1725

Scheepvaart en koopvaardij brengen deze jaren nog volop welvaart in onze Republiek. In alle takken van de scheepvaart is grote behoefte aan zeelieden. Ook dit jaar is er weer werk voor bijna 50.000 man. Meestal kunnen de zeevisserij, de walvisvaart en de koopvaardij goed in hun behoefte aan varend scheepsvolk voorzien. De Verenigde Oostindische Compagnie, waarvan in Middelburg een belangrijke zetel (de Kamer Zeeland) is gevestigd, heeft daarentegen de laatste jaren te kampen met een steeds minder wordend aanbod van arbeidskrachten.

In Brussel treedt in oktober de aartshertogin Maria van Oostenrijk, een dochter van de Oostenrijkse Keizer Kareil VI, in functie als landvoogdes van de Zuidelijke (of Oostenrijkse) Nederlanden.

De Staten-Generaal besluiten tot de vaststelling van ‘een nieuwe lijst van convooien en licenten’ (in- en uitgaande rechten). Ook Arnemuiden is de standplaats van een licentmeester van ‘s lands in- en uitgaande rechten. Deze jaren is dit Johan de Roo, de latere secretaris van Arnemuiden.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich enkele wijzigingen voor. In plaats van de aftredende burgemeester Bastiaan Liefbroer wordt gekozen Jacob Broeder. Eerste of ’regerend’ burgemeester is Abraham Pol.
Na de stad vele jaren als baljuw, burgemeester, schepen en raad te hebben gediend treedt Pieter Wiltschut dit jaar uit de vroedschap. De bakkersbaas Adriaan Kamerlinck neemt z’n plaats in. Schepenen zijn Adriaan Blieck, Pieter Blieck, Johan de Roo, Michiel Verhage en Jacob Wiltschut. Raden zijn Jacob Bril, Adriaan Kamerlinck, Pieter Kien, Samuel Laurent en Bastiaan Liefbroer. Secretaris is Michiel Verhage en thesaurier Bastiaan Liefbroer.

Burgemeester Pol zijn geruchten ter ore gekomen ‘dat er wederom enige pasquillen (pamfletten) zijn aangeplakt en verspreid geworden, waardoor de goede naam en faam zelfs van personen, die men alle eer en respect verschuldigd is, wordt benadeeld en geschaad’. Besloten wordt ‘scherpelyck te verbieden enige pasquillen tot nadeel van iemands goede naam en faam te maken, veel min deselve te verspreiden en aan te plakken, op straffe van 50 Carolus guldens’.
Ook legt burgemeester Pol op verzoek van enige ingezetenen de vraag voor of het niet noodzakelijk is om in deze conjunctuur van tijd een burgerwacht in te stellen. Het Stadsbestuur is echter van mening dat de stad de kosten hiervan niet zal kunnen dragen. Dit zou de burgerij en ingezetenen te zeer bezwaren. Voorlopig wordt dan ook geen burgerwacht ingesteld. Inplaats daarvan zullen twee clapperluiden (nachtwachten) aangesteld worden. Om deze te betalen worden alle huizen getaxeerd om zo te bezien of uit bijdragen per huis een fonds gevormd kan worden om de clapperluiden te onderhouden. Commissarissen om dit uit te werken en een reglement op te stellen worden Abraham Pol, Jacob Wiltschut, Johan de Roo, Samuel Laurent en Bastiaan Liefbroer.

* * *

Dit jaar vernemen we het een en ander over de in deze tijd bloeiende zoutnering. In maart wendt het bestuur van het Gilde van de pannelieden (aangeduid als ‘deken en beleders') van de zoutketen zich tot het Stadsbestuur. Ze wijst er op dat de Ordonnantie van 1588, gemaakt tot welstand van de gemene pannelieden, nu 136 jaar oud is en nog nimmer is herzien. Er zijn sindsdien vele en grote veranderingen opgetreden. Veel artikelen zijn daardoor buiten gebruik geraakt. Het Gilde verzoekt de Ordonnantie te overzien en te reviseren. Het verzoek is ondertekend door Marynis van Holmen en Dries de Ras.

Een viertal commissarissen uit het Stadsbestuur zal de oude Ordonnantie op het zoutzieden overzien: de burgemeesters Bastiaan Liefbroer en Abraham Pol, de schepen Samuel Laurent en de secretaris Michiel Verhage. Al in april hebben ze een nieuwe Ordonnantie opgesteld. Deze wordt na vaststelling door de magistraat op de 28e april in het gildeboek geregistreerd. In de Ordonnantie zijn bepalingen opgenomen voor o.a.:

  • het voorkomen en blussen van brand;
  • het voorschrift dat er in elke pan (zoutkeet) aanwezig moeten zijn 2 leren emmers, 2 brandhaken, een ladder, een hoornen lantaarn en licht daartoe, op boete van 5 schellingen voor ieder ontbrekend voorwerp;
  • het verbod tot het opzoeken van doove kolen bij de keten.

Het Gilde van de pannering vergadert in een kamer van het Stadhuis. Om als gildebroeder tot het gilde toe te treden moet men een entreegeld betalen van £ 25.

De pannelieden van de zoutnering laten nog meer van zich horen. Ze zijn wel genegen voor de stad en de zoutketen een brandspuit te laten maken. Ze vragen of het Stadsbestuur daarin iets wil bijdragen. Hiermee wordt graag akkoord gegaan. De stad zal 1/4 deel van de kosten betalen. Burgemeester Pol bespreekt samen met de schepenen Bastiaan Liefbroer en Samuel Laurent dit met de pannemeesters. Daarbij blijkt dat ‘die van de potterie en het Middelburgse Hooft’ ook wel mee willen betalen ‘mits dat de Spuyte zal worden geplaatst aan de ketterie tegen de keete van Monseigneur Gillis Labot’. Hier gaat men mee akkoord.

Door het overlijden van Jan Kole komt de functie van bakenmeester aan de zoutketen vacant. Benoemd wordt Adriaan Kerckhove. Carel Cornelisse Schroevers wordt aangesteld tot zoutmeter en Symon van der Mey mag de grofzoutmaat overnemen van z’n schoonvader Claas Crijnsen, die daarvan afstand heeft gedaan.  

* * *

Enkele bijzonderheden over de verpachtingen zijn te melden. Captein Hermanis Wiltschut wil graag het weitje in het Schuttershof in pacht hebben voor 28 jaar voor de prijs waarvoor hij het thans van de stad pacht. Wiltschut, de latere admiraal van de Zeeuwse vloot, is nu al bezig om op het oosteinde van de stad een buitenplaats aan te leggen. Het Stadsbestuur wil hem niets in de weg leggen. Hij mag de Schuttershofweide blijven pachten op zulke condities die het meest bevorderlijk zijn voor de stad.

Cornelis de Mol pacht de Noortwalle ‘uit de hand’ voor 7 jaar voor 9 pond en 5 schellingen Vlaams per jaar. En aan de rijkscommies/licentmeester Johan de Roo wordt de veste en de watergang verpacht voor 7 jaar voor 3 pond Vlaams per jaar. Elysabeth Beaufort wenst ontslagen te worden van de pacht van de Cyngel (Singel). Deze zal nu openbaar verpacht worden.

Ook dit jaar houdt de magistraat de verpachtmaaltijd weer ‘volgens het oude gebruyck tot de meeste menagie’.

* * *

Ongenoegen ontstaat met de ambachtsheer van Nieuwerkerke, mr. Samuel Radermacher. Hij is van mening dat de koopdag die belegd is bij de nieuwe zaagmolens bij Nieuwland even buiten de haven van Middelburg alleen door hem mag worden gehouden. Het Stadsbestuur acht deze bewering te zijn tot nadeel ‘van ons loffelycke privilegie’. Hierover wint men advies in bij onze pensionaris mr. Jacob Douw. Als vertegenwoordigers van het Stadsbestuur zullen de schepenen Liefbroer en Laurent en secretaris Verhage dit met mr. Douw gaan bespreken. Ze hebben hierover ‘een minnelycke conferentie’ met de ambachtsheer. Afgesproken is dat de verkoping ‘niet zal strecken tot verkorting van enig recht wat mr. Radermacher vermeende’.

Bij dezelfde gelegenheid verzoekt de ambachtsheer ‘het kerkhoff ter hooftkerkcke van de stad te coopen’. Hierover onderhandelt het Stadsbestuur apart met Radermacher. Het gaat hier om het eeuwenoude kerkhof bij de op Arnemuids grondgebied liggende ruïne van de vroegere kerk te Nieuwerkerke.

* * *

Ook dit jaar staat in het teken van allerlei onderhoudsgebreken, veroorzaakt door de bouwvalligheid en het verval van de stad. Opnieuw zijn er gebreken aan de oude korenmolen. Er breekt nu weer een roede van af. Besloten wordt ‘een oude daarin te steken ten ware deselve nog konde worden gerepareert’. Ook de kaai is ‘hier en daar wat ontramponiert (gehavend)’. De aarde is uitgespoeld, waardoor de kaai verzakt is. Het noodzakelijk herstelwerk gebeurt dit jaar. De schippers klagen er over dat de zaat bij de kaai veel te veel is aangeslikt om met de schepen aan te kunnen leggen.
De stad maakt ook een haveloze indruk. Besloten wordt hier wat aan te doen. De straten zullen worden schoongemaakt. Een ieder zal verplicht zijn z’n straat zover zijn erf strekt schoon te maken. Tweemaal per jaar zal een daartoe ingestelde commissie de straten inspecteren.

* * *

In de Hervormde Gemeente is het ook dit jaar nog rumoerig.
Tot ouderlingen worden gesteld Pieter Bliek, Cornelis Jobse, Joost Bouwens en Leyn Breeweg. Zes personen leggen geloofsbelijdenis af, onder wie Gloudina van der Heyden, Liesbeth Laurent en Jan Harthoorn. Met attestatie komt van Sint Laurens over Abram Francooys.

In maart blijkt dat Johan de Roo zich met de stadhouder Wiltschut en Gerrit van der Leye heeft verzoend.
Jacob Broeder, z’n zoon Dirk Broeder, Adriaan Bliek en Anna van der Vest staan nog voortdurend onder censuur. Dirk Broeder blijkt nog steeds voort te gaan met pasquillen rond te strooien in de stad. Wanneer de predikant bij de bakkerswinkel op bezoek wil gaan hoort men bakker Jacob Broeder tot z’n zoon Dirk roepen: ‘De paap is daar, de paap’.

Onder de 30e december lezen we in het notulenboek: ‘Vermits in ‘t laatst van februari de wekelijkse avondpredikaties van seer weinigen worden bygewoond, zo maakt de predicant aan de kerkenraad bekend dat hy toecomende reys in plaats van half november, met het begin van die maand de avondpredikatie zal beginnen en eindigen inplaats van begin maart, begin februari. Doch indien onverwagt hierdoor een groot misnoegen in de gemeynte mogt ontstaan, zal hy het weer stellen op de oude voet’.

Ook komen we het volgende bericht tegen: ‘Vermits 2 zilveren bekers, die de heer Verhage vele jaren onder zijn bewaring heeft gehad als boekhouder van de armenpenningen, eyndelyk aan het Stadsbestuur zijn overgegeven buiten kennis van de kerkenraad, is de predicant door de vergadering gelast oud-ouderling Verhage daarover aan te spreken’.

Gezicht op Arnemuiden vanaf de zoutketen. In het vaarwater is de verlanding goed te zien.
Gezicht op Arnemuiden vanaf de zoutketen.
In het vaarwater is de verlanding goed te zien.

1726

Het jaar 1726 begint met een ernstige watervloed. De dijken van de Linge en de Lek breken door. Grote delen van Gelderland, Holland en Utrecht komen daardoor onder water te staan.

De Republiek sluit met de Vorst van Algiers een Verdrag tot beëindiging van de zeeroverij vanuit diens rijk. Ook wordt het leger en de vloot versterkt. Het leger wordt op in totaal 55.000 man gebracht.

Overigens bevindt de Staatskas zich sinds de in 1713 gesloten Vrede van Utrecht in een deplorabele toestand. Meer dan 40 jaar bijna onafgebroken oorlog met Frankrijk hebben tot grote tekorten en een enorme staatsschuld geleid. De van staatswege georganiseerde staatsloterij om de schatkist wat te vullen loopt uit op een groot fiasco.

* * *

In het Stadsbestuur volgt Bastiaan Liefbroer de aftredende Abraham Pol op als burgemeester. Het college bestaat nu uit de burgemeesters Jacob Broeder en Bastiaan Liefbroer, de schepenen Samuel Laurent, Michiel Verhage, Pieter Kien, Jacob Wiltschut en Johan de Roo en de raden Adriaan Kamerlinck, Jacob Bril, Abraham Pol, Pieter Blieck en Adriaan Blieck.

De stadsdiender Pieter Harthoorn vertrekt metterwoon naar Middelburg. In zijn plaats stelt men tot ‘s Heeren Dienaar aan Adriaan Goosen. Deze verzoekt hem de twee armenhuizen van Adriaan van de Gught (de vroegere diender) in volle vrije eigendom te geven. Hiermee wordt akkoord gegaan, mits de diaconie (‘de armen’) daar afstand van wil doen. Het gaat hier om het huis ‘t Wapen van Brugge’ (later genoemd 'de Postiljon'), dat ligt tussen het Stadhuis en de Markt aan de zuidzijde van de Langstraat. Hierin woonde vanaf 1715 de weduwe van Adriaan van der Gught.

Burgemeester Jacob Broeder stelt het Stadsbestuur ervan in kennis dat met de zaagmolens te Nieuwland nu en dan ‘s zondags wordt gemalen. Z’n mede-burgemeester Bastiaan Liefbroer wijst er echter op ‘dat, toen hij regerend burgemeester was, de stadhouder in dien tijd uit naam van de luyden van de zaagmolens permissie heeft verzocht om nu en dan bij miracelycke stilte en wanneer het nodig mogt wesen, op zondagen te mogen malen, hetwelk door hem als doen hen was toegelaten’. Het college besluit hier maar in te berusten en toe te staan dat desnoods op zondag gemalen wordt.

Het blijkt dat de vendumeester Jacob Wiltschut voor enige tijd uit de stad is vertrokken zonder de vendu behoorlijk te regelen. Omdat er binnenkort weer een koopdag van paarden zal worden gehouden en de verkopers noodzakelijk moeten worden geholpen, wordt burgemeester Liefbroer met de waarneming van de vendu belast.

De Ontvanger van het familiegeld Jacob van der Leye komt dit jaar te overlijden. Zijn opvolger is Adriaan van der Leye. Deze mag ook het ambt van ijkmeester uitoefenen.

* * *

De korenmolen wordt opnieuw voor 7 jaar aan de molenaar Willem de Smit verpacht voor 25 pond Vlaams per jaar. Ook dit jaar moeten aan de molen weer ingrijpende reparaties worden verricht. De roede van de molen ‘is seer slegt en in pryckel van vallen’ en moet nodig vernieuwd worden.
De musters van de bomen op de stadswallen zullen publiek ‘met den stocke’ worden verkocht.

Er zijn klachten dat ‘het Orlogie op den Thoren met het speelwerck niet behoorlijk en gaat’. Het uurwerk en het cariljon worden geinspecteerd of het alles wel goed wordt onderhouden.

* * *

De kolennegotie van de heer Der Kinderen leidt tot wat misnoegen. Het blijkt dat de ballasters van de kolenschepen uit Engeland, niettegenstaande het verbod van het Stadsbestuur, voortgaan om het zand waarmee geballast wordt, uit het schor voor de stad weg te halen. Daardoor komt ‘het schorre merckelyk te verminderen en af te nemen tot nadeel van de stad’. Een scherpe waarschuwing gaat uit om voortaan geen zand meer uit het schorre te halen.
Aan de andere kant raakt de zaat voor de kaai steeds ondieper door de aanhoudende verzanding van het vaarwater. De heer Der Kinderen vraagt het Stadsbestuur of ‘de kaay in staat mogt worden gebragt om de schepen bequamelijck te kunnen leggen’.

* * *

Ook dit jaar staat in het teken van de onenigheden tussen de predikant ds. Du Marchié en enkele regenten.
Op de 17e maart neemt Johan de Roo op zich om zijn plicht te doen ‘omtrent zijn schoonvader Jacob Broeder om over en weer hy en de predikant malkander de hand van vriendschap te geven en over en weer alle verongelyking te vergeven en te vergeten’.
Ook zijn er ernstige moeilijkheden tussen de predikant en een zekere Willem Smit. Enkele leden van de kerkenraad spreken met hem. Maar hij ‘seyde dat de predicant erger met hem hadde gehandelt als Pilatus die Christus regtveerdigde en nogtans overgaf om gekruisigd te worden. Zo had de predicant hem op zyn beproevinge genodigt en nogtans geschorst’.
De kerkenraad wijst hem er op dat men hem juist tot berouw en leedwezen heeft willen brengen. Als de predikant hem dit aanzegt en hem bestraft over z'n vergelijking zegt Smit: ‘Wee gy nietige herders die u bekleedt met de wolle der schapen’.
Opmerkelijk is steeds weer dat men na soms hevige geschillen met de kerkenraad bijna steeds na korte tijd weer berouw en leedwezen toont. Zo ook Willem Smit, want begin 1727 komt hij in de consistorie en betuigt de kerkenraad zijn leedwezen. Hij wordt op proef weer toegelaten.

Tot nieuwe ouderlingen worden dit jaar verkozen de schoolmeester Jacob Slabber en Blaas Claaszn en tot diakenen Boudewijn Joosse Grootjans en Jacob Marinusse. Elf jonge mensen doen dit jaar belijdenis des geloofs. Met attestatie komt uit ‘s-Gravenhage over Cornelis van Geenhoven, licentmeester van Holland. Met attestatie vertrekt naar Middelburg Wouter Beaufort en z’n echtgenote.

De kerkenraad besluit ‘by de huisbezoeking de leden in ‘t algemeen op te wekken tot het neerstig bywonen van de openbare godsdienst’. Aan het einde van het jaar notuleert de predikant dat ‘ons in de huisbezoeking geen moeilijkheden of zaken van belang waren voorgekomen’.
Het Stadsbestuur wordt gevraagd ‘ofse geen middel weten om de heer Broeder te bewegen dat hy geen aanstoot zal geven door ontheiliging van de Dag des Heeren’.

Het oude Stadhuis van Arnemuiden aan de Langstraat.
Het oude Stadhuis van Arnemuiden aan de Langstraat.

1728

De Oostindische Compagnie brengt ons land nog steeds grote schatten aan. Vooral Amsterdam ontwikkelt zich tot een centrum van koopvaardij, scheepvaart en handel. Ook het centrum van de Europese geldhandel ligt deze jaren in Amsterdam. Aanzienlijke Hollandse kapitalen staan uit in de Zuidelijke (of Oostenrijkse) Nederlanden, in Duitse vorstendommen en in Hongaarse koper- en kwikzilvermijnen.
De Amsterdamse admiraliteit neemt ook bekwame Engelse scheepsbouwers in dienst. Men hoopt hiermee verbetering te brengen in de sterk verouderde scheepsbouw in de Republiek.

Ook Walcheren profiteert mee van de rijkdommen die vanuit Oostindië naar Middelburg als zetelplaats van de Kamer Zeeland van de Verenigde Oostindische Compagnie, de V.O.C., toevloeien.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich enkele wijzigingen voor. De aftredende burgemeester Bastiaan Liefbroer wordt opgevolgd door Jacob Wiltschut. Het is voor de eerste maal dat deze Wiltschut als burgemeester optreedt. In de nog steeds bestaande vacature van schepen wordt gekozen Hendrik Berk. Deze vestigde zich hier in 1717 vanuit Utrecht als bierbrouwer.

Dit jaar doen zich opnieuw twee vacatures voor in de vroedschap. Het raadslid Jacob Bril verhuist in juni uil de stad. En in juli overlijdt Jacob Broeder, de bakkersbaas van de bakkerij ‘De Swarte Ruyter’ aan de Westdijkstraat. Zeer vele jaren was hij lid van de vroedschap, waarvan vele jaren als burgemeester en thesaurier. Z'n optreden was nogal eens omstreden, vooral in de kerkelijke geschillen aan het begin van deze eeuw.

Tot stadsdiender wordt aangesteld Lourens Louwissen Flissebaalje. De nieuwe ‘s Heeren Dienaar ‘wordt toegelegd een nieuw pak kleeren, bestaande uit een rock, vest en broeck en hoed volgens het oude gebruick en voorts zal hem alle twee jaren een nieuwe rock verleend worden’.

Adriaan van der Leye, die tal van functies bekleedt in de stad, heeft het een of ander uitgehaald. Hij wordt in het gevang gezet en in rechte vervolgd. In zijn plaats van stadsijkmeester wordt aangesteld Hendrik Berk. Tegelijk wordt bepaald dat de maten van de smeekolen driemaal in het jaar moeten worden geijkt. De maten zullen voortaan op het Stadhuis bewaard en van daar gehaald worden om die te gebruiken.

De Rekenkamer van Zeeland verzoekt iemand aan te stellen in de plaats van Adriaan van der Leije, ‘die in verband met zijn voorgenomen reis naar Oostindië buiten staat is om die administratie langer meer aan te houden’. Het Stadsbestuur besluit tot Ontvanger van het collateraal, de successie, het familie-, dienstbode-, caros-, wagen- en paardegeld aan te stellen Willem Gooyens, de stadsbode. Maar de Rekenkamer accepteert de benoeming van Gooijens niet. Het Stadsbestuur mag wel iemand voordragen, maar niet zelf iemand benoemen. Hierover wordt advies gevraagd aan de pensionaris van de stad. De vroedschap meent het gelijk volkomen aan z’n zijde te hebben. Tot nu toe is de vrijheid tot benoeming van een Ontvanger immers altijd aan de stad gelaten.

Pensionaris mr. Jacob Douw wijst er op dat zelfs de zes stemmende steden in Zeeland deze vrijheid niet meer hebben. Een jaar geleden hebben de Gecommitteerde Raden deze bevoegdheid aan zich gehouden. De Rekenkamer had er daarom beter aan gedaan het Stadsbestuur niet te gelasten een Ontvanger aan te stellen.

Er is ontstemming bij het Stadsbestuur dat bij geruchte vernomen is dat een zekere Mary van der Wieg, ‘tegenwoordig residerende tot de Heer Capteijn Wiltschut, over 10 dagen in de kraam gekomen is te Middelburg van een onecht kind, hetwelk is streckende tot groot ergernisse van onse goede ingesetenen’. En omdat dit al meer voorgekomen is wordt besloten haar te gelasten dat ze binnen driemaal 24 uur de stad moet verlaten. Maar deze vrouw is vermoedelijk niet de eerste de beste. Een voorname Middelburgse dame, Maria de Bourgonje, dient op voorspraak ‘van zodanige personen voor wie het Stadsbestuur achting zal hebben’, een rekest in ‘dat de bij Wiltschut verblijvende vrouw met onecht kind daar kan blijven’. En daarvoor zwicht het Stadsbestuur op voorwaarde ‘dat zij haar volgens haar belofte eerlijk en wel komt te gedragen’.

* * *

De nieuwe schoolmeester Jacob Slabber wil aan het schoolgebouw ‘De Nieuwe School’ aan de Markt op zijn kosten een kamer laten bouwen. Hij vraagt het Stadsbestuur ermee in te stemmen dat bij zijn afsterven door z’n opvolger voor ‘De Nieuwe School’ een som van 125 ponden Vlaams wordt betaald. Het Stadsbestuur keurt het goed dat ‘De Nieuwe School’, wanneer de nieuwe kamer volgens het bestek daaraan is gebouwd, door z’n opvolger of na hem komende schoolmeester zal moeten worden aangenomen in volle vrije eigendom voor een som van 125 ponden Vlaams, mits het in behoorlijke staat zal zijn onderhouden.
Meester Slabber dient ook een verzoek in ‘om een plaatse te mogen hebben in de kerke om zijn turf en brand te mogen leggen’. Dit wordt hem toegestaan in de hoek aan de zuidzijde van de kerk.

Jacob Catte, die hier in 1717 vanuit Tholen is komen wonen, mag het ambt van lijkbidder uit gaan oefenen. Uit deze Tholenaar is vermoedelijk de later in Arnemuiden bekende, maar nu niet meer voorkomende familie Katte voortgekomen.

Jan Peere uit Ter Gapinge krijgt van het Stadsbestuur vergunning om een smidswinkel te mogen beginnen, ‘omdat den tegenwoordige smid niet in staat is zijn smederij behoorlijk te bedienen’. Peere neemt intrek in de smederij ‘De Schrijvende Hand’ op de zuidoostzijde van de Langstraat. In dit pand is minstens 250 jaar een smederij gevestigd geweest. Na hem waren o.a. smid in ‘De Schrijvende Hand’ Cornelis Mondeel, Jacob Travoo, Johan Hendrik Sonck, Jan van der Weele en Joos van der Weele. De nieuwe smid Jan Peere krijgt toestemming om zijn travaille voor het beslaan van de paarden op stadsgrond te mogen zetten. De travaille kan niet goed op de straat voor zijn deur geplaatst worden.

Het veer op de Middelburgse Polder wordt opnieuw voor 7 jaar openbaar verpacht. De nieuwe pachter is Laurens van den Berge uit ‘s-Heer Arendskerke, die ‘ter woon wordt toegelaten tot de stad’ en beëdigd als poorter. Daarbij komt men overeen dat hij de dammen, bruggen en het pad naar het veer op zijn kosten moet onderhouden.

Johan de Roo, de rijkscommies/licentmeester van Holland, mag de vest pachten voor 20 Carolus guldens per jaar ‘mits hij daarop zal zetten riviervis, bestaande uit karper, baars en hetgene daarop soude kunnen gewonnen worden’. De Roo verzoekt als pachter van de stadsvest wel dat het sluisje aan de Singel mag worden gedempt, ‘opdat hij het water in de vest mogt behouden dewijl hij van de vest een goede visscherij soude maken’.

Een zekere Jan Marynisse krijgt toestemming om de Engelse koolschepen voor de koolnegotie van de heer Der Kinderen als loods binnen te loodsen.
Het aantal koolmeters wordt bepaald op ten hoogste 22. Tot nieuwe koolmeters van de stad worden dit jaar aangesteld Jacob Lievense, Lieven Lievense, Willem Willemse, Jan Marynissen, Adriaan Cornelissen, Boudewijn Joosse Grootjans, Marynis Cornelissen, Carel Carelsen en Marynis Lievense.
Pieter Adriaanse krijgt vergunning voor ‘de kalkmate mitsgaders het ambt van turftonder’.

* * *

De Veersche Poort wordt met nieuwe planken gedekt. Ook het Hoofd moet noodzakelijk hersteld worden. En ook aan de molen moeten weer grote reparaties verricht worden. Er is weer een roede uit de molen gevallen. De nu 120 jaar oude korenmolen wordt steeds bouwvalliger. Over enkele jaren (in 1735) zal deze vervangen worden.
Met name ook het aan de diaconie (‘den Armen’) toebehorende huis ‘De Rosemarijnboom’ aan de noordzijde van de Langstraat, waarin de stadsreiniger Jan Lammens woont, is zo bouwvallig geworden dat het hoognodig gerenoveerd moet worden.

Er wordt een nieuwe kaak aan het Stadhuis aangebracht ‘om kwaaddoeners in de band te houden’.

* * *

De Hervormde Gemeente wordt ook dit jaar nog gediend door ds. Nicolaas du Marchié. Tot nieuwe ouderlingen worden gekozen Jacob Pinte en Cornelis Jobse. Maar tegen alle vermaningen in weigert Pinte z’n verkiezing aan te nemen en zich te laten bevestigen. Op viertal voor diakenen worden gesteld Pieter den Beer, Job Cornelisse, Jan Harthoorn en Abraham Francooys. Slechts 2 nieuwe lidmaten worden bevestigd.

Met attestatie komen uit Gapinge binnen Jan Peere en z’n vrouw. Ook Anthony de Gruson laat door z’n vrouw een kerkelijke attestatie vertonen. Maar hij komt nooit onder het gehoor.

1727

Dit jaar overlijdt de raadpensionaris van ons land, Isaac van Hoornbeek. In dit stadhouderloze tijdperk (Prins Willem IV is immers nu nog te jong) is de raadpensionaris een zeer belangrijke figuur in het bestuur van de Republiek. Van Hoornbeek wordt opgevolgd door de 63-jarige Simon van Slingelandt, tot nu toe Thesaurier-Generaal van de Republiek. Tegen deze benoeming heerst nogal wat verzet. Men vreest in hem een Oranje-aanhanger te zullen hebben. Vooral Amsterdam, als centrumplaats van scheepvaart en koophandel, vreest dat hij een anti-Amsterdamse koers zal gaan varen.
Van Van Slingelandt wordt verwacht dat hij het buitenlandse beleid van z’n voorganger, gericht op een algemene vredesregeling voor Europa, krachtdadig zal voortzetten. Op binnenlands terrein zal hij vooral de deplorabele staatsfinanciën moeten hervormen. Het eveneens zeer belangrijke ambt van Thesaurier-Generaal vervult Anthonie van der Heim.

* * *

1727 staat in de vaderlandse historie ook bekend omdat er nogal wat rondtrekkende vagebonden en benden ons land doortrekken. Het gaat vooral om door oorlogsgeweld uit Oost-Europa verdrevenen en ontheemden.

Ook op Walcheren en in Arnemuiden is dit merkbaar. In september komt in de vergadering van het Stadsbestuur ter sprake dat de naburige steden de bedelaars en landlopers weren. Het gevolg hiervan is ‘dat dat soort van volk dagelijks meer en meer in deze stad komen toe te vloeijen, hetgene is strekkende tot grote last van onse goede ingezetenen’. Men besluit de zich te Arnemuiden ophoudende bedelaars en landlopers te weren ‘en niet toe te laten binnen deze stad te lopen bedelen’. De stadsbode plakt publicaties hierover op de aanplakborden.

Ook in oktober wordt een soortgelijke maatregel genomen tot bescherming van ‘de goede ingesetenen’. In het notulenboek tekent de secretaris aan:

Ondervonden wordt dat enige van onse op- en ingesetenen enige vrouwluiden, van buiten inkomende en tot onse ingesetenen niet behorende, die door onecht beswangert sijn, in hunne huizen komen te ontvangen en te herbergen om hun kraambedde te houden zonder enige kennis of voorweten van de regering. En alsoo sulx alleen maar te doen is om haar te verschuilen tegen de justitie en opdat hare hoererij niet mogte worden bekend en dat ook sulx soude kunnen strecken tot groote beswaarnisse van onze stad die hare geringe inkomsten soude moeten besteden om sulke onegte kinderen bij het sterven of verlies van hunne moeders te onderhouden en daarin te voorsien.

Het Stadsbestuur besluit de in- en opgezetenen te verbieden ‘alle sodanige vrouwluiden in hun huizen te ontvangen en hun plaats te verlenen’.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich enkele wijzigingen voor. Abraham Pol, de hier in 1716 uit Vlissingen gevestigde kapitein, volgt de afgaande burgemeester Jacob Broeder op. Wie we dit jaar niet meer tegenkomen in de vroedschap is Adriaan Blieck. Hij wordt in februari geschorst als regent. ‘Niettegenstaande alle vermaningen en bestraffingen in zijn huisgezin als anders, gedraagt hij zich op hooggaande wijze aanstootgevend en tot infamie der gansche regering en tot zeer kwaad voorbeeld’.
Als gevolg van z’n schorsing vallen de functies van broodweger en opperdeken van het kooldragersgilde open. Hierin benoemt men Jacob Wiltschut. Overigens krijgt Wiltschut opnieuw de pacht van het vendumeesterschap voor 7 jaren voor 5 ponden Vlaams per jaar.

Ontvanger van de huisschatting is Samuel Laurent; van de pacht van stadsbrandewijnen Bastiaan Liefbroer.

Nog enkele benoemingen in openbare functies vermelden we hier. Job Cornelisse krijgt de grofzoutmetersplaats van z'n vader Cornelis Cornelisse ‘wegens zijn hooge jaren'. Job Grootjans mag de grofzoutmetersplaats van z'n grootvader Boudewijn Grootjans overnemen. Cornelis van Eeghem, Cornelis de Mol en Cornelis Blauwert krijgen toestemming om de functie van bier- en wijnwerker uit te oefenen. Jan Blaas wordt aangesteld tot loods om de schepen voor de stad uit en in te loodsen. Het gaat hier vooral om de Engelse en Schotse schepen met kolen en de schuiten met grofzout voor de zoutnering.
Daniël van Belsen en Paulus Jansen worden aangesteld tot kooldragers en -meters. Daniël van Belsen is tevens belast ‘om de zeeschepen, komende met kolen, en alle die hier worden geballast, te ballasten’. Eind oktober komt deze voorvader van het geslacht Van Belsen te overlijden. In deze en een nog bestaande vacature worden gekozen tot ballasters Cornelis Carelse Schroevers en Jan Maryn Cervinck.

Voor de tafel in de raadszaal in het Stadhuis worden twee nieuwe kleden gekocht ‘alsoo de andere gestolen zijn’.

* * *

De diaconie doet afstand van de twee huizen tussen het Stadhuis en de Markt. Hier woonde de in 1715 overleden stadsdiender Adriaan van der Gught. Ze worden afgestaan aan de vorig jaar aangestelde ‘s Heeren Dienaar Adriaan Goosen op voorwaarde dat hij daar een bequaam woonhuys van sal hebben te maken’. Al vanaf 1584 heette dit huis ‘t Wapen van Brugge’.

Marynis Spoors verzoekt het Stadsbestuur de bouwvallige muur van het kerkhof, staande tegen zijn hof, te herstellen. De vroedschap is echter van oordeel ‘dat yder sijn hoff self zal moeten bevryden, dog voor ditmaal sy de helft daarvan zullen maken’. Spoors woont in het huis ‘Lybertas’ aan de noordoost zijde van de Langstraat; zijn achtertuin grenst dus aan het rond de oude kruiskerk gelegen kerkhof.

Met het verzoek van Anthony Gryson (of Gruson) om z’n schuur ‘een endeweegs’ te mogen afbreken wordt akkoord gegaan. Gryson heeft zich hier vorig jaar vanuit Veere gevestigd in het zogenoemde Brouwershuis, het huis naast de brouwerij op de hoek Nieuwstraat/Noordstraat. De schuur stond vermoedelijk naast de brouwerij.

Goedgevonden wordt dat op de Singel, ‘voor de Heule van de erfgenamen van de Hofstede van Andriessen, staken gezet worden in de gemelde Heule ofte paaien’.

* * *

Eind vorig jaar werden ‘visitatoren’ aangesteld om het uurwerk en het cariljon in de kerktoren te inspecteren. In februari rapporteren ze dat ze ‘het seer onordentelyk hebben bevonden, den trommel seer roestig, de uytgereckte noten seer ongelyck, so dat se beswaarlyck de clauwieren van het speelwerck konden aanpacken, die ook seer stram en onordentelyck gespannen waren en verscheidene draden van het speelwerk ontstucken. De wijzer van het maanwerck was seer veel verschillende, het beyerwerck seer ontramponiert, het lopende werck niet met olie ordentelyck gestreken maar veel eer begoten en voorts alles seer onordentelyck’. Het gevolg van dit treurige rapport is dat de kloksteller ontboden wordt in de raadskamer. Hij krijgt opdracht alles zeer snel in orde te maken.

In mei beklimmen de visitatoren opnieuw de toren om ‘het orloge’ te inspecteren. Ze bevinden het nu wel in goede orde. Wel bespreken ze met de smid Pieter Blieck in hoever de draden en tuimelaars van de torenklokken nodig gemaakt dienen te worden.

Opnieuw vertoont de korenmolen mankementen. Nu blijkt de balk onder de as van de molensteen zeer slecht te zijn. Er zal een nieuwe balk met twee nieuwe keerstijlen in gestoken worden en verder zal bezien worden wat nodig reparatie behoeft.

Ook de kerk vereist weer heel wat herstelwerk. In de consistorie wordt een nieuwe vloer gelegd van ‘rooheelbacken plavuizen’ en voorts ‘te doen en te maken dat nodig moet gemaakt worden’.

Verscheidene lieden die zitplaatsen in de kerk hebben blijken tot nu toe weigerachtig om het stoelengeld voor hun zitplaatsen te betalen. Men besluit de stoelen van deze lieden uit de plaatsen te nemen en achteraf te zetten.

De veerman krijgt toestemming om het haven- of kaaigeld niet alleen af te vorderen van de schepen die aan het Hoofd of de kaai afmeren, maar ook van alle schepen die afmeren langszij de schepen die al aan de kaai of het Hoofd gemeerd zijn. De pachter van het veer mag namelijk ook haven- en kaaigeld innen van aan de wal afgemeerde schepen.

* * *

Het wieden van de Markt en het schoonhouden van de stadstraten en poorten wordt voor de tijd van 4 à 5 jaren aanbesteed aan de laagstbiedende: Jan Lammens. Echter, in 1728 roept het Stadsbestuur hem bij zich omdat hij de straten en poorten niet behoorlijk schoonmaakt. Hij krijgt te horen dat men deze functie aan een ander zal geven.

De stadsbode krijgt het kerkhof voor zijn gebruik. Wel moet hij dit schoonhouden en beletten dat de bomen niet worden geschonden door z’n beesten.

Eind december besluit men ‘de vuiligheid buiten de Middelburgse Poort, als het bequaam sal wezen om met wagens vervoerd te kunnen worden, in het poldertje te laten brengen en zo deselve aldaar te voeren tussen de twee oprillen’.

* * *

Van de Hervormde Gemeente is te melden dat Cornelis Moens en Adriaan Camerling tot nieuwe ouderlingen worden gekozen. Voor diakenen worden op viertal gesteld Gerrit van der Leye, Cornelis Beaufort, Jan Macqué en Cornelis van Geenhoven. Zes nieuwe lidmaten leggen geloofsbelijdenis af. Met attestatie komen uit Middelburg over Alexander Sinclair en z’n echtgenote Cornelia Biesman. Met attestatie vertrekt naar Breskens Pieter de Flo, de schoolmeester.

Schilderij uit de raadszaal van het Arnemuidse stadhuis, voorstellende Nieuwerkerke, oud-Arnemuiden, de Hayman en Welsinge met in de linkerhoek de wapens van Radermacher en Nieuwerkerke, waaronder 1724.
Schilderij uit de raadszaal van het Arnemuidse stadhuis.
Het geeft een voorstelling van Nieuwerkerke, oud-Arnemuiden, de Hayman en Welsinge.
In de linkerhoek de wapens van Radermacher en Nieuwerkerke met daaronder het jaartal 1724.

1729

Op de 1e september wordt de erfprins van het Huis van Oranje, Willem Karei Hendrik Friso (de latere Stadhouder Prins Willem IV), 18 jaar en daarmee dus meerderjarig. Enkele weken later legt hij de eed af als Stadhouder van Groningen en in oktober van Gelderland. In maart 1730 treedt hij in functie als Stadhouder van Drenthe.

Op zee is het zeer onrustig vanwege de oorlogsdreiging.
De Staten-Generaal sturen een vloot van zestien oorlogschepen onder bevel van Francois van Aerssen van Sommelsdijk naar het Kanaal. Ze voegen zich daar bij de Engelse vloot.

Na de op het rampjaar 1672 gevolgde oorlogen met Frankrijk was ‘s Lands schatkist bijna leeg. De Staten-Generaal voerden nieuwe belastingen in en er werden strenge straffen tegen de sluikhandel uitgevaardigd. Over het algemeen heeft de bevolking sympathie voor de sluikers.

* * *

Het Stadsbestuur ondergaat in 1729 grote veranderingen. Er overlijden in één jaar tijd vijf regenten met een langdurige staat van dienst. Vorig jaar Jacob Broeder, bakkersbaas en vele malen burgemeester, thesaurier, schepen en raad; Abraham Pol, de in 1716 uit Vlissingen afkomstige captein, eveneens diverse malen burgemeester; Pieter Blieck, de in 1689 uit Serooskerke afkomstige smidsbaas; Samuel Laurent, de in 1701 uit het Franse Vassy afkomstige chirurgijn, heel- en geneesmeester, ook vele malen burgemeester en thesaurier van de stad, en Michiel Verhage, de secretaris van de stad.
Daarnaast komen twee regenten niet meer terug in de vroedschap: de uit Philippine afkomstige bakkersbaas Adriaan Kamerlinck en de vorig jaar uit Arnemuiden vertrokken Jacob Bril.

De plaats in de vroedschap van Samuel Laurent wordt ingenomen door de timmermansbaas Gerrit van der Leye; die van Pieter Blieck door de uit het Schotse Edinburg afkomstige licentmeester Alexander Sinclair (gehuwd met een kleindochter van Steven Wiltschut) en die van Abraham Pol door de rijkscommies/licentmeester Cornelis van Ginhoven. In de vacante plaatsen van Adriaan Kamerlinck en Jacob Bril worden gekozen Jacob Slabber, de stadsschoolmeester, en Hendrik Berk van de brouwerij. Door het overlijden van Samuel Laurent komen verscheidene functies vacant. Thesaurier (penningmeester) wordt Bastiaan Liefbroer; commissarissen voor de kleine zaken Alexander Sinclair en Cornelis van Ginhoven; vertegenwoordiger in het Collegium Qualificatum en visitator van de school Alexander Sinclair.

Op de 14e oktober overlijdt de secretaris van de stad, Michiel Verhage. Al vanaf augustus was hij door ziekte verhinderd zijn werkzaamheden te verrichten. Uit de notulenboeken doet hij zich kennen als een zeer bekwaam secretaris, die in een fraai handschrift de besluiten van Wet en Raad in het notulenboek inschreef. Het notulenboek vermeldt op de 14e oktober: ‘Alzo door het overlijden van onze secretaris de heer Michiel Verhage dezelve plaats is vacant geworden, is besloten deselve bij substitutie te laten bedienen door Johannis de Roo voor de emolumenten bij provisie voor de tijd van drie maanden na ‘t overlijden van de secretaris’. Het gewicht van deze mededeling wordt onderstreept door de daaronder geplaatste handtekeningen van Jacob Wiltschut en Bastiaan Liefbroer.
In 1730 zal hij definitief worden opgevolgd door Johannes de Roo, de in 1717 uit Middelburg gekomen rijkscommies/licentmeester en sindsdien lid van de vroedschap.
Op de 3e november besluit men ‘alle ‘t gene tot de secretarie behoort ende nog ten huize van de weduwe is berustende af te halen en te brengen ter griffie op het Stadhuis’.

In mei worden de stadsverboden en ordonnantiën nagezien en ‘ter puye gepubliceerd’.

* * *

Na het overlijden van de heel- en geneesmeester Samuel Laurent is er nog maar één chirurgijn in de stad. Op de 14e oktober wordt het aan een ieder verboden, behalve aan de ene chirurgijn, ‘om zich op te houden met het scheeren van baarden’. De stadsregering neemt dit besluit ‘alzo verscheidene personen alhier haar selve ophouden met het scheeren van baarden en also sulx is streckende tot groot nadeel van onse chirurgijn die wij hier hebben toegelaten’.

* * *

Pachter van het veer op de Middelburgse Polder is dit jaar Aarnoud Bierens. Het lijkt er op alsof de vorig jaar aangestelde veerman Laurens van den Berge er al snel mee heeft moeten stoppen. Maar ook Bierens houdt er spoedig mee op en ‘neemt zijn vertrek van hier, latende z’n vrouw en kinderen met alle lasten en met het veer zitten’. Op verzoek van zijn vrouw wordt besloten haar van het veer te ontslaan en dit opnieuw te verpachten.

Het schoonmaken en schoonhouden van de straten en poorten en het wieden van de Markt werd vorig jaar van Jan Lammens afgenomen. Het wordt nu gegund aan ‘s Heeren Dienaar, Laurens Flissebaalje, voor 7 pond Vlaams per jaar. Echter Flissebaalje neemt spoedig ontslag; Jacob Bulkaart volgt hem op.

Van Adriaan Blieck wordt het klokstellersambt (genoemd ‘het orloge’) afgenomen, ‘dewijl hij seer slegt op de klok komt te passen en verscheidene onordentelykheden komt te plegen, waardoor het orloge in een slechte staat is gebragt, niettegenstaande hij menigmaal op zijn plicht is gewezen’. Het klokstellersambt wordt voor één jaar op proef gegund aan de schoolmeester Jacobus Slabber.
Geconstateerd wordt dat ‘de klocke ongeregelt heeft begonnen te gaan’. Zo wordt een ‘orlogemaker’ ontboden om het uurwerk te inspecteren en te herstellen.

De molenaar van de korenmolen Willem de Smit ziet het wellicht niet meer zitten met de bouwvallige molen. Hij vertrekt naar Middelburg. Want opnieuw is er een belangrijk euvel aan de molen geconstateerd. De timmermansbaas Gerrit van der Leije krijgt opdracht de omvangrijke reparaties uit te voeren.

Dit jaar vestigt zich - naast Jan Peere, de smid van de smederij ‘De Schryvende Hand’ aan het oosteinde van de Langstraat - nòg een smid in de stad. Het is de Vlaming Jacob Mulderman, afkomstig van Leest bij Mechelen. Hij volgt de dit jaar overleden smid Pieter Blieck op in de smederij ‘De Dry Hoefijzers’ bovenaan de Nieuwstraat naast de Middelburgse Poort. Tot 1736 zal smidsbaas Mulderman hier z’n smidse hebben.

De vrachtrijder en vrachtvaarder van de stad Cornelis de Mol krijgt toestemming ‘om alhier de vragt alleen te mogen rijden en varen’. In juni past het Stadsbestuur de Ordonnantie voor de vrachtman en schuitevoerder aan. De tarievenlijst luidt:

De voerman zal genieten voor vracht naar en van Middelburg:

  • voor een oxhoofd dat vol is £ -.2.6;
  • voor een alf oxhoofd des zomers £ -.1.-;
  • voor een alf oxhoofd des winters £ -.1.3;
  • voor een aam die vol is £ -.1.4;
  • voor een alf aam alf geit;
  • voor een pulle die vol is £ -.-.6;
  • voor een sack graan £ -.-.4;
  • voor een kiste of koffer vol zijnde £ -.1.4;
  • voor een kleyne kiste of valies £ -.-.6;
  • voor een doos £ -.-.2;
  • voor post van een brief £ -.-.2;
  • voor een voer meubelen £ -.5.-;
  • voor elk persoon boven de 12 jaren £ -.-.4;
  • voor een salter kolen £ -.4.-;
  • voor een voer brandhout £ -.4.-;
  • voor een voer turf £ -.4.-;
  • voor een voer duinzand £ -.4.-;
  • voor een tonne bier £ -.1.4.

De voerman is verplicht telkens op zijn wagen de huive te zetten, wanneer sulx van de burgers en ingesetenen die mede willen rijden, wordt versogt.

Aan het Hoofd van de stad wordt een plankier gelegd. De vroedschap besluit ‘de vuiligheid, liggende buiten de Marktpoort, te slechten en in de leegtens op ‘t Schorre of daar ‘t gevoeglijkst wezen kan te laten brengen’. Nog tot voor kort bleef de naam ' ‘t Schorretje’ bestaan. Later werd het schorre ingepolderd en kreeg dit de naam Christiaanpoldertje.

* * *

Van de Hervormde Gemeente zijn weinig bijzonderheden te melden. De rust in de gemeente lijkt enigszins weergekeerd. Tot ouderlingen worden verkoren Bastiaan Liefbroer en Jacob Slabber en tot diakenen Boudewijn Joosse Grootjans en Abraham Francooys.
Een 7-tal personen legt geloofsbelijdenis af. Pieter de Haas komt met attestatie vanuit Middelburg over.
Dit jaar overlijdt de boekhouder van de armenkas Michiel Verhage. Tot nieuwe ontvanger benoemt men Bastiaan Liefbroer.
Opmerkelijk is dat van de dit jaar overleden regenten sommigen (met name Samuel Laurent en Jacob Broeder) de drijvende krachten vormden achter de oppositie tegen de predikant ds. Du Marchié.

Meer artikelen...

  1. 1730
  2. 1731
  3. 1732
  4. 1733