1728

De Oostindische Compagnie brengt ons land nog steeds grote schatten aan. Vooral Amsterdam ontwikkelt zich tot een centrum van koopvaardij, scheepvaart en handel. Ook het centrum van de Europese geldhandel ligt deze jaren in Amsterdam. Aanzienlijke Hollandse kapitalen staan uit in de Zuidelijke (of Oostenrijkse) Nederlanden, in Duitse vorstendommen en in Hongaarse koper- en kwikzilvermijnen.
De Amsterdamse admiraliteit neemt ook bekwame Engelse scheepsbouwers in dienst. Men hoopt hiermee verbetering te brengen in de sterk verouderde scheepsbouw in de Republiek.

Ook Walcheren profiteert mee van de rijkdommen die vanuit Oostindië naar Middelburg als zetelplaats van de Kamer Zeeland van de Verenigde Oostindische Compagnie, de V.O.C., toevloeien.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich enkele wijzigingen voor. De aftredende burgemeester Bastiaan Liefbroer wordt opgevolgd door Jacob Wiltschut. Het is voor de eerste maal dat deze Wiltschut als burgemeester optreedt. In de nog steeds bestaande vacature van schepen wordt gekozen Hendrik Berk. Deze vestigde zich hier in 1717 vanuit Utrecht als bierbrouwer.

Dit jaar doen zich opnieuw twee vacatures voor in de vroedschap. Het raadslid Jacob Bril verhuist in juni uil de stad. En in juli overlijdt Jacob Broeder, de bakkersbaas van de bakkerij ‘De Swarte Ruyter’ aan de Westdijkstraat. Zeer vele jaren was hij lid van de vroedschap, waarvan vele jaren als burgemeester en thesaurier. Z'n optreden was nogal eens omstreden, vooral in de kerkelijke geschillen aan het begin van deze eeuw.

Tot stadsdiender wordt aangesteld Lourens Louwissen Flissebaalje. De nieuwe ‘s Heeren Dienaar ‘wordt toegelegd een nieuw pak kleeren, bestaande uit een rock, vest en broeck en hoed volgens het oude gebruick en voorts zal hem alle twee jaren een nieuwe rock verleend worden’.

Adriaan van der Leye, die tal van functies bekleedt in de stad, heeft het een of ander uitgehaald. Hij wordt in het gevang gezet en in rechte vervolgd. In zijn plaats van stadsijkmeester wordt aangesteld Hendrik Berk. Tegelijk wordt bepaald dat de maten van de smeekolen driemaal in het jaar moeten worden geijkt. De maten zullen voortaan op het Stadhuis bewaard en van daar gehaald worden om die te gebruiken.

De Rekenkamer van Zeeland verzoekt iemand aan te stellen in de plaats van Adriaan van der Leije, ‘die in verband met zijn voorgenomen reis naar Oostindië buiten staat is om die administratie langer meer aan te houden’. Het Stadsbestuur besluit tot Ontvanger van het collateraal, de successie, het familie-, dienstbode-, caros-, wagen- en paardegeld aan te stellen Willem Gooyens, de stadsbode. Maar de Rekenkamer accepteert de benoeming van Gooijens niet. Het Stadsbestuur mag wel iemand voordragen, maar niet zelf iemand benoemen. Hierover wordt advies gevraagd aan de pensionaris van de stad. De vroedschap meent het gelijk volkomen aan z’n zijde te hebben. Tot nu toe is de vrijheid tot benoeming van een Ontvanger immers altijd aan de stad gelaten.

Pensionaris mr. Jacob Douw wijst er op dat zelfs de zes stemmende steden in Zeeland deze vrijheid niet meer hebben. Een jaar geleden hebben de Gecommitteerde Raden deze bevoegdheid aan zich gehouden. De Rekenkamer had er daarom beter aan gedaan het Stadsbestuur niet te gelasten een Ontvanger aan te stellen.

Er is ontstemming bij het Stadsbestuur dat bij geruchte vernomen is dat een zekere Mary van der Wieg, ‘tegenwoordig residerende tot de Heer Capteijn Wiltschut, over 10 dagen in de kraam gekomen is te Middelburg van een onecht kind, hetwelk is streckende tot groot ergernisse van onse goede ingesetenen’. En omdat dit al meer voorgekomen is wordt besloten haar te gelasten dat ze binnen driemaal 24 uur de stad moet verlaten. Maar deze vrouw is vermoedelijk niet de eerste de beste. Een voorname Middelburgse dame, Maria de Bourgonje, dient op voorspraak ‘van zodanige personen voor wie het Stadsbestuur achting zal hebben’, een rekest in ‘dat de bij Wiltschut verblijvende vrouw met onecht kind daar kan blijven’. En daarvoor zwicht het Stadsbestuur op voorwaarde ‘dat zij haar volgens haar belofte eerlijk en wel komt te gedragen’.

* * *

De nieuwe schoolmeester Jacob Slabber wil aan het schoolgebouw ‘De Nieuwe School’ aan de Markt op zijn kosten een kamer laten bouwen. Hij vraagt het Stadsbestuur ermee in te stemmen dat bij zijn afsterven door z’n opvolger voor ‘De Nieuwe School’ een som van 125 ponden Vlaams wordt betaald. Het Stadsbestuur keurt het goed dat ‘De Nieuwe School’, wanneer de nieuwe kamer volgens het bestek daaraan is gebouwd, door z’n opvolger of na hem komende schoolmeester zal moeten worden aangenomen in volle vrije eigendom voor een som van 125 ponden Vlaams, mits het in behoorlijke staat zal zijn onderhouden.
Meester Slabber dient ook een verzoek in ‘om een plaatse te mogen hebben in de kerke om zijn turf en brand te mogen leggen’. Dit wordt hem toegestaan in de hoek aan de zuidzijde van de kerk.

Jacob Catte, die hier in 1717 vanuit Tholen is komen wonen, mag het ambt van lijkbidder uit gaan oefenen. Uit deze Tholenaar is vermoedelijk de later in Arnemuiden bekende, maar nu niet meer voorkomende familie Katte voortgekomen.

Jan Peere uit Ter Gapinge krijgt van het Stadsbestuur vergunning om een smidswinkel te mogen beginnen, ‘omdat den tegenwoordige smid niet in staat is zijn smederij behoorlijk te bedienen’. Peere neemt intrek in de smederij ‘De Schrijvende Hand’ op de zuidoostzijde van de Langstraat. In dit pand is minstens 250 jaar een smederij gevestigd geweest. Na hem waren o.a. smid in ‘De Schrijvende Hand’ Cornelis Mondeel, Jacob Travoo, Johan Hendrik Sonck, Jan van der Weele en Joos van der Weele. De nieuwe smid Jan Peere krijgt toestemming om zijn travaille voor het beslaan van de paarden op stadsgrond te mogen zetten. De travaille kan niet goed op de straat voor zijn deur geplaatst worden.

Het veer op de Middelburgse Polder wordt opnieuw voor 7 jaar openbaar verpacht. De nieuwe pachter is Laurens van den Berge uit ‘s-Heer Arendskerke, die ‘ter woon wordt toegelaten tot de stad’ en beëdigd als poorter. Daarbij komt men overeen dat hij de dammen, bruggen en het pad naar het veer op zijn kosten moet onderhouden.

Johan de Roo, de rijkscommies/licentmeester van Holland, mag de vest pachten voor 20 Carolus guldens per jaar ‘mits hij daarop zal zetten riviervis, bestaande uit karper, baars en hetgene daarop soude kunnen gewonnen worden’. De Roo verzoekt als pachter van de stadsvest wel dat het sluisje aan de Singel mag worden gedempt, ‘opdat hij het water in de vest mogt behouden dewijl hij van de vest een goede visscherij soude maken’.

Een zekere Jan Marynisse krijgt toestemming om de Engelse koolschepen voor de koolnegotie van de heer Der Kinderen als loods binnen te loodsen.
Het aantal koolmeters wordt bepaald op ten hoogste 22. Tot nieuwe koolmeters van de stad worden dit jaar aangesteld Jacob Lievense, Lieven Lievense, Willem Willemse, Jan Marynissen, Adriaan Cornelissen, Boudewijn Joosse Grootjans, Marynis Cornelissen, Carel Carelsen en Marynis Lievense.
Pieter Adriaanse krijgt vergunning voor ‘de kalkmate mitsgaders het ambt van turftonder’.

* * *

De Veersche Poort wordt met nieuwe planken gedekt. Ook het Hoofd moet noodzakelijk hersteld worden. En ook aan de molen moeten weer grote reparaties verricht worden. Er is weer een roede uit de molen gevallen. De nu 120 jaar oude korenmolen wordt steeds bouwvalliger. Over enkele jaren (in 1735) zal deze vervangen worden.
Met name ook het aan de diaconie (‘den Armen’) toebehorende huis ‘De Rosemarijnboom’ aan de noordzijde van de Langstraat, waarin de stadsreiniger Jan Lammens woont, is zo bouwvallig geworden dat het hoognodig gerenoveerd moet worden.

Er wordt een nieuwe kaak aan het Stadhuis aangebracht ‘om kwaaddoeners in de band te houden’.

* * *

De Hervormde Gemeente wordt ook dit jaar nog gediend door ds. Nicolaas du Marchié. Tot nieuwe ouderlingen worden gekozen Jacob Pinte en Cornelis Jobse. Maar tegen alle vermaningen in weigert Pinte z’n verkiezing aan te nemen en zich te laten bevestigen. Op viertal voor diakenen worden gesteld Pieter den Beer, Job Cornelisse, Jan Harthoorn en Abraham Francooys. Slechts 2 nieuwe lidmaten worden bevestigd.

Met attestatie komen uit Gapinge binnen Jan Peere en z’n vrouw. Ook Anthony de Gruson laat door z’n vrouw een kerkelijke attestatie vertonen. Maar hij komt nooit onder het gehoor.