1762

Opnieuw is het dit jaar onrustig onder de Westeuropese volken.
Begin januari verklaart Engeland de oorlog aan Spanje en Napels. Deze oorlog wordt op zee uitgevochten. Juist daar waar de rijkbeladen Nederlandse koopvaardijschepen passeren. Daarom is deze oorlog ook voor ons land van groot belang. De zeeoorlog tussen Engeland en Spanje veroorzaakt nieuwe moeilijkheden voor de Nederlandse handelsvloot.

* * *

Het Stadsbestuur ondergaat dit jaar nogal wat wijzigingen. De aftredende burgemeester Cornelis van Ginhoven wordt opgevolgd door Casper Visser. Zijn mede-burgemeester is Maarten Adriaanse. In nog een ander opzicht is Casper Visser de opvolger van Van Ginhoven. Op de 9e december overlijdt de secretaris op 61- jarige leeftijd. Opmerkelijk is dat Cornelis van Ginhoven 27 jaar geleden, dus op dezelfde datum, op de 9e december 1735 tot secretaris van Arnemuiden werd benoemd. In 1729 werd hij als poorter beëdigd. Hij kwam hier vanuit Leiden als licentmeester en commies en was gehuwd met Leonora Schaatse.
Uit het notulenboek doet hij zich kennen als een bekwaam en toegewijd secretaris. Zeer vele malen trad hij ook op als burgemeester, thesaurier, schepen en raad.

In de notulen van de 17e december is geen herinneringswoord gewijd aan de gedurende 33 jaar verleende goede diensten aan de stad. Casper Visser tekent slechts aan: ‘Cornelis van Ginhoven doot’. In dezelfde vergadering besluit men eenparig tot secretaris van de stad en collecteur van de stadspachten te benoemen Casper Visser ‘by goed comportement (gedrag) gedurende syn leven, op denselven voet als den overleden secretaris Cornelis van Ginhoven hetselve in het laatste syns levens heeft waergenomen’.
De in 1721 te Namen in Vlaanderen geboren Casper Visser woonde in 1755 al in Arnemuiden. Vanaf dat jaar maakte hij onafgebroken deel uit van de vroedschap, beurtelings als burgemeester, schepen en raad. Zijn zoon wordt later notaris en procureur te Zierikzee. Hij zal secretaris blijven tot 1793 en ook daarna nog enkele jaren waarnemen. Hij beijverde zich kennelijk zeer om het oud archief te ordenen.

Door het overlijden van Van Ginhoven komt ook de functie van thesaurier vacant. Hierin benoemt men Maarten Adriaanse. President van de Weeskamer in de plaats van de tot secretaris benoemde Casper Visser wordt Johan Schets.
Nog drie andere regenten komen niet meer terug in de vroedschap. Allereerst de chirurgijn Johan Ladenbergen, die vanwege z’n voortdurende dronkenschap niet meer wordt voorgedragen. Ook Pieter Abramse, in leven schoenmaker, keert niet meer terug; hij is in mei overleden. En verder zien we ook de smidsbaas Jan Peere niet meer terugkomen. Kennelijk zijn er onenigheden ontstaan met de andere leden van de vroedschap.
Verkozen worden tot nieuwe regenten Aryaen Joosse, hovenier op het ‘Hof Den Armen’ aan de Papestraat (nu de Schoolstraat), en Adriaan Engelse.

Van de in 1762 overleden 15 inwoners noemen we de kleermaker Jan Fimeljan (54 jr), de schoenmaker Pieter Abramse (62 jr), Daniël van Belsen (65 jr), Maria Lourensius weduwe van de vroegere burgemeester Hubert de Bruyne (88 jr) en ds. Anthony La Motthe (53 jr).

* * *

In de raadsvergadering van de 18e mei draagt burgemeester Maarten Adriaanse een tijdrijm voor, opgesteld door de bekende Zeeuwse historicus P. de la Rue. De rekenmeester van Zeeland De la Rue verzoekt ‘om hetselve vaars in een Blauwe gepolieste steen te laten houwen en ter gedagtenis van het repareren der kerk deser stad in de voorgevel van de kerk te plaatsen’. Er staat verder niet bij dat besloten wordt dit te doen. H.M. Kesteloo neemt in zijn ‘Geschiedkundige beschrijving van Arnemuiden’ aan dat een dergelijke steen nooit geplaatst is.

* * *

In mei overlijdt de kleermakersbaas, tevens lijk

 

dienaar, Jan Bastiaanse Fimeljan. In zijn plaats wordt tot lijkdienaar aangesteld Jacob van Cas. Ook overlijdt de schoenmakersbaas en tevens lid van de vroedschap Pieter Abramse. In de daardoor vacant gekomen functies van kloksteller en stadsijkmeester komt Gerrit van der Leye en in die van broodweger Marynis Haay. President van de weeskamer wordt Casper Visser.

Treurig loopt het af met de chirurgijn en tevens lid van de vroedschap Johan Ladenbergen. Bij de stadsregering zijn zeer vele klachten binnengekomen over de slechte behandeling en dronkenschap van Ladenbergen. Gevreesd wordt dat dit allerlei kwade gevolgen kan hebben. Hij wordt aangemaand tot verbetering van z’n wangedrag zowel van dronkenschap als verregaande onenigheden met zijn vrouw. Maar ‘alle goede vermaningen verachtende in brutaliteiten en dronkenschap toenemende’, besluit het Stadsbestuur eenparig, na rijpe overweging, om naar een andere bekwame chirurgijn om te zien en de plaats open te stellen voor een tweede chirurgijn die de vereiste bekwaamheid heeft.

Al de volgende maand meldt zich een zekere Hendrik van der Salm uit ‘s-Gravenhage met het verzoek om als chirurgijn toegelaten te worden in de stad. Van der Salm is in dienst van de Heren Bewindhebbers van de Oostindische Compagnie ter Camer Zeeland geweest. Hij heeft drie reizen naar Oostindië als oppermeester gemaakt en voor de vierde reis heeft hij inmiddels een toezegging gekregen. Maar omdat hij geinformeerd is dat het Stadsbestuur een chirurgijn zoekt, verzoekt hij toestemming om een praktijk binnen de stad te mogen uitoefenen. Hij wil dan van de vaart afzien en zijn praktijk te land uitoefenen binnen Arnemuiden. Hij krijgt toestemming om zich binnen Arnemuiden als chirurgijn te vestigen.

In de vergadering van het Stadsbestuur van de 14e september komt een verzoekschrift ter tafel van Carel Kruyk om als bakkersbaas te worden toegelaten in de stad zoals dit ook aan z’n voorganger Leendert Casteleyn drie jaar geleden werd vergund. Hij krijgt hiervoor toestemming. Hiermee vestigt de eerste Crucq zich te Arnemuiden. Carel Crucq is afkomstig uit het Vlaamse Meenen en wordt op de 2e september als poorter van Arnemuiden beëdigd. Hij betrekt als bakkersbaas de bakkerswinkel en bakkerij in het huis ‘De Sonne’ boven aan de Markt naast de Marktpoortstraat.
In de Kroniek van Arnemuiden 1795-1870 is het verhaal overgenomen van de vlucht van de familie Crucq uit Vlaanderen vanwege de geloofsvervolging aldaar.
Zijn ene zoon Christiaan zal hem eerst opvolgen als bakkersbaas, maar zal later vele jaren burgemeester en baljuw van de stad zijn, evenals diens kleinzoon Christiaan Johannis Crucq.
Zijn andere zoon Johannis zal de grondlegger zijn van het timmermansbedrijf Crucq, zoals dit tot op heden nog bestaat.
Hoewel Carel Crucq het bakkersbedrijf van Casteleyn overneemt, komt er in december toch nog ‘een verzoek van Casteleyn, gewezen bakker, om winkel te mogen doen’. Wellicht elders in de stad vestigt Casteleyn daarop een winkel.

* * *

De torenklok is sinds enige tijd in het ongerede geraakt. Het blijkt nu dat de assistent-kloksteller Jan Peere niet naar de klokken omgezien heeft nadat Gerrit van der Leye kloksteller is geworden. Kennelijk voelt Peere zich gepasseerd.
Het komt de vroedschap voor dat Jan Peere zich stilzwijgend ontdoet van z’n functie van ‘assistent van de klok’. Besloten wordt dan ook een andere assistent in z’n plaats aan te stellen. En ‘nademaal veel dingen op den toorn en het speel- en uurwerk te verrigten zijn, hetgeen al over lange moest gedaan zijn, soo is besloten hem uit dien hoofde geen verder tractement meer te betalen’. In zijn plaats wordt tot assistent kloksteller benoemd Marynis Haay, de schoolmeester en koster van de kerk voor £ 3 per jaar. Zijn opdracht is om de kloksteller in het versteken en schoonmaken van ‘t speelwerk en in geval van ziekte te assisteren.

Dit jaar in december speelt een uitvoerige kwestie over het jagen en stropen. De verenigde ambachtsheren op het eiland Walcheren, waarbij ook de ambachtsheer van Nieuwerkerke Radermacher zich aansluit, leggen de gemeenten een uitvoerige regeling voor tot voorkoming van de ruïnering van de jacht. Op hun gebieden wordt de jacht gedurende het gehele volgende seizoen opgeschort.
Het Stadsbestuur besluit de regeling van de verenigde ambachtsheren over te nemen op voorwaarde, dat onze ingezetenen de vrijheid zullen behouden om te gaan schieten aan de buitenkant van de zeedijk en langs de schorren voorzover het Arnemuidse grondgebied strekt.

* * *

Een merkwaardige transactie komt tot stand tussen het Stadsbestuur en de notaris mr. Hendrik Brouwer.
Op de raadkamer in het Stadhuis moeten nodig twee nieuwe kozijnen met schuiframen aangebracht worden. Nu is gebleken dat mr. Hendrik Brouwer nog twee kozijnen in de aanbieding heeft, zo goed als nieuw, die in de oude gevel van zijn huis te Middelburg gestaan hebben. Zo wordt met hem overeengekomen dat hij deze kozijnen met de glazen ramen en blinden aan de stad zal schenken. Als tegenprestatie zal aan Brouwer gegeven worden ‘een Laptie Erve in het Schuttershof van het vleugeltie van het Schutseltie agter de hage aan de vijver, regt opgaande parallel het schutsel langst den Hoff van de heer Brouwer tot boven op de kant van de wegt en langs deselve weg zuidwest op tot het gemelde schutsel in den hoff in een regte linie komt, wordende de gecedeerde erve gevoegt en sal van deselve notaris syn als 68 roeden land in het gemelde Schuttershof, door de heer Brouwer van deze stad in erfpagt genomen’. De zes olmenbomen op deze erve zullen voor rekening van de stad worden gerooid. Deze kreupele omschrijving zal vermoedelijk wel niet van de notaris mr. Brouwer zelf zijn. In elk geval is het Stadsbestuur zeer ingenomen met de overgenomen kozijnen. Besloten wordt de raadkamer ‘met de nieuwe kozijnen te laten schilderen en de scheuren in de balken en elders met stopverv te laeten maeken’.

Van de heer Brouwer wordt een kopie gevraagd van het kaartje van zijn hof, ‘teneinde altoos soude gesien kunnen worden de erve die de heer Brouwer van dese stad in erfpacht heeft met het lapje erve onlangs tot gebruyk zo lang de erfpacht duurt aan deselve gegeven’. Dit kaartje hebben we niet aangetroffen in het archief.

* * *

De kerkelijke gemeente beleeft droevige tijden. De ouderlingen Abraham van ‘t Noordende en Abraham van Damme en de diakenen Abraham Andriesse en Kornelis Marinisse zijn aftredend. Het is merkwaardig dat de meerderheid van de kerkenraad op het viertal voor ouderling plaatst: Pieter van der Nol, Pieter La Rivière, Boudewijn Grootjans en Marinis Jobse. Op de 4e maart worden met meerderheid van stemmen verkozen Pieter van der Nol en Boudewijn Grootjans, in vorige jaren een opposant tegen ds. La Motthe. Groot is de tegenwerking van de predikant door de meerderheid van de kerkenraad.
Na deze kerkenraadsvergadering lijkt het er op alsof ds. La Motthe zijn pen neerlegt, de strijd opgeeft en de moed laat varen. Na maart wordt er niets meer gedurende dit jaar genotuleerd. Na een blanco bladzijde begint het Actenboek weer op de 28e januari 1763.
De indruk wordt gewekt dat de predikant na alle tegenwerking en twisten aan het einde van z’n krachten is gekomen. Op de 13e november overlijdt hij op 53-jarige leeftijd, nalatend een weduwe met 5 kinderen. Hij stond vanaf 1745 te Arnemuiden.

Van wie we in later tijd nog veel zullen vernemen is Pieter van der Nol. Veel zal dan duidelijk worden over de handelingen van deze man.

Achterzijde van het Stadhuis.
Achterzijde van het Stadhuis.