1755

Eind 1755 verklaart Algiers ons land de oorlog. Onder bevel van Hendrik Boudaen vertrekt een eskader van acht schepen naar de Middellandse Zee.

Ook in de Oost is het onrustig. De Verenigde Oostindische Compagnie heeft heel wat te stellen met opstandige inboorlingen op het eiland Java. Het gelukt de V.O.C. met de leider van de opstandelingen het traktaat van Gianti te sluiten.

De Engelse Minister-President maakt z’n bezorgdheid kenbaar aan de voormannen van ons land, Willem Bentinck, de hertog van Brunswijk, raadpensionaris Pieter Steijn en griffier Hendrik Fagel, over de houding van de Republiek in het geval de Fransen een invasie uitvoeren in Engeland.

Op kerkelijk gebied is het eveneens onrustig. Er is aanhoudend strijd tussen de ‘rekkelijken’ en de ‘preciezen’. Vooral de Zuidhollandse predikanten Holtius en Comrie ageren tegen de Leidse theologen en de Zwolse ‘rekkelijke’ predikant Anthony van der Os.

* * *

Het Stadsbestuur bestaat in 1755 uit de burgemeesters Cornelis de Mol en Jacob van de Kreke (in 1746 gekomen van Nieuwland), de vijf schepenen Casper Visser (afkomstig van het Vlaamse Namen), Marynis Haay (de schoolmeester), Johan Schets, Pieter Abramse (de schoenmaker) en Jan Peere (de smidsbaas) en de vijf raden Maarten Adriaanse (de timmermansbaas), Pieter Geene (eveneens timmermansbaas), Johan Ladenbergen (de chirurgijn), Gerrit van der Leye (ook timmermansbaas) en Cornelis van Ginhoven (de commies/licentmeester). Secretaris en eveneens thesaurier is Cornelis van Ginhoven.

* * *

Zeer grote zorgen zijn er dit jaar over de bouwvallige toestand van de kerk en toren. Ondanks dat in vorige jaren aanzienlijke sommen geld aan het kerkgebouw ten koste zijn gelegd, schieten de geldmiddelen van de stad tekort om het in behoorlijke staat te houden. In het midden van de 18e eeuw verkeert het in een zo treurige toestand, dat volgens een brief aan de kerkenraad van 7 februari het niet langer meer kan worden gebruikt. De historieschrijver Kesteloo veronderstelt dat het een ware ‘Augiusstal’ geweest moet zijn.

In februari gaat ook een gerucht door Arnemuiden dat de toren van de kerk scheef staat en aan het overhellen is. Het Stadsbestuur maakt ernst met dit gerucht. De toestand wordt geinspecteerd door de visitatoren van stadswerken Maarten Adriaanse en Gerrit van der Leye en de meeste leden van de vroedschap. Na gedaan onderzoek verklaren de beide timmermansbazen eenstemmig dat zij niets gevonden hebben hetgeen de allerminste aanleiding geeft voor deze geruchten.

Op de 29e januari komt een brief binnen van de predikant ds. La Motthe Willemsz ‘uit naam van de gansche kerkenraad geteykent, waerin deselve te kennen geven de caduqen en deplorabelen toestant van de kerk met versoek dat daerin mogt werden voorsien’. Deze brief nemen we in z’n geheel over, omdat de inhoud zeer belangwekkend is en toch wel een opmerkelijk licht werpt op de onderhoudstoestand van de kerk.

De kerkenraad heeft al enige tijd in serieuze en ernstige consideratie genomen den caduque en deplorabele toestand van het Heyligdom en Huys Gods te deser stede, waerdoor het genoegsaam buyten staat is geworden, om er het heylig dienstwerk te verrigten wegens de ondigtheyd der glasen en menigvuldige reten en garren in het dak, waardoor regen, sneeuw en wind passeren kunnen, zijn er niet alleen scherpe en gesontheyt benadelende tochten en winden binnen in de kerk, maar ook de sitplaatsen, immers vele derselve onbruykbaar, gelyk nog laatstelyk den 5e deser gebleken is, wanneer de kussens, stoelen en gemene banken soodanig besneeuwt waren dat sy sonder bederf van het gewaad niet konden beseten werden.
Het is thans in de 40 jaren geleden dat deselve niet is schoon gemaakt, waardoor de pylaren en muren een seer afschuwelyke en lelyke couleur en gedaante gekregen hebben en ieder vreemdeling doet vragen naar de oorsaken en redenen van soo een alderdiepst verval.
En eyndelyk is hier bygekomen een seer schromelyk gerucht dat en toren en kerk stonden in te storten en daardoor zyn vele in bekommerlyke gedagten gekomen, gelyk wy selve onder den godsdienst bemerkt hebben, wanneer er geduurig het een en 't ander van boven neder viel, dan eens op het lyf dan besyden hetselve, twelk de toehoorders het oog met een betrokken en strak aengesigt derwaarts deed heen wenden. Of er nu sulk een swaar perikel om in te storten in het gebouw van toren en kerk is, weten wy met sekerheyt niet, maar dan is het ook veel te lang met reparatie en melioratie gewagt, twelke voor so een dreygend gevaar moet aangewend worden.
Ondertussen weten wy dat de lekkages, waardoor sneeuw en regenwater in het hout en muurwerk inzakken, als zoveel breekbeytels konnen en moeten aangemerkt worden, welke nagt en dag aen het neder ploffen van het gebouw coöpereren. Het uytwijken van de zuydwester pilaar, met syn boveneynde en nog een gedeelte van de muur mede nemende, is als een sprekende waarschuwing dat er reparatie moet worden tewerk gelegd of dat anderszins sekerlyk eerlang den val tenminste van de Toren, die soo veel sware klokken torst, te wagten is. Om dit alles heeft de kerkenraad van heur disponibelen pligt geoordeeld uw agtbaren ‘t een en 't ander gedienstig en schuldpligtig voor te dragen, in consideratie gevende de gevolgen welke die bouwvallige toestand van het Huys Gods met sig heeft, als het hinderen van den vrucht des Woords aen die met sulke bekommering onder ‘t gehoor van deselve beswangert zyn, terwyl anderen uit bedugtheid voor verkoudheyt en andere gesondheydbenadelende ongemakken of om het leven niet in gevaar te brengen sig van ‘t gehoor des Goddelyken Woords absenteren en onttrekken, waerdoor dan ook merkelyke vermindering in ‘t versamelen van de liefdegaven veroorsaakt en deswegen aen de armen geen kleene schade staat toegebragt te worden, vooral indien dit gerucht in de naburige steden mogt gespargeert worden.
Wy twyfelen geensins of uw agtbaren sullen overreed syn van de dringende nootsakelykheit om de hand ter verbetering en herstelling van het seer caducque gebouw onser kerk aan ‘t werk te leggen en tot onse smert zyn wy overtuigd van des stads onvermogen om sulke sware lasten als het behoorlyk repareren soude vereisen, te kunnen dragen.
Waerom wy seer gedienstig versoeken dat uw agtbaren sulke middelen gelieven in het werk te stellen als in de gevallen van onvermogen gewoonlyk gebruykt worden.
Hiermede blyven wy na toebidding van ‘s Heeren allerdierbaarste zegeningen over uw aglbare personen, familiën en regering.

Arnemuyde, den 26 January 1755.

Die van de kerkeraed van Arnemuyden.
In aller naam Anth. La Motthe.

Het Stadsbestuur besluit de Middelburgse stadsarchitect (‘s Lands fabryk) Sinjeur Laurens van der Stel te vragen om een nauwkeurige inspectie te houden van de kerk en toren, daarover te rapporteren en de noodzakelijke reparaties te begroten, ‘teneinde alsdan te kunnen besluyten wat middelen aangewend konnen werden ten meeste profyte van de stad’.
Enkele weken later kan het rapport van ‘de heer stadsfabryk’ worden voorgelezen. Uit het rapport blijkt dat de toren wel een voet uit het lood hangt en de kosten van herstel een som van 9 à 10 honderd ponden Vlaams zullen bedragen.

Er ontstaan daarop plannen om een nieuwe, kleinere kerk te bouwen. Hiervoor maakt ‘s Lands inspecteur Bommené een tekening met ontwerp. De kosten worden begroot op £ 2000, exclusief de afbraakkosten van de oude kerk. Helaas is deze interessante tekening niet bewaard gebleven in het archief.

Het Stadsbestuur vraagt op 30 juli aan de Staten van Zeeland om vergunning voor het afbreken van de oude kerk en om op het oosteinde van de kerk, ter plaatse van het koor, een nieuwe kerk met een toren op de westelijke gevel, voorzien van een klok met heel en halfuurslag, te mogen bouwen. Tot dekking van de kosten zullen de speelklokken uit de toren worden verkocht.
De Staten zouden £ 200 moeten betalen inplaats van de jaarlijkse toelage van £ 6. Ze zouden ook vrijdom moeten verlenen van de huisschatting ten bedrage van £ 28:11:4 per jaar.

In zijn rapport somt Laurens van der Stel 'de grootste en voornaamste reparaties’ op:

1e. van de kerkmuren van buiten met haar drompilaren behoorde al het losse en geïnfecteerde metselwerk te worden uitgebroken en wederom volgemetseld. Alle de losse en uitgevallen voegen behoren schoon uitgehaald en weder vol gezet te worden. Sommige toegemetselde vormen kerkeglasen waarvan het metselwerk zeer is geïnfecteerd en van malkanderen gescheurd, behoorden te worden uitgebroken en opnieuw vol gemetseld. Sommige vormen kerkeglasen behoorden te worden uitgenomen, de schenkels en harnassen vernieuwd en de glasen verlood en de overige glasen gerepareerd te worden.
2e. de kapgebinten onder het kerkedak, waarvan de ondereinden van de stijlen niet aan elkander gekoppeld zijn, waardoor het kerkedak komt uit te spatten en de goten en spanplaten buiten de kerkmuren gedrongen worden, behoorden met koppelbalken of koppelijzers aan elkander te worden verbonden om het verder uitspatten te voorkomen. De losse en uitgeweken karbelen behoorden met ijzeren bouten en banden te worden vastgemaakt. Vele van de schaliedaken, die niet weinig ontramponeert zijn, behoorden gedeeltelijk te worden vernieuwd. De kerkmuren vereisen van binnen voor een gedeelte de kalk afgekapt te worden tot op de vaste steen en wederom volgeraapt. De ganse kerk vereist geheel gestoft en gewit te worden.
3e. de toren, dewelke naar gissing tenminste een voet uit het lood staat, behoorde recht gezet te worden en het is hoognodig dat gerepareerd worden de onderste torenstijlen met haar tafelelementbalken. De acht bovenste torenstijlen met haar karbelen en steekschoren vereisen nagenoeg alle vernieuwd te worden.

Al deze reparaties zullen volgens Van der Stel naar gissing zo’n 9 à 10 honderd ponden Vlaams kosten, ‘segge na gissing om datter op sulk of diergelyk werk niet wel een beraming te maken is sonder dat alvorens alles daar het nodig is werd ontbloot, exactelyk gemeten en opgenoteerd soo van de materialen als daglonen met de gereetschappen die tot het repareren of vernieuwen souden komen te vereysen’.
Hij raamt de kosten van de bouw van een nieuwe kerk en toren, waarbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt wordt van de materialen van de te slopen kerk, op 2000 ponden Vlaams.

Voor Arnemuiden, zo zeer verarmd door het sluipende verval, is dit een onvoorstelbaar hoog bedrag. Monseigneur Laurens van der Stel wordt daarom nogmaals verzocht een begroting te maken voor de bouw van een andere kerk. Maar Casper Visser, de latere secretaris van Arnemuiden, schudt z’n hoofd over de begroting van Van der Stel. Hij geeft in overweging 'of het niet beter was daer toe iemant anders te versoeken nademaal de fabryk Van der Stel sonder twyfel door de Staten van Zeeland tot nader onderzoek sal werden geïmployeerd (gebruikt)’. Zijn woorden maken indruk op de vroede vaderen en ze besluiten ‘s Lands Inspecteur Bommené daarvoor te vragen.

Twee maanden later komt er van Bommené een tekening en een kostenraming binnen voor een nieuwe kerk en toren. Ook is een verzoekschrift opgesteld voor de Staten van Zeeland, waarbij men goedkeuring vraagt voor de bouw van een nieuwe kerk en toren. Daarbij wijst men op ‘de alleszins cadeuque en gevaarlycke toestand van de kerk en toorn binnen de stad’. Het eerder uitgebrachte rapport van Laurens van der Stel voegt men er bij.
Maar niet iedereen is het daarmee eens. De regenten Maarten Adriaanse, Gerrit van der Leye, Jan Peere en Casper Visser protesteren tegen het indienen van een verzoek bij de Staten van Zeeland om goedkeuring voor de bouw van een nieuwe kerk.

* * *

Verscheidene bewoners van de Markt en Langstraat klagen over de weduwe De Niet (van de bakkerij en bakkerswinkel boven aan de Markt) vanwege ‘het stoken van haar bakovens met zaagsel, waarvan de buren klagen groote en ondraaglijke overlast te hebben’. De burgemeesters hebben de bakkersweduwe al eerder aangezegd het stoken met zaagsel achterwege te laten en zich te voorzien van andere brandstof. Tot nu toe tevergeefs. Ze wordt gelast vanaf heden twee maanden lang geen enkel zaagsel maar alleen andere brandstof te verstoken tot opwarming van de oven.

Er komt een verzoek binnen van een zekere Petrus Couperus uit Grypskerke om hier in de stad als tweede chirurgijn (naast de heelmeester Ladenbergen) te worden toegelaten. Besloten wordt ‘syn geheel versoek te ontseggen soo als het legt’. De reden is dat het Stadsbestuur het voortaan met één chirurgijn wil doen. Tot nu toe waren er steeds twee. Maar Couperus neemt hiermee geen genoegen. Hij wendt zich met een bezwaarschrift tot de Staten van Zeeland. Daaruit blijkt dat hij al een aantal jaren de chirurgie beoefent. In 1747 en 1748 heeft hij in ‘s lands hospitalen en ook in dienst van de Kamer Zeeland van de Verenigde Oostindische Compagnie op het schip ‘Zaamslag’ als genees- en heelmeester gewerkt. Hij wil nu graag van woonplaats veranderen en zich in Arnemuiden vestigen. Hij vermeldt ook dat het Stadsbestuur ‘hem de vryheid laat om binnen de stad te praktiseren soo als hy ook daaglyks doet’.

Het Stadsbestuur, om advies gevraagd door de Staten van Zeeland, geeft een reactie van vele bladzijden lang aan de Staten. Daaruit blijkt dat Couperus de hele stad opstookt en ‘vele kruisjes en handmerken versamelt, vooral van de soutkeeten’, om als tweede chirurgijn toegelaten te worden. Uiteindelijk wordt Couperus toch niet toegelaten als chirurgijn.

* * *

Na het overlijden van de Admiraal van de Zeeuwse vloot, Hermanis Wiltschut, is de Middelburgse notaris en procureur mr. Hendrik Brouwer eigenaar geworden van de drie naast elkaar liggende panden aan het noordoost einde van de Langstraat tegen het Schuttershof: ‘Het Roode Schilt’, ‘De Bane’ en ‘De Wildeman’. Hij vraagt in oktober toestemming om zijn erve achter deze huizen te vergroten en vierkant te maken. Daarvoor heeft hij nodig ‘een lappie of stukkie uyt het Schuttershof ter breedte en lengte dat de royinge van het agterste van syn twee eetplaatsen in gemelde huyzen en royinge van syn olmendreven aan de oostsyde komen in een regten hoek alsmede nog een laptie hetgeen soude beginnen op de buitenkant van het stalletje aan Het Roode Schilt lijnrecht op gemelde hoek en van daer omtrent acht roeden nederwaarts uit gemelde hoeken lopend rechthoekig naar de Veersche Poort ter lengte van omtrent 4 of 5 roeden en van daer rechthoekig naar de duiven achter zijn vijver’. Hij krijgt deze stukjes grond in erfpacht.

Het Stadsbestuur maakt hiervan gebruik om in ‘t Schuttershof ‘zoveel bomen te rooien en met de stokke te verkopen als bevonden zullen worden op de grond te staan die aan de heer Hendrik Brouwer in erfpacht is uitgegeven’.

Het lid van de vroedschap Casper Visser vindt dat mr. Brouwer al te veel z’n zin krijgt. ‘Alsoo de misput van de weduwe De Hooge (de voormalige bewoonster van ‘Het Roode Schilt’) wert gelegt over de reyweg in het Schuttershof, soo protesteert de heer Casper Visser tegen het uitgeven van het stukkie erf van het Schuttershof in erfpacht aan den heer Hendrik Brouwer’.

Eén van de stadshuizen aan de zuidzijde van de Nieuwstraat wordt verkocht aan Marynis Kervinck. Aan het eind van de 18e eeuw heette dit huis ‘De Kaap Britton’ of ook wel ‘Brittanië’.

Volgens de Stadsrekeningen van Middelburg wordt in 1755 £ 965 Vlaams besteed voor het graven van een kanaal ‘in ‘t begin van ‘t Sloe van Arnemuyden’. Dit werk wordt op 11 augustus openbaar aanbesteed.

* * *

In december verbiedt het Stadsbestuur bij publicatie het schieten op Oudejaarsavond en Nieuwejaarsdag ‘soo en gelyk hetselve al enige jaren bij publicatie verboden is’. En bij dezelfde publicatie tegelijk ‘het schieten met roers en andere geweer op alle sulke tyden wanneer yemant in den Huwelyken staat wert bevestigd oft tot den ondertrouw werde aangeteekend’.

* * *

Over de kerk kan hel volgende worden vermeld. Allereerst dat ds. La Motthe namens de kerkenraad eind januari een indrukwekkende brief over de toestand van het kerkgebouw aan het Stadsbestuur zendt. De inhoud is hiervoor al weergegeven. De magistraat heeft daarop een rekest aan de Staten van Zeeland gezonden en daarbij tevens verzocht een ontwerp van de nieuw te bouwen kerk goed te keuren. Dit zou betekenen dat de oude kerk gesloopt en het toren- en klokkenspel verkocht zou moeten worden.

De kerkenraad is zeer ontsteld over dit besluit van de magistraat. In de kerkenraadsnotulen van de 28e september lezen we een bijzonder treffend getuigenis: ‘De broeders, dit voorstel gehoord hebbende, zijn alle (op een na) seer aangedaan geweest en hebben met smerte betuigd dat dit ontwerp hun en de gansche gemeente gevoelig trof, van harte wenschende om soo een aangenaam gebouw en klokkenspel te mogen behouden, hetwelk, soo er behoorlyke reparatie aan gedaan wierd, de eeuwen verduren kan’. Geoordeeld wordt ‘dat men dat rekest en de uitvoering van so een ontwerp met alle bescheidenheid behoorde tegen te gaan, tgeen men doen soude in geval dat rekest nog niet gepresenteerd was by de agtbare magistraat, dog sulks nu te laat synde, is goedgevonden dat men de predikant met ouderling Berk zal deputeren om met zodanige middelen en getrouwe ernst dat trachten te weren als zy na deliberatie met hun beiden hierover zullen oordelen nuttig en nodig te zijn’.

Aftredend zijn dit jaar de ouderlingen Marinus Haay en Abraham Francooys en de diakenen Cornelis Cornelisse en Jacob Cornelisse Schroevers. Hun opvolgers zijn als ouderlingen Andries Adriaanse en Hendrik Berk en als diakenen Pieter Larivière en Marinus Jacobse. 16 personen doen geloofsbelijdenis.

Er komt ook een schrijven van de Classis Walcheren binnen over de kerk in het Groothertogdom Litouwen. Daarin stelt de Classis voor dat ieder lid één gulden tot ondersteuning van die gemeenten zal geven. Echter, vanwege de zeer slechte gesteldheid van de armenkas meent men vooralsnog niets te kunnen en te mogen geven.

1756

Op de 17e mei verklaart Engeland Frankrijk de oorlog. De Staten-Generaal verklaren in de oorlog tussen Frankrijk en Engeland neutraal te zullen blijven.
In augustus mengen zich nog verscheidene landen in de oorlog. Pruisen valt onder leiding van Koning Frederik de Grote Saksen binnen. Engeland en Pruisen aan de ene zijde en Oostenrijk, Frankrijk, Rusland, Saksen, Polen en Zweden aan de andere zijde zijn er bij betrokken. De Republiek blijft neutraal. Wat zou men ook? Leger en vloot verkeren in een deplorabele toestand.
Engeland stoort zich niet al te zeer aan de Nederlandse neutraliteit. In het Kanaal overvalt een Engels eskader een Nederlandse koopvaardijvloot onder aanvoering van Johan Evertsen. De Staten-Generaal besluiten daarop in oktober tot uitrusting van 14 konvooischepen met 4000 man troepen.

De Heren Zeventien, de bestuurders van de Verenigde Oostindische Compagnie, besluiten tot werving van Chinese zeelieden voor de Oostindiëvaarders.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich dit jaar geen wijzigingen voor. Maar of het alles pais en vrede is tussen de regenten moet betwijfeld worden. De indruk wordt gewekt dat vooral Casper Visser, die over enkele jaren Cornelis van Ginhoven zal opvolgen als secretaris, nogal eens in de oppositie zit. Zo lezen we in oktober het volgende bericht:

Is door Cornelis van Ginhoven als thesaurier deser stad rekening gedaan van mei 1755 tot mei 1756 en is deselve nagesien, opgenomen en gesloten als naar stijl en heeft de heer Casper Visser geweygert om deselve te teykenen ter oorsake dat den eerste burgemeester alle de regentenvrouwen heeft versogt op het overschot van de verpagtmaaltijd.

Het kan zijn dat Casper Visser de jaarlijkse overdadige verpachtmaaltijd veel soberder gehouden wil zien vanwege de geringe middelen van de stad. Elk jaar vormen de uitgaven voor de verpachtmaaltijd een apart hoofdstuk in de stadsrekening. Daaruit blijkt dat steeds het beste van het beste ten stadhuize wordt bezorgd:

Herman Harthoorn voor braadvarken, schapebout, gevogelte, kaarsen, tabak en verdere kleinigheden £ 6.14.6; de weduwe De Niet en de weduwe Broeder voor allerhande soorten brood £ 1.13.6; Gerrit Wondergem voor boter en kaas £ -.3.7; de wijnhandelaar Ferny voor wijn £ 7.18.1; Blaas Cornelisse voor vis en garnalen £ 1.-.-; Aryaan Joosse voor groenten en fruit £ 1.1.10; Frans d’Ombre voor banket £ 2.4.-; de weduwe De Ridder voor winkelwaren £ 2.1.10; Willem Gooyers voor tabak, kurken, suiker, mal en bier £ 1.6.3.

En als Monseigneur Adriaan Bommené z’n rekening indient voor het inspecteren van de kerk en toren en ‘het maken van een teykening en beraming van costen tot het bouwen van een nieuwe kerk’ van £ 6.17.4, dan is het ook Casper Visser die protesteert tegen de betaling daarvan.

* * *

De hoveniersvrouw met de groenten en het fruit in de 18e eeuw op Walcheren.
De hoveniersvrouw met de groenten en het fruit in de 18e eeuw op Walcheren.

Er gebeuren dit jaar weinig bijzonderheden.
De timmer- en metselbazen Maarten Adriaanse, Pieter Geene en Gerrit van der Leye dienen hun rekeningen in voor uitgevoerd onderhoudswerk aan stadswerken voor in totaal £ 37.
De stadsdiender krijgt een pak nieuwe kleren.
Joost Boudewijnse Grootjans wordt als grofzoutmeter aangesteld in de plaats van z’n oude grootvader Joost Boudewijnse. Ook Egbert Marynisse mag grofzoutmeter worden in de plaats van Cornelis Hubrechtse.

Het ‘ende van de kerkemuur’ tegen de erve van juffrouw Spoors, wonend in het huis ‘Lybertas’ aan de noordoost zijde van de Langstraat, dat door storm omgewaaid is, wordt weer gerepareerd.

Jacob Elias vraagt, als eigenaar van het van voor 1584 daterende huis ‘Ter Goes’ aan de oostzijde van de erve van het stadhuis, om een gedeelte van de stadhuiserve. Hij zou het erf achter z’n huis graag willen verbreden met 22 voeten in een rechte lijn met de achtergevel van z’n huis tot op de wal.

Ook verkeren enkele eeuwenoude huizen in grote bouwvalligheid.
Geertje Cornelisse, wonend te Vlissingen en eigenares van het huis ‘Den Gloeyende Oven’, staande op het oosteinde van de Langstraat, is aangezegd dit te herstellen, maar blijft steeds in gebreke. Omdat het huis zeer bouwvallig is, wordt verwacht dat het eerstdaags zal instorten, waardoor zware ongelukken kunnen gebeuren. Maarten Adriaanse, de timmermansbaas, krijgt dit huis om het af te breken en daar weer een ‘bekwaam’ woonhuis op te bouwen. Uit de Registers van de Huisschatting krijgt men de indruk dat baas Adriaanse zelf in het nieuwe huis ‘De Gloeyende Oven’ is gaan wonen. Gedurende de periode 1756 tot 1798 staat het op zijn naam. In mei 1758 meldt Adriaanse het Stadsbestuur dat hij het huis van Geertje Cornelisse heeft afgebroken en een ander in de plaats daarvan heeft gebouwd.

Ook de andere timmermansbaas Pieter Geene geeft het Stadsbestuur te kennen dat het huis waarin Daniël van Belsen al 30 jaar woont, staande aan de Westdijkstraat, zo slecht en bouwvallig is, dat Van Belsen daar niet langer in durft te wonen. Van Belsen is genegen om het huis aan baas Pieter Geene af te staan om dit weer op te bouwen. In dat verband vraagt en krijgt baas Geene vrijstelling van huisschatting voor dit slooppand. Na opbouw van het nieuwe huis wordt dit ‘De Pauw’ genoemd.

* * *

Vermeldenswaard zijn nog enige berichten over de zoutnering.
Juffrouw de weduwe Rijnvaan, eigenaresse van de zoutkeet ‘De Pannekeet‘, krijgt toestemming om op een ledige erve haar turfhoek te vergroten. En Abraham van ‘t Noordende mag een loge tegen de zijmuur van z'n huis op de ledige erve, staande tegen de dijk van de zoutketen, timmeren.

* * *

Over de kerkelijke gemeente nog het volgende. Vorig jaar heeft het Stadsbestuur plannen beraamd voor de afbraak van de oude kruiskerk en de bouw van een nieuwe, kleinere kerk. Het is zeer opmerkelijk dat op de 18e februari 1756 door een aardbeving de muren van het kerkgebouw scheuren.
De plannen voor de afbraak van de oude kerk worden niet doorgezet. De kerkenraad maakt bezwaar tegen het voornemen van het Stadsbestuur om de kerk te vervangen door een kleinere en deelt dit aan de Staten van Zeeland mee. Ze geeft de verzekering wel te zullen slagen in het verkrijgen van de nodige fondsen om de oude kruiskerk in behoorlijke staat te brengen en wel door middel van een collecte.

De Staten verlenen de magistraat op 26 juli vergunning om liefdegaven voor het herstel van kerk en toren in te zamelen en ‘om binnen deze provincie aan alle colleges, hoge en lage standspersonen, boekjes te presenteren en met redenen daartoe dienende in deselve hunne genegentheyt tragten te verwekken om tot de opbouw van de kerk en toorn aldaar als een goet en pieus werk, liberalyk te willen inteikenen, mits deselve magistraat gehouden sal syn van het succes der collecte aan hun edelmogenden kennis te geven. Wordende de magistraat vergund de invorderinge der Liefdegaven, om uit deselve de tegenwoordige oude kerk en toorn behoorlyk te doen repareren’.

Het interieur van de oude kruiskerk naar een schilderij van J. Bosboom.
Het interieur van de oude kruiskerk naar een schilderij van J. Bosboom.

Het Stadsbestuur besluit bij meerderheid aan het besluit van de Staten te gehoorzamen en de predikant ds. La Motthe (‘die sig selve om sulks te verrigten heeft aangepresenteert, met ernstig verzoek om hier te mogen werden geïmployeert’) daartoe te machtigen. Wel zal hij zich stipt aan het besluit van de Staten moeten houden en verder moet hij er voor zorgen dat de predikdienst bij zijn afwezigheid behoorlijk wordt waargenomen. En ‘ten derde dat Syn Eerwaarde voor de coste en vacatiën, door Syn Eerwaarde tot het laten doen der Intekeninge te maken, deze Stad niet sal kunnen of mogen aenspreken’. Z’n voorgeschoten reis- en defroyementskosten dienen uit de gecollecteerde penningen te worden vergoed. Bovendien bepaalt men dat de predikant in het doen van de collecten ‘met alle vigilantie (waakzaamheid) geassisteerd dient te worden’. De collecte brengt het zeer hoge bedrag op van £ 1450.

Ds. Anthonie la Motthe Willemsz. staat van 1745 tot 1762 te Arnemuiden. Hij raakt in een proces verwikkeld met een vrouw te Arnemuiden, die om haar lasterlijke aantijgingen bij vonnis van burgemeesters en schepenen wordt verbannen. Een dossier met stukken, waarvan de inhoud - volgens de historieschrijver H.M. Kesteloo - meer duidelijk dan stichtelijk is, berust nog in het oud archief.

* * *

Er doen zich dit jaar grote meningsverschillen voor tussen Pieter van der Nol en de smid Jan Peere. Peere betuigt voor de kerkenraad z’n leedwezen en is tot verzoening bereid. Van der Nol stelt zich echter zeer onverzoenlijk en hatelijk op.

In de plaats van de overleden stokman Johannes van de Kreke stelt de kerkenraad aan Abraham Francooy ‘voor vier ponden Vlaams per jaar gelyk ook de Rok van Pye gemaakt, dog die zal maar vernieuwd worden als den eerst gegevene versleten zal zijn en bovendien zal de kerkenraad voor alle behoorlyke correctie en kastyding die den stokman aan de stoute jeugd deed, instaan en hem van alle naspraak indemneren (vrijwaren)’.

In de plaats van de dit jaar aftredende ouderlingen Kornelis Kornelisse en Jacob van de Kreke en de in februari overleden ouderling Andries Adriaanse worden gekozen Boudewijn Joosse Grootjans, Klaas Geene en Jacob Cornelisse Schroevers. In de plaats van de aftredende diakenen Blaas Jobse en Gillis Marinisse komen Abraham van Damme en Abraham van ‘t Noordende. 21 personen leggen geloofsbelijdenis af.
Het batig saldo van de armenkas is dit jaar £ 42.14.4. Er zullen overigens vier blikken armenbussen gemaakt worden om de driemaandelijkse collecte te houden.

In maart spreken de broeders over ‘de boosheden en ergernissen die door de stoute jeugd te deser plaatse omtrent de oefeninge van de godsdienst tot stoornis derselve gepleegd worden’. Een rekest wordt aan de magistraat gezonden. Daarin wordt ook gevraagd het kopen en verkopen op zondag te verbieden. Een gedeelte van dit rekest nemen we over:

De menigvuldige ergernissen en storingen verscheidene jaren en vooral deze winter door de boze jeugd omtrent de godsdienst gepleegd zullen en kunnen aan uw agtbaren niet onbekend zijn, dewyl sommige gevallen zo enorm en eclatant geweest zijn, dat er zelfs een gerugt in de naburige steden van gespargeert is geworden, om nu niet te melden de aanhoudende en Godtergende boosheden omtrent de leerlingen gepleegd, niet alleen wanneer zy uit het onderwijs naar hun woningen keerden, maar zelfs ook gedurende dat onderwijs in de kerk en consistorie, wordende dan eens met stenen, dan met stukken van rotte appelen dan met gekauwde tabak en andere vuiligheden en drek, op de gewaden geworpen, dan wierd de deur van de consistorie verdrongen, dan wederom de blikke armbussen van boven neder gelopen of geworpen, waardoor wy genoodzaakt zijn geworden een leerling na de geregtsdienaar te senden met verzoek om dog dat bose geweld te willen beletten, die ten antwoord heeft laten zeggen, dal hy niet wist wat hy er mee doen moest, vrezende mogelyk wederom door de ouders dier stoute jongelingen ter revensie tot een vegtery, ongestraft uitgedaagd en getoucheert te zullen worden. De kerkenraad heeft gemerkt dat de devoiren ter wering van de ergerlykheden niet toereikend zyn. De kerkenraad smeekt om des Heeren Wil uw agtbaren toch ernstig tegen die boosheden te waken.
Ook verzoekt de kerkenraad ‘het kopen en verkopen op de Dag des Heeren te weren. Daar men selfs openbaar met de jukken melk door de stad ziet gaan. Dat uw agtbaren hun magt en gezag gelieven te gebruiken’.

Ouderling (en tevens burgemeester) Jacob van de Kreke is het niet met deze brief eens. Dreigend merkt hij op: ‘Ik zal op het Stadhuys myn oordeel daarover wel uitspreken’.

Op de 23e mei beraden de broeders zich over ‘de ydelheden en zonden die op het Pinksterfeest onder het geklank van de viool gepleegd worden’ en vragen de burgemeester dit voor de aanstaande Pinksteren te weren. Burgemeester Cornelis de Mol belooft de kerkenraad ‘de viool op de aanstaande kerkmis te zullen weren’.

1758

Er ontstaan dit jaar conflicten tussen ons land en Engeland. Vele Staatse schepen worden op zee door Engeland in beslag genomen. In augustus zijn er al 60 en in november 74 schepen in Engelse havens opgebracht.
Een deputatie van Hollandse kooplieden verzoekt onze Gouvernante, Prinses weduwe Anna, om haar vader, de Engelse Koning George II, aan te spreken over het in beslag nemen van Nederlandse schepen. In India moet de Verenigde Oostindische Compagnie het onderspit delven tegen de Engelse overmacht.

Helaas is onze vloot zo zwak dat ze geen bescherming kan bieden aan de Nederlandse koopvaardijschepen. De Staten-Generaal kunnen het niet eens worden over versterking van leger en vloot. De zeeprovincies dringen aan op uitbreiding van de vloot tot bescherming van de koopvaardij. De landprovincies wensen slechts versterking van het leger.

Wel sluit de Republiek dit jaar vrede met de Vorst van Algiers. De zeeroverij door Algerijnse kapers kan daardoor wellicht beëindigd worden. Ook sluit de Oostindische Compagnie een vredesverdrag met de onderkoning van het vorstendom Johare Rian in Maleisië.

* * *

In het Stadsbestuur volgt Casper Visser de aftredende burgemeester Jacob van de Kreke op. Cornelis de Mol, die vele jaren deel uitmaakte van de vroedschap als burgemeester, schepen en raad, is in 1757 overleden. Zijn plaats blijft voorlopig onvervuld.

Begin januari overlijdt de stadsbode Willem Gooyers. In 1717 kwam hij vanuit ‘s-Gravenhage in Arnemuiden wonen. Hij trouwde toen te Arnemuiden met de weduwe van Pieter van Dijke, Madeleentje Beaufort. Veertig jaar lang vervulde hij de functie van stadsbode. Daarnaast was hij herbergier en slager. Hermanis Harthoorn volgt hem op als stadsbode en neemt ook de slagerij over. Al vanaf 1742 had de van Cleverskerke afkomstige Harthoorn in het huis ‘De Pool’ (ook wel genoemd ‘Het Oude Stadhuys’) z’n herberg. Dit van voor 1580 daterende pand diende vroeger als Stadhuis. Het stond boven aan de Markt en was het derde huis links van de Marktpoort. Harthoorn had z’n slagerij links ernaast in het pand ‘De Gouden Draeck’ en daar weer naast z’n stal ‘De Gouden Hoop’ (ook wel genoemd ‘De Gouden Kop’).

Rechts van de herberg ‘De Pool’ lag het huis ‘De Mane’ en daarnaast de bakkerswinkel ‘De Sonne’. In deze beide panden vestigt zich dit jaar als bakkersbaas de uit Middelburg afkomstige Leendert Casteleijn. Hij neemt deze huizen over van de weduwe van Jacob de Niet, de in 1750 overleden bakkersbaas. Casteleijn zal slechts enkele jaren het bakkersbedrijf uitoefenen. Enkele jaren later zal hij opgevolgd worden door Carel Crucq.
De overleden Willem Gooyers was ook lijkdienaar en strobinder. De kleermaker Jan Bastiaanse Fimeljan krijgt in zijn plaats de functie van ‘lykebidder en stroobinder’.

De nieuwe vroedvrouw Pieternella Tesselaar beklaagt zich dat burgers en inwoners zich niet ontzien om een andere vroedvrouw van elders te nemen. Het Stadsbestuur vindt dit een kwalijke gang van zaken. Over de nieuwe vroedvrouw zijn tot op heden niet de minste klachten over onbekwaamheid of kwade behandeling ter ore gekomen. Besloten wordt dat al degenen die geen gebruik maken van onze vroedvrouw en zich door een ander laten bedienen en helpen, gehouden zijn haar salaris (één rijksdaalder per bevalling) te voldoen alsof zij van haar diensten gebruik hadden gemaakt. Deze rijksdaalder zal door de stadsbode worden opgehaald.

Omdat de kermis aanstaande is besluit de magistraat op de 2e mei om door stadsbode Harthoorn te laten omroepen dat een ieder van onze inwoners tegen vrijdag voor Pinksteren z'n straten en goten zal moeten schoonmaken.

In juli dient de stadsdiender nog een verzoek in ‘om een Nieuwen Broek’. Maar kort daarop komt hij te overlijden.
In december overweegt het Stadsbestuur dat de plaats van ‘s Heeren Dienaar nu al geruime tijd vaceert en tot op heden zich nog geen bekwaam persoon heeft aangediend. Alleen heeft zich aangemeld een zekere Willem van Omme, ‘die gedurende de renovatie van de kerk altijd aan deselve heeft gewerkt en hiertoe bequaam geoordeelt wert’. Maar Van Omme moet nog vier jaar militaire dienst vervullen. Zijn ontslag of paspoort kan hij voor niet minder verkrijgen als voor een bedrag van 100 Carolus guldens en daartoe is hij niet in staat. Besloten wordt hem dat bedrag voor te schieten onder belofte dat hij dit van tijd tot tijd zal voldoen uit z'n traktement. Zo bezorgt de restauratie van de oude kerk Willem van Omme de functie van stadsdiender te Arnemuiden.

* * *

Het is een belangrijk jaar voor Arnemuiden. Eindelijk kan de 250 jaar oude kruiskerk gerenoveerd worden. De vervallen en bouwvallige toestand waarin de kerk de laatste tientallen jaren verkeerde was erbarmelijk. De mensen durfden nauwelijks in de kerk komen vanwege de vrees voor vallend puin. In veertig jaar tijd was de kerk niet geschilderd of schoongemaakt.

De Staten van Zeeland verlenen op 10 april vergunning om het werk tot herstel van de kerk uit te voeren. Hierbij wordt bepaald dat het ontbrekende bedrag uit ‘s lands kas betaald zal worden. De onder leiding van de predikant ds. La Motthe gehouden collecte bracht het aanzienlijke bedrag van £ 1450 Vlaams op. Er ontbreekt nog een bedrag van zo’n £ 500 à £ 600.

In april wordt begonnen met het grootscheepse herstel van de kerk en toren. De materialen worden aangevoerd met vaartuigen. Met het oog op het lossen van deze schuiten wordt de zate voor de kaai uitgediept en nog even gewacht met het maken van een nieuwe kaai.
Gedurende de gehele zomer is de kerk en toren in restauratie. In het oud archief bevindt zich nog een bestek voor het groot onderhoud van de kerk. ‘s Lands Fabriek Laurens van der Stel krijgt £ 4 betaald voor het inspecteren van de kerk en toren. In het najaar zijn de werkzaamheden gereed en is de kerk in een behoorlijke staat gebracht.

Ook het Stadsbestuur wil een financieel gebaar maken. In de vergadering van de 18e oktober overwegen de vroede vaderen: ‘Nademaal onze bouwvallige kerk nu behoorlijk gerepareerd, schoongemaakt en gewit is, en meest alle de stoelen en bogten slegt, van verschillende grootte en seer onschikkelyk (ongeregeld) in de kerk staan, wordt geoordeeld of het niet best was om daar nu ook verandering in te maken’. Ze besluiten om de oude stoelen, de open en besloten bochten, die ‘niet gereguleerd’ staan, uit de kerk te doen. Een ieder zal zijn stoel of bocht moeten weghalen. Voor stadsrekening worden er nieuwe stoelen, ‘van eenderley grootte en fatsoen’, voor de kerk aangeschaft. Uit de stadsrekening blijken betalingen van £ 35.6.8 aan Paulus Taillefert voor de levering van 192 nieuwe stoelen en van £ 1.11.- aan de koster Marynis Haay voor het nommeren van de stoelen. Omdat de stadskas buiten staat is om zo'n bedrag te kunnen dragen, bieden de beide burgemeesters (Casper Visser en Cornelis van Ginhoven) aan om ieder een lening te verstrekken van £ 50 tegen een rente van 4%. Als tegenprestatie wordt hen toegestaan voortaan beurtelings om het jaar thesaurier van de stad te zijn. Tot verzekering van de rente en aflossing verhoogt men de belasting op de zitplaatsen enigszins, namelijk per stoel van 6 naar 10 stuivers en voor een plaats in een bocht 2 stuivers meer.

* * *

Over de zoutnering kunnen slechts summiere berichten gegeven worden. Daniël van Belsen vraagt om in de plaats van Carel Cornelisse (vermoedelijk Schroevers) grofzoutmeter te mogen worden. Door hoge jaren en ongestalte is Cornelisse bijna buiten staat om z’n bediening langer uit te oefenen en wil hier vrijwillig afstand van doen ten gunste van Van Belsen.

De grofzoutmeter Aryaen Joose Grootjans komt dit jaar te overlijden. Z’n zoon Joost Adriaanse Grootjans krijgt toestemming om deze functie te bedienen.

* * *

Van de kerkelijke gemeente is nauwelijks iets te vermelden. Niettemin gist en bruist het in de gemeente vanwege de verkiezing van de zeer omstreden Pieter van der Nol tot ouderling. Talrijk zijn de ruzies en twisten binnen de kerkenraad en binnen de kerkelijke gemeente. De notulen van dit jaar omvatten slechts vier bladzijden. Verkiezingen voor de kerkenraad vinden er niet plaats.

1757

Onveilig is het op zee voor de koopvaardijschepen. Steeds opnieuw leeft de zeeroverij weer op. Vooral op de Middellandse Zee is het onveilig. De Republiek stuurt in de loop van het jaar opnieuw een vlooteskader naar de Middellandse Zee om onze koopvaardijvloot daar tegen zeeroverij te beschermen.

Maar niet alleen onderweg, maar ook in Oost Indië zelf kampt de Verenigde Oostindische Compagnie met problemen. Het gelukt de V.O.C. in maart een verdrag te sluiten met de Javaanse opstandelingenleider Mas Said.

De weduwe van de in 1752 overleden Stadhouder Prins Willem IV, Prinses Anna, de regentes en gouvernante van de jeugdige Prins Willem V, vergroot haar populariteit niet. In september weigert ze de voordracht voor burgemeesters van Haarlem te erkennen. Haarlem gaat hierover in beroep bij de Staten van Holland. Het gevolg is dat een aantal machtige Hollandse steden (Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht en Den Briel) zich achter Haarlem en tegen de Gouvernante opstellen.

* * *

Hetzelfde wat de Gouvernante Prinses Anna in Haarlem deed, gebeurt in Arnemuiden. Zij keurt de voordracht voor de nieuwe regenten eerst niet goed, omdat ‘op de tijd van het maken der nominatie tot vernieuwing van de Weth enige differenten (verschillen van mening) waren ontstaan’. Door tussenkomst van de Heer van Borsele wordt de voordracht, na hier enige veranderingen in aangebracht te hebben, aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Anna bezorgd.

Het is niet geheel duidelijk wat deze ‘differenten’ (meningsverschillen) inhielden. Mogelijk was het het ongenoegen bij enige regenten, onder aanvoering van Casper Visser, over de zittende burgemeesters Cornelis de Mol en Jacob van de Kreke. Deze zouden de vertegenwoordiging van het Stadsbestuur in de vergadering van het Collegium Qualificatum met de kerkenraad niet goed hebben waargenomen. Ze zijn op eigen houtje naar de laatste vergadering geweest zonder ruggespraak met de vroedschap. Ook hebben ze geen verslag uitgebracht. Ze hebben dit ‘op eigen autoriteit gedaan, hetgeen tot verkorting van ‘t recht is’.

* * *

De stadsvroedvrouw, Leuntje Maranus, is de laatste tijd ziekelijk. De weduwe van de overleden bakkersbaas Jacob de Niet krijgt toestemming om tijdens haar ziekte en zo lang de vroedvrouwplaats vacant is deze waar te nemen. Begin maart overlijdt de vroedvrouw. In haar plaats wordt benoemd Pieternella Tesselaar op een traktement van 50 gulden per jaar. Desondanks gaat de weduwe De Niet gewoon door met de vroedvrouwplaats waar te nemen. Dit wordt haar ‘eerst vriendelijk, daarna scherpelyk verboden’. Als ze hiermee blijft doorgaan zal ze voor Wet en Raad worden ontboden.

* * *

De weduwe De Hooge (of ook genoemd d’ Ooge) bewoonde tot 1754 het hof ‘Het Roode Schilt’ op het noordoost einde van de Langstraat. Cornelis de Hooge werd hiervan in 1736 eigenaar. In 1754 kocht mr. Hendrik Brouwer het van de weduwe d’ Ooge. De weduwe pacht nog steeds de schorren (de gorsingen) tegen de Zuidwal en een gedeelte van het Schuttershof. Voor dit jaar wordt haar pacht verlaagd ‘vanwege het slik dat uit het gat op het schorre gebragt is en voor het stukje van het Schuttershof dat aan Hendrik Brouwer in erfpacht is uitgegeven’. Ook in 1758 krijgt ze ‘schadevergoeding wegens vermindering van haar gorsinge aan de Zuydwal en het Schuttershof’.

* * *

Eind november brengt de regerende burgemeester Jacob van de Kreke een ernstige zaak ter tafel van de vroedschap. Er zijn verscheidene malen bij hem klachten geuit ‘dat door vele en verscheydene van de jonkheid, soo van de keeten als van binnen deze Stad, haar selve soo verre te buyten gaan in overlast en moetwillige boosheid tot stoornis van den openbare godsdienst en avont catechisatie, mitsgaders het aanranden van degenen die haar naar de catechisatie begeven en er daar weder uitkomen’. Besloten wordt de navolgende publicatie tegen stoornis van de openbare godsdienstoefening en de catechisatie af te kondigen:

Burgemeesters, schepenen en raden doen te weten, dat zij tot groot ongenoegen vernomen hebben dat er veele en verscheyde van de jonkheyt, soo van de keeten als van binnen dese stad, haar selve soo verre te buyten gaan in onverlate moetwillige quaetaerdige boosheyd tot stoornis van den openbare godsdienst en avont catechisatie, met het houden van een groot geweld in de kerk deser stad, onder het verrigten van den openbare godsdienst en avont catechisatie door het stampen met houte klompen op den gront mitsgaders het aanranden van desulke die haar naar de catechisatie begeven en daer weder uytkomen, waerover aen ons verscheyde klagten syn gedaan en het nogtans voor de justitie ten uytersten nootsakelyk is om sulke hooggande boosheyt te weren en tegen te gaan, ten eynde de godsdienst en catechisatie onverhindert werde verrigt. Soo ist dat burgemeesters, schepenen en raden sulke moetwillige boosheyt wel scherpelyk interdiceren en verbieden op peene dat alle degeene die bevonden sullen werden aen bovengemelde quaataardige boosheyt en het stooren van den openbare godsdienst en catechisatie schuldig te syn voor de eerste maal sullen verbeuren eene somme van twee ponden Vlaams, de eene helft te appliceren voor den aenbrenger off die de calangie sal doen en de wederhelft voor den armen deser stad en sullen de ouders voor de boete van hunne kinderen aansprekelyk syn en nog boven dien geset sal werden op het gevangenhuys den tyt van veertien dagen te water en brood en voor de tweede reyse dobbeld met arbitrale correctie. Ende ten eynde dese onse publicatie werde agtervolgt en nagekomen, soo bevelen wy 's Heeren Dienaar en alle andere bedienden deser stad wel scherpelyk tegen de contraventeurs der selve dese onse publicatie ter executie te stellen.

* * *

De Hervormde Gemeente wordt nog steeds gediend door de predikant ds. Anthony La Motthe Willemsz. Hij heeft het te Arnemuiden niet gemakkelijk. Het is een zware dienst. Dit jaar zet de meerderheid van de kerkenraad zich af tegen de predikant. Hij zou de notulen over ‘de zaak-Van der Nol’ niet juist en volledig opgesteld hebben. De predikant verklaart met zulk een kerkenraad niet te kunnen werken en sluit de vergadering.

De ouderlingen Hendrik Berk en Jacob Cornelisse en de diakenen Pieter La Rivière en Marinus Jacobse zijn aftredend. De predikant geeft ‘seer hertelyk en ernstig in overweging dog tot soo een werk te willen nomineren sulke leden der gemeente, welker gedrag stigtelyk en sonder ergernis is gelyk ook die daarenboven van een vredelievende aard zyn’.
In de daarop gehouden vergadering van het Collegium Qualificatum dragen de burgemeesters De Mol en Van de Kreke Pieter van der Nol voor als ouderling. De kerkenraad wijst dit voorstel echter uitdrukkelijk van de hand. Niettemin worden op viertal geplaatst: Marinus Marinusse, Jacob de Rijke, Marinus Jacobse en Pieter van der Nol. Ds. La Motthe en ouderling Berk protesteren tegen de nominatie van Van der Nol op krachtige wijze. Men heeft van een regent vernomen, dat men ‘met Van der Nol de duivel in de kerkenraad haalt’.

Het lijkt toch nog ten goede te keren als Marinus Marinusse en Jacob de Rijke tot ouderlingen en Pieter Geene en Cornelis Blaasse tot diakenen worden verkoren. Helaas bedankt De Rijke voor zijn verkiezing. De meerderheid van de kerkenraad spreekt zich er daarna voor uit om Van der Nol tot ouderling te nomineren. Ds. La Motthe en de twee oudste ouderlingen ontraden ten sterkste om met Van der Nol in de kerkenraad op te trekken.
Op de 4e oktober kiest de meerderheid van de kerkenraad toch Van der Nol als ouderling. De predikant verklaart ‘er zich niet meer mee te zullen inlaten, latend het besluit ter verantwoording van de andere kerkenraadsleden’.
Een groot gedeelte van de maand oktober is de predikant uitstedig om giften te collecteren voor het herstel van de bouwvallige kerk.

Gedurende deze maand dienen 19 lidmaten een verzoek in om de verkiezing van Van der Nol aan te houden totdat ze zullen zijn gehoord. Onder deze lidmaten bevindt zich een aantal notabelen van de stad. De ondertekenaars zijn Aarnout Du Mont, de timmermansbaas Gerrit van der Leye, de smidsbaas Jan Peere, de secretaris Casper Visser, de oud-burgemeester Jacob Quinten, Kornelis Kornelisse, Pieter van Cas, Job Jobse, Egbert Marinusse, Job Grootjans, Kornelis Kornelisse de jonge, de stadsbestuurder Jacob van Cas, Jacob Jobse, Job Kornelisse, Daniël van Belsen, Hubrecht Kornelisse, Kornelis Jacobse, Joost van Belsen en Blaas Jobse. De bevestiging van de nieuw gekozen ambtsdragers wordt vanwege de zaak-Van der Nol uitgesteld. Er heerst grote weerstand in de kerkelijke gemeente tegen de bevestiging van Van der Nol als ouderling. Niettemin stellen zes leden van de kerkenraad zich achter Van der Nol en tegen de predikant op. Er heerst grote verbolgenheid tegen ds. La Motthe. De opstelling is ‘met hevige toornigheid en onder menigvuldige bedreigingen’.

Weer opmerkelijk is, dat in het notulenboek opnieuw onder dit jaar verscheidene regels zijn uitgewist en aantekeningen bijgeplaatst waar het gaat over de zaak-Van der Nol. Pas na het overlijden van ds. La Motthe in 1764 zal de Classis Walcheren onderzoeken wie deze verminkingen in het notulenboek op z’n geweten heeft.

1759

Op de 12e januari overlijdt de Prinses weduwe Anna op 50-jarige leeftijd. De weduwe van de vorige Stadhouder Prins Willem IV leed al enige tijd aan de tering. Ze was een dochter van Koning George II van Engeland en vanaf 1734 echtgenote van Prins Willem IV en na diens overlijden in 1751 regentes voor de jonge Prins Willem V. De krijgsoverste van ons land, Lodewijk Ernst van Brunswijk-Wolfenbüttel, treedt vanaf nu in zes provincies op als regent voor de nog jeugdige Prins Willem. Het regentschap in Friesland wordt waargenomen door Willems grootmoeder Maria Louise.

Onder protest van de landprovincies besluiten de Staten-Generaal in februari tot de uitrusting van 25 konvooischepen voor de bescherming van de handelsvloot tegen de Engelsen. Ook sturen de Staten-Generaal een delegatie naar Londen om te onderhandelen over de teruggave van door Engeland in beslag genomen Staatse koopvaardijschepen. De Staatse delegatie vindt bij de Engelse regering echter weinig gehoor.

Een aardig bericht is ook dat de bekende Vlissingse koopmansdochter Elisabeth Bekker op 21-jarige leeftijd in het huwelijk treedt met de 52-jarige Adriaan Wolff, predikant in de Beemster. Dit is dus de bekende dichteres Betje Wolff.

Ook vermeldenswaard is dat de Amsterdamse historicus Jan Wagenaar dit jaar zijn meesterwerk, de uit 21 delen bestaande ‘Vaderlandsche Historie’, voltooit.

* * *

Er doen zich dit jaar weinig opmerkelijke gebeurtenissen voor.

In het Stadsbestuur volgt de hereboer van het Hof in de Oranjepolder Jacob van de Kreke de aftredende burgemeester Cornelis van Ginhoven op. Opmerkelijk is dat in september zowel burgemeester Van de Kreke op 76-jarige leeftijd als zijn echtgenote Janna van Dijke overlijden. Beiden worden in de kerk begraven.

Abraham Louwerse Baljé uit Noortmonster vestigt zich als smidsbaas in de stad. Hij volgt de smid Jacob d’ Edel op in de smederij ‘De Dry Hoefyzers’ aan de noordwest zijde van de Nieuwstraat.

Na hier al vanaf vorig jaar het bakkersbedrijf te hebben uitgeoefend krijgt Leendert Casteleijn, gekomen van Middelburg, toestemming zich hier als bakkersbaas te vestigen in de bakkerij met winkel ‘De Sonne’ boven aan de Markt naast de Marktpoortstraat. Hieraan wordt de voorwaarde verbonden dat hij z’n oven nooit meer met zaagsel mag stoken op straffe van sluiting van de bakkerij voor drie maanden. Het zaagsel dat hij nog heeft mag hij verstoken op de twee laatste dagen van de week.

De drie timmer- en metselbazen dienen hun rekeningen in over het voor de restauratie van de kerk verrichte timmer- en metselwerk: Gerrit van de Leye voor £ 9.17.9, Maarten Adriaanse voor £ 14.7.1 en Pieter Geene voor £ 6.12.6. Ook Willem van Omme, de huidige stadsdiender, heeft voor zijn werkzaamheden aan de kerk nog tegoed £ 6.16.11. Ook wordt nog een rekening betaald aan de Sociëteit van de Zaagmolens voor geleverd hout voor de kerk van £ 9.-.-. Overigens ontstaat er dit jaar een hevige ruzie tussen de timmermansbazen Maarten Adriaanse en Pieter Geene over te verrichten timmerwerk aan de hofstede van Zijne Hoogheid de Prins van Oranje in de Oranjepolder.

Dit jaar wordt de Middelburgse burgemeester mr. Jacob van Citters eigenaar van het Hof Brakenburg.
Opmerkelijk is dat vooraanstaande Middelburgse burgers zoals mr. Jacob van Citters, mr. Hendrik Brouwer en een aantal pannebazen zich in of bij Arnemuiden metterwoon vestigen.
Van Citters verzoekt het Stadsbestuur een heul of brug over de watergang van de Singel op de wei van zijn Hof Brakenburg te leggen. Hij krijgt toestemming om langs de Singel te rijden over deze brug naar zijn hof.

* * *

Vanaf heden zal al het steengruis, dat binnen de stad van de afbraak van huizen beschikbaar komt, aan de stad gehouden worden. Het wordt gebruikt voor de versterking van de dijk van het Molenpoldertje. Het gruis zal steeds voor rekening van de stad worden weggehaald.
Overigens krijgt burgemeester Casper Visser informatie, dat, als hierom gevraagd wordt, de stad Middelburg wel genegen is om steengruis tot versteviging van de molen- en keetdijk te leveren. De stadsbestuurders Casper Visser en Johan Schets gaan hierover met het Stadsbestuur van Middelburg onderhandelen.

Goedgevonden wordt de beide zijmuren van het Stadhuis ‘vol te setten (te voegen) op de meeste minnagie en het houten werk in de voorgevel te schilderen met groene verf’.

Omdat het uur- en speelwerk van de toren nu in orde gebracht is, besluit men ‘gelyk van ouws dat hetselve om de drie maanden door de visitatoren van de toorn sal worden geinspecteert en geëxamineert of hetselve door den klokstelder en assistent wel en na behoren wert onderhouden’. Ook zal men het speelwerk alle drie maanden ‘versteken’, zodat er andere melodieën ten gehore gebracht worden.

Casper Visser stelt voor de stadsdiender Willem van Omme voor een snellere aflossing van zijn schuld met het klokluiden te belasten. Nu doet de weduwe Harthoorn dit nog. Men wil dit echter voorlopig nog door de weduwe van de overleden stadsbode laten bedienen.

De stadsgorsingen worden weer voor 7 jaren verpacht: het Schuttershof en de Zuidwal aan mr. Hendrik Brouwer; de docke aan Hermanis Harthoorn en het molenpoldertje, de keetdijk, de galgenberg, het kerkhof ter hoofdkerk van Nieuwerkerke, de singel en de Noordwal aan Adriaan Joosse.

In oktober besluit het Stadsbestuur jaarlijks uit de stadskas voor één pond Vlaams geschikte boekjes te kopen om als schoolprijzen aan de kinderen in school uit te delen op ‘sulke tyt en wyse als de heren visitators van de school en de predikant best sullen oordelen’.

De strobinders krijgen opdracht voortaan geen stro meer te binden voor de sterfhuizen. Ze moeten de vooraf gebonden bossen stro van nu af aan voor de deuren van de sterfhuizen neerleggen.

* * *

In de kerkelijke gemeente heersen nog steeds droevige twisten.
De vertegenwoordigers van het Stadsbestuur in het Collegium Qualificatum, Cornelis van Ginhoven en Johan Schets, krijgen de opdracht mee ‘om alle devoiren aan te wenden om den Rust en Vrede te bevorderen en alle onenigheden die in de kerk syn te helpen weren, soo veel mogelyk wesen sal’.

Als de gewone tijd aanbreekt om weer verkiezingen te houden voor de helft van de kerkenraad besluit de meerderheid van de broeders ‘daar niet in te zullen treden’. Ze willen eerst de uitspraak van de Classis Walcheren in de al lang lopende kwestie rondom de benoeming van Pieter van der Nol afwachten. Het loopt nu al in het vierde jaar dat de jongste leden van de kerkenraad zitting hebben.

De uitspraak van de Classis komt in maart en behelst dat er een nieuwe nominatie moet worden opgesteld en dat Pieter van der Nol verkiesbaar is. Binnen de kerkenraad wordt overwogen om de gehele kerkenraad te laten aftreden en verkiezingen voor een geheel nieuwe kerkenraad te houden. Hiertegen protesteren echter de ouderlingen Boudewijn Grootjans en Abraham van ‘t Noordende.
Tijdens de uitgeroepen kerkenraadsvergadering van de 22e juni zijn vijf leden absent: Jacob Kornelisse, Boudewijn Grootjans, Klaas Geene, Marinis Jacobse en Abraham van Damme.
In augustus worden in de plaats van de aftredende ouderlingen Hendrik Berk en Jacob Cornelisse met grote meerderheid gekozen Pieter La Rivière en Lieven Lievense.

Meer artikelen...

  1. 1760
  2. 1761
  3. 1762
  4. 1763