1756

Op de 17e mei verklaart Engeland Frankrijk de oorlog. De Staten-Generaal verklaren in de oorlog tussen Frankrijk en Engeland neutraal te zullen blijven.
In augustus mengen zich nog verscheidene landen in de oorlog. Pruisen valt onder leiding van Koning Frederik de Grote Saksen binnen. Engeland en Pruisen aan de ene zijde en Oostenrijk, Frankrijk, Rusland, Saksen, Polen en Zweden aan de andere zijde zijn er bij betrokken. De Republiek blijft neutraal. Wat zou men ook? Leger en vloot verkeren in een deplorabele toestand.
Engeland stoort zich niet al te zeer aan de Nederlandse neutraliteit. In het Kanaal overvalt een Engels eskader een Nederlandse koopvaardijvloot onder aanvoering van Johan Evertsen. De Staten-Generaal besluiten daarop in oktober tot uitrusting van 14 konvooischepen met 4000 man troepen.

De Heren Zeventien, de bestuurders van de Verenigde Oostindische Compagnie, besluiten tot werving van Chinese zeelieden voor de Oostindiëvaarders.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich dit jaar geen wijzigingen voor. Maar of het alles pais en vrede is tussen de regenten moet betwijfeld worden. De indruk wordt gewekt dat vooral Casper Visser, die over enkele jaren Cornelis van Ginhoven zal opvolgen als secretaris, nogal eens in de oppositie zit. Zo lezen we in oktober het volgende bericht:

Is door Cornelis van Ginhoven als thesaurier deser stad rekening gedaan van mei 1755 tot mei 1756 en is deselve nagesien, opgenomen en gesloten als naar stijl en heeft de heer Casper Visser geweygert om deselve te teykenen ter oorsake dat den eerste burgemeester alle de regentenvrouwen heeft versogt op het overschot van de verpagtmaaltijd.

Het kan zijn dat Casper Visser de jaarlijkse overdadige verpachtmaaltijd veel soberder gehouden wil zien vanwege de geringe middelen van de stad. Elk jaar vormen de uitgaven voor de verpachtmaaltijd een apart hoofdstuk in de stadsrekening. Daaruit blijkt dat steeds het beste van het beste ten stadhuize wordt bezorgd:

Herman Harthoorn voor braadvarken, schapebout, gevogelte, kaarsen, tabak en verdere kleinigheden £ 6.14.6; de weduwe De Niet en de weduwe Broeder voor allerhande soorten brood £ 1.13.6; Gerrit Wondergem voor boter en kaas £ -.3.7; de wijnhandelaar Ferny voor wijn £ 7.18.1; Blaas Cornelisse voor vis en garnalen £ 1.-.-; Aryaan Joosse voor groenten en fruit £ 1.1.10; Frans d’Ombre voor banket £ 2.4.-; de weduwe De Ridder voor winkelwaren £ 2.1.10; Willem Gooyers voor tabak, kurken, suiker, mal en bier £ 1.6.3.

En als Monseigneur Adriaan Bommené z’n rekening indient voor het inspecteren van de kerk en toren en ‘het maken van een teykening en beraming van costen tot het bouwen van een nieuwe kerk’ van £ 6.17.4, dan is het ook Casper Visser die protesteert tegen de betaling daarvan.

* * *

De hoveniersvrouw met de groenten en het fruit in de 18e eeuw op Walcheren.
De hoveniersvrouw met de groenten en het fruit in de 18e eeuw op Walcheren.

Er gebeuren dit jaar weinig bijzonderheden.
De timmer- en metselbazen Maarten Adriaanse, Pieter Geene en Gerrit van der Leye dienen hun rekeningen in voor uitgevoerd onderhoudswerk aan stadswerken voor in totaal £ 37.
De stadsdiender krijgt een pak nieuwe kleren.
Joost Boudewijnse Grootjans wordt als grofzoutmeter aangesteld in de plaats van z’n oude grootvader Joost Boudewijnse. Ook Egbert Marynisse mag grofzoutmeter worden in de plaats van Cornelis Hubrechtse.

Het ‘ende van de kerkemuur’ tegen de erve van juffrouw Spoors, wonend in het huis ‘Lybertas’ aan de noordoost zijde van de Langstraat, dat door storm omgewaaid is, wordt weer gerepareerd.

Jacob Elias vraagt, als eigenaar van het van voor 1584 daterende huis ‘Ter Goes’ aan de oostzijde van de erve van het stadhuis, om een gedeelte van de stadhuiserve. Hij zou het erf achter z’n huis graag willen verbreden met 22 voeten in een rechte lijn met de achtergevel van z’n huis tot op de wal.

Ook verkeren enkele eeuwenoude huizen in grote bouwvalligheid.
Geertje Cornelisse, wonend te Vlissingen en eigenares van het huis ‘Den Gloeyende Oven’, staande op het oosteinde van de Langstraat, is aangezegd dit te herstellen, maar blijft steeds in gebreke. Omdat het huis zeer bouwvallig is, wordt verwacht dat het eerstdaags zal instorten, waardoor zware ongelukken kunnen gebeuren. Maarten Adriaanse, de timmermansbaas, krijgt dit huis om het af te breken en daar weer een ‘bekwaam’ woonhuis op te bouwen. Uit de Registers van de Huisschatting krijgt men de indruk dat baas Adriaanse zelf in het nieuwe huis ‘De Gloeyende Oven’ is gaan wonen. Gedurende de periode 1756 tot 1798 staat het op zijn naam. In mei 1758 meldt Adriaanse het Stadsbestuur dat hij het huis van Geertje Cornelisse heeft afgebroken en een ander in de plaats daarvan heeft gebouwd.

Ook de andere timmermansbaas Pieter Geene geeft het Stadsbestuur te kennen dat het huis waarin Daniël van Belsen al 30 jaar woont, staande aan de Westdijkstraat, zo slecht en bouwvallig is, dat Van Belsen daar niet langer in durft te wonen. Van Belsen is genegen om het huis aan baas Pieter Geene af te staan om dit weer op te bouwen. In dat verband vraagt en krijgt baas Geene vrijstelling van huisschatting voor dit slooppand. Na opbouw van het nieuwe huis wordt dit ‘De Pauw’ genoemd.

* * *

Vermeldenswaard zijn nog enige berichten over de zoutnering.
Juffrouw de weduwe Rijnvaan, eigenaresse van de zoutkeet ‘De Pannekeet‘, krijgt toestemming om op een ledige erve haar turfhoek te vergroten. En Abraham van ‘t Noordende mag een loge tegen de zijmuur van z'n huis op de ledige erve, staande tegen de dijk van de zoutketen, timmeren.

* * *

Over de kerkelijke gemeente nog het volgende. Vorig jaar heeft het Stadsbestuur plannen beraamd voor de afbraak van de oude kruiskerk en de bouw van een nieuwe, kleinere kerk. Het is zeer opmerkelijk dat op de 18e februari 1756 door een aardbeving de muren van het kerkgebouw scheuren.
De plannen voor de afbraak van de oude kerk worden niet doorgezet. De kerkenraad maakt bezwaar tegen het voornemen van het Stadsbestuur om de kerk te vervangen door een kleinere en deelt dit aan de Staten van Zeeland mee. Ze geeft de verzekering wel te zullen slagen in het verkrijgen van de nodige fondsen om de oude kruiskerk in behoorlijke staat te brengen en wel door middel van een collecte.

De Staten verlenen de magistraat op 26 juli vergunning om liefdegaven voor het herstel van kerk en toren in te zamelen en ‘om binnen deze provincie aan alle colleges, hoge en lage standspersonen, boekjes te presenteren en met redenen daartoe dienende in deselve hunne genegentheyt tragten te verwekken om tot de opbouw van de kerk en toorn aldaar als een goet en pieus werk, liberalyk te willen inteikenen, mits deselve magistraat gehouden sal syn van het succes der collecte aan hun edelmogenden kennis te geven. Wordende de magistraat vergund de invorderinge der Liefdegaven, om uit deselve de tegenwoordige oude kerk en toorn behoorlyk te doen repareren’.

Het interieur van de oude kruiskerk naar een schilderij van J. Bosboom.
Het interieur van de oude kruiskerk naar een schilderij van J. Bosboom.

Het Stadsbestuur besluit bij meerderheid aan het besluit van de Staten te gehoorzamen en de predikant ds. La Motthe (‘die sig selve om sulks te verrigten heeft aangepresenteert, met ernstig verzoek om hier te mogen werden geïmployeert’) daartoe te machtigen. Wel zal hij zich stipt aan het besluit van de Staten moeten houden en verder moet hij er voor zorgen dat de predikdienst bij zijn afwezigheid behoorlijk wordt waargenomen. En ‘ten derde dat Syn Eerwaarde voor de coste en vacatiën, door Syn Eerwaarde tot het laten doen der Intekeninge te maken, deze Stad niet sal kunnen of mogen aenspreken’. Z’n voorgeschoten reis- en defroyementskosten dienen uit de gecollecteerde penningen te worden vergoed. Bovendien bepaalt men dat de predikant in het doen van de collecten ‘met alle vigilantie (waakzaamheid) geassisteerd dient te worden’. De collecte brengt het zeer hoge bedrag op van £ 1450.

Ds. Anthonie la Motthe Willemsz. staat van 1745 tot 1762 te Arnemuiden. Hij raakt in een proces verwikkeld met een vrouw te Arnemuiden, die om haar lasterlijke aantijgingen bij vonnis van burgemeesters en schepenen wordt verbannen. Een dossier met stukken, waarvan de inhoud - volgens de historieschrijver H.M. Kesteloo - meer duidelijk dan stichtelijk is, berust nog in het oud archief.

* * *

Er doen zich dit jaar grote meningsverschillen voor tussen Pieter van der Nol en de smid Jan Peere. Peere betuigt voor de kerkenraad z’n leedwezen en is tot verzoening bereid. Van der Nol stelt zich echter zeer onverzoenlijk en hatelijk op.

In de plaats van de overleden stokman Johannes van de Kreke stelt de kerkenraad aan Abraham Francooy ‘voor vier ponden Vlaams per jaar gelyk ook de Rok van Pye gemaakt, dog die zal maar vernieuwd worden als den eerst gegevene versleten zal zijn en bovendien zal de kerkenraad voor alle behoorlyke correctie en kastyding die den stokman aan de stoute jeugd deed, instaan en hem van alle naspraak indemneren (vrijwaren)’.

In de plaats van de dit jaar aftredende ouderlingen Kornelis Kornelisse en Jacob van de Kreke en de in februari overleden ouderling Andries Adriaanse worden gekozen Boudewijn Joosse Grootjans, Klaas Geene en Jacob Cornelisse Schroevers. In de plaats van de aftredende diakenen Blaas Jobse en Gillis Marinisse komen Abraham van Damme en Abraham van ‘t Noordende. 21 personen leggen geloofsbelijdenis af.
Het batig saldo van de armenkas is dit jaar £ 42.14.4. Er zullen overigens vier blikken armenbussen gemaakt worden om de driemaandelijkse collecte te houden.

In maart spreken de broeders over ‘de boosheden en ergernissen die door de stoute jeugd te deser plaatse omtrent de oefeninge van de godsdienst tot stoornis derselve gepleegd worden’. Een rekest wordt aan de magistraat gezonden. Daarin wordt ook gevraagd het kopen en verkopen op zondag te verbieden. Een gedeelte van dit rekest nemen we over:

De menigvuldige ergernissen en storingen verscheidene jaren en vooral deze winter door de boze jeugd omtrent de godsdienst gepleegd zullen en kunnen aan uw agtbaren niet onbekend zijn, dewyl sommige gevallen zo enorm en eclatant geweest zijn, dat er zelfs een gerugt in de naburige steden van gespargeert is geworden, om nu niet te melden de aanhoudende en Godtergende boosheden omtrent de leerlingen gepleegd, niet alleen wanneer zy uit het onderwijs naar hun woningen keerden, maar zelfs ook gedurende dat onderwijs in de kerk en consistorie, wordende dan eens met stenen, dan met stukken van rotte appelen dan met gekauwde tabak en andere vuiligheden en drek, op de gewaden geworpen, dan wierd de deur van de consistorie verdrongen, dan wederom de blikke armbussen van boven neder gelopen of geworpen, waardoor wy genoodzaakt zijn geworden een leerling na de geregtsdienaar te senden met verzoek om dog dat bose geweld te willen beletten, die ten antwoord heeft laten zeggen, dal hy niet wist wat hy er mee doen moest, vrezende mogelyk wederom door de ouders dier stoute jongelingen ter revensie tot een vegtery, ongestraft uitgedaagd en getoucheert te zullen worden. De kerkenraad heeft gemerkt dat de devoiren ter wering van de ergerlykheden niet toereikend zyn. De kerkenraad smeekt om des Heeren Wil uw agtbaren toch ernstig tegen die boosheden te waken.
Ook verzoekt de kerkenraad ‘het kopen en verkopen op de Dag des Heeren te weren. Daar men selfs openbaar met de jukken melk door de stad ziet gaan. Dat uw agtbaren hun magt en gezag gelieven te gebruiken’.

Ouderling (en tevens burgemeester) Jacob van de Kreke is het niet met deze brief eens. Dreigend merkt hij op: ‘Ik zal op het Stadhuys myn oordeel daarover wel uitspreken’.

Op de 23e mei beraden de broeders zich over ‘de ydelheden en zonden die op het Pinksterfeest onder het geklank van de viool gepleegd worden’ en vragen de burgemeester dit voor de aanstaande Pinksteren te weren. Burgemeester Cornelis de Mol belooft de kerkenraad ‘de viool op de aanstaande kerkmis te zullen weren’.