1757

Onveilig is het op zee voor de koopvaardijschepen. Steeds opnieuw leeft de zeeroverij weer op. Vooral op de Middellandse Zee is het onveilig. De Republiek stuurt in de loop van het jaar opnieuw een vlooteskader naar de Middellandse Zee om onze koopvaardijvloot daar tegen zeeroverij te beschermen.

Maar niet alleen onderweg, maar ook in Oost Indië zelf kampt de Verenigde Oostindische Compagnie met problemen. Het gelukt de V.O.C. in maart een verdrag te sluiten met de Javaanse opstandelingenleider Mas Said.

De weduwe van de in 1752 overleden Stadhouder Prins Willem IV, Prinses Anna, de regentes en gouvernante van de jeugdige Prins Willem V, vergroot haar populariteit niet. In september weigert ze de voordracht voor burgemeesters van Haarlem te erkennen. Haarlem gaat hierover in beroep bij de Staten van Holland. Het gevolg is dat een aantal machtige Hollandse steden (Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht en Den Briel) zich achter Haarlem en tegen de Gouvernante opstellen.

* * *

Hetzelfde wat de Gouvernante Prinses Anna in Haarlem deed, gebeurt in Arnemuiden. Zij keurt de voordracht voor de nieuwe regenten eerst niet goed, omdat ‘op de tijd van het maken der nominatie tot vernieuwing van de Weth enige differenten (verschillen van mening) waren ontstaan’. Door tussenkomst van de Heer van Borsele wordt de voordracht, na hier enige veranderingen in aangebracht te hebben, aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Anna bezorgd.

Het is niet geheel duidelijk wat deze ‘differenten’ (meningsverschillen) inhielden. Mogelijk was het het ongenoegen bij enige regenten, onder aanvoering van Casper Visser, over de zittende burgemeesters Cornelis de Mol en Jacob van de Kreke. Deze zouden de vertegenwoordiging van het Stadsbestuur in de vergadering van het Collegium Qualificatum met de kerkenraad niet goed hebben waargenomen. Ze zijn op eigen houtje naar de laatste vergadering geweest zonder ruggespraak met de vroedschap. Ook hebben ze geen verslag uitgebracht. Ze hebben dit ‘op eigen autoriteit gedaan, hetgeen tot verkorting van ‘t recht is’.

* * *

De stadsvroedvrouw, Leuntje Maranus, is de laatste tijd ziekelijk. De weduwe van de overleden bakkersbaas Jacob de Niet krijgt toestemming om tijdens haar ziekte en zo lang de vroedvrouwplaats vacant is deze waar te nemen. Begin maart overlijdt de vroedvrouw. In haar plaats wordt benoemd Pieternella Tesselaar op een traktement van 50 gulden per jaar. Desondanks gaat de weduwe De Niet gewoon door met de vroedvrouwplaats waar te nemen. Dit wordt haar ‘eerst vriendelijk, daarna scherpelyk verboden’. Als ze hiermee blijft doorgaan zal ze voor Wet en Raad worden ontboden.

* * *

De weduwe De Hooge (of ook genoemd d’ Ooge) bewoonde tot 1754 het hof ‘Het Roode Schilt’ op het noordoost einde van de Langstraat. Cornelis de Hooge werd hiervan in 1736 eigenaar. In 1754 kocht mr. Hendrik Brouwer het van de weduwe d’ Ooge. De weduwe pacht nog steeds de schorren (de gorsingen) tegen de Zuidwal en een gedeelte van het Schuttershof. Voor dit jaar wordt haar pacht verlaagd ‘vanwege het slik dat uit het gat op het schorre gebragt is en voor het stukje van het Schuttershof dat aan Hendrik Brouwer in erfpacht is uitgegeven’. Ook in 1758 krijgt ze ‘schadevergoeding wegens vermindering van haar gorsinge aan de Zuydwal en het Schuttershof’.

* * *

Eind november brengt de regerende burgemeester Jacob van de Kreke een ernstige zaak ter tafel van de vroedschap. Er zijn verscheidene malen bij hem klachten geuit ‘dat door vele en verscheydene van de jonkheid, soo van de keeten als van binnen deze Stad, haar selve soo verre te buyten gaan in overlast en moetwillige boosheid tot stoornis van den openbare godsdienst en avont catechisatie, mitsgaders het aanranden van degenen die haar naar de catechisatie begeven en er daar weder uitkomen’. Besloten wordt de navolgende publicatie tegen stoornis van de openbare godsdienstoefening en de catechisatie af te kondigen:

Burgemeesters, schepenen en raden doen te weten, dat zij tot groot ongenoegen vernomen hebben dat er veele en verscheyde van de jonkheyt, soo van de keeten als van binnen dese stad, haar selve soo verre te buyten gaan in onverlate moetwillige quaetaerdige boosheyd tot stoornis van den openbare godsdienst en avont catechisatie, met het houden van een groot geweld in de kerk deser stad, onder het verrigten van den openbare godsdienst en avont catechisatie door het stampen met houte klompen op den gront mitsgaders het aanranden van desulke die haar naar de catechisatie begeven en daer weder uytkomen, waerover aen ons verscheyde klagten syn gedaan en het nogtans voor de justitie ten uytersten nootsakelyk is om sulke hooggande boosheyt te weren en tegen te gaan, ten eynde de godsdienst en catechisatie onverhindert werde verrigt. Soo ist dat burgemeesters, schepenen en raden sulke moetwillige boosheyt wel scherpelyk interdiceren en verbieden op peene dat alle degeene die bevonden sullen werden aen bovengemelde quaataardige boosheyt en het stooren van den openbare godsdienst en catechisatie schuldig te syn voor de eerste maal sullen verbeuren eene somme van twee ponden Vlaams, de eene helft te appliceren voor den aenbrenger off die de calangie sal doen en de wederhelft voor den armen deser stad en sullen de ouders voor de boete van hunne kinderen aansprekelyk syn en nog boven dien geset sal werden op het gevangenhuys den tyt van veertien dagen te water en brood en voor de tweede reyse dobbeld met arbitrale correctie. Ende ten eynde dese onse publicatie werde agtervolgt en nagekomen, soo bevelen wy 's Heeren Dienaar en alle andere bedienden deser stad wel scherpelyk tegen de contraventeurs der selve dese onse publicatie ter executie te stellen.

* * *

De Hervormde Gemeente wordt nog steeds gediend door de predikant ds. Anthony La Motthe Willemsz. Hij heeft het te Arnemuiden niet gemakkelijk. Het is een zware dienst. Dit jaar zet de meerderheid van de kerkenraad zich af tegen de predikant. Hij zou de notulen over ‘de zaak-Van der Nol’ niet juist en volledig opgesteld hebben. De predikant verklaart met zulk een kerkenraad niet te kunnen werken en sluit de vergadering.

De ouderlingen Hendrik Berk en Jacob Cornelisse en de diakenen Pieter La Rivière en Marinus Jacobse zijn aftredend. De predikant geeft ‘seer hertelyk en ernstig in overweging dog tot soo een werk te willen nomineren sulke leden der gemeente, welker gedrag stigtelyk en sonder ergernis is gelyk ook die daarenboven van een vredelievende aard zyn’.
In de daarop gehouden vergadering van het Collegium Qualificatum dragen de burgemeesters De Mol en Van de Kreke Pieter van der Nol voor als ouderling. De kerkenraad wijst dit voorstel echter uitdrukkelijk van de hand. Niettemin worden op viertal geplaatst: Marinus Marinusse, Jacob de Rijke, Marinus Jacobse en Pieter van der Nol. Ds. La Motthe en ouderling Berk protesteren tegen de nominatie van Van der Nol op krachtige wijze. Men heeft van een regent vernomen, dat men ‘met Van der Nol de duivel in de kerkenraad haalt’.

Het lijkt toch nog ten goede te keren als Marinus Marinusse en Jacob de Rijke tot ouderlingen en Pieter Geene en Cornelis Blaasse tot diakenen worden verkoren. Helaas bedankt De Rijke voor zijn verkiezing. De meerderheid van de kerkenraad spreekt zich er daarna voor uit om Van der Nol tot ouderling te nomineren. Ds. La Motthe en de twee oudste ouderlingen ontraden ten sterkste om met Van der Nol in de kerkenraad op te trekken.
Op de 4e oktober kiest de meerderheid van de kerkenraad toch Van der Nol als ouderling. De predikant verklaart ‘er zich niet meer mee te zullen inlaten, latend het besluit ter verantwoording van de andere kerkenraadsleden’.
Een groot gedeelte van de maand oktober is de predikant uitstedig om giften te collecteren voor het herstel van de bouwvallige kerk.

Gedurende deze maand dienen 19 lidmaten een verzoek in om de verkiezing van Van der Nol aan te houden totdat ze zullen zijn gehoord. Onder deze lidmaten bevindt zich een aantal notabelen van de stad. De ondertekenaars zijn Aarnout Du Mont, de timmermansbaas Gerrit van der Leye, de smidsbaas Jan Peere, de secretaris Casper Visser, de oud-burgemeester Jacob Quinten, Kornelis Kornelisse, Pieter van Cas, Job Jobse, Egbert Marinusse, Job Grootjans, Kornelis Kornelisse de jonge, de stadsbestuurder Jacob van Cas, Jacob Jobse, Job Kornelisse, Daniël van Belsen, Hubrecht Kornelisse, Kornelis Jacobse, Joost van Belsen en Blaas Jobse. De bevestiging van de nieuw gekozen ambtsdragers wordt vanwege de zaak-Van der Nol uitgesteld. Er heerst grote weerstand in de kerkelijke gemeente tegen de bevestiging van Van der Nol als ouderling. Niettemin stellen zes leden van de kerkenraad zich achter Van der Nol en tegen de predikant op. Er heerst grote verbolgenheid tegen ds. La Motthe. De opstelling is ‘met hevige toornigheid en onder menigvuldige bedreigingen’.

Weer opmerkelijk is, dat in het notulenboek opnieuw onder dit jaar verscheidene regels zijn uitgewist en aantekeningen bijgeplaatst waar het gaat over de zaak-Van der Nol. Pas na het overlijden van ds. La Motthe in 1764 zal de Classis Walcheren onderzoeken wie deze verminkingen in het notulenboek op z’n geweten heeft.