1871

Ook 1871 staat nog geheel in het teken van de kanaal- en spoorwegwerken in de nabijheid van Arnemuiden. Enkele belangrijke gevolgen noemen we hierna. In verband met de aanleg van de spoorlijn over het Sloe wordt ten oosten van Arnemuiden een dam aangelegd. Aan deze dam komen aanlegplaatsen voor de vissersschuiten. De vissers kunnen immers nu niet meer tot in de thuishaven doorvaren.

De aanleg van de Sloedam. Hierlangs leggen de vissersschuiten voorlopig aan.
De aanleg van de Sloedam. Hierlangs leggen de vissersschuiten voorlopig aan.

Op 23 maart wordt de bouw van het spoorwegstation aanbesteed. Het werk wordt gegund aan H.R. Boers te Groningen. Ook wordt een dam bij het terrein van de zaagmolens te Nieuwland gemaakt (wat nu dus het einde van het kanaal naar Nieuwland is). Op het zaagmolenterrein wordt dit jaar de houtzaagmolen de Fortuin of Steenbok afgebroken en vervangen door een stoomzagerij.

In juni worden met de gemeenten Middelburg en Nieuw- en Sint Joosland pogingen bij de minister aangewend voor het verkrijgen van een pont voor de dagelijkse overtocht ‘op de hoogte van de havenbarrière te Middelburg, welke toegang thans door de kanaalwerken bij die gemeente geheel is opgeheven’. De kortste weg om in Middelburg te komen is nu ‘langs de ijzeren brug bij het in aanbouw zijnde stationsgebouw te Middelburg, ruim 500 meter verder dan de zgn. havenbarrière’. Dit wordt zeer bezwaarlijk geacht voor de ingezetenen van Arnemuiden die Middelburg bezoeken, vooral voor de visleursters die dagelijks in groten getale daarheen gaan om hun vis uit te venten. Het rijk stemt hiermee in en zorgt voor de nodige op- en afritten naar het pontveer over het kanaal.

Ook wordt aan de Staat t.b.v. de aan te leggen grintweg van het eind van de Langstraat naar de rijksstraatweg Goes-Middelburg een strook gemeentegrond verkocht voor ƒ 2.629,50. Later staat deze grintweg bekend als ‘de weg naar de driehoek’.

Op 9 november 1871 vindt de aanbesteding plaats van de draaibrug over het kanaal door de Arne in de Kleverskerkseweg. Ook wordt het maken van de aansluiting van dit kanaal op de havens van Middelburg en Arnemuiden gegund aan J. van de Griend te ’s'-Hertogenbosch voor ƒ 133.500.

Het in 1871 gebouwde station voor de spoorwegen.
Het in 1871 gebouwde station voor de spoorwegen.

In maart wordt burgemeester Jhr. mr. J.W.M. Schorer benoemd tot burgemeester van Middelburg. Later zal hij Commissaris van de Koningin in Noord-Holland worden. Tot zijn opvolger wordt per 1 april benoemd de gemeentesecretaris C.J. Crucq. Crucq blijft ook secretaris. Voortaan zullen de uitgaande stukken worden getekend door burgemeester/secretaris Crucq en de oudste wethouder J. van der Weele. In verband met deze benoeming wordt Crucq ontslag verleend als gemeenteontvanger en als secretaris/penningmeester van het Burgerlijk Armbestuur.

Voor de functie van gemeenteontvanger wordt benoemd Dingenis Kousemaker. Ook wordt hij secretaris/penningmeester van het Burgerlijk Armbestuur. Daardoor legt hij zijn functie van lid van de gemeenteraad neer. Tot raadslid in de plaats van Kousemaker wordt benoemd burgemeester Crucq. In die tijd kon men nog tegelijk burgemeester, raadslid en secretaris zijn.

Het hoofd van de gemeenteschool P. Kwekkeboom verzoekt de gemeenteraad een 2e hulponderwijzer aan te stellen. Het is hem onmogelijk met slechts één hulponderwijzer voortdurend voldoende onderwijs te geven aan een getal van ruim 150 leerlingen. Bovendien - zo schrijft hij - maken ruim 70 meest volwassenen van de avondschool gebruik. De gemeenteraad is het er na uitvoerig beraad over eens dat het onderwijzend personeel te krap is. Besloten wordt tot aanstelling van een 2e hulponderwijzer per 1 januari 1872. In deze functie wordt benoemd W. Albregts uit Oost Souburg.

In de raadsvergadering van 29 augustus stelt burgemeester Crucq een aanmerkelijke verbetering voor. Hij geeft zijn wens te kennen om de straatverlichting, die sinds 1868 aanzienlijk verminderd is, weer zodanig uit te breiden dat al de straten van de gemeente voldoende verlicht worden. Hij stelt voor een 10-tal lantaarns te laten branden, deze met petroleumlampen te verlichten en de aanwezige lampen daartoe te voorzien
van ronde branders. De gemeenteraad stemt hier graag mee in.

Uit een artikel van Drs. Drinkwaard in het Zeeuws Tijdschrift blijkt, dat in het begin van de zeventiger jaren 600 à 650 consenten door het Zeeuwse visserijbestuur aan Zeeuwse vissers werden afgegeven. Clinge, Philippine en Bruinisse spannen hierbij de kroon met 90 tot 100 consenten. Daarop volgen Grauw en Tholen met elk rond de 60. In Arnemuiden komt men niet verder dan 26 consenten. Aan Veerse vissers werden tot 1870 geen consenten uitgereikt. Na 1871 komt Veere weer op nadat Arnemuidse vissers hier hun thuishaven gekozen hebben. In 1871 hebben weer 4 vissers uit Veere een consent.

De garnalenvisserij levert dit jaar weliswaar geen ongunstige vangsten op. Maar, omdat de prijzen door de grote aanvoer in Engeland niet zo hoog zijn als in 1870, zijn de verdiensten veel minder als vorig jaar. De Arnemuidse vissersvloot bestaat uit 26 schuiten. In Vlissingen is er zelfs dit jaar - dus na het uitwijken van de Arnemuidse vloot als gevolg van de aanleg van de Sloedam - nog maar één vissersschuit.

Het garnalen koken aan boord. De zogenaamde koelbennen op het achterdek.
Het garnalen koken aan boord. De zogenaamde koelbennen op het achterdek.

Op de scheepswerf van de Gebroeders Meerman is dit jaar een 4-tal vaartuigen in aanbouw: een hoogaars voor schipper J. van Beveren te Brouwershaven, een hoogaars voor schipper G. Larooy te Gorishoek, een hoogaars voor schipper A. de Haas te Bergen op Zoom en een nieuwe roeiboot voor de heer De Vriend, dijkbaas te Cadzand, voor de werken aan de Wielingen.

J.O. Luteijn, scheepsreder te Middelburg, krijgt voor 15 jaar het perceel gemeentegrond in de Christiaanpolder (groot 1945 m2) in erfpacht waarop zijn visrokerij en -drogerij staat. Al sinds 1861 heeft Luteijn hier zijn bedrijf.

Jacob Crucq vraagt wegens ernstige ziekte ontslag als gemeenteopzichter en commandant van de brandweer (brandmeester). Korte tijd later overlijdt hij. Tot brandmeester in zijn plaats wordt benoemd P. van Vlaanderen (tevens gemeenteraadslid) en tot gemeenteopzichter D. Jeras uit Middelburg. Tot klokopwinder wordt benoemd H. Kraamer in de plaats van de overleden H. van de Putte.

De gemeenteraad spreekt zijn ongenoegen uit over het ophalen van mest, beer en haardas met de mestkar. De mestkar was juist onlangs in gebruik genomen om de reinheid in de gemeente te bevorderen. Geconstateerd  wordt nu dat het thans nog veel smeriger in de gemeente is dan toen de zogenaamde mestverzamelbakken nog in gebruik waren. Vooral op de wallen is dit het geval. Het helpt niet dat burgemeester Schorer betoogt dat het probleem zit in het overal neerwerpen van vuilnis. De raad besluit de mestkar weer af te schaffen en opnieuw over te gaan tot plaatsing van 7 overdekte halfsteens mestbakken van elk 4 meter lang, 3 meter breed en 1½ meter diep. Echter, tijdens de volgende raadsvergadering zijn de raadsleden van mening veranderd. het gebruik van de mestkar wordt daarom voortgezet. Het ophalen van de mest wordt dit jaar gegund aan J. Bliek.

Wel wordt op de Westwal een mestbak geplaatst. Bij het havenhoofd, op de hoek van de Nieuwstraat en bij de mestput van C. van Eenennaam worden bordjes geplaatst waarbij het verboden wordt daar vuilnis neer te werpen. Aan het einde van het jaar blijken opnieuw grote problemen met het afvoeren van de ’beerspecie’. De vaste heerschipper T. de Wit blijft lang weg. Bij geruchte is zelfs vernomen dat hij niet meer komt, omdat er geen aftrek meer is voor de beer. Besloten wordt de beerspecie dan maar weg te geven of gedeelten op de gemeentelijke mestvaalt te deponeren.