1878

De Arnemuidse vloot telt dit jaar 27 vaartuigen, die van Vlissingen 4 en die van Veere 3. De garnalenvisserij wint steeds meer aan belang. De afzet van de garnalen vindt geheel naar het buitenland plaats: naar Engeland, Frankrijk en België. De vangsten zijn gunstiger dan in 1877. De verdiensten liggen ongeveer gelijk als vorig jaar. In de regel vist de Arnemuidse vloot in de mond van de Westerschelde; bij uitzondering in het Veerse Gat. De schardijnvangst is dit jaar zeer matig.

Uit de werfboeken van de scheepswerf van Adriaan Meerman zou opgemaakt kunnen worden dat er dit jaar minder te doen is dan vorige jaren. Er wordt slechts melding gemaakt van de bouw van twee schuiten, namelijk: een hoogaars voor schipper Kees van de Ketterij te Arnemuiden voor ƒ 1.520 (begonnen in maart, gereed in juni) en een hoogaars voor schipper Adriaan de Nooijer te Brouwershaven voor ƒ 2385 (begonnen in juni, gereed in november).
Op de werf van Meerman bewaart men - volgens Van Beijlen in zijn boek ‘Zeeuwse Vissersschepen op de Ooster- en Westerschelde’ - nog een model van een klein hoogaarstype (de zgn. ‘vijfknieër’, omdat er slechts 5 knieën in het ruim stonden), gebouwd in 1878.

Het op de werf van Meerman gebouwde hoogaarstype.
Het op de werf van Meerman gebouwde hoogaarstype.

In de werfboeken zijn de gedetailleerde bestekken van het type Arnemuidse hoogaars opgetekend van omstreeks 1865-1900.

In de gemeenteraad vormt de vervulling van de vacature van gemeente-geneesheer een punt van aanhoudende zorg. Zo wordt in de raadsvergadering van januari overwogen: ‘Daar er echter voor zodanig persoon geen geschikte woning in de gemeente is te huren, wordt het van algemeen belang geacht, dat van gemeentewege hierin hetzij door aankoop of stichting worde voorzien’. Het vorige doktershuis is wegens verandering van bestemming hiervoor niet meer bruikbaar. Er is geen geschikt terrein voor een nieuw doktershuis te vinden dan ‘dat van de twee woninkjes tegenover het Stadhuis, toebehorende aan de weduwe  J.K. Crucq, welke te koop zijn voor ƒ 800’. Nieuwbouw zou volgens de raad wel ƒ 4.000 kosten.

In de raadsvergadering van februari wordt besloten voor dokterswoning een huis met erf en tuin van C. Willeboordse in de Langstraat voor ƒ 3.000 aan te kopen. In dit huis aan de Langstraat hebben later dokter Westfaal Quadekker en dokter Van der Bijl gewoond, tot laatstgenoemde de nieuwe dokterswoning aan het Stationsplein heeft betrokken.

De Langstraat met aan de linker kant het doktershuis met de twee dakkapellen. Het eerste huis links is van timmermansbaas Jan Buis met daar tegenover zijn werkplaats.
De Langstraat met aan de linker kant het doktershuis met de twee dakkapellen.
Het eerste huis links is van timmermansbaas Jan Buis met daar tegenover zijn werkplaats.

In augustus wordt in verband met de voortdurende vacature van gemeente-geneesheer de jaarwedde verhoogd van ƒ 400 tot ƒ 500 (deze jaarwedde staat uiteraard naast het gewone doktersinkomen). Dit wordt het enige middel geacht om spoedig een dokter in de gemeente te krijgen. Er worden in de loop van het jaar wel enkele sollicitaties ontvangen, maar of de inlichtingen zijn niet gunstig of men trekt zich uiteindelijk toch terug.

Besloten wordt tot aankoop van 2 à 3 ‘hoogaarzen koolas voor de wallen te Arnemuiden’. De ’aarden weg beneden de Zuidwal’ wordt ‘geapplaneerd’ en met koolas belegd.

De hulponderwijzer H. Goedegebuur van de gemeenteschool neemt ontslag wegens een benoeming te Nieuw- en Sint Joosland. In zijn plaats wordt benoemd J.C. Cornelis uit Groede. De schoolopziener dringt aan om in het schoollokaal van de school aan de Lionstraat ‘minstens één zo hoog noodzakelijke’ afscheiding aan te brengen. De gemeenteraad stemt hier mee in.

Uit de notulen van de kerkenraad van de Hervormde Kerk kan een beeld worden gevormd van de toestand gedurende de langdurige vacature. In de kerkenraad ontstaan dit jaar twee vacatures door het overlijden van de ouderlingen Joos van Belzen (oktober 1877) en Simon Janse (april 1878). In deze vacatures worden gekozen Jan Louis de Troye (een zwager van diaken Adriaan Joosse) en Simon Koets.

Dit jaar worden achtereenvolgens beroepen uitgebracht op ds. E. Jansen Schoonhoven uit Raamsdonk, ds. E.V.J. Japchen uit Eemnes-Binnen en ds. E. Japchen. Vanaf 25 mei worden er voorlopig geen beroepen meer uitgebracht. Het kiescollege adviseert de kerkenraad ontheffing voor het beroepen van een predikant aan te vragen voor één jaar ‘uit hoofde van de onzekerheid die er bestaat of de kerkvoogden wel in staat zullen zijn om voor een te beroepen predikant een persoonlijke toelage aan te bieden, welke onzekerheid is ontstaan door het weigeren van enkele gemeenteleden om hun hoofdelijke omslag te voldoen, welke weigering men vreest algemeen zou kunnen worden’. Hierdoor zou de predikant enkel het vaste traktement ontvangen van ƒ 965. Dit bedrag wordt veel te laag geacht om een predikant aan te bieden.

In januari wordt de kerkvoogdij opnieuw verzocht antwoord te geven op de brief van de kerkenraad van 23 oktober 1877 met het verzoek om beschikbaarstelling van de consistorie voor catechisatielessen. De catechisaties kunnen daardoor nog steeds niet worden gehouden.
In maart komt er bericht van de kerkvoogdij, dat ze bereid is tot wederopzegging de consistorie in gebruik te geven onder de uitdrukkelijke voorwaarde echter ‘dat door de leider der catechisatie Jezus Christus niet in Zijne Godheid worde verloochend’. De consulent weigert echter gebruik te maken van de consistorie als dit gebruik tot wederopzegging is. Hij is van mening geen verantwoording schuldig te zijn over zijn prediking en wijze van catechiseren aan de kerkvoogdij als beheercollege van de kerkgebouwen, maar alleen aan kerkenraad, classis en synode. Hij betreurt het zeer dat door de onwillige houding van de kerkvoogden in deze gemeente van 1300 zielen en 200 catechisanten door een wettig geordend leraar der kerk geen catechisatie kan worden gehouden en daardoor ook geen lidmaten kunnen worden aangenomen.
Overigens blijkt uit de kerkenraadsnotulen wel, dat ‘door zogenaamde evangelisten om de veertien dagen catechisatie wordt gehouden’. ‘Geene der leden van de kerkenraad weet echter op te geven hoeveel leerlingen van het onderwijs dier lieden gebruik maken; men gist ongeveer 30’.

Wanneer men de notulen van de kerkenraadsvergaderingen doorneemt rijst toch wel de vraag of ook deze consulent énige notie heeft van de ligging van de gemeente. Dit blijkt ook uit het volgende. In januari stelt de consulent voor aan de kerkvoogdij een brief te zenden met als inhoud: dat de evangelische gezangen sedert het begin van deze eeuw en alzo ruim 70 jaar lang in onze Hervormde Kerk bij de openbare eredienst naast de berijmde psalmen op wettige wijze in gebruik zijn, dat sommige predikanten van de ring Middelburg die tijdens de godsdienstoefeningen wensen te gebruiken om op die wijze ook aan het verlangen van sommige gemeenteleden, die op het gebruik prijs stellen, te voldoen. Hij verzoekt de kerkvoogdij om de banken van het kerkgebouw van gezangenboeken te voorzien, in elk geval de preekstoel en de bank van de voorzanger.
De kerkenraad denkt er niet over: ‘Al de tegenwoordige ouderlingen en diakenen verklaren zich tégen dit voorstel. Zij spreken de wens uit dat bij de godsdienstoefeningen in het kerkgebouw generlei gebruik zal worden gemaakt van de gezangen’.

In de kerkenraadsvergadering van 20 juli merkt de consulent op, dat het twee maal is gebeurd dat er geen diaken bij de godsdienstoefening aanwezig was om voor de armen te collecteren. Afgesproken wordt dat voortaan bij de diensten van ringpredikanten minstens één diaken bij toerbeurt aanwezig is.

Het grote verschil in opvattingen blijkt ook jaarlijks uit de pressie die de consulent uitoefent dat degenen die belijdenis des geloofs hebben afgelegd ook allen aan het Heilig Avondmaal deelnemen. Hij stelt zelfs voor om degenen die dit nalaten onder censuur te plaatsen. De slechte verstandhouding blijkt ook uit het besluit van de kerkenraad - op voorstel van ouderling De Troye - dat de consulent voortaan de notulen- en doopboeken niet mee naar z’n woning mag nemen. Volgens het Reglement - aldus de kerkenraad - moeten deze in de verzekerde bergplaats gelegd worden. De consulent merkt op dat hij ‘ze als preses/scriba nodig heeft voor z’n werk’. Tijdens de volgende vergadering deelt de consulent dan ook mee dat hij niet in de mogelijkheid is geweest om notulen van de vorige vergadering in het acteboek te schrijven, daar dit niet in zijn woning kon geschieden. Ook de volgende kerkenraadsvergaderingen herhaalt de consulent deze woorden.

In november verzoekt het Classicaal Bestuur om overlegging van de rekening en verantwoording van de kerkvoogdij over 1877, zodat men een eigen zelfstandig oordeel kan vormen over de aanvraag om ontheffing voor het beroepen van een predikant. De kerkenraad geeft als antwoord ‘van oordeel te zijn in haar laatste schrijven het Classicaal Bestuur genoegzaam te hebben ingelicht omtrent de toestand van de administratie en het vooralsnog niet nodig te achten om aan de uitnodiging tot het overleggen van de rekening en verantwoording gehoor te geven’.

Arnemuidsche Vischvrouwen.
Arnemuidse visvrouwen.