1819

Dit jaar breekt er eindelijk een periode van rust aan na de roerige jaren tijdens en na de Franse overheersing. Van 1819 zijn weinig opzienbarende feiten te melden. Het leven herneemt z’n gewone loop.

Begin januari wordt een aantal benoemingen verricht. Tot stadstimmerman voor het jaar wordt aangewezen de timmermansbaas Johannis Crucq. Tot architect over de stedelijke gebouwen wordt aangesteld Janis de Marée. Besloten wordt evenals vroeger weer houttellers aan te stellen. In deze functie worden benoemd Jacob Jooszn Grootjans en Marinus Kervink. Als commissaris voor het Sint Jansgilde wordt in de plaats van burgemeester Christiaan Crucq benoemd Cornelis Kraamer.

Dit jaar wordt getracht de gemeenteraad te completeren met een 7e lid. Op dubbeltal worden gesteld Adriaan Adriaanse (de molenaar) en Paulus de Meulmeester (de timmermansbaas). Benoemd wordt Adriaan Adriaanse. Adriaanse zal vele jaren als raadslid en wethouder Arnemuiden dienen.
Nu de gemeenteraad compleet is wordt het volgende rooster van aftreden gemaakt: in 1819 Jan van der Weele en Pieter Meerman; in 1820 Janis de Marée en Leendert  Wisse; in 1821 Abraham van Eenennaam, Cornelis Kraamer en Adriaan Adriaanse.

* * *

Het provinciaal bestuur stuurt de gemeente een ‘Reglement op de zetting van het brood’. Secretaris Baars, de aangewezen commissaris namens de gemeente over de broodbakkers, wijst er op dat het Reglement in Arnemuiden nog niet toegepast kan worden ‘omdat het geheel uitgaat van het zogenaamde metrieke stelsel’. Dit door Napoleon nog ingevoerde stelsel is gebaseerd op maten en gewichten, die in onze gemeente nog niet voorhanden zijn. Er wordt dan ook besloten zo spoedig mogelijk de nieuwe gewichten voor rekening van de stad aan te kopen.

Johannis Schets wil een schuur bouwen voor zijn bedrijf terzijde van zijn huis aan de Markt (wijk A nummer 29). Hij is van plan om die schuur recht te trekken op de muur van zijn erf grenzend aan de Noordstraat. Daarvoor heeft hij 10 à 11 voet stadsgrond in een schuins afnemende richting op een terrein van twee roeden nodig. Er wordt mee akkoord gegaan ‘ter zetting van de schuur 8 voeten grond van de stad in te nemen, te rekenen van de nu staande schuur of loge’.

Dit jaar treden als gecommitteerden ofwel vertrouwensmannen namens de stemgerechtigden van Arnemuiden op de notabelen Jan Bernard Joosse (van het karoterijbedrijf), Adriaan Adriaanse (de molenaar), Paulus de Meulmeester (de timmermansbaas), Johannis Crucq (de timmermansbaas) en Johannis Schets. De vier eerstgenoemden behoren tot de voorvaderen van de auteurr van deze Kroniek.

Ten overstaan van deze vertrouwensmannen doet de vorige gemeenteontvanger Boddaert rekening en verantwoording van zijn financiële administratie over 1818. Daaruit blijken de ontvangsten te hebben bedragen ƒ 2.297,71, de uitgaven ƒ 2.076,44 en het batig saldo ƒ 221,27.

Er wordt een Ordonnantie vastgesteld voor de heffing van de plaatselijke belastingen. Enkele heffingen zijn:
10 cent voor iedere stoop (3 kannen) wijn; 10 cent voor iedere stoop brandewijn, liqueur of genever; 75 cent voor ieder half vat bier; 4 gulden voor de slacht van een rund; 3 gulden voor de slacht van een varken; 1 gulden voor de slacht van een kalf; 50 cent voor de slacht van een schaap; 1 cent per pond vlees of spek; een halve cent per pond brood; 80 cent voor iedere zak tarwe ter breking op de koornmolen.

Verboden wordt het zetten van enig gelag door herbergiers of tappers ‘s avonds na tien uur op een boete van ƒ 6 voor de eerste reis en ƒ 12 voor de tweede keer. In de gelagkamer gevonden inwoners van Arnemuiden zullen de eerste keer verbeuren ƒ 3 en de tweede keer ƒ 6. Echter, ‘vreemdelingen, deze stede passerende, zullen bevrijd zijn of verschoond worden’. Verder wordt verboden het lopen zingen en gerucht maken langs de straten overdag, ’s avonds of in de nacht tegen bedreiging van een boete zoals bepaald bij het Lijfstraffelijk Wetboek.

Ook wordt bepaald dat van nu voortaan de stadsbode Harthoorn voor het genot van het zogenaamde Stadhuishof verplicht zal zijn de straat, zowel voor het Stadhuis als daar achter, behoorlijk en ten allen tijde zuiver te houden.

* * *

Er is ook iets te doen over de veldwachter. Tot op heden functioneert de veldwachter voor zowel Arnemuiden als voor Kleverskerke en Nieuwland. Nieuw- en Sint Joosland wil echter ingaande 1820 een eigen veldwachter hebben. Verzocht wordt of Arnemuiden het nu door Nieuwland gedragen aandeel er bij wil nemen. De gemeenteraad voelt er niets voor de meerdere kosten voor de veldwachter te dragen, maar zou liever zien dat tot verkrijging van een bekwaam heelmeester een traktement door de drie gemeenten van Arnemuiden, Nieuw- en Sint Joosland en Kleverskerke kon worden geaccordeerd.

Vanuit de school is eveneens iets te melden. De schoolmeester Hoogerheyde is vanwege de heersende kinderziekten, ook in zijn gezin, genoodzaakt enige tijd de school te sluiten. Als schadeloosstelling ontvangt hij ƒ 12.

Een vermeldenswaardig besluit is dat op voorstel van de secretaris wordt besloten om voortaan ‘als van ouds’ te bepalen dat door de secretaris van het verhandelde in de gemeenteraad aantekening zal worden gehouden. De notulen zullen tijdens de eerstvolgende raadsvergadering worden voorgelezen en geaccordeerd.

De Centrale Directie Walcheren stelt voor om de Dokpolder en de Houwerpolder aan te slaan en de eigenaren bovendien een suatiegeld van 10 stuivers per gemet te doen betalen. De gemeenteraad ziet echter geen enkele reden waarom die polders nu zouden moeten worden aangeslagen, ‘daar die bevorens nimmer enige lasten van dien aard onderhevig zijn geweest’.

Op zaterdag 20 november wordt door een deputatie uit de gemeenteraad (secretaris Baars, De Marée en Kraamer) ’een visitatie gehouden op de smederijen, ovens en schoorstenen in deze gemeente’. Gerapporteerd wordt ‘dat men over het algemeen dezelve zuiver en behoorlijk geveegd hadde gevonden, uitgezonderd enige welke heden ontboden waren, om hun het zuiveren daarvan nogmaals aan te bevelen’. Bij de nalatigen zal op zaterdag 4 december nogmaals visitatie worden gehouden.

* * *

Dit jaar is het Sas of de sluis in het Arnemuidse kanaal in werking. Wel wordt er nog gebakkeleid over de bekostiging en het onderhoud. Het provinciaal bestuur acht de sluis van plaatselijk belang en wil niets ten laste van het gouvernement laten komen. Het provinciaal bestuur adviseert wel een ‘Commissie voor het beheer en onderhoud van het Arnemuidsche kanaal, de daarin liggende sluis en verdere werken’ te benoemen. In deze commissie worden benoemd een vertegenwoordiger van de gemeenteraad (secretaris Baars, die tevens voorzitter wordt), een vertegenwoordiger van de belanghebbende polders, een vertegenwoordiger van de eigenaren van de zaagmolens en een vertegenwoordiger van de eigenaren van de zoutketen. Tot dekking van de onderhoudskosten van de sluis zal door de passerende schuiten een halve stuiver per last en een halve stuiver schutgeld moeten worden betaald. Verder zal jaarlijks ƒ 50 uit de gemeentekas en een halve stuiver per gemet van de polders die in het Arnemuidse kanaal spuien worden bijgedragen.

Het wachthuisje, staande op het Hoofd en aldaar ettelijke jaren geleden vanwege het Franse bewind gebouwd, verkeert in een zeer vervallen staat. Omdat het van geen belang meer is voor de stad wordt besloten het af te breken en de wal weer in orde te maken. Ook kan eventueel op de plaats van het wachthuisje ‘een bewoonbaar gebouw’ geplaatst worden, mits de passage tussen de schuur van C. Kraamer en dat gebouw onbelemmerd wordt gelaten.

* * *

Van de Hervormde Gemeente kan het volgende worden vermeld.
De armenrekening over 1818 heeft een batig saldo van ruim ƒ 182, terwijl de kerkerekening over 1818 een nadelig saldo heeft van ƒ 84. De inkomsten van de kerk verminderen eerder dan dat ze vermeerderen door nalatigheid in de betaling van het zitplaatsengeld. Na ernstige overweging, alhoewel met weerzin, wordt het noodzakelijk geoordeeld bij blijvende onwilligheid, hoe ongaarne ook, plankjes op de zitplaatsen van de onwillige betalers te doen slaan door de kerkmeesters.

Dit jaar wordt de invoering van het Reglement op de administratie van de kerkelijke fondsen besproken. De kerkenraad overweegt dat de invoering niet dan met grote zwarigheden gepaard zal gaan. Het Provinciaal College van Toezicht over de kerkelijke administratie wordt het volgende geschreven:

Wij verheugen ons dal wij in ons verarmd Arnemuiden vrijmoedigheid hebben om aan uwe vergadering te durven schrijven, dat er geene klachten zijn over het onderhoud van de kerk. Drie leden uit de regering en twee uit de inwoners zijn kerkmeesters. Jaarlijks geschiedt de rekening opentlijk en wordt in de behoeften voorzien, wel op een andere wijze als in het decreet van 13 februari wordt opgegeven, maar evenwel tot genoegen. Wij wensen dat dit op die voet zal blijven.

Het Reglement op het beheer van de kerkelijke fondsen in Zeeland van februari 1819 wordt in Arnemuiden eerst ingevoerd krachtens Koninklijk Besluit van 3 oktober 1847 om daardoor een einde te maken aan een minder deugdelijke administratie.

Het Collegium Qualificatum (in bijzijn van burgemeester Crucq en secretaris Baars namens het Stadsbestuur) gaat op zaterdag de 3e juli ’s avonds om 6 uur over tot verandering van de kerkenraad. Uit de gestelde dubbeltallen worden tot ouderlingen gekozen Adriaan Adriaanse en Blaas Blaasse en tot diakenen Adriaan de Smid en Pieter Zwigtman.

Aan ds. P. Hondius wordt bij Koninklijk Besluit van 1 augustus emeritaat verleend. Spoedig daarna vestigt de predikant zich te Leerdam, waar hij op 17 april 1833 is overleden. Voor het voorbeeldige werk van ds. Hondius wordt onder meer verwezen naar het vermelde onder 1813/1814. De Classis geeft toestemming om een nieuwe predikant te beroepen. De ouderlingen Adriaanse en Crucq bezoeken het Stadsbestuur om vergoeding te vragen voor de beroepingskosten.

Een Arnemuidse visleurder.