbanningsoord, het eiland Elba in de Middellandse Zee. Binnen zeer korte tijd weet hij z’n getrouwen om zich te verzamelen en een machtig leger op de been te brengen. Maar in de Slag bij Waterloo wordt Napoleon voorgoed verslagen door de geallieerde Engelse, Hollandse en Pruisische legers onder de bevelhebbers Wellington, Prins Willem van Oranje en Blücher. Napoleon wordt verbannen naar het eilandje Sint Helena.

Juist had Zijne Koninklijke Hoogheid Willem 1 op 23 maart de titel en waardigheid van Koning der Nederlanden aangenomen. De plechtige aankondiging van deze gebeurtenis vindt in het Zeeuwse gewest onder het luiden der klokken en onder het houden van een feestdag plaats. Er wordt een dank- en bedestond uitgeschreven op woensdag de 29e maart, des middags van 12 tot 1 uur.

Na de overwinning op Napoleon wordt door de Gouverneur van Zeeland op 22 juni een uitnodiging gezonden aan de leraren van de onderscheidene kerkgenootschappen om op aanstaande zondag dankzegging te doen voor de grote overwinning op de Fransen behaald. Koning Willem I schrijft bij Koninklijk Besluit van de 20e juni ‘een algemene dank- en bededag’ uit op woensdag de 5e juli. Ook wordt voorgeschreven voortaan op de eerste woensdag van iedere maand ‘een bedestond’ te houden. De maandelijkse bidstonden zullen pas ophouden in november; dan wordt een algemene jaarlijkse dankdag ingesteld.

Op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken wordt een commissie voor de inzameling van penningen tot ondersteuning van de weduwen en wezen van de gesneuvelden tijdens de veldtocht tegen Napoleon ingesteld. Verzocht wordt dat dit ‘door den Leraar dezer gemeente op aanstaande zondag van de Leerstoel de gemeente worde voorgelezen’. In de commissie ter inzameling van gelden worden benoemd Janis de Marée, Pieter Kramer, Johannis Crucq en secretaris Baars.

Nog enkele malen lezen we in de archiefstukken over de afloop van de Franse overheersing.
In november wordt een Koninklijk Besluit ontvangen met de opdracht om voor de huisvesting van de doormarcherende troepen te zorgen.
Op de 5e december komt er een brief van Zijne Majesteit de Koning dat op woensdag de 20e december ’s middags om 12 uur een plechtig dankuur zal worden gehouden wegens de gesloten Vrede.

* * *

Reeds begin 1815 wordt de functie van districtcommissaris van Walcheren opgeheven. Voortaan moeten zaken gedaan worden met de Gouverneur van Zeeland (later genoemd de Commissaris van de Koning). In het vervolg moeten de brieven voor het gemeentebestuur op maandag en donderdag tussen 12 en 1 uur op de Provinciale Griffie worden opgehaald.

Gedurende dit jaar en ook in 1816 en 1817 wordt de nieuwe haven van Middelburg naar Wulpenburg bij Veere gegraven.

De Gouverneur van Zeeland geeft toestemming om honderd gulden uit de door Zijne Koninklijke Hoogheid ten geschenke gegeven gelden ten behoeve van de armen van deze gemeente aan het Armbestuur voor te schieten. Dit wordt uit de subsidies aan de armen gerestitueerd.

In april wordt een collecte gehouden ten behoeve van de gemeenten Den Ham, Vriezenveen en Wanneperveen, waar in september/oktober 1814 door een hevige brand 29 woningen en turfschuren een prooi der vlammen zijn geworden.

Het nieuwe pachtcontract voor het leggen van een dam op de Nieuwlandse Wal ten behoeve van het pontveer van deze stad wordt door Gedeputeerde Staten van Zeeland goedgekeurd.
De Gouverneur wil, alvorens machtiging te verlenen voor het vernieuwen van de veerdammen, het bestek en de raming van de kosten aan hem voorgelegd zien. Toegestaan wordt om de helft van de kosten van de vernieuwing van de veerdammen ten bedrage van ƒ 97:7:8 uit de onvoorziene uitgaven te betalen.

De houtvester van Middelburg doet in juni zijn beklag over het vissen met polsnetten in de sloten en watergangen door inwoners van Arnemuiden. De inwoners worden door middel van een publicatie hiertegen gewaarschuwd.

Op zijn verzoek wordt Cornelis Meerman, de scheepstimmermansbaas, toegestaan om een kanthelling te leggen, mits dit gebeurt in overleg met de havencommissie van de stad Middelburg. In september worden reparaties aan het Hoofd, waaraan de visschuiten ligplaats hebben, verricht door de timmermansbaas Abraham van Eenennaam.

Janna la Rivière, de vrouw van Jacob Schoonenboom, verzoekt toestemming om het huis staande bij de hofstede buiten Arnemuiden (B no. 71) te mogen afbreken.
Maria Vermeulen krijgt een toelage van ƒ 50 als aanvulling op haar traktement als vroedvrouw. Bepaald wordt dat elk kwartaal een opgave van de plaatselijke chirurgijn aan de Gouverneur van Zeeland ingezonden moet worden van de gevaccineerde personen. Van later jaren bevindt zich in het archief een map met opgaven van de plaatselijke geneesheren J. Oversluijs en J.H. van Opdorp.
Tot zetters voor het bepalen van de aanslagen voor de plaatselijke belastingen voor het jaar 1816 worden benoemd de notabelen Janis de Marée, Adriaan Verhage, Paulus de Meulmeester, Jan Bernard Joosse en Pieter Bogaart.

De stadsbode Jan Harthoorn laat weten dat hij door zijn aanhoudende zwakheid buiten staat is om de bediening van stadslijkdienaar nog langer naar behoren waar te nemen. Hij verzoekt om zijn zoon Johannis Cornelis hiermee te begunstigen. Hiermee wordt ingestemd. Later zal Harthoorn junior ook de functie van stadsbode van zijn vader overnemen. Op 18 september overlijdt de oude stadsbode op 74-jarige leeftijd. Harthoorn had naast het Stadhuis een ‘vleeshouwerswinkel’; ook dreef hij lange tijd een herberg.

* * *

Over de visserij komen we dit jaar weinig bijzonderheden tegen. Wel weigeren de vissers in januari de verschuldigde baken- en lantaarngelden te betalen. Op de aanstaande zaterdag zullen de schippers van de visschuiten hierover worden onderhouden. Een verzoekschrift tot vrijstelling wordt bij de Gouverneur van Zeeland ingediend. In april komt er een bericht van de Gouverneur dat de vissers verplicht zijn om aan de kustbewakers hun achterstallige baken- en lantaarngeld te voldoen. Een aantal vissers blijft echter weigerachtig. In juli worden ze nogmaals ernstig aangemaand om aan hun verplichtingen te voldoen en het verschuldigde te betalen ‘ter voorkoming van nadere ernstige en krachtdadige dispositie’.
Uit archiefstukken kan afgeleid worden dat een aantal visschuiten ligplaats heeft aan het Hoofd.

* * *

Ook van de Hervormde Kerk zijn er dit jaar enkele bijzonderheden te vermelden.
Het Stadsbestuur, met name burgemeester Crucq, wil zich nogal met de armenzorg bemoeien. Crucq vraagt een lijst van de door de diaconie bedeelden. De kerkenraad wijst hem er op dat de taak om voor de armen te zorgen aan de diaconie is toebetrouwd. Dit onder de voorwaarde dat de diaconie door de stadsregering van toereikende penningen voorzien wordt.
Op 6 mei houdt de kerkenraad een buitengewone vergadering, waarbij een aantal arme, behoeftige kinderen uitbesteed of ‘besteld’ wordt (tegen betaling in gast- of pleeggezinnen).

In mei komt de kerkenraad ter ore ‘dat Jan van Straten (of Verstrate) enige reizen in den keet van Gillis de Nooijer voor ieder die daar komen wilde zeker soort van leerreden heeft gehouden, daar de predikant in Holland was’. Verstrate wordt door de koster aangezegd ‘dat hij zich daar van moest onthouden’. Echter in weerwil van die aanzegging is Verstrate toch ‘voortgegaan zich om de bevelen van de kerkenraad niet bekreunende’. De kerkenraad oordeelt het alleszins nodig aan zulk een willekeurig en ongehoorzaam gedrag paal en perk te stellen. Verstrate wordt ter vergadering ontboden. Ds. Hondius vraagt hem: ‘Hebt gij oefening gehouden?’. Dit ontkent hij niet en verdedigt zich daarmee ‘dat hij zijn talenten ten nutte moest aanleggen en veel andere schoonschijnende maar niets betekenende redenen’. De predikant voegt hem daarop toe: ’Ieder moet zich onderwerpen aan het gezag. Hoe ellendig zou het er in de kerk gaan uitzien als elk als openbaar leraar wilde optreden, daar de eigenliefde ons influistert dat wij veel bekwaamheid hebben’. Verstrate blijft er echter bij, dat hij welgedaan heeft en is van oordeel dat men hem uit nijd zo behandelt. Op zijn lidmaatschap stelt hij weinig prijs. Wel belooft hij niet te oefenen als de predikant thuis is, anders wel. De kerkenraad legt deze zaak voor aan de Classis Walcheren.

Dit jaar treden de ouderlingen Blaas de Ridder en Jan Blaasse af. Uit de gestelde dubbeltallen (Blaas Blaasse, Marinus de Nooijer, Job van Belzen en Marinus Schroevers) worden gekozen Blaasse en De Nooijer. Uit de gestelde dubbeltallen voor diaken (Maarten Kraamer, Jacob Jacobse de Nooijer, Jacob Blaasse de Nooijer en Jacob Schoonenboom) worden gekozen Kraamer en Jacob Blaasse de Nooijer. De koster zegt de gekozenen dit aan ‘met verzoek zich aanstaande zondag ’s morgens te laten bevestigen’. 

Voor de aker van de regenbak bij de kerk wordt in de plaats van het touw een ketting aangekocht. Het water uit de kerkregenbak wordt per emmer voor 2 duiten verkocht. De schoolmeester (tevens koster) zal dit jaar ten behoeve van de armen het water verkopen en daarvoor als beloning 1/4 gedeelte van de ontvangst mogen behouden.
Boekhouder van de kerkelijke administratie is Jan Kraamer. De kerkerekening over 1813 sluit met een tekort van £ 46.3 (ontvangsten £ 351.8 en uitgaven £ 398.1). De rekening over 1814 sluit eveneens met een tekort van £ 72.10.- (de uitgaven zijn £ 439 en de ontvangsten £ 366).

Het dorp Kleverskerke aan het eind van de 18e eeuw naar een tekening van J. Bulthuis.
Het dorp Kleverskerke aan het eind van de 18e eeuw naar een tekening van J. Bulthuis.

1816

Van het jaar 1816 is weinig te vermelden.
Wel van belang is dat Zijne Majesteit Koning Willem I bij Koninklijk Besluit van 20 augustus Arnemuiden (tezamen met Brouwershaven, Aardenburg, IJzendijke, Terneuzen en Sas van Gent), ‘ofschoon geen leden ter staatsvergadering benoemende’, vergunt de naam van Stad te voeren. Het hoofd van het gemeentebestuur krijgt de titel van ‘burgemeester’; de stadsbestuurders de titel van ‘raden’. Bepaald wordt dat de Gemeenteraad voortaan zal bestaan uit 7 leden, die door Gedeputeerde Staten worden benoemd. De kerkenraad van de Hervormde Gemeente stuurt op 17 september ‘een gelukwensching met de rangsverheffing dezer stad’.

Intensief wordt door de Arnemuidse bevolking meegeleefd met nationale rampen of gebeurtenissen. Bij Koninklijk Besluit van Zijne Majesteit van 25 september wordt gevraagd tijdens de godsdienstoefeningen gebeden te doen voor Hare Koninklijke Hoogheid ‘de Prinsesse van Orange’. Eveneens wordt bij Koninklijk Besluit in september verzocht dankzegging te doen op de 20e oktober wegens de Slag van Algiers. En bij missive van de 4e november wordt verzocht een collecte te houden voor de noodlijdenden tengevolge van de watersnood in Zuid-Holland op de 18e, 19e en 20e november.

Tot ‘zetters’ voor het bepalen van de aanslagen voor de plaatselijke belastingen voor 1817 worden benoemd Janis de Marée, Paulus de Meulmeester, Jan Bernard Joosse, Johannis Crucq en Pieter Bogert. Tot veldwachter voor Arnemuiden, Cleverskerke en Nieuw- en Sint Joosland wordt in januari benoemd Klaas Flink.
Begin dit jaar overlijdt de oude vrachtrijder Jacob Marteijn. Zijn weduwe, Theuntje Pinte, ‘verlangt om bij continuatie de vrachtwagen dezer stede op Middelburg, Vlissingen en Veere te bedienen, welke door haar nu overleden man een aantal jaren is waargenomen geworden’. Dit wordt akkoord bevonden.

In december ontvangt het Stadsbestuur een uitnodiging om op maandag de 16e december aanwezig te zijn in de Statenkamer van de Abdij te Middelburg om te confereren over de te nemen maatregelen betreffende de tegenwoordige duurte van levensmiddelen.

Er komt kort daarna een Koninklijk Besluit waarbij toestemming wordt verleend ‘het tarwemeel onder het roggemeel te mengen’. Hiervan wordt de bakkers kennis gegeven.

* * *

Vermelding verdient ook zeker de Publicatie van Gedeputeerde Staten van Zeeland, dat met ingang van januari alle berekeningen in Nederlandse guldens en centen moet geschieden. Tot nu toe werd nog steeds gerekend in ponden, schellingen en grooten. Deze Publicatie wordt in de gemeente aangeplakt.

Uit verscheidene raadsbesluiten blijkt een bepaalde nazorg voor de door Napoleon onder de wapens geroepen militairen ten laste van de Franse kroon. Hier zal wel geen verband mee houden de missive van de Gouverneur van Zeeland in juli over de vernieuwing van het stro voor schurftige militairen. In december komt een Besluit van Zijne Majesteit de Koning betreffende te nemen maatregelen omtrent vreemde bedelaars. De veldwachter worden hiervoor de nodige orders gegeven.

Vermeld kan nog worden dat op 12 april van dit jaar te Brigdamme wordt geboren Pieter Kwekkeboom, de latere schoolmeester van Arnemuiden gedurende de jaren 1842 tot 1886. Hij zal later een zegenrijke invloed uitoefenen op de beschaving van de Arnemuidense vissersbevolking.

Tenslotte nemen we uit een opgave van het jaar 1816 het volgende over:

De meeste verbouwde producten zijn tarwe, gerst, paarde- en witte bonen, erwten en koolzaad, zijnde hier over het algemeen lage moerassige gronden, welke door het binnenwater veel lijden en waaraan veel arbeid en kosten moeten worden geinvesteerd tot het bekomen van vruchten. De weilanden zijn ook zeer laag. Er bevinden zich alhier nog 5 à 6 zoutketen, waarvan 2 enigszins werkzaam zijn, een buitenplaats en een gewezen buitenplaats, thans een karotersbedrijf.

* * *

Wat betrelt de Hervormde Kerk kan vermeld worden, dat de kerkenraad dit jaar bestaat uit de ouderlingen Jacob de Ridder, Blaas Blaasse, Marinus de Nooijer en Leendert Wisse en de diakenen Marinus Grootjans, Jacob de Nooijer, Maarten Kramer en Abraham Katte.

Uit een opgave van de kerkenraad aan het Stadsbestuur blijkt dat de gemeente ‘875 gereformeerde zielen telt’. Ook het aantal bedeelden wordt daarbij opgegeven. Dit is:

  • onder de 10 jaar: 1
  • jongens van 10 tot 18 jaar: 0
  • meisjes van 10 tot 18 jaar: 2
  • mannen boven de 18 jaar: 3 (allen grijsaards)
  • vrouwen boven de 18 jaar: 11, waarvan 3 iets kunnen doen.

De collecten over 1814 bedragen cirka ƒ 500. Aan bedeling is uitgegeven ƒ 366.

Uit de armenrekening over 1815 blijkt een ‘kwaad slot’ van ƒ 46.7.8 (uitgaven ƒ 440.14.12 en inkomsten ƒ 394.7.4). Het tekort wordt gedekt uit een fonds, dat gevormd wordt door de 14-daagse collecten. In dit fonds resteert nu nog ƒ 54.7.2. Ook de kerkerekening sluit met een ‘kwaad slot’ van ƒ 132.

De kerkenraadsvergaderingen onder leiding van ds. Hondius ademen een zeer goede sfeer. Toch kampt de kerkenraad met de grote armoede in de gemeente. Nauwelijks kan het loon van de koster/voorzanger betaald worden. Hij heeft nog een aanzienlijk bedrag tegoed aan achterstallig salaris. Betaling is echter bezwaarlijk vanwege de verarmde kerkekas. De kerkenraad is hier zeer mee verlegen. Tot haar leedwezen verklaart men met geen de minste grond de koster en voorzanger te kunnen belonen op de oude voet omdat er geen fondsen zijn. Er wordt nu een poging gedaan om het zitplaatsengeld met 2 stuivers per jaar te verhogen. Ook de predikant ds. Hondius heeft nog steeds achterstallig salaris te goed.

Dit jaar zijn aftredend de ouderlingen Jacob de Ridder en Leendert Wisse en de diakenen Abraham Katte en Marinus Grootjans. In hun plaats worden gekozen tot ouderlingen Marinus Schroevers en Cornelis Jacobse en tot diakenen Cornelis Mulder en Cornelis Meerman.

Vissersvrouwen van Arnemuiden.
Vissersvrouwen van Arnemuiden.

1818

In de achterliggende jaren is het vaarwater voor Arnemuiden, het Oude Gat, steeds verder dichtgeslibd. De kleinste schepen kunnen nauwelijks meer door de haven binnen komen. Met veel moeite wordt nog een klein geultje open gehouden.
Nog niet zo lang geleden, in 1792, is de haven op kosten van de Stad Middelburg voor het in die tijd enorme bedrag van ƒ 122.262 uitgediept. Echter na korte tijd slibde het vaarwater opnieuw zodanig aan dat het vrijwel onbruikbaar is geworden voor de Arnemuidse vissers en voor de sociëteit van de zaagmolens te Nieuwland. Nauwelijks kunnen meer schepen door de haven binnenkomen. De visserij wordt hierdoor zelfs met vernietiging bedreigd.

De historieschrijver Van Oort schrijft in zijn boek ‘De havens van Walcheren’ hierover het volgende:

In 1620 werd nog met behulp van Middelburg een nieuw kanaal gegraven en werden stroomleidende werken aangelegd, doch alles tevergeefs, daar de aanslibbing aanhield. Slechts met veel moeite werd een klein geultje open gehouden, doch dit slibde steeds weer aan. Bij de afdamming in 1818 van het kanaal van Welsinge bij Nieuwland, werd bij Arnemuiden nog een sluis gebouwd, waardoor een spuikom tot stand kwam. Op die wijze werd nog getracht het vaarwater van Arnemuiden op diepte te houden, doch ook dit hielp niet.

Dit is de reden waarom de dichtgeslibde haven dit jaar opnieuw wordt uitgediept. Ook wordt de haven van een ’bekwaam sas’, een keersluis, voorzien met het oogmerk om het vaarwater op deze wijze door schuring diep te houden.
De Commissie voor de havenwerken vraagt het Stadsbestuur advies welke punten geregeld zouden moeten worden betreffende het gebruik, onderhoud, beheer en dergelijke van de in aanbouw zijnde sluis in het Arnemuidse Kanaal. Voor het nieuwe sas wordt op 9 juni de eerste steen gelegd. Het sas wordt onderhouden voor rekening van de gemeente Arnemuiden, de Sociëteit van de zaagmolens te Nieuwland en de polders van Nieuw- en Sint Joosland. Het onderhoud van de sluis zal de komende jaren zéér, zéér veel uitgaven vergen.

Ook wordt dit jaar een dam gelegd in het kanaal van Welsinge, aansluitend aan de oostelijke dijk van de vorige haven van Middelburg. Deze dam verbindt het eiland Walcheren met Nieuw- en Sint Joosland. Nieuw- en Sint Joosland houdt daardoor op als eiland te bestaan. Omstreeks deze tijd, zo in het begin van de 19e eeuw, is de grootste drukte bij de zaagmolens te Nieuwland voorbij. Geleidelijk aan worden alle zaagmolens gesloopt. De zaagmolens ‘De Hoop’ en ‘In den Wind’ worden dit jaar afgebroken.

* * *

Het provinciaal bestuur geeft toestemming om een stempel met het wapen van de stad, aangeduid als ‘een cachet houdende de Waarde van het Plaatselijk Bestuur’, te gebruiken.
Er komt in februari een brief van de President van de Militie Raad, waarbij E.J. Hondius (een zoon van ds. Hondius) en M. Meulmeester worden gedagvaard om voor de Militie Raad te verschijnen op de 25e februari om 9 uur.

De Houtvester in het 2e Jachtdistrict van Zeeland wijst er in februari met nadruk op, dat hij de stelligste orders heeft gegeven om het jagen, ‘dat door vele inwoners dezer gemeente gedaan wordt, onaangezien de jacht was gesloten’, te beletten. Hij verzoekt nogmaals een ernstige waarschuwing te publiceren.

Ook wordt ontstemming geuit over de vissers die maar steeds weigeren het lantaarn- en bakengeld te betalen. Het Stadsbestuur wordt verzocht de vissers ernstig aan te manen nu niet langer te weigeren.

Ook komen we nog gevolgen tegen van de langdurige oorlogen onder Napoleon. Zijne Majesteit Koning Willem I bepaalt in april ‘om ook de verminkten in vroegere oorlogen dan van het jaar 1815 uitdelingen te laten doen of hen in het ’Valide Huis’ te doen opnemen en om er voor te zorgen dat zodanige personen zich niet aan bedelarij overgeven’.

In mei komt er bericht dat bij Koninklijk Besluit van de 19e maart de 32-jarige baron mr. Hendrik Jacob van Doorn tot Gouverneur van Zeeland is benoemd. Hij volgt zijn schoonvader mr. J.H. Schorer in die functie op. Burgemeester Christiaan Crucq en secretaris Baars brengen de nieuwe Gouverneur een bezoek om hem te complimenteren.

Ook worden in mei door de Arnemuidse vissers flessen opgevist met berichten van de Engelse schepen die op expeditie naar de Noordpool zijn vertrokken. De Gouverneur verzoekt de aanspoelende berichten aan de Minister van Marine op te zenden. De vissers wordt verzocht bij het opvissen van de flessen daarvan dadelijk kennis te geven.

De eigenaar van de vorig jaar gestichte buskruitmolen in de Wilhelminapolder, mr. J.L. de Bruijn, verzoekt het Stadsbestuur om de inwoners van Arnemuiden te vermanen ‘om de tot de kruitmolen behorende grond niet te betreden en alleen bij het passeren gebruik te maken van de dijk langs het Arnemuidse vaarwater’. Hierover wordt een waarschuwing gepubliceerd.

In mei komt er ook een bericht dat de ’quarantaine’ voor binnenvallende schepen is opgeheven, ’uitgezonderd voor die van Algiers of Barbarijnse kusten komende’.

De vroedvrouw Maria Vermeulen vraagt ‘of haar traktement op den ouden voet mag worden gebracht’. Haar echtgenoot Jacob Soeter heeft onder het Franse bewind moeten dienen als kustbewaarder. Daarvoor is nog nimmer loon ontvangen. De uitbetaling van de kustbewaardersgelden is nog steeds niet geregeld.
In februari verzoekt de Gouverneur burgemeester Crucq ‘om de nalatigen en meestgegoeden, hetzij vissers of anderen, tot de betaling door gepaste middelen te noodzaken’.

In juni wordt de jaarrekening over 1817 van gemeenteontvanger Boddaert door de gemeenteraad nagezien in het bijzijn van de vertrouwensmannen uit de gemeente, te weten Jan Bernard Joosse en Jan Schets. De ontvangsten bedroegen ƒ 2.709,98 en de uitgaven ƒ 2.239,41, zodat een aardig batig saldo resteert van ƒ 470,57.

* * *

Per de 1e juli treedt de nieuwe gemeenteraad aan. Vier van de zeven gekozen gemeenteraadsleden bedanken, zodat alleen Janis de Marée, Jan van der Weele en Pieter Meerman beëdigd kunnen worden. De rangorde onder de leden wordt naar leeftijd bepaald, te weten: le lid De Marée, 2e lid Van der Weele en 3e lid Meerman. De aftredende raadsleden Johannis Crucq, Jacobus Leunis de Rijke en Jan Simonse worden eervol ontslagen en bedankt. Tot secretaris van de stad wordt de tegenwoordige secretaris C.D. Baars benoemd. Baars wordt tevens tot gemeenteontvanger in de plaats van de afgetreden ontvanger Boddaert benoemd. Stadsbode wordt Johannis Cornelis Harthoorn.

Het bestuur van de stad wordt deze maanden uitgeoefend door maar een zeer klein gezelschap. In september worden tot raadsleden benoemd de timmermansbaas Abraham van Eenennaam, de kleermakersbaas Cornelis Kraamer en de landbouwer Leendert Wisse. Tot broodwegers worden benoemd secretaris Baars en raadslid Kraamer. Tot kerkmeesters de secretaris en de raadsleden De Marée en Van der Weele.

In september komt er een verzoek binnen van ene Johannis Cornelis Lurkus, chirurgijn en vroedmeester te Colijnsplaat, om toestemming om zich alhier te mogen vestigen. Gezien zijn akte van heelmeester en verloskundige en de overgelegde certificaten van bekwaamheid van het gemeentebestuur van Colijnsplaat wordt besloten hem te benoemen.

In november geeft de burgemeester te kennen dat de predikant ds. Hondius hem had verzocht het Bontestraatje, gelegen tussen de woning van Zijn Eerwaarde en het huis toebehorende aan de weduwe J. Marteijn, af te sluiten. Na deliberatie wordt goedgevonden dat verzoek toe te staan, mits het bestuur te allen tijde het recht behoudt ‘om het straatje indien nodig weer open te stellen en de waterlozing onbelemmerd te doen blijven’.

Evenals in vroegere jaren zal voortaan in het voor- en najaar weer een omgang in de school gehouden worden in gezelschap van de predikant. Daarbij zullen dan enige boekjes als prijzen aan de jeugd tot beloning voor hun vorderingen worden uitgedeeld. In november wordt ‘de omgang’ gedaan door burgemeester Crucq, secretaris Baars en raadslid De Marée.

Dit jaar laat de schoolmeester Hoogerheyde voor eigen rekening een nieuw schoollokaal bouwen aan de Sint Jan Leeuwenstraat (de latere Lionstraat). Het Stadsbestuur verleent hierin geen enkele bijdrage. Bij de ingebruikname van het nieuwe schoolgebouw aan de Lionstraat zal het schoollokaal van meester Hoogerheyde dienst gaan doen als armenhuis.

Uit een van dit jaar daterend verslag blijkt het volgende over de landbouw in de gemeente:

De meeste alhier verbouwde producten zijn tarwe, gerst, paardebonen en witte bonen, erwten en koolzaad. Zijnde over het algemeen lage en moerassige gronden, welke door het binnenwater veel lijden en waaraan veel arbeid en kosten moeten worden geïnvesteerd tot het bekomen van vruchten. De weilanden zijn ook zeer laag. Er bevinden zich alhier nog 5 à 6 zoutketen, waarvan 2 enigszins werkzaam zijn. Ook is er hier een buitenplaats en een gewezen buitenplaats, thans een karotersbedrijf.

* * *

Van de Hervormde Gemeente kan het volgende worden vermeld.
De armenrekening over 1817 sluit met een batig saldo van ƒ 90.5 (ontvangsten ƒ 1069.8 en uitgaven ƒ979.3).
De kerkerekening over 1817 sluit evenwel met een nadelig slot van ƒ 91.10.
De kerkenraad verzoekt de kerkmeesters ‘om zo spoedig als doenelijk al de glazen in de kerk te laten maken’.

De kerkenraad ontvangt een brief van het Classicaal Bestuur over de liturgie bij de kerkdiensten.  Vermeldenswaard zijn enkele passages uit het door de predikant namens de kerkenraad opgestelde antwoord aan de Classis:

‘...omtrent het zingen betuigen wij, dat onze gemeente wel onder de laatste zal zijn om beurtzangen aan te heffen. Wij kennen de gemeente en hare onverzettelijke afkeer van de meeste veranderingen. De naam van Nieuw is hier genoeg om zelfs goede invoeringen af te keuren’.

In april ontvangt ds. Hondius een beroep naar Gellicum en Rhenoy. Het notulenboek vermeldt: ’Dit was juist niet aangenaam om te vernemen daar wij reeds zo vele jaren vriendschappelijk met Zijn Eerwaarde verkeerden. Wij bidden de Koning der Kerk, dat Hij ons de vreugde zal schenken dat onze Leraar onder ons blijve ter aanwinning van velen onzer voor het Koninkrijk der Hemelen’. Na enige tijd van beraad verklaart Zijn Eerwaarde dat hij waarschijnlijk zal vertrekken. Hij geeft daarbij niet onduidelijk te kennen ‘dat hij onvergenoegd is over het niet betalen van de 400 gulden, zijnde een derde van zijn achterstallig traktement over de jaren 1811, 1812 en 1813’. Het notulenboek bevat hierover weer zo’n treffende mededeling, die waard is om aan de vergetelheid te ontrukken:

Eén der ouderlingen had de gelukkige inval om de kerkenraad samen te roepen. Daar kwam men overeen een intekening te openen met zulk een gevolg, dat men in een korte tijd van 300 guldens verzekerd was, hetwelk voldoende was, daar de leraar gezegd had 100 gulden te willen laten vallen ter ontlasting van de min vermogenden. Enkele voorname inwoners wilden niets geven. Als daar de lijst der intekening bij de predikant gebracht werd, zag hij dezelve even in en scheurde ze vaneen met deze woorden: ‘Ik heb uwe liefde gezien en zal zonder betaling van dit deel mijner achterstallige tractement blijven’. En op den 24e mei 1818 heeft onze Vriend zich opnieuw aan ons verbonden met de woorden van de 1e brief van Johannis 3 vers 18 (Mijne kinderkens! laat ons niet liefhebben met het woord, noch met de tong, maar met de daad en waarheid).

Het is tekenend voor de predikant ds. Hondius dat hij van zijn achterstallig traktement, deze gemeente opgelegd, afziet en de Gouverneur verzoekt om de invordering daarvan te staken. In de vergadering van het Collegium Qualificatum van 26 mei geeft de predikant te kennen dat hij door de liefdevolle aandrang van de gemeente en de werkzaamheid van de kerkenraad zich gedrongen gevonden heeft om voor het beroep van Gellicum te bedanken. Voor de 18e juni wordt een dank- en bededag uitgeschreven.

Uit de gestelde dubbeltallen voor ouderling (Gillis de Nooijer, Johannis Crucq, Adriaan Adriaanse en Daniël Grootjans) worden De Nooijer en Crucq gekozen. Uit die voor diaken (Blaas de Nooijer, Cornelis Maas, Jacobus de Rijke en Jacob de Nooijer) worden Blaas de Nooijer en Cornelis Maas gekozen.
De predikant doet in oktober met ouderling Jan Bernard Joosse huisbezoek buiten en met ouderling Joos van Belzen binnen de gemeente.

De kerkregenbak wordt voor tien jaar verpacht ‘aan Paulus de Meulmeester, meester timmerman, die dan de regenbak tot aan het verwulfsel zal bekassen’.

1817

Op 29 november wordt bekend dat bij Koninklijk Besluit van 12 oktober Christiaan Crucq tot burgemeester van Arnemuiden is benoemd. Op 6 december wordt hij in de Statenkamer van de Abdij te Middelburg beëdigd. Crucq zal het burgemeestersambt bekleden tot 1825. Hij is de grootvader van de latere burgemeester C.J. Crucq (1871-1892). De kerkenraad van de Hervormde Gemeente stuurt de nieuwe burgemeester een hartelijke gelukwens.

Christiaan Crucq, geboren te Middelburg op 30 augustus 1761 als zoon van Carel Crucq en Neeltje Garnaay, heeft in Arnemuiden samen met zijn broer Johannes (de grondlegger van het nu bijna 200 jaar oude timmermansbedrijf J.K. Crucq) vele functies bekleed. Hij was koopman, poorter, bakkersbaas vanaf 1785 tot en met 1798, weesmeester van 1800 tot 1803, rechter van 1800 tot en met 1803, collecteur van de tol op de wachten in 1805, baljuw van 1800 tot en met 1811, plaatsvervanger van de waterbaljuw van 1805 tot en met 1807, schepen van 1806 tot 1810, waarnemend burgemeester en vervolgens burgemeester van 1810 tot en met 1814 en van 1817 tot en met 1825. Hij woonde in het huis ‘de Maene’ bovenaan de Markt. Daarnaast op de hoek Markt/Marktpoortstraat stond de bakkerswinkel ‘De Zon’. Ook z’n vader Carel Crucq had hier vanaf 1763 z’n bakkersbedrijf. Hij is overleden op 6 januari 1827 in de ouderdom van 65 jaar.

In dit huis, van oorsprong geheten ‘De Zon’, had de familie Crucq vanaf 1763 een bakkerswinkel. Van de grondlegger Karel Crucq ging het bakkersbedrijf over op Christiaan Crucq, de latere burgemeester. Na hem had z’n zoon Pieter Johannes (1799-1864) in dit pand z'n bakkersbedrijf. Hij werd weer opgevolgd door Christiaan Johannis (1827-1892). Nadat deze aanvankelijk broodbakker was, werd hij later secretaris en burgemeester van Arnemuiden. De bakkerswinkel ging toen over op Jacob Crucq (1845-1888), een neef, waarna deze later weer werd overgenomen door z’n zoon Karel Crucq. De bakkerswinkel in dit hoekhuis op de Markt is dus bijna 150 jaar in handen geweest van de familie Crucq.
In dit huis, van oorsprong geheten ‘De Zon’, had de familie Crucq vanaf 1763 een bakkerswinkel. Van de grondlegger Karel Crucq ging het bakkersbedrijf over op Christiaan Crucq, de latere burgemeester. Na hem had z’n zoon Pieter Johannes (1799-1864) in dit pand z'n bakkersbedrijf. Hij werd weer opgevolgd door Christiaan Johannis (1827-1892). Nadat deze aanvankelijk broodbakker was, werd hij later secretaris en burgemeester van Arnemuiden. De bakkerswinkel ging toen over op Jacob Crucq (1845-1888), een neef, waarna deze later weer werd overgenomen door z’n zoon Karel Crucq. De bakkerswinkel in dit hoekhuis op de Markt is dus bijna 150 jaar in handen geweest van de familie Crucq.

* * *

De Arnemuidse gemeenschap merkt deze jaren duidelijk dat er een koning uit het Oranjehuis in de plaats is gekomen van het Franse bewind. Op 5 maart verzoekt de Gouverneur van Zeeland om tijdens de kerkdienst dankzegging te doen voor de geboorte van een Prins op de 19e februari. Koning Willem I schrijft in mei het houden van een Dank- en Bededag voor op woensdag de 18e juni. Op die dag ‘moeten alle beroepen en openbare vermaken stilstaan’. Via een publicatie wordt de inwoners hiervan kennis gegeven.

Later in het jaar komt bericht dat de Koning op de 8e augustus een bezoek wil brengen aan het eiland Walcheren.
Burgemeester Crucq, raadslid De Marée en secretaris Baars worden aangewezen om op audiëntie te gaan bij de Koning en hem namens de Arnemuidse gemeenteraad te complimenteren en de belangen van de stad bij hem te bepleiten. Ook worden de nodige orders gegeven voor het uitsteken van de vlaggen van de openbare gebouwen en het luiden van de klokken wanneer Zijne Majesteit Arnemuiden mocht passeren. Bij het bezoek aan de Koning overhandigt de commissie hem tijdens zijn verblijf te Middelburg een verzoekschrift namens het gemeentebestuur. De audiëntie en het gepresenteerde verzoekschrift blijven niet zonder resultaten!

In november komt er namelijk bericht van Zijne Majesteit dat een gift van ƒ 300 verleend wordt aan het Stadsbestuur om de aflossing van de schuld aan de nog door Napoleon ingezette Arnemuidse kustbewaarders gemakkelijk te maken. Aan de Gouverneur van Zeeland dient opgegeven te worden op welke wijze 's konings gift van ƒ 300 voor het aangegeven doel het beste kan worden aangewend. Na ingewonnen informatie over de grootte van de schuld wordt de Gouverneur hierover bericht.

Niet ingegaan wordt op het verzoek om de passage tussen Middelburg en Zuid-Beveland over Arnemuiden te verleggen. Wel is van groot belang de mededeling dat het leggen van een Sas in het Arnemuidse kanaal kan worden aanbesteed.

* * *

In maart vergaat een Engels schip, The Elisa, op de Banjaard. Arnemuidse vissers betreden als eersten het wrak. Het gerucht gaat rond dat zij het wrak geplunderd hebben. Zo krijgt de burgemeester op 28 maart van de Rechtbank te Middelburg opdracht om een huiszoeking te doen bij die vissers die het wrak betreden hebben. Nagegaan moet worden of bij hen gedeelten van het schip of touwwerk verborgen zijn. De huiszoeking levert echter niets op.

Van geheel andere aard is de brief van de Gouverneur van Zeeland in oktober, dat ‘de beloning van de vissers voor het bergen van goederen van het gestrande schip in november 1816’ nu spoedig zal volgen. Welk schip dit betrof heb ik niet kunnen achterhalen.

Op de 8e maart verdrinken ook drie Arnemuidse vissers op zee, namelijk Jacob van Belzen, Gillis Cornelisse en Adriaan de Ridder. Zijne Majesteit de Koning schenkt ten behoeve van de achtergelaten weduwen en wezen een gift van ƒ 200. Op verzoek van de Gouverneur wordt meegedeeld op welke wijze deze gift wordt verdeeld. Aan de weduwe en kinderen van Jacob van Belzen wordt ƒ 80 uitgekeerd; aan de weduwe en kinderen van Gillis Cornelisse ƒ 60 en aan de weduwe en het kind van Adriaan de Ridder ook ƒ 60. De uitdeling vindt eind november plaats.

* * *

In maart schrijft Abraham Schout het Stadsbestuur dat hij vernomen heeft dat Jacobus Leunis de Rijke, strosnijder en slachter, een hofstede binnen deze gemeente heeft gepacht en daarom de door hem uitgeoefende beroepen zal neerleggen. Hij verzoekt de functies van strodekker en slachter in deze stad te mogen uitoefenen. Het verzoek van Schout wordt goedgevonden, mits hij een deugdelijke attestatie overlegt.

De Gouverneur van Zeeland verzoekt in mei om de brandspuiten in een behoorlijke staat te houden. Merkwaardig is dat het Stadsbestuur besluit dit bericht voor kennisgeving aan te nemen ‘daar alhier geen brandspuiten zijn’.

De chirurgijn Coenraad de Jongh verzoekt Gedeputeerde Staten om zich onder het genot van traktement in Arnemuiden te mogen vestigen. Dit verzoek wordt voor advies aan het Stadsbestuur voorgelegd.

Dit jaar wordt de oude haven tussen Middelburg en het Sloe afgedamd. Deze oude haven is nu nog te herkennen aan het profiel van het terrein langs de Nieuwlandse weg tussen Middelburg en Nieuwland.

In juni wordt de nieuwe haven tussen Middelburg en Veere voltooid. De officiële opening heeft plaats op 9 augustus door Koning Willem I met zijn koninklijke jacht.

In oktober worden tot zetters voor de aanslagen van de plaatselijke belastingen voor 1818 benoemd Janis de Marée, Paulus de Meulmeester, Jan Bernard Joosse, Antheunis Boogert en Janis de Hamer.

In het najaar wordt in de Wilhelminapolder een buskruitmolen gesticht. Mr. J.L. de Bruin krijgt vergunning voor een uitweg naar zijn buskruitmolen. De plaats van de kruitmolen was tot voor kort nog algemeen bekend onder de naam van ‘de kruutmeulen’ aan het eind van het zwarte padje langs de spoorlijn.

Het hernieuwde contract voor het gebruiken van een dam op de Nieuwlandse wal voor de veerpont wordt door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Ook wordt toestemming verleend om het pontveer onderhands te verpachten ‘zoals ten meeste voordele van de stad zal bevonden worden’.

In oktober wordt de Gouverneur van Zeeland op zijn verzoek door de Koning ontslagen.

In november komt er bericht binnen dat geen aardappelen van buiten de provincie mogen worden ingevoerd of van hier naar buiten de provincie uitgevoerd.

Op oudejaarsdag deelt gemeenteontvanger Boddaert de gemeenteraad mee, dat hij, gebruik makend van de vergunde vrijheid door Zijne Majesteit de Koning bij zijn besluit van de 6e juli, de post van ontvanger van deze gemeente neerlegt. Hij verzoekt de nodige voorziening te treffen. Zijn verzoek wordt voorlopig voor kennisgeving aangenomen. In afwachting van de op handen zijnde reorganisatie van het stadsbestuur wordt secretaris Baars gevraagd om voorlopig de post van gemeenteontvanger waar te nemen.

* * *

Hoewel de vrede in Europa hersteld is lezen we af en toe nog over naweeën van de oorlogsjaren. Zo komt er in augustus van de Vrederechter van Veere een aanschrijving met voorschriften ‘hoe te handelen met landlopers en vagebonden, Pruisen zijnde’. In oktober komt er nog een ordonnantie van de Gouverneur voor de betaling ten behoeve van de veerman Gerard Meerman voor het overzetten van militairen over het le halfjaar van 1817.
In het archief zijn er van het jaar 1817 voorwaarden van aanbesteding, instructies en modelstaten voor de levering van brandstoffen, kaarsen, levensmiddelen en fourage ten behoeve van het leger.

* * *

Ook voor de Hervormde Gemeente is het een bewogen jaar. In maart deelt ds. Hondius mee dat hij zijn emeritaat wil aanvragen. Door gedurige ongesteldheid bevindt hij zich buiten staat om zijn dienstwerk nog waar te nemen. Hij voelt zich - hoe ongaarne ook - gedrongen deze stap te doen, ‘opdat ook langs deze weg spoedig deze gemeente een andere leraar zou kunnen bekomen’. De broeders achten de reden van de leraar alleszins gegrond en vinden geen zwarigheid zijn verzoek in te willigen.

Uit de begin dit jaar gehouden gezamenlijke vergadering tussen kerkenraad, kerkmeesters en vertegenwoordigers van de stadsregering (C.D. Baars, J. Crucq en J. de Marée) wordt het financiële beheer over het voorgaande jaar doorgenomen. De vergadering ‘wordt in liefde gescheiden’. De kerkerekening van boekhouder Jan Kramer sluit met een nadelig slot van ƒ 97.18.8, terwijl de armenrekening van boekhouder Hoogerheyde een batig saldo laat zien van ƒ 58.16.3.

Aftredend zijn dit jaar de ouderlingen Blaas Blaasse en Marinus de Nooijer en de diakenen Jacob de Nooijer en Maarten Kramer. In hun plaats worden gekozen tot ouderlingen Joos van Belzen en Jan Bernard Joosse en tot diakenen Jan Schets en Jacob Schoonenboom.

De notulen maken melding van een schipper, die beschuldigd wordt dat hij bij een waarzegster geweest is om te ontdekken wie de borden van z’n visnetten gestolen heeft. Hij wordt hierover ernstig onderhouden. Ook lezen we over Marinus Schroevers ‘die in grote verlegenheid verkeert omdat zijn krankzinnige echtgenote dreigt zichzelf of anderen om hals te brengen’. De enige oplossing is haar naar het simpelhuis te Middelburg te brengen, maar noch de familie, noch de kerk, noch de gemeente kunnen dit betalen. De kerkenraad verkeert hierover in de grootste verlegenheid.

In oktober stuurt de kerkenraad het Stadsbestuur een staat van de actuele toestand van de kerkekas. Tevens wordt verzocht ‘in verband met het zinneloos worden van Adriana de Ridder, huisvrouw van Marinus Schroevers, welke in het Simpelhuis moet worden geplaatst, onderstand te mogen bekomen’. Besloten wordt aan het Armbestuur een subsidie te verlenen van ƒ 100. Treffend is te lezen in het notulenboek dat zich in de uiterste nood onverwachts uitkomst voordoet. Tijdens de volgende kerkenraadsvergadering brengt diaken Jan Schets het verblijdende belicht, dat de heer Crucq gisteravond bij hem gekomen was en hem had ter hand gesteld een som van 150 gulden en 16 stuivers, zijnde van een onbekende milde geefster of gever uit Middelburg, welke wij hopen dat de goede God er voor zegenen zal. Dankzij de goede Voorzienigheid door het voornoemde geschenk zijn wij uit kommer en onrust gered en nu in staat om de ongelukkige vrouw in het simpelhuis te bezorgen’. Vrienden en bekenden bezorgen bed, dekens en kleding en enkele dagen later wordt vrouw Schroevers naar het simpelhuis gebracht. In de notulen van 4 april 1818 troffen we een verzoek van Marinus Schroevers aan of z’n vrouw weer thuis mag komen, aangezien ze volgens de dokter hersteld is van haar zielsziekte. Ds. Hondius en diaken Schets brengen haar daarop in het simpelhuis een bezoek en spreken daarna de dokter. Zij komen daarbij tot het oordeel dat ze volkomen hersteld is.

De kerkenraad besluit voortaan alleen nog maar kerkdiensten op woensdagavond te houden bij lichte maan. De weekdiensten in de winter beantwoorden nu niet aan hun doel. De vissers zijn nagenoeg elke woensdagavond van huis.
Door het geringe aantal mensen dat dan in de kerk komt worden de onkosten van de kaarsen niet goed gemaakt door de collecte. Ook de zwakheid en ongesteldheid van de predikant wordt door de koude tijdens de winteravonddiensten in de kerk niet bevorderd.

Een verzoek van de kapitein van de 5e kompagnie van het 2e bataljon der Schutterij, J.H. Siebert, om gebruik te maken van de wandelkerk voor de oefening in de wapenhandel van de onderofficieren wordt ingewilligd.

Een Arnemuidse visser uit begin van de 19e eeuw.
Een Arnemuidse visser uit begin van de 19e eeuw.

1819

Dit jaar breekt er eindelijk een periode van rust aan na de roerige jaren tijdens en na de Franse overheersing. Van 1819 zijn weinig opzienbarende feiten te melden. Het leven herneemt z’n gewone loop.

Begin januari wordt een aantal benoemingen verricht. Tot stadstimmerman voor het jaar wordt aangewezen de timmermansbaas Johannis Crucq. Tot architect over de stedelijke gebouwen wordt aangesteld Janis de Marée. Besloten wordt evenals vroeger weer houttellers aan te stellen. In deze functie worden benoemd Jacob Jooszn Grootjans en Marinus Kervink. Als commissaris voor het Sint Jansgilde wordt in de plaats van burgemeester Christiaan Crucq benoemd Cornelis Kraamer.

Dit jaar wordt getracht de gemeenteraad te completeren met een 7e lid. Op dubbeltal worden gesteld Adriaan Adriaanse (de molenaar) en Paulus de Meulmeester (de timmermansbaas). Benoemd wordt Adriaan Adriaanse. Adriaanse zal vele jaren als raadslid en wethouder Arnemuiden dienen.
Nu de gemeenteraad compleet is wordt het volgende rooster van aftreden gemaakt: in 1819 Jan van der Weele en Pieter Meerman; in 1820 Janis de Marée en Leendert  Wisse; in 1821 Abraham van Eenennaam, Cornelis Kraamer en Adriaan Adriaanse.

* * *

Het provinciaal bestuur stuurt de gemeente een ‘Reglement op de zetting van het brood’. Secretaris Baars, de aangewezen commissaris namens de gemeente over de broodbakkers, wijst er op dat het Reglement in Arnemuiden nog niet toegepast kan worden ‘omdat het geheel uitgaat van het zogenaamde metrieke stelsel’. Dit door Napoleon nog ingevoerde stelsel is gebaseerd op maten en gewichten, die in onze gemeente nog niet voorhanden zijn. Er wordt dan ook besloten zo spoedig mogelijk de nieuwe gewichten voor rekening van de stad aan te kopen.

Johannis Schets wil een schuur bouwen voor zijn bedrijf terzijde van zijn huis aan de Markt (wijk A nummer 29). Hij is van plan om die schuur recht te trekken op de muur van zijn erf grenzend aan de Noordstraat. Daarvoor heeft hij 10 à 11 voet stadsgrond in een schuins afnemende richting op een terrein van twee roeden nodig. Er wordt mee akkoord gegaan ‘ter zetting van de schuur 8 voeten grond van de stad in te nemen, te rekenen van de nu staande schuur of loge’.

Dit jaar treden als gecommitteerden ofwel vertrouwensmannen namens de stemgerechtigden van Arnemuiden op de notabelen Jan Bernard Joosse (van het karoterijbedrijf), Adriaan Adriaanse (de molenaar), Paulus de Meulmeester (de timmermansbaas), Johannis Crucq (de timmermansbaas) en Johannis Schets. De vier eerstgenoemden behoren tot de voorvaderen van de auteurr van deze Kroniek.

Ten overstaan van deze vertrouwensmannen doet de vorige gemeenteontvanger Boddaert rekening en verantwoording van zijn financiële administratie over 1818. Daaruit blijken de ontvangsten te hebben bedragen ƒ 2.297,71, de uitgaven ƒ 2.076,44 en het batig saldo ƒ 221,27.

Er wordt een Ordonnantie vastgesteld voor de heffing van de plaatselijke belastingen. Enkele heffingen zijn:
10 cent voor iedere stoop (3 kannen) wijn; 10 cent voor iedere stoop brandewijn, liqueur of genever; 75 cent voor ieder half vat bier; 4 gulden voor de slacht van een rund; 3 gulden voor de slacht van een varken; 1 gulden voor de slacht van een kalf; 50 cent voor de slacht van een schaap; 1 cent per pond vlees of spek; een halve cent per pond brood; 80 cent voor iedere zak tarwe ter breking op de koornmolen.

Verboden wordt het zetten van enig gelag door herbergiers of tappers ‘s avonds na tien uur op een boete van ƒ 6 voor de eerste reis en ƒ 12 voor de tweede keer. In de gelagkamer gevonden inwoners van Arnemuiden zullen de eerste keer verbeuren ƒ 3 en de tweede keer ƒ 6. Echter, ‘vreemdelingen, deze stede passerende, zullen bevrijd zijn of verschoond worden’. Verder wordt verboden het lopen zingen en gerucht maken langs de straten overdag, ’s avonds of in de nacht tegen bedreiging van een boete zoals bepaald bij het Lijfstraffelijk Wetboek.

Ook wordt bepaald dat van nu voortaan de stadsbode Harthoorn voor het genot van het zogenaamde Stadhuishof verplicht zal zijn de straat, zowel voor het Stadhuis als daar achter, behoorlijk en ten allen tijde zuiver te houden.

* * *

Er is ook iets te doen over de veldwachter. Tot op heden functioneert de veldwachter voor zowel Arnemuiden als voor Kleverskerke en Nieuwland. Nieuw- en Sint Joosland wil echter ingaande 1820 een eigen veldwachter hebben. Verzocht wordt of Arnemuiden het nu door Nieuwland gedragen aandeel er bij wil nemen. De gemeenteraad voelt er niets voor de meerdere kosten voor de veldwachter te dragen, maar zou liever zien dat tot verkrijging van een bekwaam heelmeester een traktement door de drie gemeenten van Arnemuiden, Nieuw- en Sint Joosland en Kleverskerke kon worden geaccordeerd.

Vanuit de school is eveneens iets te melden. De schoolmeester Hoogerheyde is vanwege de heersende kinderziekten, ook in zijn gezin, genoodzaakt enige tijd de school te sluiten. Als schadeloosstelling ontvangt hij ƒ 12.

Een vermeldenswaardig besluit is dat op voorstel van de secretaris wordt besloten om voortaan ‘als van ouds’ te bepalen dat door de secretaris van het verhandelde in de gemeenteraad aantekening zal worden gehouden. De notulen zullen tijdens de eerstvolgende raadsvergadering worden voorgelezen en geaccordeerd.

De Centrale Directie Walcheren stelt voor om de Dokpolder en de Houwerpolder aan te slaan en de eigenaren bovendien een suatiegeld van 10 stuivers per gemet te doen betalen. De gemeenteraad ziet echter geen enkele reden waarom die polders nu zouden moeten worden aangeslagen, ‘daar die bevorens nimmer enige lasten van dien aard onderhevig zijn geweest’.

Op zaterdag 20 november wordt door een deputatie uit de gemeenteraad (secretaris Baars, De Marée en Kraamer) ’een visitatie gehouden op de smederijen, ovens en schoorstenen in deze gemeente’. Gerapporteerd wordt ‘dat men over het algemeen dezelve zuiver en behoorlijk geveegd hadde gevonden, uitgezonderd enige welke heden ontboden waren, om hun het zuiveren daarvan nogmaals aan te bevelen’. Bij de nalatigen zal op zaterdag 4 december nogmaals visitatie worden gehouden.

* * *

Dit jaar is het Sas of de sluis in het Arnemuidse kanaal in werking. Wel wordt er nog gebakkeleid over de bekostiging en het onderhoud. Het provinciaal bestuur acht de sluis van plaatselijk belang en wil niets ten laste van het gouvernement laten komen. Het provinciaal bestuur adviseert wel een ‘Commissie voor het beheer en onderhoud van het Arnemuidsche kanaal, de daarin liggende sluis en verdere werken’ te benoemen. In deze commissie worden benoemd een vertegenwoordiger van de gemeenteraad (secretaris Baars, die tevens voorzitter wordt), een vertegenwoordiger van de belanghebbende polders, een vertegenwoordiger van de eigenaren van de zaagmolens en een vertegenwoordiger van de eigenaren van de zoutketen. Tot dekking van de onderhoudskosten van de sluis zal door de passerende schuiten een halve stuiver per last en een halve stuiver schutgeld moeten worden betaald. Verder zal jaarlijks ƒ 50 uit de gemeentekas en een halve stuiver per gemet van de polders die in het Arnemuidse kanaal spuien worden bijgedragen.

Het wachthuisje, staande op het Hoofd en aldaar ettelijke jaren geleden vanwege het Franse bewind gebouwd, verkeert in een zeer vervallen staat. Omdat het van geen belang meer is voor de stad wordt besloten het af te breken en de wal weer in orde te maken. Ook kan eventueel op de plaats van het wachthuisje ‘een bewoonbaar gebouw’ geplaatst worden, mits de passage tussen de schuur van C. Kraamer en dat gebouw onbelemmerd wordt gelaten.

* * *

Van de Hervormde Gemeente kan het volgende worden vermeld.
De armenrekening over 1818 heeft een batig saldo van ruim ƒ 182, terwijl de kerkerekening over 1818 een nadelig saldo heeft van ƒ 84. De inkomsten van de kerk verminderen eerder dan dat ze vermeerderen door nalatigheid in de betaling van het zitplaatsengeld. Na ernstige overweging, alhoewel met weerzin, wordt het noodzakelijk geoordeeld bij blijvende onwilligheid, hoe ongaarne ook, plankjes op de zitplaatsen van de onwillige betalers te doen slaan door de kerkmeesters.

Dit jaar wordt de invoering van het Reglement op de administratie van de kerkelijke fondsen besproken. De kerkenraad overweegt dat de invoering niet dan met grote zwarigheden gepaard zal gaan. Het Provinciaal College van Toezicht over de kerkelijke administratie wordt het volgende geschreven:

Wij verheugen ons dal wij in ons verarmd Arnemuiden vrijmoedigheid hebben om aan uwe vergadering te durven schrijven, dat er geene klachten zijn over het onderhoud van de kerk. Drie leden uit de regering en twee uit de inwoners zijn kerkmeesters. Jaarlijks geschiedt de rekening opentlijk en wordt in de behoeften voorzien, wel op een andere wijze als in het decreet van 13 februari wordt opgegeven, maar evenwel tot genoegen. Wij wensen dat dit op die voet zal blijven.

Het Reglement op het beheer van de kerkelijke fondsen in Zeeland van februari 1819 wordt in Arnemuiden eerst ingevoerd krachtens Koninklijk Besluit van 3 oktober 1847 om daardoor een einde te maken aan een minder deugdelijke administratie.

Het Collegium Qualificatum (in bijzijn van burgemeester Crucq en secretaris Baars namens het Stadsbestuur) gaat op zaterdag de 3e juli ’s avonds om 6 uur over tot verandering van de kerkenraad. Uit de gestelde dubbeltallen worden tot ouderlingen gekozen Adriaan Adriaanse en Blaas Blaasse en tot diakenen Adriaan de Smid en Pieter Zwigtman.

Aan ds. P. Hondius wordt bij Koninklijk Besluit van 1 augustus emeritaat verleend. Spoedig daarna vestigt de predikant zich te Leerdam, waar hij op 17 april 1833 is overleden. Voor het voorbeeldige werk van ds. Hondius wordt onder meer verwezen naar het vermelde onder 1813/1814. De Classis geeft toestemming om een nieuwe predikant te beroepen. De ouderlingen Adriaanse en Crucq bezoeken het Stadsbestuur om vergoeding te vragen voor de beroepingskosten.

Een Arnemuidse visleurder.

Meer artikelen...

  1. 1820
  2. 1821
  3. 1822
  4. 1823