1821

In het in 1821 verschenen boekje ‘Geschied- en aardrijkskundige beschrijving der provincie Zeeland, ten gebruike der scholen’ door P.N. Muyt zijn de volgende aardige bijzonderheden over Arnemuiden omstreeks deze tijd opgenomen:

Arnemuiden, anderhalf uur gaans langs de zeedijk oostwaarts van Veere gelegen, kon men weleer onder de bloeiendste koopsteden tellen, doch hetzelve is wegens veelvuldige tegenspoeden tegenwoordig zeer in verval.
Ook hier ter plaatse overtrof de hoogte van het zeewater in 1808 alle gewone vloeden, zodat hetzelve over de markt stroomde en in verscheidene kelders en huizen de levensmiddelen en het huisraad bedierf, alsmede enige regenbakken en welputten onbruikbaar maakte, doch voor het overige heeft deze vloed alhier geen merkwaardige verwoestingen aangericht.

Deze stad bevat nog geen 900 inwoners, die zoveel mogelijk hun bestaan vinden in de zouthandel en de visvangst.
De aanzienlijkste gebouwen te dezer plaatse zijn het raadhuis en de kerk, welke onlangs nog zeer aanmerkelijk is verbeterd en hersteld.

De merkwaardigste bijzonderheden, welke ik u van deze plaats verder kan mededelen, zijn dat van hier het eerste schip naar Oost-Indïè vertrok en dat alhier, in 1586, de zo beroemde Godgeleerde Joos van Laren, gewezen predikant te Vlissingen, is geboren, zo algemeen bekend wegens zijn ervarenheid in de oosterse talen, terwijl hij ook als één der overzieners van de nieuwe vertaling des Ouden Testaments en als schrijver van vele geleerde werken bekend staat. De vermaarde Godgeleerde H. Junius wordt gezegd te dezer plaatse gestorven te zijn.

* * *

Begin dit jaar arriveren eindelijk de nieuwe maten en gewichten. De ijkmeester brengt de oude lengtematen en gewichten op het Stadhuis. Deze zullen nu uit de hand verkocht worden. De opbrengst hiervan is circa ƒ 30. Voor dit geld wordt aangekocht: een koperen Nederlandsch gewicht van twee ponden (dit is de nieuwe broodmaat die nodig is voor de broodwegers); een houten turfton; een houten kalkton en een houten kolenmaat voorzien van ijzeren banden.

De broodzetters worden gemachtigd ‘om met begin april de broodzetting alleen te bepalen bij het gewicht, zodat de regeling daarvan, volgens het nieuwe stelsel van gewicht, alleen zich zal moeten bepalen naar mate van de prijs der granen, in vermeerdering of vermindering van gewicht van een brood van 10 cent in haar onderscheiden soorten’.

* * *

In januari wordt de burgemeester bij de Gouverneur van Zeeland ontboden. Daar krijgt hij te horen dat de gemeente Nieuw- en Sint Joosland een afzonderlijke veldwachter verlangt. Al sinds jaren vervult Klaas Flink deze functie voor de gemeenten Arnemuiden, Kleverskerke en Nieuw- en Sint Joosland.

Nieuwland verlangt dat òf de veldwachter op Nieuw- en Sint Joosland komt wonen òf een afzonderlijke veldwachter. De burgemeester belooft het aan de gemeenteraad te zullen voorleggen. De gemeenteraad is echter zeer verwonderd over het optreden van de buurgemeente. Men ziet geen enkele noodzaak voor het aanhoudend aandringen van het Nieuwlandse gemeentebestuur om een eigen veldwachter. Arnemuiden is immers de enige passage na het Sloe. En nu moet het toch ook gebeuren met één veldwachter die voor de drie gemeenten dienstbaar is. Vele voetgangers passeren deze gemeente naar het Sloe en Nieuwland kan van de reizigers die met een rijtuig naar het Sloe passeren geen overlast ondervinden. Ook wordt overwogen dat onze gemeente veel meer bedelaars krijgt, doch dat die moeilijk kunnen worden geweerd zolang het provinciaal bedelaarshuis niet in werking is. Men kan niet ‘aan de zonderlinge begeerte van het Nieuwlandse bestuur voldoen, daar men in verhoging van het tractement voor de veldwachter niet kan treden en men de nu verminderde belasting niet opnieuw in verhoging kan voordragen’. En zo fulmineert de gemeenteraad nog enige tijd door.
De gemeenteraad kan er, na uitvoerige overwegingen, mee instemmen dat de veldwachter in Nieuwland gaat wonen mits Arnemuiden door hem even als ’t Nieuwland en Cleverskerke wordt bediend en iets minder in z’n traktement wordt aangeslagen. Het komt er op neer dat men eigenlijk wel zou willen beschikken over een eigen veldwachter zonder hier meerdere kosten aan te hebben.

De Gouverneur van Zeeland beslecht de zaak op de volgende wijze: Arnemuiden behoudt een eigen veldwachter; Nieuwland krijgt ook een eigen veldwachter en Arnemuiden moet zelf een compensatie zoeken voor het verlies van de bijdrage van ƒ 160 van Nieuwland.

De veldwachter Klaas Flink voorziet problemen. Hij verzoekt bij voorbaat om - indien hij overgeplaatst wordt naar Nieuwland - schadeloosstelling voor de ƒ 60 die hij thans als kloksteller geniet. Echter, Klaas Flink hoeft niet te verhuizen. Door het gemeentebestuur van Nieuw- en Sint Joosland wordt al in maart een afzonderlijke veldwachter, namelijk Pieter Amerant, aangesteld. De post voor jaarwedde van de veldwachter op de begroting van Arnemuiden wordt met ƒ 45 verhoogd. Er wordt in berust dat de dienst van Klaas Flink te Nieuwland vervallen is.

* * *

Vanaf 1821 blijkt het onmogelijk het veer van Arnemuiden op Nieuwland met een pontveer te verpachten. Vanaf nu wordt het veer met een roeiboot bediend, zoals ook tot 1797 geschiedde. Bij publieke verkoop wordt op de 14e februari de rijpont, de sloep en het verder toebehoren verkocht. Echter, niemand toont op de geplaatste advertentie in de Middelburgse Courant enige belangstelling. Daarom besluit het gemeentebestuur nu maar tot onderhandse verkoop over te gaan.

In het bijzijn van een drietal gecommitteerden uit de gemeente, te weten Johannis Crucq, Paulus de Meulmeester en Jan Kraamer, wordt de jaarrekening van het jaar 1820 met een batig slot van ƒ 1.426,98 (ƒ 3.554,15 aan ontvangsten en ƒ  2.127,16 aan uitgaven) vastgesteld.

De Centrale Directie Walcheren verzoekt de gemeenteraad een verbod in te stellen tegen het laten weiden van koebeesten langs de wegen op de minst nadelige manier voor de belanghebbenden. De gemeenteraad overweegt dat die lieden niet onder de bijzondere behoeftigen gerekend kunnen worden. De veehouders krijgen echter wel toestemming om het gras langs de wegen en wegelingen voor hun vee af te maaien.

De eigenaar van de kruitmolen in de Wilhelminapolder, mr. J.C. de Bruijn, verzoekt vergunning tot de heffing van een tol voor het onderhoud van de weg van de zaagmolens langs Arnemuiden naar zijn kruitmolen ‘de Gouden Draak’.

In augustus komt er een verzoek binnen van Josephus Hendrikus van Opdorp, ‘behoorlijk geëxamineerd en geadmitteerd heel- en vroedmeester, verlangend zich alhier te vestigen’. Het gemeentebestuur stemt er mee in dat Van Opdorp zich hier als chirurgijn vestigt tegen een traktement van ƒ 75 per jaar.

* * *

Zeer opvallend is de geringe belangstelling van de raadsleden voor het bijwonen van de raadsvergaderingen dit jaar. Van de zeven raadsleden zijn er in januari maar drie, in maart twee, in april twee, in mei maar een en in juni ook maar een aanwezig. Het  trouwst aanwezig zijn Janis de Maree en Abraham van Eenenennaam. Vandaar is het van belang dat Gedeputeerde Staten in juni goedkeuring hechten aan het jaarlijks uitkeren van een presentiegeld van ƒ 75 aan de raadsleden. Bij afwezigheid zullen de raadsleden in het vervolg telkens drie stuivers verbeuren, ‘welke boete nevens het geaccordeerde presentiegeld jaarlijks onder de leden zal worden verdeeld’. Dit blijkt te werken. Opvallend is dat gelijk de volgende raadsvergadering alle zeven vroede vaderen present zijn.

In september zijn de raadsleden Adriaanse, Van Eenenenaam en Kraamer aftredend. Tegenkandidaten zijn Johannis Schets, Paulus de Meulmeester en Adriaan de Smidt. De zittende leden worden weer herbenoemd.

* * *

Was het een heugelijk moment toen in 1818 de eerste steen werd gelegd voor het nieuwe sas of de sluis in het Arnemuidse vaarwater, het blijkt al spoedig dat het sas een bron van enorme zorgen zal worden. Het begint al dit jaar als blijkt dat er een buitengewone reparatie voor het behoud van de sluis nodig is. Deze zal maar liefst ƒ 1.000 kosten. Hiervoor wordt ‘de bodem bestort en de boorden van een gedeelte van het Arnemuidse kanaal beharnast’. Tot dekking van de kosten wordt de jaarlijkse bijdrage voor de passage van de hoogaarzen van ƒ 50 verdubbeld. De grote visschuiten dienen voortaan ook ieder jaarlijks ƒ 3 op te brengen. Het meerdere zal ten laste van de stad worden genomen ‘aangezien de weinige welvaart derzelve dit van hun te vorderen te drukkend zou worden en mitsdien een som van ƒ 100 daar aan toe te brengen’.  

In oktober kan secretaris Baars in zijn functie van voorzitter van de Commissie van Toezicht op de keersluis melden dat het buitengewone onderhoud aan de sluis is verricht. Helaas, er is een nieuw probleem aan het licht gekomen. Ontdekt is dat de vloeddeuren van onderen door de paalworm zijn aangevreten en verteerd en noodzakelijk dienen te worden gerepareerd, wil men van de sluis de zo nuttige diensten genieten. Door de uitgevoerde reparaties is er een schuld overgebleven van ƒ 206. Sommige raadsleden willen deze schuld eerst aanzuiveren. Akkoord wordt gegaan met de nieuwe reparaties vanwege het groot belang dat deze gemeente in de sluis heeft.

* * *

Raadslid Adriaanse wijst er op dat door kwaadwillige personen het boomgewas wordt geschonden. Ook ontziet men het niet om onder de naam ‘van voedsel voor de konijnen te zoeken’ tuin- en veldgewassen te roven. Hiertegen zal een waarschuwing worden gepubliceerd.

Ook de schoolmeester Hoogerheijde doet van zich spreken. Hij verzoekt het gemeentebestuur hem, evenals andere schoolhouders in dit eiland, enig huis- of schoolhuur toe te kennen. Overwogen wordt dat ‘zijn tractement reeds twee maal verhoogd is, welke laatste verhoging als schoolhuur kan worden aangemerkt’. Hoogerheijde neemt hiermee geen genoegen en wendt zich tot de Gouverneur van Zeeland.

De Gouverneur van Zeeland vestigt de aandacht van de gemeenteraad op het nut van een brandspuit. Deze is er tot nu toe niet in de gemeente. Er wordt een commissie ingesteld, bestaande uit burgemeester Crucq en de raadsleden Van Eenennaam en De Marée, om naar de prijs van een brandspuit te vernemen en de gemeenteraad over de aankoop, plaatsing en onderhoud van advies te dienen. Uit een bij de brandspuitmaker Vervenne te Middelburg gevraagde offerte blijkt een nieuwe brandspuit ƒ 680,40 te kosten, nader gespecificeerd als volgt: een brandspuit ƒ 400,00; 20 brandemmers ƒ 70,00; 4 lantaarns f 10,40; 3 brandhaken f 21,00; 2 brandladders f 18,00; 1 stok voor de brandmeester, voorzien van het stadswapen f 11,00; voor de bewaarplaats in het turfkot van de kerk f 150,00.
Besloten wordt tot de aanschaf van de brandspuit over te gaan, niettegenstaande Gedeputeerde Staten verlangen dat een brandspuit met zuigpomp wordt aangeschaft. Hierdoor komen de aanschafkosten ƒ 200,00 hoger te liggen. Dat een brandspuit hoogst noodzakelijk is blijkt wel uit het volgende. De burgemeester meldt dat bij hem enige klachten zijn ingekomen ‘wegens het onvoorzichtige en gevaarvolle dat op de werf en in de loges bij de werf alhier plaats vindt bij het heten van teer’. Er zal een inspectie in de loges en op de werven plaatsvinden ‘om het onvoorzichtige aldaar te keer te gaan’.

Dit jaar stelt het provinciaal bestuur een Reglement voor het keuren van het slachtvee vast. In verband hiermee dient een keurmeester te worden aangesteld. In deze functie wordt benoemd Janis de Marée. Het keurloon voor een os, koe of rund bedraagt 50 cent, voor een vaars, kalf of varken 25 cent en voor een schaap of lam 10 cent. Ook mag 20 cent gerekend worden voor ieder uur heen en weer waar de keurmeester zich zal moeten begeven.

In de herfst wordt besloten om de dokweide, waar vroeger de stadshaven lag, te beplanten met bomen.

* * *

Over de Hervormde Gemeente kunnen over dit jaar weinig bijzonderheden worden vermeld wegens het ontbreken van de notulen over 1821. Uit een door de kerkenraad overgelegde voordracht van vier personen worden tot nieuwe diakenen benoemd Lieven Verstraate en Abraham Katte.

Eind december besluit het Stadsbestuur naar aanleiding van het dringend beroep van de kerkenraad een subsidie van ƒ 150 te verlenen om in de behoeften van de armen te voorzien.