1870

In dit zo belangrijke jaar in de historie van Arnemuiden (algemeen wordt zelfs gesproken over ‘vóór de spoorwegen’ en ‘na de spoorwegen’) wordt het open water tussen de eilanden Walcheren en Zuid-Beveland door de Sloedam afgesloten. De aanvoer van materialen voor de aanleg van de Sloedam wordt ook door de vissersschepen verzorgd. Over de Sloedam wordt de spoorbaan tussen Vlissingen en Bergen op Zoom aangelegd. Arnemuiden krijgt een spoorwegstation en wordt ook daardoor ontsloten. Voortaan behoeft men niet meer te voet via het Arnemuidse voetpad naar Middelburg te lopen of met het overzetveer naar het Goese land.

Te voet gaan de visleursters naar Middelburg over het veertje en het voetpad met de vele bruggetjes.
Te voet gaan de visleursters naar Middelburg over het veertje en het voetpad met de vele bruggetjes.

In deze jaren wordt het kanaal door Walcheren gegraven. Ook het Arnekanaal wordt aangelegd door de loop van de oude, bochtige Arne. Het vaarwater vóór Arnemuiden wordt afgedamd door de aanleg van de zogenaamde grintweg naar de rijksweg Middelburg-Goes. Ook de Arnemuidse vissersvloot moet daardoor uitwijken naar Vlissingen en Veere. Als gevolg van al deze grote werken ondergaat Arnemuiden een ware gedaanteverwisseling. Het kleine stadje, gelegen tussen de wallen, de vesten en het overblijfsel van de vroegere rede, verandert aanzienlijk door de aanleg van de spoorbaan, het kanaal en de dam in het voormalige vaarwater. De gebeurtenissen in de periode tussen 1865 en 1875 staan geheel in het teken van deze, voor Arnemuiden zo ingrijpende ontwikkelingen.

Dit jaar breekt de Frans-Duitse oorlog uit en vindt de mobilisatie in ons land plaats. Dit heeft echter geen vertragende invloed op de grootscheepse kanaal- en spoorwegwerken nabij Arnemuiden.

Het gemeentebestuur wordt in 1870 gevormd door de 36-jarige burgemeester Jhr. mr. J.W.M. Schorer. Op 24-jarige leeftijd werd hij burgemeester van Nieuw- en Sint Joosland, in 1867 tevens van Arnemuiden. In 1871 wordt hij burgemeester van Middelburg en in 1879 Commissaris van de Koningin in Noord-Holland. In 1897 volgt zijn benoeming tot Vice-president van de Raad van State. Schorer staat alom in aanzien door zijn helder oordeel, grote werkkracht en beminnelijkheid. Wethouders zijn Antheunis Boogert en Joos van der Weele. De gemeenteraad bestaat verder uit de raadsleden Willem Baas, Gillis Kesteloo, Dingenis Kousemaker, Joos Mesu en Pieter van Vlaanderen. Gemeentesecretaris is Christiaan Johannis Crucq, die later vele jaren burgemeester van Arnemuiden is geweest. Ook zijn grootvader was lange tijd burgemeester van Arnemuiden.
In 1870 telt Arnemuiden 1675 inwoners. Het grote aantal van 92 kinderen wordt geboren. 81 inwoners overlijden, waarvan 57 kinderen in hun eerste levensjaar.

In de gemeenteraadsvergadering van 5 augustus wijdt burgemeester Schorer een kort woord aan het onverwachts overlijden van raadslid Gillis Kesteloo, ‘die gedurende vele jaren als een waardig lid dezer vergaderingen mocht werkzaam zijn en algemeen geacht was’. Als nieuw raadslid wordt toegelaten de 32-jarige Salomon van Eenennaam Louwzoon, bakker van beroep en wonend op de hoek Langstraat/Westdijkstraat. Bijna 50 jaar lang zal Salomon van Eenennaam een grote plaats in het gemeentebestuur innemen, eerst als raadslid en wethouder en daarna vele jaren als burgemeester.

Het overleden raadslid G. Kesteloo.
Het overleden raadslid G. Kesteloo (2e van links).

Het overleden raadslid G. Kesteloo was tevens commissaris van het Sint Jansgilde, het gilde van de arbeiders. De familie Kesteloo deponeert het Sint Jansgildeboek en het kassaldo van het gilde van ƒ 41,31 bij de gemeentesecretarie. Vergeefs wordt getracht een nieuwe commissaris te benoemen.

Het bewerken van de zeilen, het zgn. bolussen.
Het bewerken van de zeilen, het zogenaamde bolussen, in de haven van Vlissingen.

Als gevolg van de afsluiting van het Sloe wijken de vissers uit naar Veere en Vlissingen. Sommigen vissen bij voorkeur ‘aan de Veere-kant’ (de Roompot en de Oosterschelde), anderen hebben Vlissingen als vaste ligplaats en vissen in de monding van de Westerschelde. Dat hangt af van de visgronden waar men wil vissen. Veere heeft als voordeel dat men bij slecht weer altijd in de luwte kan blijven; in Vlissingen is het gelijk ‘holle zee’. Doorgaans vertrekken de vissers rond middernacht, afhankelijk van de eb. Te voet gaan ze naar Veere of naar Middelburg en van daar met de elektrische tram naar Vlissingen.

De afsluiting van het Sloe en het noodgedwongen vertrek van de vissersvloot heeft ook tot gevolg, dat in 1870 verscheidene Arnemuidse gezinnen naar Vlissingen verhuizen (waaronder b.v. de familie van Gerard Jasperse, schrijver van het boekje ‘Ter Garnalenvangst omstreeks 1920’). In Vlissingen blijven ze in de buurt van elkaar wonen. Ze vestigen zich daar rond de Pauw en de Beursstraat en in de nieuwe woonwijk achter het Prinsenbosje. Nog lange tijd behouden de Arnemuidse gezinnen daar hun eigen leefgewoonten en dragen ze de Arnemuidse klederdracht. Toch is het aantal vissersgezinnen dat Arnemuiden verlaat tot omstreeks 1920 gering. Zo verlaten in de periode tussen 1870 en 1900 slechts 5 gezinnen en 5 alleenstaanden Arnemuiden.

De garnalenvisserij levert dit jaar een redelijke tot goede verdienste op. De vissers verdienen wekelijks zo gemiddeld ƒ 20 à ƒ 25. Deze besomming moet dan wel door vijven gedeeld worden (1/5 deel voor het schip en 1/5 voor elk van de vier bemanningsleden). Voor het grootste gedeelte worden de garnalen uitgevoerd naar Engeland. De vangst is ruim en de prijzen variëren van ƒ 4 tot ƒ 6 per mand van 30 kilo. Er zijn dit jaar geen noemenswaardige schardijnvangsten, die voor een bijverdienste zorgen.

De Arnemuidse vissersvloot bestaat dit jaar uit 27 schuiten. De vloot van Vlissingen is nog zeer beperkt en telt slechts 3 schuitjes en die van Veere 1. Vanaf omstreeks 1870 beoefenen de Arnemuidse vissers steeds vaker uitsluitend de kustvisserij langs de Noordzeekust en op de Zeeuwse stromen. Deze kustvisserij wordt uitgeoefend op de kleine, platte, houten hoogaarzen en is vooral gericht op de garnalenvangst. Vanaf deze tijd dateert ook het garnalen koken aan boord. Naast garnalen is ook de bijvangst van schardijn, schol, bot, schar en tong van belang. Als er geen garnalen worden gevangen - deze trekken in de wintermaanden weg - zijn de vissers geheel van deze bijvangst afhankelijk. Tijdens de wintermaanden - als men niet kan uitvaren - houden de vissers zich bezig met het boeten en repareren van de netten, het zogenaamde ‘korren breien’. Ook vlechten ze in de wintermaanden de manden waar de garnalen in verzonden worden en bewerken ze de zeilen met olie om deze tegen het zoute water te beschermen, het zogenaamde ‘zeilen bolussen’. Ook worden de schuiten dan opgelegd voor het jaarlijks onderhoud.

Op de scheepswerf van Meerman worden dit jaar nieuwe hoogaarzen gebouwd voor schipper Lourens Troost uit Goedereede, schipper Blaas Blaasse uit Arnemuiden, de heer L. Pompe van Meerdervoort te Goes en schipper Johan van Beveren uit Brouwershaven.

De burgemeester deelt de gemeenteraad mee dat hij door Lieven van Belzen is gevraagd om het door hem bewoonde, aan de gemeente toebehorende huis, bekend onder de naam ‘de ziekenzaal’, aan hem te verkopen. Hij wil daarvoor ƒ 1.200 betalen. Het gaat hier om het gebouw van de voormalige stijfselfabriek in het Christiaanpoldertje (gelegen tussen de Zuidwal, de Nieuwlandseweg en het Schorretje). Dit gebouw was daarna in gebruik als aardappelbloemfabriek en calicotweverij en vervolgens als ziekeninrichting in tijd van besmettelijke ziekten, in de volksmond nu ‘de ziekenzaal’ genoemd. De gemeenteraad stemt er graag mee in om dit gebouw te verkopen. Er zouden binnenkort toch aanmerkelijke reparaties aan moeten plaatsvinden. Tegelijk wordt besloten om geen gebouw voor ziekenzaal meer aan te houden. Mocht er bij een heersende besmettelijke ziekte in de gemeente behoefte ontstaan aan een ziekenzaal, dan zal daarvoor de bovenzaal van het gemeentehuis worden gebruikt.

Ook besluit de gemeenteraad de jaarwedde van de gemeentegeneesheer, dokter Westfaal Quadekker, te verhogen van ƒ 60 tot ƒ 200, dit als gevolg van de gewijzigde Armenwet. Voortaan zullen alle armen, die ondersteuning genieten, gratis moeten worden geholpen door de gemeentearts. Uiteraard betreft het hier een nevenfunctie voor dokter Quadekker; daarnaast geniet hij zijn gewone inkomen.

De smid H. van de Putte krijgt opdracht het uur-, slag- en speelwerk van de toren te herstellen voor ƒ 170. Dit verkeert al geruime tijd in een zeer slechte toestand.

De gemeenteschool wordt ook dit jaar gediend door de bekwame hoofdonderwijzer Pieter Kwekkeboom en de hulponderwijzer A.J. de Veij. De school is gehuisvest in het gebouw van de latere Christelijke Bewaarschool aan de Lionstraat (het Leeuwertje). Kwekkeboom verzoekt ontslag uit zijn nevenfunctie van ’wijkmeester’. De hulponderwijzer van de school A.J. de Veij wordt in deze functie benoemd. Hij wordt aangesteld tot ambtenaar belast met het bijhouden van de bevolkingsregisters tegen een vergoeding van ƒ 20 per jaar. Hulponderwijzer De Vey doet overigens veel van zich spreken in de notulen van de gemeenteraad. Minstens eenmaal per jaar vraagt hij om opslag in verband met zijn - volgens hem - ‘karige bezoldiging’. Aanvankelijk wordt zijn vrouw toestemming gegeven de school buiten de schooluren te gebruiken voor het geven van onderwijs in naaien en breien onder ‘het genot van vrij licht en brand’.

De gemeenteraad besluit op 11 november de Arnemuidse ingezetenen gedurende de wintermaanden in de gelegenheid te stellen gratis lager onderwijs te volgen in het schoolgebouw. De avondnaai- en breischool van mevrouw De Veij moet dan maar wijken. De kerkvoogdij van de Hervormde Kerk zal worden gevraagd de consistoriekamer voor dit doel af te staan. Is men daartoe niet bereid, dan zal één van de kamers van het gemeentehuis worden afgezonderd. De gemeente zal zorgen voor de benodigde zitbanken.

Vermeldenswaard zijn nog de volgende bijzonderheden over het dagelijks leven. Dit jaar wordt tot lichtopsteker aangesteld Abraham Kraamer. J. van de Broeke is de ‘karreman’; hij haalt bij de huizen de vuilnis en de beer op. Molenaar is J.L. de Bruijne. Klokkenopwinder is H. van de Putte. Gemeenteopzichter tevens brandmeester is Jacob Crucq. In 1870 zijn in elk geval bakker: Adriaan Joosse onder aan de Markt, Jacob Crucq boven aan de Markt, Salomon van Eenennaam op de hoek Langstraat/Westdijkstraat en Hubrecht van Eenennaam in de Langstraat.

Ook is het vermelden waard dat de winter van 1870/1871 buitengewoon streng is. Het Sloe is zo overdekt met ijsschotsen, dat er geen vierkante meter vrij water te zien is.

Op 23 januari 1870 doet de 41-jarige ds. L. Kan de Beer intrede in de Hervormde Kerk. Geboren op 6 juli 1828 te Groningen, kandidaat in 1851, was hij hiervoor predikant in Hiaure vanaf 1852, waarna hij in 1862 met emeritaat ging. Vanaf 1868 was hij weer predikant te Vrouwenpolder. Hij blijft maar zeer kort te Arnemuiden. Want op 26 juni 1870 neemt hij al weer een beroep aan naar Scheveningen. Daarna dient hij nog de gemeenten Westmaas, Aagtekerke, Poederooyen, Hei- en Boeicop, voor de 2e maal Poederooyen, Herkingen en Goudriaan. Op 1 juli 1900 gaat hij met emeritaat. Hij is overleden op 5 december 1902.

Plattegrond van Arnemuiden en omgeving van 1866.
Plattegrond van Arnemuiden en omgeving van 1866.

1871

Ook 1871 staat nog geheel in het teken van de kanaal- en spoorwegwerken in de nabijheid van Arnemuiden. Enkele belangrijke gevolgen noemen we hierna. In verband met de aanleg van de spoorlijn over het Sloe wordt ten oosten van Arnemuiden een dam aangelegd. Aan deze dam komen aanlegplaatsen voor de vissersschuiten. De vissers kunnen immers nu niet meer tot in de thuishaven doorvaren.

De aanleg van de Sloedam. Hierlangs leggen de vissersschuiten voorlopig aan.
De aanleg van de Sloedam. Hierlangs leggen de vissersschuiten voorlopig aan.

Op 23 maart wordt de bouw van het spoorwegstation aanbesteed. Het werk wordt gegund aan H.R. Boers te Groningen. Ook wordt een dam bij het terrein van de zaagmolens te Nieuwland gemaakt (wat nu dus het einde van het kanaal naar Nieuwland is). Op het zaagmolenterrein wordt dit jaar de houtzaagmolen de Fortuin of Steenbok afgebroken en vervangen door een stoomzagerij.

In juni worden met de gemeenten Middelburg en Nieuw- en Sint Joosland pogingen bij de minister aangewend voor het verkrijgen van een pont voor de dagelijkse overtocht ‘op de hoogte van de havenbarrière te Middelburg, welke toegang thans door de kanaalwerken bij die gemeente geheel is opgeheven’. De kortste weg om in Middelburg te komen is nu ‘langs de ijzeren brug bij het in aanbouw zijnde stationsgebouw te Middelburg, ruim 500 meter verder dan de zgn. havenbarrière’. Dit wordt zeer bezwaarlijk geacht voor de ingezetenen van Arnemuiden die Middelburg bezoeken, vooral voor de visleursters die dagelijks in groten getale daarheen gaan om hun vis uit te venten. Het rijk stemt hiermee in en zorgt voor de nodige op- en afritten naar het pontveer over het kanaal.

Ook wordt aan de Staat t.b.v. de aan te leggen grintweg van het eind van de Langstraat naar de rijksstraatweg Goes-Middelburg een strook gemeentegrond verkocht voor ƒ 2.629,50. Later staat deze grintweg bekend als ‘de weg naar de driehoek’.

Op 9 november 1871 vindt de aanbesteding plaats van de draaibrug over het kanaal door de Arne in de Kleverskerkseweg. Ook wordt het maken van de aansluiting van dit kanaal op de havens van Middelburg en Arnemuiden gegund aan J. van de Griend te ’s'-Hertogenbosch voor ƒ 133.500.

Het in 1871 gebouwde station voor de spoorwegen.
Het in 1871 gebouwde station voor de spoorwegen.

In maart wordt burgemeester Jhr. mr. J.W.M. Schorer benoemd tot burgemeester van Middelburg. Later zal hij Commissaris van de Koningin in Noord-Holland worden. Tot zijn opvolger wordt per 1 april benoemd de gemeentesecretaris C.J. Crucq. Crucq blijft ook secretaris. Voortaan zullen de uitgaande stukken worden getekend door burgemeester/secretaris Crucq en de oudste wethouder J. van der Weele. In verband met deze benoeming wordt Crucq ontslag verleend als gemeenteontvanger en als secretaris/penningmeester van het Burgerlijk Armbestuur.

Voor de functie van gemeenteontvanger wordt benoemd Dingenis Kousemaker. Ook wordt hij secretaris/penningmeester van het Burgerlijk Armbestuur. Daardoor legt hij zijn functie van lid van de gemeenteraad neer. Tot raadslid in de plaats van Kousemaker wordt benoemd burgemeester Crucq. In die tijd kon men nog tegelijk burgemeester, raadslid en secretaris zijn.

Het hoofd van de gemeenteschool P. Kwekkeboom verzoekt de gemeenteraad een 2e hulponderwijzer aan te stellen. Het is hem onmogelijk met slechts één hulponderwijzer voortdurend voldoende onderwijs te geven aan een getal van ruim 150 leerlingen. Bovendien - zo schrijft hij - maken ruim 70 meest volwassenen van de avondschool gebruik. De gemeenteraad is het er na uitvoerig beraad over eens dat het onderwijzend personeel te krap is. Besloten wordt tot aanstelling van een 2e hulponderwijzer per 1 januari 1872. In deze functie wordt benoemd W. Albregts uit Oost Souburg.

In de raadsvergadering van 29 augustus stelt burgemeester Crucq een aanmerkelijke verbetering voor. Hij geeft zijn wens te kennen om de straatverlichting, die sinds 1868 aanzienlijk verminderd is, weer zodanig uit te breiden dat al de straten van de gemeente voldoende verlicht worden. Hij stelt voor een 10-tal lantaarns te laten branden, deze met petroleumlampen te verlichten en de aanwezige lampen daartoe te voorzien
van ronde branders. De gemeenteraad stemt hier graag mee in.

Uit een artikel van Drs. Drinkwaard in het Zeeuws Tijdschrift blijkt, dat in het begin van de zeventiger jaren 600 à 650 consenten door het Zeeuwse visserijbestuur aan Zeeuwse vissers werden afgegeven. Clinge, Philippine en Bruinisse spannen hierbij de kroon met 90 tot 100 consenten. Daarop volgen Grauw en Tholen met elk rond de 60. In Arnemuiden komt men niet verder dan 26 consenten. Aan Veerse vissers werden tot 1870 geen consenten uitgereikt. Na 1871 komt Veere weer op nadat Arnemuidse vissers hier hun thuishaven gekozen hebben. In 1871 hebben weer 4 vissers uit Veere een consent.

De garnalenvisserij levert dit jaar weliswaar geen ongunstige vangsten op. Maar, omdat de prijzen door de grote aanvoer in Engeland niet zo hoog zijn als in 1870, zijn de verdiensten veel minder als vorig jaar. De Arnemuidse vissersvloot bestaat uit 26 schuiten. In Vlissingen is er zelfs dit jaar - dus na het uitwijken van de Arnemuidse vloot als gevolg van de aanleg van de Sloedam - nog maar één vissersschuit.

Het garnalen koken aan boord. De zogenaamde koelbennen op het achterdek.
Het garnalen koken aan boord. De zogenaamde koelbennen op het achterdek.

Op de scheepswerf van de Gebroeders Meerman is dit jaar een 4-tal vaartuigen in aanbouw: een hoogaars voor schipper J. van Beveren te Brouwershaven, een hoogaars voor schipper G. Larooy te Gorishoek, een hoogaars voor schipper A. de Haas te Bergen op Zoom en een nieuwe roeiboot voor de heer De Vriend, dijkbaas te Cadzand, voor de werken aan de Wielingen.

J.O. Luteijn, scheepsreder te Middelburg, krijgt voor 15 jaar het perceel gemeentegrond in de Christiaanpolder (groot 1945 m2) in erfpacht waarop zijn visrokerij en -drogerij staat. Al sinds 1861 heeft Luteijn hier zijn bedrijf.

Jacob Crucq vraagt wegens ernstige ziekte ontslag als gemeenteopzichter en commandant van de brandweer (brandmeester). Korte tijd later overlijdt hij. Tot brandmeester in zijn plaats wordt benoemd P. van Vlaanderen (tevens gemeenteraadslid) en tot gemeenteopzichter D. Jeras uit Middelburg. Tot klokopwinder wordt benoemd H. Kraamer in de plaats van de overleden H. van de Putte.

De gemeenteraad spreekt zijn ongenoegen uit over het ophalen van mest, beer en haardas met de mestkar. De mestkar was juist onlangs in gebruik genomen om de reinheid in de gemeente te bevorderen. Geconstateerd  wordt nu dat het thans nog veel smeriger in de gemeente is dan toen de zogenaamde mestverzamelbakken nog in gebruik waren. Vooral op de wallen is dit het geval. Het helpt niet dat burgemeester Schorer betoogt dat het probleem zit in het overal neerwerpen van vuilnis. De raad besluit de mestkar weer af te schaffen en opnieuw over te gaan tot plaatsing van 7 overdekte halfsteens mestbakken van elk 4 meter lang, 3 meter breed en 1½ meter diep. Echter, tijdens de volgende raadsvergadering zijn de raadsleden van mening veranderd. het gebruik van de mestkar wordt daarom voortgezet. Het ophalen van de mest wordt dit jaar gegund aan J. Bliek.

Wel wordt op de Westwal een mestbak geplaatst. Bij het havenhoofd, op de hoek van de Nieuwstraat en bij de mestput van C. van Eenennaam worden bordjes geplaatst waarbij het verboden wordt daar vuilnis neer te werpen. Aan het einde van het jaar blijken opnieuw grote problemen met het afvoeren van de ’beerspecie’. De vaste heerschipper T. de Wit blijft lang weg. Bij geruchte is zelfs vernomen dat hij niet meer komt, omdat er geen aftrek meer is voor de beer. Besloten wordt de beerspecie dan maar weg te geven of gedeelten op de gemeentelijke mestvaalt te deponeren.

1873

Op 1 april 1873 wordt het nieuwe kanaal naar Arnemuiden voor de vaart geopend. De vissers maken er echter weinig gebruik van. Ze geven voorkeur aan een aanlegplaats aan de spoorwegdam door het Sloe, omdat ze dan onbelemmerd naar zee kunnen varen. Het kanaal zorgt voor teveel oponthoud. In de raadsvergadering van 9 april komen dan ook verzoeken van diverse ingezetenen ter tafel, waarin gevraagd wordt ‘om een aanlegsteiger buiten de afsluitdam in de Arnemuidse haven om de vissers voortdurend de gelegenheid te geven om met hun vaartuigen te komen laden en lossen’. Het gemeentebestuur zal hiervoor een verzoek indienen bij de Minister.

Het nieuwe kanaal. De ARM 22 van Blaas van Belzen passeert de Arnebrug.
Het nieuwe kanaal. De ARM 22 van Blaas van Belzen passeert de nieuwe Arnebrug.

In het werfboek van scheepsbouwer P.H. Jonker te Kinderdijk, daterend uit de jaren 1857-1875 en dat nu berust in de verzameling van wijlen Leen Smit te Alblasserdam, komt de volgende vermelding voor:

1873. Een hoogaars gemaakt voor Cornelis Sierevelt te Arnemuiden. Aangenomen voor 1.000 gld. Lang in 7 vlak 28/2 voet. In de maand maart in het jaar 1873. Aan de smid gekost 50 gulden. Het is een Armuisch hoogaars.

Bij het werfje van Jonker te Kinderdijk worden nogal wat hoogaarzen gebouwd, evenals bij de werf van Fop Smit te Nieuw-Lekkerland. Men sprak overigens over diverse soorten hoogaarzen, b.v. een Kinderdijkse hoogaars, een Arnemuidense hoogaars of ook wel een Arnemuidenaar, een Oostduivelander of platte Duivelander, een Tholense hoogaars en dergelijke.

Ook op de werf van Meerman te Arnemuiden heerst dit jaar volop bedrijvigheid. Dit blijkt uit de vermeldingen in het werfboek:
17 mei 1873: begonnen aan een nieuwe hoogaars voor Kees Mulder te Arnemuiden (van dezelfde grootte als van Blaas Blaasse) voor ƒ 1000, klaar gemaakt op zaterdag de 23 augustus 1873.
10 mei 1873: begonnen aan een nieuwe hoogaars voor een schipper uil Flipland, weggevaren 27 november 1873.
18 november 1873: begonnen aan een nieuwe schietschouw voor de heer Bosch, commies te Hans weert, voor ƒ 190, klaar gemaakt op 19 december 1873.
27 november 1873: begonnen aan een nieuwe hoogaars voor de heer Hector te Vlissingen voor ƒ 1250, klaar 16 maart 1874.
20 december 1873: begonnen aan een nieuwe boot voor schipper Faasse van Flipland voor ƒ 330, klaar gemaakt op 15 maart 1874, weggevaren de 2 juli 1874.
22 december 1873: begonnen aan een nieuwe hoogaars voor schipper Nieman van de Goedereede voor ƒ 1300, weggevaren de 8 mei 1874.

Een bijzonder interessante beschrijving van het dagelijkse leven in Arnemuiden staat in het boek 'Zeeland door de bril van 1873’ door Charles de Coster. In de zomer van 1872 maakte Charles de Coster, de Vlaamsgezinde Belgische auteur van ‘De Legende van Uilenspiegel’, een voettocht door Zeeland en gaf daarvan in 1873 een reisverslag. Uit zijn beschrijving vermelden we het volgende:

Alvorens het eiland Walcheren te verlaten, willen we nog een bezoek brengen aan de vissersplaats Arnemuiden. De bestrating in Arnemuiden is zeer ongelijk en wie geen stevig schoeisel draagt, krijgt veel pijn aan de voeten. Er wonen mooie mensen, maar de vrouwen en mannen schijnen beiden kleiner, levendiger en gevoeliger te zijn dan hun buren op het eiland.

Het costuum van de vrouwen is gelijk aan dat in de omliggende dorpen, maar het verandert geleidelijk in ongunstige zin. De mannen, die bijna allemaal visser zijn, dragen ’s zondags een hemd van blauw flanel met grote plooien. Zij stoppen het in hun broek die zwart en wijd is en die van voren op het middel twee grote zilveren schijven heeft. Ze dragen een pet die ze branieachtig op één oor zetten en die een gebogen klep heeft welke tussen de wenkbrauwen een knik naar beneden maakt. Ze zien er trots en kordaat uit.

Arnemuidsche visscher.
 

In Arnemuiden zoeken we de heer Kwekkeboom op, de schoolmeester. Hij is een Vlaams type en we vinden dat hij er streng en bijna nors uitziet. Dat ligt aan ons zelf. We maken plichtplegingen uit verlegenheid en gebruiken zonder het te willen, al te veel het woord ’mijnheer’. Maar al gauw spreken we minder gemaakt en de heer Kwekkeboom herziet zijn eerste indruk van ons, glimlacht verheugd, en toont dat hij een hartelijk, charmant, levendig en geestig man is, op en top een Zeeuw: goed rond, goed Zeeuws. De heer Kwekkeboom heeft vroeger lezingen gehouden over Arnemuiden. Een aanzienlijk deel ervan was gewijd aan de geschiedenis van de plaats.

De vissers van Arnemuiden gaan vissen op de hoogte van Texel en zelfs op die van Vlieland. Als zij met hun buit huiswaarts keren ontsnappen zij niet aan plundering - tegen contant geld - door schepen van Antwerpen en Amsterdam, die langs de westkust op hun thuisvaart liggen te wachten. Nadat men het over de prijs eens is geworden en er af geleverd en betaald is, komen de Arnemuiden aars met lege schepen thuis. Daarom kan men beter vis eten in Antwerpen, Brussel en Parijs dan in Middelburg. Op vrijdag lopen ze weer binnen; dat is dus de dag van de koekebakken. De vrouwen bieden hun mannen een goed onthaal, want ze zijn blij hen met volle beurs terug te zien.

Vroeger, in de vette jaren, verdeelde men de opbrengst van de vis op de volgende manier.
Alle vissers namen plaats rond een tafel. Wat men in de verschillende aanlegplaatsen aan ontvangsten had binnengekregen, werd midden op tafel gelegd. Men maakte stapeltjes van de grote en kleine munten. De grootste munten waren de kronen of rijksdaalders; daarop volgden de guldens, de halve guldens, de kwartjes en tenslotte de kleinste zilveren muntjes, de dubbeltjes. Daarop werd dit grote geld, tot en met de halve guldens, verdeeld. Dan greep een stevige hand in de stapel dubbeltjes en kwartjes en vulde er, om en om, kommetjes mee, dat zijn theekopjes zonder oor. Als een kommetje vol was, streek dezelfde hand er het ’schuim’ af, dal wil zeggen de munten die er een kop op vormden. Men bleef alle kommetjes op deze wijze afstrijken tot er precies genoeg dubbeltjes en kwartjes overbleven om de drank van de vissers te betalen.

Na de verdeling werd er feest gevierd. In het hele dorp hing de eetlustopwekkende geur van koekebakken, en de vrolijkheid en de vereiste stemming kwamen uit de flessen klare (jenever van een uitstekende kwaliteit). Men stak sigaren op (die heel slecht zijn), men vertelde en lachte, en de vrouwen deelden mee in de vreugde die duurde tot de vissers opnieuw de zee gingen vragen om hun kommetjes te vullen.

In 1844 kon elke Arnemuidse visser een weekgeld verdienen van vijfentwintig gulden. Dat haalt hij thans niet meer. Hij kende een privilege, dat overigens spotte met elke rechtvaardigheid: hij kon aan de conscriptie ontkomen door te trouwen. Als een jongen tegen zijn meisje zei: ‘Leuntje, ik moet loten’, en Leuntje ook maar iets om de jongen gaf, trouwden zij.

De vissers van Arnemuiden hebben nog andere bronnen van inkomsten. Als er te weinig vis gevangen wordt, laden zij hun boten vol met vette varkens en gaan die verkopen in Haarlem of Alkmaar, om terug te komen met geld of inkopen.

We hebben in Arnenmiden en vooral in de huizen van de armere bevolking, zeer schilderachtige interieurs gezien, waarbij de kleuren blauw en diep groen overheersten. De meubels zijn vaak gemaakt van mahoniehout, zowel oud als nieuw hout.
Niet alles is even harmonieus, maar de ramen zijn zo klein en aan de buitenkant vaak zo dicht met bladeren bedekt, dat het oog in het schemerdonker door geen schreeuwende kleuren kan worden beledigd.

Hier zowel als elders blijkt Zeeland het land te zijn van zulk een uitgesproken familieleven in beslotenheid, dat het stadje Arnenmuiden op het middaguur uitgestorven lijkt: men hoort geen gerucht, geen woord. Op dit uur is iedereen thuis en elk gezin is blij dat het bij elkaar is.

De gemeenteraad besluit in januari tot het verbeteren van de in zeer slechte staat verkerende aarden weg van het einde van de Langstraat door het Schuttershof naar de overgang van de Veerse dijk over een lengte van 180 meter. De weg wordt ter breedte van 5½ meter bestraat met oude keien. De kosten ad ƒ 1.300 worden bestreden uit het batig saldo van het opgeheven Burgerlijk Armbestuur ad ƒ 623,46 en de verkoop van 70 opgaande olmenbomen ad ƒ 676,53, samen ƒ 1.300.

Het veer over het Arnekanaal wordt verpacht. Pachter wordt ingaande 1 juni 1873 Bernardus Marinus Giffard. Als veerschipper zal fungeren zijn vrouw Neeltje Molhoek. In het Reglement op het veer wordt vermeld, dat niet meer dan 12 personen tegelijk mogen worden vervoerd. De boot wordt overgehaald door middel van een over het kanaal gespannen reep. Het veer zal dag en nacht onafgebroken moeten worden bediend.

Het veertje over het Arnekanaal.
Het veertje over het Arnekanaal.

Merkwaardig is het besluit van de gemeenteraad op 16 mei, dat het onderhoud en beheer van de grintwegen, de overwegen en het Stationsplein worden opgedragen aan de pachter van het veer op het kanaal van de oude Arne. Het onderhoud en beheer van de nieuw aangelegde grintweg naar de rijksweg tussen Middelburg en Goes wordt door de gemeente van het rijk overgenomen.

Hulponderwijzer De Vey verzoekt wederom om verhoging van zijn wedde. De gemeenteraad vindt De Vey maar ondankbaar. Men is van oordeel dat De Vey al vele buitenkansjes heeft, zoals wijkmeester na het ontslag van bovenmeester Kwekkeboom, koster en voorzanger bij de Hervormde Kerk en subontvanger der accijnzen.
Hulponderwijzer Z. Bouwens verzoekt per 1 oktober ontslag. Gedurende de zeventiger jaren is J. Buijs hoofd van de gemeenteschool te Kleverskerke. Later zal Buijs meester Kwekkeboom als hoofd van de school te Arnemuiden opvolgen.

Tot nu toe wordt in de notulen steeds melding gemaakt van de Sint Jan Leeuwenstraat. Deze straat wordt vanaf 1873 ‘Lionstraat’ genoemd. De notulist van de raadsvergaderingen vegist zich nog ettelijke malen en schrijft dan ‘St Lionstraat’.

Arnemuidse klederdracht: visscherstand en burgerstand.
Arnemuidse klederdracht.
Visserstand - Burgerstand.

1872

Op 1 maart komt het spoorlijngedeelte Goes-Middelburg gereed. Het passeren van de stoomtrein wordt nu een vertrouwd beeld voor de Arnemuidse bevolking. De bekende historieschrijver F. Nagtglas meldt na zijn bezoek aan Arnemuiden in 1882 ‘dat de stoomtrein juist dreunend, hijgend en ratelend het station verliet, een grote rookpluim achterlatend’. Vanaf nu reizen dagelijks visleurders en visleursters met de trein naar Middelburg, Zuid- Beveland en Noord Brabant.

Dit jaar komt ook het stationsgebouw gereed. Het gemeentebestuur heeft zich steeds beijverd voor een station in Arnemuiden. Gemeenten, die over een goede spoorverbinding beschikken, gaan er doorgaans economisch op vooruit, zo oordeelde men. Het stationsgebouw, bestaande uit een wachtruimte, vestibule, bureau en bovenwoning, komt wat architectuur betreft overeen met de stations te Kapelle-Biezelinge en Kruiningen-Yerseke. Het heeft ondanks moderniseringen sindsdien weinig uiterlijke veranderingen ondergaan.

Tot nu toe lag in de Middelburgse Polder het zgn. stadsveer naar Arnemuiden. Het laatste veerhuis te Nieuwland was de (nu nog bestaande) herberg De Roode Leeuw. Het veer Arnemuiden-Nieuwland werd verpacht aan de weduwe G. Menheere tot er in verband met de spoorwegwerken en de aanleg van wegen in 1871/1872 geen behoefte meer aan bestaat. In 1872 zet de weduwe Menheere het veer nog tijdelijk voort. Ze hoeft hier nu geen pacht meer voor te betalen. Maar bijna iedereen maakt gebruik van ‘de aangelegde dammen’ in het voormalige vaarwater bij Nieuwland en bij Arnemuiden, zodat er dikwijls dagen voorkomen waarop ze geen cent ontvangt. In de raadsvergadering van 5 juli wordt dan ook besloten het veer op Nieuwland als gevolg van de aanleg van de grintweg geheel op te heffen.

Visleursters uit Arnemuiden wachtend op de stoomtrein
Visleursters uit Arnemuiden wachtend op de stoomtrein.

In 1872 krijgt de gemeente vergunning voor het onderhouden van een overzetveer over het Arnekanaal. In de raadsvergadering van 26 maart wordt op voorstel van burgemeester Crucq besloten tot het instellen van dit overzetveer. Dit met het oog op de grote vorderingen van de kanalisering van de oude Arne, waarvan de voltooiing vóór eind 1872 zal plaatsvinden. Het veer zal komen ‘bij de doorsnijding van de grintweg, leidende uit deze gemeente door het Arnekanaal naar de zaagmolens, de hofstede van de weduwe J.K. Crucq en het Arnemuidse voetpad naar Middelburg’.

Voor het overzetveer worden de volgende tarieven vastgesteld: voor 1 persoon 1 cent; voor een kalf, een mager varken, een schaap, bok of geit 1 cent; voor een vet varken 3 cent; per 30 kg pakgoederen 1 cent. Dit veer wordt tot 1953 bediend, de laatste jaren door B. de Groot uit Middelburg tegen betaling van ƒ 182 pacht. De gemeenteraad besluit op 30 augustus 1955 tot opheffing van het veer en op 29 november 1955 tot verkoop van de veerboot voor ƒ 150 aan Salomon de Nooijer, wonend op de hofstee aan de overzijde van het kanaal.

 Het voormalige veerhuis, later herberg
 Het voormalige veerhuis, later herberg "De Roode Leeuw" te Nieuwland.

Uit de opbrengst van de verkoop van de grond voor de te maken grintweg naar de rijksweg aan het rijk wordt bij het overzetveer een veerhuis gebouwd en een veerboot aangeschaft, tezamen voor ƒ 1.729,50. De door de scheepswerf van Adriaan Meerman gemaakte veerboot kost ƒ 165.

In 1872 wordt het in 1818 gebouwde sas bij Arnemuiden opgeruimd. Dit sas werd onderhouden door de gemeente Arnemuiden, de Sociëteit van de zaagmolens te Nieuwland en de polderbesturen van Nieuw- en Sint Joosland.

De garnalenvisserij is dit jaar niet gunstig. Er wordt weinig gevangen en wat gevangen wordt is klein van stuk. Arnemuiden telt dit jaar 38 hoogaarzen voor de garnalenvisserij, alle in eigendom van de schipper. Veelal zijn de eigenaars zwaar belast met hypotheken van de werfbaas of schulden bij de bakker of een andere leverancier. De schippers zijn meestal met handen en voeten gebonden. De vissers zijn sinds enkele jaren uitgeweken naar Vlissingen of Veere. In Vlissingen kunnen de platbodemhoogaarzen afmeren in de bij laag water geheel droogvallende Vissershaven. Een aantal vissersgezinnen gaat te Vlissingen wonen. Vlissingen is omstreeks deze tijd een verarmde stad, met veel oude woningen en volksbuurten, waar de huren laag zijn. Er vinden veel samenwoningen plaats in grote herenhuizen, waar soms wel vier gezinnen huizen.

Uitgeweken naar Vlissingen: de hoogaarzen liggen in rijen in de vissershaven.
Uitgeweken naar Vlissingen. De hoogaarzen liggen in rijen in de vissershaven.

Op de scheepswerf van Meerman worden dit jaar gebouwd: een nieuwe roeiboot voor de opzichter van ’s Rijkswaterstaat om te gebruiken in het kanaal te Vlissingen, een nieuwe hoogaars voor de heer De Vriend, dijkbaas van Cadzand, met op de achtersteven met grote letters geschilderd ’’Rijkswaterstaat’, een nieuwe hoogaars voor schipper Lieven van Belzen Jzn. te Arnemuiden en een nieuwe hoogaars voor schipper Verkamp te Brouwershaven. Scheepsmaker Adriaan Meerman van de werf verzoekt het gemeentebestuur dit jaar om 35 m2 gemeentegrond in erfpacht te mogen krijgen voor de vergroting van zijn scheepstimmerwerkplaats.

Wethouder A. Boogert bedankt als lid van de gemeenteraad. Hij wordt hartelijk dank gezegd voor de vele diensten gedurende een bijna 20-jarige zittingsperiode voor de gemeente verricht. Tot nieuw raadslid wordt gekozen Adriaan Kodde. In de wethoudersvacature wordt gekozen Pieter van Vlaanderen.

A. Boogert en P. van Vlaanderen
3e van rechts de scheidende wethouder A. Boogert en 2e van rechts z'n opvolger P. van Vlaanderen.

De hulponderwijzer W. Albregts verzoekt ontslag wegens benoeming aan de school te Kapelle. Het gelukt na herhaalde oproepen niet een opvolger te benoemen. In verband daarmee wordt de jaarwedde verhoogd van ƒ 300 naar ƒ 350. In november kan worden benoemd tot hulponderwijzer Z. Bouwens uit Domburg.

Marinus Hoogerheide neemt ontslag als turftonder, koolmeter en houtteller. Tot turftonder en koolmeter wordt benoemd Frans Crucq en tot houtteller Cornelis Kraamer.

De Minister van Binnenlandse Zaken geeft het gemeentebestuur toestemming dat de lossteigers, die tijdelijk buiten de afsluitdam van de haven gemaakt zijn, bij de voltooiing van de werken naar de blijvende haven verplaatst worden. Ook mag de beschoeiing langs de losplaats voor vracht- en beurtschepen door een nieuwe worden vervangen.

Met de landbouwer Johannis Crucq zal worden gesproken over het weghalen van de beer uit de gemeente, ’omdat er alsnog tengevolge van de afdamming van de haven niet kan worden overgegaan tot de verpachting daarvan’. Crucq woont op de hofstede tegenover het veerhuis.

De weidepercelen rond de bebouwde kom (ter weerszijden van het Schuttershof en langs de Zuidwal) worden verpacht aan de landbouwers Simon Koets en Jan Louis de Troye: de Oostwal, het Schuttershof met de Zuidwal en het dijkje naar het Schorretje aan De Troye; de Schuttershofweide en de daar tegen liggende dijk aan Simon Koets.

Voor de omlegging van het voetpad naar de begraafplaats en voor het verbreden van het straatje ‘lopend van de hoofdpoort naar de Westwal’ (op de hoek Westdijkstraat/Nieuwstraat) worden 10 olmenbomen gerooid. Dit olmenhout wordt steeds duur verkocht. O.a. voor de bouw van de hoogaarzen op de scheepswerf van Meerman wordt veel olmenhout gebruikt.

In september besluit de gemeenteraad het Burgerlijk Armbestuur op te heffen. Dit was in 1868 op voorstel van de toenmalige burgemeester Schorer tot stand gekomen, volgens burgemeester Crucq ‘om reden dat Z.E. geen de minste kennis droeg van de arme toestand in deze gemeente en hij bovendien niet in de gemeente woonde en de Armenwet met zijn restitutiestelsel destijds vele werkzaamheden mede bracht’. Overwogen wordt dat de Armenwet nu sedert 1871 zodanig is gewijzigd, dat het hele restitutiestelsel is vervallen. Daardoor zijn de bemoeiingen van het Armbestuur zeer gering geworden. Het is niet meer noodzakelijk de armenzorg aan een bijzonder bestuur op te dragen. Wel wordt erkend dat het Armbestuur zich altijd goed van zijn taak heeft gekweten. Ook merkt de burgemeester op dat ‘wanneer het Armbestuur is opgeheven, door behoeftigen niet zo spoedig ondersteuning zal worden gevraagd aan het gemeentebestuur dan thans het geval is bij het Armbestuur’ (!).

Burgemeester Crucq nodigde in 1871 de heer H.M. Kesteloo, secretaris van de gemeenten Domburg en Aagtekerke, uit zich te belasten met ‘de rangschikking en beschrijving van het oud-archief van Arnemuiden’. Kesteloo maakt van deze gelegenheid gebruik om aantekeningen te maken van alles, wat hem voor de kennis van de geschiedenis van Arnemuiden interessant voorkomt. De raadsnotulen van 19 april vermelden hierover:

Hierop legt de voorzitter de vergadering over een geheel nieuwe beschrijving van het oud archief der gemeente. Het archief, waarvan de bestaande inventarissen zeer onvolledig zijn, is in de loop van 1871 door de heer Kesteloo, secretaris van Domburg en lid van het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen, daartoe door de burgemeester uitgenodigd, geheel opnieuw beschreven en geregeld, zodat de gemeente zich kan verheugen thans in het bezit te zijn van een zeer nette en breedvoerige beschrijving van het oud archief, waarvoor de bewerker alle lof toekomt. Als een bewijs van erkentelijkheid voor deze beschrijving acht de voorzitter het zijn plicht de raad voor te stellen om de heer Kesteloo  het een of ander ten geschenke aan te bieden.

H.M. Kesteloo
Geschiedschrijver H.M. Kesteloo.

1874

In de raadsvergadering van 4 augustus komt een ingekomen brief van de heer H.M. Kesteloo, beschrijver van het oud archief van Arnemuiden, aan de orde. Kesteloo geeft de wens te kennen dit archief in druk uit te geven. Doch dergelijke uitgaven vinden meestal maar een beperkte afzet. Daardoor worden de kosten van de uitgave betrekkelijk hoog. Hij veroorlooft zich daarom de vrijheid de gemeenteraad voor te stellen om voor rekening van de gemeente een 15 à 20-tal exemplaren aan te schaffen. Hierdoor kunnen de kosten op ƒ 2,50 à ƒ 3,00 worden berekend. De gemeenteraad, die ook gaarne het oud archief in druk ziet gebracht, besluit met algemene stemmen voor rekening van de gemeente een 15-tal exemplaren aan te schaffen.

Dit jaar verschijnt de plaatsbeschrijving over Arnemuiden. Kesteloo geeft in zijn inleiding een korte beschouwing over de stand van zaken in 1873 van o.a. de visserij, de scheepswerf en het dagelijks leven.
Over de scheepswerf van Meerman merkt hij op:

Tegenwoordig bevindt zich (op dezelfde plaats als gesticht in 1766) nog een scheepstimmerwerf waarop druk werk is met het bouwen van visschuiten en andere kleine vaartuigen, ook voor vissers van andere plaatsen, alzo de hier gebouwde schuiten, om hun goede vorm en snelle vaart, gunstig bekend zijn. Het zeildoek en touwwerk, voor de uitrusting benodigd, wordt van elders aangevoerd, terwijl de visnetten door verschillende inwoners worden gebreid.

Een op de scheepswerf van Meerman gebouwde Arnemuidse hoogaars.
Een Arnemuidse hoogaars.

Over de visserij vertelt Kesteloo het volgende:

De visserij wordt thans uit geoefend met 6 kotters, 1 bezaan, 1 botter of plat en 28 hoogaarzen. De hoogaarzen dienen tot het bevissen van de Schelde en de Zeeuwse stromen. Ze zijn bemand met cirka 170 koppen. Men kan aannemen dat 2/3 gedeelte van de inwoners door de visserij een middel van beslaan vindt. De meeste vis wordt per spoortrein verzonden. De garnalen worden in het najaar via Terneuzen naar Frankrijk en België uitgevoerd. Voor een deel wordt de vis uitgevent. De leurders gaan naar o.a. Noord Brabant per spoor.

In 1874 is het 300 jaar geleden dat Arnemuiden het stadsrecht verkreeg. Het 3e eeuwgetij wordt echter niet feestelijk gevierd. Daarvoor acht men geen aanleiding aanwezig. Opvallend is dat hierover in de raadsnotulen niets vermeld wordt. Wel is aardig om te vermelden dat ik in het notulenboek van de kerkeraad van de Hervormde Gemeente onder 1884 een door de consulent ds. Heinecken geplakt krantenknipseltje uit de Middelburgse Courant van 10 maart 1884 aantrof. De letterlijke tekst volgt hierna.

Men is zo beleefd ons opmerkzaam te maken op het navolgende bericht, dat voorkomt in de Middelburgse Courant van Saturdag den 12 maart anno 1774.

Arnemuiden, den 9e maart 1774.

Heden, zijnde de dag op welke, na 200 jaar, deze Plaatze door den Doorluchtige Vorst Willem I, Prince van Orange, tot een Stad verklaard, en met alle Stadsprivilegiën en Vrijheden begunstigd en geoctroieerd is ten eeuwigen Dagen, zoo is de Gedagtenis daar van gecelebreerd door het luiden der Klokken, uitsteken van Orangevaandels van de Thoorn en ’t Raadhuis dezer Stad, en van de Huizen en Schepen der Ingezetenen en door vele Vreugde Tekenen van Illuminatiën en Vuurwerken, zijnde de groote Thoorn ook omhangen met een Aantal van ligtende Lantaarnen en het Raadhuis fraay geïllumineerd, bij welke gelegenheid onze Leraar den wel Eerwaarde Heer Cornelius Vos, hoewel zeer onverwagt, een korte zaakrijke, dog zeer gepaste Leerreden deed over Psalm 126 vers 1 tot 4, zijnde deze Leerreden voorafgegaan door het zingen van Psalm 105 vers 1 en 2 en een ernstig Gebed en besloten met Dankzeggingen en het zingen van Psalm 126 vs 1 en 2, bij welke gelegenheid de Agtbaare Magistraat, des Avonds, op het Raadhuis, een vriendelijke Maaltijd gaf, tot welke de Predicant, benevens de zijne, genodigd wierden, en aan den Armen der Stad een Douceur geschonken heeft van f 25.

In het werfboek van de werf van Meerman lezen we het volgende:

De 2 mei 1874. Aan begonnen den 7 july 1874. Een Nieuwe Oogaars aangenomen voor Schipper Klaas Siereveld van Arnemuiden gelijk als die van C. Kasse van grootte. Met spriettuig, eiken vlak van 2 dm dik, de smid voor zijn rekening. Met mast, spriet, roer en zwaarden, boegspriet, aak en boomstok, twee riemen. Aangenomen voor de som van elf honderd en vijftig gulden ...zeg 1150 f. Vlak lank 29 voet 8 dm lank overstevens 41 voet. Vlak breed van voor in oos 8 vt 5 dm en 6 vt....enz. Klaar gemaakt op Zaterdag 3 oktober 1874’.

Op deze manier worden ook de andere in 1874 door Meerman gebouwde schuiten beschreven: een hoogaars voor schipper Nieman te Goedereede (gereed in mei), een hoogaars voor schipper C. Kasse te Arnemuiden (aan begonnen in maart), een hoogaars voor een schipper uit Flipland voor ƒ 4400, een nieuwe hoogaars voor schipper Jacob Schroevers te Arnemuiden voor ƒ 1250 (aan begonnen in oktober), een nieuwe hoogaars voor de heer F. Niebout te Vlissingen voor ƒ 1290 (aan begonnen in oktober, gereed in februari 1875) en een nieuwe hoogaars voor een schipper uit Yerseke voor ƒ 1480.

Op 22 maart doet ds. Jacobus Marie Rutte intrede als predikant. Hij is geboren op 26 februari 1837 te Rotterdam en was ruim 7 jaar predikant te Paterson in Noord Amerika. Tijdens de voorafgaande vacaturetijd werden 22 vergeefse beroepen uitgebracht. Hij vertrekt ook al weer spoedig; op 4 augustus 1874 neemt hij een beroep aan naar Maartensdijk in Utrecht. Het afscheid is op 1 november 1874. Na Maartensdijk dient hij nog de gemeenten van Bunschoten (1876), Oene (1878), Genemuiden (1879) en Huizen (1882). Op 2 juni 1887 treedt hij uit de Hervormde Kerk en vertrekt naar Noord Amerika, waar hij weer predikant te Paterson wordt. Op 18 juli 1895 is hij overleden. Als bijzonderheid kan nog worden vermeld dat zijn bevestigings- en intredepreek op schrift bewaard zijn gebleven. Hij werd bevestigd door ds. Geertsema Beckering, de consulent uit Kleverskerke.

Voor de Nederlands Hervormde Kerk te Arnemuiden breekt er nu een zeer lange vacaturetijd aan, namelijk van 1874 tot 1901. Dit is nog nimmer voorgekomen in de kerkgeschiedenis van Arnemuiden. Uit de notulenboeken van de Hervormde Kerk over de jaren 1876 tot 1901 worden vele bijzonderheden overgenomen. Daaruit blijkt hoe groot de problemen in deze vacaturetijd waren met de consulenten, de ringpredikanten en het classicaal Bestuur, die doorgaans van geheel andere ligging waren dan de Arnemuidse Hervormde Gemeente. Helaas ontbreekt het notulenboek over de periode 1855 tot 1876.

In het rijksarchief ontbreken helaas ook de Jaarverslagen omtrent de toestand der Visscherijen op de Schelde en de Zeeuwsche Stromen over de jaren 1872 tot en met 1875. Over deze jaren kan dan ook weinig over de visserij worden vermeld.

Het beheer en onderhoud van de grintweg, liggend op de noordelijke dijkberm van het kanaal door de oude Arne, wordt van het rijk overgenomen. Deze grintweg is dus de voormalige binnenweg van het veerhuis tot aan de vroegere plaats van de Arnebrug over het kanaal.

De gemeenteveldwachter M. Glerum wordt in november 1873 door een beroerte getroffen. De gemeenteraad verleent de rijksveldwachter A.H. de Smidt en gemeentebode Paulus Joosse gratificaties voor de bewezen diensten aan de gemeente tijdens de ziekte van gemeente-veld- wachter Glerum. Paulus Joosse heeft hem vervangen als keurmeester; De Smidt als veldwachter. In de raadsvergadering van 27 oktober wordt Glerum om gezondheidsredenen per 1 januari eervol ontslag verleend als veldwachter en keurmeester.
De burgemeester merkt op dat hij de gemeente sedert 1845 ijverig en getrouw heeft gediend. Hem wordt uit de gemeentekas een pensioen gegeven. Tot gemeenteveldwachter wordt benoemd Ferdinand Johannis Dozel; tot keurmeester Paulus Joosse, de gemeentebode.

Gemeentebode Paulus Joosse.
In het midden de gemeentebode Paulus Joosse, omhangen met de zogenaamde bodebus.

Voor het zilveren kroningsfeest van Zijne Majesteit de Koning op 12 mei wordt een bedrag beschikbaar gesteld voor de feestviering. Met name de schoolkinderen zullen worden onthaald. Als meubelstuk voor het stadhuis wordt een buste van Koning Willem III aangekocht.

Ds. Geertsema Beckering en een aantal ingezetenen van Kleverskerke verzoeken de gemeenteraad de jaarwedde van het hoofd van de gemeenteschool te Kleverskerke, J. Buijs, te verhogen. De gemeenteraad vindt het maar vreemd dat particulieren dit vragen en niet Buijs zelf. Wel wordt opgemerkt dat het ieder zeer zou spijten als Buijs van Kleverskerke heen zou gaan. Men overweegt dat Buijs eindelijk geslaagd is voor zijn hoofdakte en nu vermoedelijk weg wil solliciteren, hetgeen hij ook meermalen gezegd heeft. Hem wordt een gratificatie gegeven.

Ook hulponderwijzer De Veij krijgt op zijn verzoek verhoging van zijn jaarwedde van ƒ 350 tot ƒ 450, omdat ‘hij zijn inkomen heeft verloren als koster/voorzanger van de Hervormde Kerk van ƒ 150’. Tot tweede hulponderwijzer aan de school wordt per 1 januari 1875 benoemd Hendrik Jongepier uit Nieuw- en Sint Joosland.

In Veere
Een Arnemuidse hoogaars komt de haven van Veere binnen

Meer artikelen...

  1. 1875
  2. 1876
  3. 1877
  4. 1878