1817

Op 29 november wordt bekend dat bij Koninklijk Besluit van 12 oktober Christiaan Crucq tot burgemeester van Arnemuiden is benoemd. Op 6 december wordt hij in de Statenkamer van de Abdij te Middelburg beëdigd. Crucq zal het burgemeestersambt bekleden tot 1825. Hij is de grootvader van de latere burgemeester C.J. Crucq (1871-1892). De kerkenraad van de Hervormde Gemeente stuurt de nieuwe burgemeester een hartelijke gelukwens.

Christiaan Crucq, geboren te Middelburg op 30 augustus 1761 als zoon van Carel Crucq en Neeltje Garnaay, heeft in Arnemuiden samen met zijn broer Johannes (de grondlegger van het nu bijna 200 jaar oude timmermansbedrijf J.K. Crucq) vele functies bekleed. Hij was koopman, poorter, bakkersbaas vanaf 1785 tot en met 1798, weesmeester van 1800 tot 1803, rechter van 1800 tot en met 1803, collecteur van de tol op de wachten in 1805, baljuw van 1800 tot en met 1811, plaatsvervanger van de waterbaljuw van 1805 tot en met 1807, schepen van 1806 tot 1810, waarnemend burgemeester en vervolgens burgemeester van 1810 tot en met 1814 en van 1817 tot en met 1825. Hij woonde in het huis ‘de Maene’ bovenaan de Markt. Daarnaast op de hoek Markt/Marktpoortstraat stond de bakkerswinkel ‘De Zon’. Ook z’n vader Carel Crucq had hier vanaf 1763 z’n bakkersbedrijf. Hij is overleden op 6 januari 1827 in de ouderdom van 65 jaar.

In dit huis, van oorsprong geheten ‘De Zon’, had de familie Crucq vanaf 1763 een bakkerswinkel. Van de grondlegger Karel Crucq ging het bakkersbedrijf over op Christiaan Crucq, de latere burgemeester. Na hem had z’n zoon Pieter Johannes (1799-1864) in dit pand z'n bakkersbedrijf. Hij werd weer opgevolgd door Christiaan Johannis (1827-1892). Nadat deze aanvankelijk broodbakker was, werd hij later secretaris en burgemeester van Arnemuiden. De bakkerswinkel ging toen over op Jacob Crucq (1845-1888), een neef, waarna deze later weer werd overgenomen door z’n zoon Karel Crucq. De bakkerswinkel in dit hoekhuis op de Markt is dus bijna 150 jaar in handen geweest van de familie Crucq.
In dit huis, van oorsprong geheten ‘De Zon’, had de familie Crucq vanaf 1763 een bakkerswinkel. Van de grondlegger Karel Crucq ging het bakkersbedrijf over op Christiaan Crucq, de latere burgemeester. Na hem had z’n zoon Pieter Johannes (1799-1864) in dit pand z'n bakkersbedrijf. Hij werd weer opgevolgd door Christiaan Johannis (1827-1892). Nadat deze aanvankelijk broodbakker was, werd hij later secretaris en burgemeester van Arnemuiden. De bakkerswinkel ging toen over op Jacob Crucq (1845-1888), een neef, waarna deze later weer werd overgenomen door z’n zoon Karel Crucq. De bakkerswinkel in dit hoekhuis op de Markt is dus bijna 150 jaar in handen geweest van de familie Crucq.

* * *

De Arnemuidse gemeenschap merkt deze jaren duidelijk dat er een koning uit het Oranjehuis in de plaats is gekomen van het Franse bewind. Op 5 maart verzoekt de Gouverneur van Zeeland om tijdens de kerkdienst dankzegging te doen voor de geboorte van een Prins op de 19e februari. Koning Willem I schrijft in mei het houden van een Dank- en Bededag voor op woensdag de 18e juni. Op die dag ‘moeten alle beroepen en openbare vermaken stilstaan’. Via een publicatie wordt de inwoners hiervan kennis gegeven.

Later in het jaar komt bericht dat de Koning op de 8e augustus een bezoek wil brengen aan het eiland Walcheren.
Burgemeester Crucq, raadslid De Marée en secretaris Baars worden aangewezen om op audiëntie te gaan bij de Koning en hem namens de Arnemuidse gemeenteraad te complimenteren en de belangen van de stad bij hem te bepleiten. Ook worden de nodige orders gegeven voor het uitsteken van de vlaggen van de openbare gebouwen en het luiden van de klokken wanneer Zijne Majesteit Arnemuiden mocht passeren. Bij het bezoek aan de Koning overhandigt de commissie hem tijdens zijn verblijf te Middelburg een verzoekschrift namens het gemeentebestuur. De audiëntie en het gepresenteerde verzoekschrift blijven niet zonder resultaten!

In november komt er namelijk bericht van Zijne Majesteit dat een gift van ƒ 300 verleend wordt aan het Stadsbestuur om de aflossing van de schuld aan de nog door Napoleon ingezette Arnemuidse kustbewaarders gemakkelijk te maken. Aan de Gouverneur van Zeeland dient opgegeven te worden op welke wijze 's konings gift van ƒ 300 voor het aangegeven doel het beste kan worden aangewend. Na ingewonnen informatie over de grootte van de schuld wordt de Gouverneur hierover bericht.

Niet ingegaan wordt op het verzoek om de passage tussen Middelburg en Zuid-Beveland over Arnemuiden te verleggen. Wel is van groot belang de mededeling dat het leggen van een Sas in het Arnemuidse kanaal kan worden aanbesteed.

* * *

In maart vergaat een Engels schip, The Elisa, op de Banjaard. Arnemuidse vissers betreden als eersten het wrak. Het gerucht gaat rond dat zij het wrak geplunderd hebben. Zo krijgt de burgemeester op 28 maart van de Rechtbank te Middelburg opdracht om een huiszoeking te doen bij die vissers die het wrak betreden hebben. Nagegaan moet worden of bij hen gedeelten van het schip of touwwerk verborgen zijn. De huiszoeking levert echter niets op.

Van geheel andere aard is de brief van de Gouverneur van Zeeland in oktober, dat ‘de beloning van de vissers voor het bergen van goederen van het gestrande schip in november 1816’ nu spoedig zal volgen. Welk schip dit betrof heb ik niet kunnen achterhalen.

Op de 8e maart verdrinken ook drie Arnemuidse vissers op zee, namelijk Jacob van Belzen, Gillis Cornelisse en Adriaan de Ridder. Zijne Majesteit de Koning schenkt ten behoeve van de achtergelaten weduwen en wezen een gift van ƒ 200. Op verzoek van de Gouverneur wordt meegedeeld op welke wijze deze gift wordt verdeeld. Aan de weduwe en kinderen van Jacob van Belzen wordt ƒ 80 uitgekeerd; aan de weduwe en kinderen van Gillis Cornelisse ƒ 60 en aan de weduwe en het kind van Adriaan de Ridder ook ƒ 60. De uitdeling vindt eind november plaats.

* * *

In maart schrijft Abraham Schout het Stadsbestuur dat hij vernomen heeft dat Jacobus Leunis de Rijke, strosnijder en slachter, een hofstede binnen deze gemeente heeft gepacht en daarom de door hem uitgeoefende beroepen zal neerleggen. Hij verzoekt de functies van strodekker en slachter in deze stad te mogen uitoefenen. Het verzoek van Schout wordt goedgevonden, mits hij een deugdelijke attestatie overlegt.

De Gouverneur van Zeeland verzoekt in mei om de brandspuiten in een behoorlijke staat te houden. Merkwaardig is dat het Stadsbestuur besluit dit bericht voor kennisgeving aan te nemen ‘daar alhier geen brandspuiten zijn’.

De chirurgijn Coenraad de Jongh verzoekt Gedeputeerde Staten om zich onder het genot van traktement in Arnemuiden te mogen vestigen. Dit verzoek wordt voor advies aan het Stadsbestuur voorgelegd.

Dit jaar wordt de oude haven tussen Middelburg en het Sloe afgedamd. Deze oude haven is nu nog te herkennen aan het profiel van het terrein langs de Nieuwlandse weg tussen Middelburg en Nieuwland.

In juni wordt de nieuwe haven tussen Middelburg en Veere voltooid. De officiële opening heeft plaats op 9 augustus door Koning Willem I met zijn koninklijke jacht.

In oktober worden tot zetters voor de aanslagen van de plaatselijke belastingen voor 1818 benoemd Janis de Marée, Paulus de Meulmeester, Jan Bernard Joosse, Antheunis Boogert en Janis de Hamer.

In het najaar wordt in de Wilhelminapolder een buskruitmolen gesticht. Mr. J.L. de Bruin krijgt vergunning voor een uitweg naar zijn buskruitmolen. De plaats van de kruitmolen was tot voor kort nog algemeen bekend onder de naam van ‘de kruutmeulen’ aan het eind van het zwarte padje langs de spoorlijn.

Het hernieuwde contract voor het gebruiken van een dam op de Nieuwlandse wal voor de veerpont wordt door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Ook wordt toestemming verleend om het pontveer onderhands te verpachten ‘zoals ten meeste voordele van de stad zal bevonden worden’.

In oktober wordt de Gouverneur van Zeeland op zijn verzoek door de Koning ontslagen.

In november komt er bericht binnen dat geen aardappelen van buiten de provincie mogen worden ingevoerd of van hier naar buiten de provincie uitgevoerd.

Op oudejaarsdag deelt gemeenteontvanger Boddaert de gemeenteraad mee, dat hij, gebruik makend van de vergunde vrijheid door Zijne Majesteit de Koning bij zijn besluit van de 6e juli, de post van ontvanger van deze gemeente neerlegt. Hij verzoekt de nodige voorziening te treffen. Zijn verzoek wordt voorlopig voor kennisgeving aangenomen. In afwachting van de op handen zijnde reorganisatie van het stadsbestuur wordt secretaris Baars gevraagd om voorlopig de post van gemeenteontvanger waar te nemen.

* * *

Hoewel de vrede in Europa hersteld is lezen we af en toe nog over naweeën van de oorlogsjaren. Zo komt er in augustus van de Vrederechter van Veere een aanschrijving met voorschriften ‘hoe te handelen met landlopers en vagebonden, Pruisen zijnde’. In oktober komt er nog een ordonnantie van de Gouverneur voor de betaling ten behoeve van de veerman Gerard Meerman voor het overzetten van militairen over het le halfjaar van 1817.
In het archief zijn er van het jaar 1817 voorwaarden van aanbesteding, instructies en modelstaten voor de levering van brandstoffen, kaarsen, levensmiddelen en fourage ten behoeve van het leger.

* * *

Ook voor de Hervormde Gemeente is het een bewogen jaar. In maart deelt ds. Hondius mee dat hij zijn emeritaat wil aanvragen. Door gedurige ongesteldheid bevindt hij zich buiten staat om zijn dienstwerk nog waar te nemen. Hij voelt zich - hoe ongaarne ook - gedrongen deze stap te doen, ‘opdat ook langs deze weg spoedig deze gemeente een andere leraar zou kunnen bekomen’. De broeders achten de reden van de leraar alleszins gegrond en vinden geen zwarigheid zijn verzoek in te willigen.

Uit de begin dit jaar gehouden gezamenlijke vergadering tussen kerkenraad, kerkmeesters en vertegenwoordigers van de stadsregering (C.D. Baars, J. Crucq en J. de Marée) wordt het financiële beheer over het voorgaande jaar doorgenomen. De vergadering ‘wordt in liefde gescheiden’. De kerkerekening van boekhouder Jan Kramer sluit met een nadelig slot van ƒ 97.18.8, terwijl de armenrekening van boekhouder Hoogerheyde een batig saldo laat zien van ƒ 58.16.3.

Aftredend zijn dit jaar de ouderlingen Blaas Blaasse en Marinus de Nooijer en de diakenen Jacob de Nooijer en Maarten Kramer. In hun plaats worden gekozen tot ouderlingen Joos van Belzen en Jan Bernard Joosse en tot diakenen Jan Schets en Jacob Schoonenboom.

De notulen maken melding van een schipper, die beschuldigd wordt dat hij bij een waarzegster geweest is om te ontdekken wie de borden van z’n visnetten gestolen heeft. Hij wordt hierover ernstig onderhouden. Ook lezen we over Marinus Schroevers ‘die in grote verlegenheid verkeert omdat zijn krankzinnige echtgenote dreigt zichzelf of anderen om hals te brengen’. De enige oplossing is haar naar het simpelhuis te Middelburg te brengen, maar noch de familie, noch de kerk, noch de gemeente kunnen dit betalen. De kerkenraad verkeert hierover in de grootste verlegenheid.

In oktober stuurt de kerkenraad het Stadsbestuur een staat van de actuele toestand van de kerkekas. Tevens wordt verzocht ‘in verband met het zinneloos worden van Adriana de Ridder, huisvrouw van Marinus Schroevers, welke in het Simpelhuis moet worden geplaatst, onderstand te mogen bekomen’. Besloten wordt aan het Armbestuur een subsidie te verlenen van ƒ 100. Treffend is te lezen in het notulenboek dat zich in de uiterste nood onverwachts uitkomst voordoet. Tijdens de volgende kerkenraadsvergadering brengt diaken Jan Schets het verblijdende belicht, dat de heer Crucq gisteravond bij hem gekomen was en hem had ter hand gesteld een som van 150 gulden en 16 stuivers, zijnde van een onbekende milde geefster of gever uit Middelburg, welke wij hopen dat de goede God er voor zegenen zal. Dankzij de goede Voorzienigheid door het voornoemde geschenk zijn wij uit kommer en onrust gered en nu in staat om de ongelukkige vrouw in het simpelhuis te bezorgen’. Vrienden en bekenden bezorgen bed, dekens en kleding en enkele dagen later wordt vrouw Schroevers naar het simpelhuis gebracht. In de notulen van 4 april 1818 troffen we een verzoek van Marinus Schroevers aan of z’n vrouw weer thuis mag komen, aangezien ze volgens de dokter hersteld is van haar zielsziekte. Ds. Hondius en diaken Schets brengen haar daarop in het simpelhuis een bezoek en spreken daarna de dokter. Zij komen daarbij tot het oordeel dat ze volkomen hersteld is.

De kerkenraad besluit voortaan alleen nog maar kerkdiensten op woensdagavond te houden bij lichte maan. De weekdiensten in de winter beantwoorden nu niet aan hun doel. De vissers zijn nagenoeg elke woensdagavond van huis.
Door het geringe aantal mensen dat dan in de kerk komt worden de onkosten van de kaarsen niet goed gemaakt door de collecte. Ook de zwakheid en ongesteldheid van de predikant wordt door de koude tijdens de winteravonddiensten in de kerk niet bevorderd.

Een verzoek van de kapitein van de 5e kompagnie van het 2e bataljon der Schutterij, J.H. Siebert, om gebruik te maken van de wandelkerk voor de oefening in de wapenhandel van de onderofficieren wordt ingewilligd.

Een Arnemuidse visser uit begin van de 19e eeuw.
Een Arnemuidse visser uit begin van de 19e eeuw.