1730

Gaat het omstreeks 1730 met de Hollandse textielnijverheid snel bergafwaarts, de zogenaamde slavenhandel daarentegen maakt een grote bloei door. Het is triest te constateren dat vooral ook in Zeeland, met name door de Westindische Compagnie (de W.I.C.), volop aan deze praktijk wordt meegedaan. Er is vooral een slavenvaart van Afrika naar de Nederlandse kolonie Suriname.
Suriname begint zich in deze tijd te herstellen van de Franse plunderingen tijdens de Spaanse successieoorlog van begin deze eeuw. Het aantal plantages in Suriname is thans ongeveer 400. Dit jaar mogen voor het eerst ook particuliere schepen meedoen aan de slavenvaart op Suriname. Tot nu toe was dit verboden; het alleenrecht lag bij de Westindische Compagnie. Hoewel de Compagnie tot nu toe het monopolie op de slavenimport in Suriname had, is zij echter volstrekt niet in staat aan de grote vraag van de Surinaamse planters te voldoen.

Dit jaar overlijdt de Zeeuwse regent Levinus Ferdinant Beaufort (Lieven de Beaufort), geboren in 1675. Het zou interessant zijn na te gaan of de Beauforts die al in 1700 te Arnemuiden woonden (Jan Beaufort in ‘De Blauwe Schuit’ in de Langstraat, Hendrik Beaufort op het ‘Hof den Armen’ en Wouter Beaufort in ‘Het Roode Schilt’) aan hem verwant waren.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich dit jaar opnieuw enkele wijzigingen voor. De aftredende burgemeester Jacob Wiltschut wordt opgevolgd door de vorig jaar in Arnemuiden gevestigde Alexander Sinclair; deze woonde in het huis ‘Fortuyn en Neptunis’ aan de Langstraat.
Niet meer in de vroedschap treffen we aan Jacob Broeder, de secretaris Michiel Verhage en Pieter Kien. Alle drie zijn in het afgelopen jaar overleden. Als nieuwe leden treden aan Dirk Broeder, de bakkersbaas, zoon en opvolger van de vorig jaar overleden Jacob Broeder, Anthony Gryson (of De Gruson), de in 1726 uit Veere afkomstige brouwersbaas, en de dit jaar uit Campen afkomstige Leendert Seyns.

Het Stadsbestuur bestaat in 1730 dus uit de burgemeesters Bastiaan Liefbroer en Alexander Sinclair, de schepenen Johannes de Roo, Jacob Slabber, Cornelis van Ginhoven, Gerrit van der Leye en Dirk Broeder en de raden Jacob Wiltschut, Hendrik Berk, Anthony de Gruson en Leendert Seyns.

Op de 13e januari wordt Johannes de Roo tot nieuwe secretaris van de stad benoemd en ‘dat gedurende de tijd van zijn leven’. Hij nam dit ambt al waar tijdens de ziekte van de overleden secretaris Michiel Verhage vanaf 14 oktober 1729. Hij blijft in functie tot 1735. Hij wordt ook aangesteld tot Ontvanger van het stadsuniegeld, kerkrecht en burgerrecht. De Roo heeft een zeer moeilijk leesbaar handschrift. Het is dan ook niet dan met grote moeite dat ik van de jaren 1730-1735 een aantal gegevens kon verzamelen.

De overleden secretaris Verhage was in zijn leven aangesteld als ambachtsleenheer (van ambachtsheer Samuel Radermacher) over 45 gemeten, 59 roeden en 6 voeten (in totaal cirka 5 hectaren) ambachtsheerlijkheid in Nieuwerkerke. In zijn plaats wordt verkozen de 44-jarige oud-burgemeester en thans lid van de vroedschap Jacob Wiltschut.

In maart blijken nog steeds niet alle boeken en documenten van wijlen de vorige secretaris ter secretarie aanwezig te zijn. De weduwe Verhage wordt gesommeerd dit binnen 8 dagen te doen.

Vermoedelijk vanwege de te houden verpachtmaaltijd in september wordt het ‘fournuys’ in de kelderkeuken van het Stadhuis vernieuwd. Het gaat dit keer echter niet goed tijdens de jaarlijkse maaltijd. Het raadslid Hendrik Berk gaat zich te buiten aan ‘onordentelyckheden en injurieuze scheldwoorden’. Hem wordt ter tekening aangeboden een zeker geschrift ‘dienend om bij hetselve leedwezen te betonen ende zig te excuseren aan de beledigde over sijn begaane daden op de laatst gehouden verpagtmaaltijd bij hem begaan’. Berk weigert dit stuk te tekenen. Daarop besluit de vroedschap hem ‘van ons college te separeren ten tijde toe dat hij aan het college meerder genoegen doe’. Op deze wijze komt een abrupt einde aan het kortstondig lidmaatschap van het Stadsbestuur van de kuipersbaas Hendrik Berk.

* * *

In februari komt in de vergadering van het Stadsbestuur ter sprake ‘dat sommige loopers door Zeeland aan de hoven en huizen lopen te cuypen en zich niet ontsien hier binnen deze stad aan de huizen te komen cuypen’. Besloten wordt dit te verbieden en niemand toe te staan dan die hier als kuipers woonachtig zijn.

De schoolmeester Jacob Slabber wordt definitief aangesteld tot kloksteller nadat hij dit een jaar tot tevredenheid op proef heeft gedaan.

Boudewijn Joosse Grootjans en Adriaan Joosse Grootjans krijgen toestemming ‘omme tot lootsen om d’ Engelse coolschepen uit en in te loodsen te mogen worden aangesteld’. Verder worden nog benoemd tot grofzoutmeters Jan Blaas en Adriaan Marinusse, tot koolmeter Cornelis Cornelisse, tot ballaster en loods Marinis Kervinck en tot turftonder en kalkmeter Thomas Adriaanse.
De timmermansbaas Joris Pinte krijgt afslag van huisschatting op zijn huis ‘De Groene Ploeg Schare’ aan de Westdijkstraat. Over enige jaren neemt baas Pinte z’n intrek in de timmermanswinkel van Bastiaan Liefbroer op de hoek Langstraat/Marktpoortstraat.

* * *

Geconstateerd wordt dat het sluisje voor de afwatering van de dockweye (waar vroeger het dok lag en nu de Dokstraat ligt), in erfpacht bij de Schout bij Nacht van de Zeeuwse Admiraliteit Hermanis Wiltschut, in een zeer slechte staat verkeert. Het sluisje dient tevens voor de waterlozing van de Nieuwerkerkepolder van de ambachtsheer van Nieuwerkerke. Wiltschut verzoekt het Stadsbestuur het sluisje te vernieuwen. Een commissie, bestaande uit Bastiaan Liefbroer, Jacob Wiltschut, Cornelis van Ginhoven, Alexander Sinclair en secretaris Johan de Roo, zal met de ambachtsheer spreken over het leggen van een nieuwe sluis in z’n polder. Wel dient de Schout bij Nacht dan de helft van de kosten voor z’n rekening te nemen.

De stadskorenmolen wordt thans gepacht door Laurens van Eenennaam. Op z’n verzoek om enige afslag van de pacht wordt besloten dat hij voortaan 6 pond + 2 pond wegens slijtage van de molenstenen minder hoeft te betalen.
Opnieuw moet er flink wat vernieuwd worden aan de molen: de ene trap aan de molen is zeer slecht. Tevens wordt besloten een plankier aan het schuitvlot te leggen.

Het veer op Nieuwland wordt opnieuw voor 7 jaar verpacht aan Laurens van den Berge voor £ 25.

Geconstateerd is dat de wijzers van de torenklokken zeer slap zijn en vernieuwd moeten worden. Een bekwaam persoon zal gevraagd worden daar naar te zien en ‘t selve beneffens andere noodzakelijkheid aan het horlogie te laten voorsien’.

Burgemeester Liefbroer verzoekt in oktober als baljuw te mogen procederen tegen enige burgers: Jan Marynissen den Oude met z’n twee zonen Job en Maryn, Pieter Bastiaanse, Cornelis van de Plas en Adriaan Cornelisse. Deze hebben zich aan diefstal schuldig gemaakt op een van de laatst gearriveerde Oostindische retourschepen, genaamd de ‘Arent Kik’. Ze zullen streng worden gestraft. Ook wordt melding gemaakt dat Job Lievense, thans varende op een hoeker van de Oostindische Compagnie, vanwege zijn slecht gedrag op een Oostindiëvaarder zal worden overgezet. Hij wordt bovendien ‘scherp gereprimendeerd'.

De stadsdiender of ook genoemd ‘s Heeren Dienaar krijgt een nieuwe montering (uniform), bestaande uit een nieuwe rok, broek, vest en een hoed.

Ook komen we een bericht tegen over het onderwijs. Juffrouw Joanna Clarisse, de weduwe van de vroegere stadsbestuurder Dirck van Delmerhorst, schrijft ‘hoe zij na haar mans dood in zeer geringe staat is gekomen’ Ze verzoekt een klein kinderschooltje te mogen houden om buiten laste van de armen te blijven’. Ze krijgt als schoolmaitres ‘uit consideratie’ toestemming om ‘lees- en schrijfschole te houden, mits houdende een goede directie in hare schole en slechts kinderen toelatende van niet ouder dan 6 à 7 jaar’. Ze laat daarop weten dat ze de ouders verzocht heeft de oudere kinderen ol thuis te laten of bij de stadsschoolmeester te doen. Waarop ze tot antwoord kreeg: ‘Als gy de grote niet hebben wilt, dan zullen wy de kleyne ook thuys houden, want wy willen ze by Slabber niet hebben’.

Over de zoutnering kan vermeld worden dat een zekere Jacob Pouwelse dit jaar een zoutkeet heeft gekocht op het eiland. Hij weigert echter de 25 ponden Vlaams aan ‘inkompstgelt’ te betalen. Hierover zullen we in later jaren nog wel meer vernemen.

* * *

Van de Hervormde kerk is het volgende te vermelden.
Vanwege de zwakheid van de predikant vindt er in het winterseizoen geen huisbezoek plaats. Op de 30e mei maakt de kerkenraad bekend dat ‘onsen Eerwaarde Predikant des morgens ten 9 uure is overleden’.
Ds. Nicolaas du Marchié was twintig jaren predikant van de Hervormde Gemeente te Arnemuiden. Tijdens zijn bediening heersten er grote beroeringen en verdeeldheden in de kerk van Arnemuiden, met name als gevolg van het optreden van de libertijnen onder aanvoering van oud-burgemeester Pieter Wiltschut.
De kerkenraad brengt in omvraag of wy niet een predicant zouden verzoeken om een rouwpredicatie te doen over onze afgestorven Leeraar’. Ds. Absaloms van Cleverskerke wordt verzocht op de aanstaande Dag des Heeren.
Ouderling Liefbroer geeft te kennen ‘dat hij des morgens na het overlyden van onse Leeraar aan des overledenens huis geweest is met ouderling Jacob Slabber en van daar mede gebragt heeft vier kerkelyke acteboeken en een doopboek, welke acteboeken berusten bij Liefbroer en het doopboek bij Slabber’.

Tot preses wordt gekozen de Middelburgse predikant ds. Jacobus Willemsen, een ambtgenoot van ds. Bernardus Smytegelt. Hij kwam in 1728 te Middelburg en werd in 1740 hoogleraar. Hij herdacht de 27e november en de 11e december 1774 z’n 50-jarig predikantschap in twee kerkdiensten, die elk van 5 tot 10 uur ‘s avonds duurden. Ds. Willemsen had in zijn tijd al grote bezwaren tegen het begraven in kerkgebouwen.

Het Stadsbestuur is van mening dat de vacante plaats ingevuld moet worden door ‘een bequaam Leeraar’. De vertegenwoordigers van het Stadsbestuur in het Collegium Qualifïcatum, Alexander Sinclair en Cornelis van Ginhoven, krijgen toestemming ‘een predicant buiten ‘s lands te gaan horen om alzoo tot een bequaam Leeraar te geraken’.

In september wordt ‘met eenparigheid van stemmen, dog met algemeen genoegen’ beroepen ds. Joannes Korthemels, predikant te Bekerke op Walcheren. Deze neemt echter na enige dagen een beroep aan naar Westzaan. Nadat enige predikanten zijn gehoord wordt in oktober beroepen ds. Joannes van Coerte, predikant te Serooskerke. Ook deze bedankt.
Op de 20e november brengt men een beroep uit op ds. Petrus Tiquet, predikant te Oud Vossemeer. Op de 27e november wordt ‘na aanroeping van des Heeren Naam, de brief van domeni Peterus Tiquet aan deze vergadering gezonden, voorgelezen en daarin is gebleken dat deselve ten spoedigste zig selve zal declareren en nader antwoord zal toezenden’. Op de 2e december komt het zo zeer heuglijke bericht dat ds. Tiquet het beroep aanneemt.

Tot nieuwe ouderlingen worden dit jaar gekozen Blaas Claas en Andries Adriaanse en tot nieuwe diakenen Jan Peere en Pieter de Haas. Een vijftal nieuwe lidmaten wordt bevestigd.
Met attestatie komt van Cleverskerke over Jan Ventevogel, de stamvader van de Arnemuidse familie Ventevogel.