1727

Dit jaar overlijdt de raadpensionaris van ons land, Isaac van Hoornbeek. In dit stadhouderloze tijdperk (Prins Willem IV is immers nu nog te jong) is de raadpensionaris een zeer belangrijke figuur in het bestuur van de Republiek. Van Hoornbeek wordt opgevolgd door de 63-jarige Simon van Slingelandt, tot nu toe Thesaurier-Generaal van de Republiek. Tegen deze benoeming heerst nogal wat verzet. Men vreest in hem een Oranje-aanhanger te zullen hebben. Vooral Amsterdam, als centrumplaats van scheepvaart en koophandel, vreest dat hij een anti-Amsterdamse koers zal gaan varen.
Van Van Slingelandt wordt verwacht dat hij het buitenlandse beleid van z’n voorganger, gericht op een algemene vredesregeling voor Europa, krachtdadig zal voortzetten. Op binnenlands terrein zal hij vooral de deplorabele staatsfinanciën moeten hervormen. Het eveneens zeer belangrijke ambt van Thesaurier-Generaal vervult Anthonie van der Heim.

* * *

1727 staat in de vaderlandse historie ook bekend omdat er nogal wat rondtrekkende vagebonden en benden ons land doortrekken. Het gaat vooral om door oorlogsgeweld uit Oost-Europa verdrevenen en ontheemden.

Ook op Walcheren en in Arnemuiden is dit merkbaar. In september komt in de vergadering van het Stadsbestuur ter sprake dat de naburige steden de bedelaars en landlopers weren. Het gevolg hiervan is ‘dat dat soort van volk dagelijks meer en meer in deze stad komen toe te vloeijen, hetgene is strekkende tot grote last van onse goede ingezetenen’. Men besluit de zich te Arnemuiden ophoudende bedelaars en landlopers te weren ‘en niet toe te laten binnen deze stad te lopen bedelen’. De stadsbode plakt publicaties hierover op de aanplakborden.

Ook in oktober wordt een soortgelijke maatregel genomen tot bescherming van ‘de goede ingesetenen’. In het notulenboek tekent de secretaris aan:

Ondervonden wordt dat enige van onse op- en ingesetenen enige vrouwluiden, van buiten inkomende en tot onse ingesetenen niet behorende, die door onecht beswangert sijn, in hunne huizen komen te ontvangen en te herbergen om hun kraambedde te houden zonder enige kennis of voorweten van de regering. En alsoo sulx alleen maar te doen is om haar te verschuilen tegen de justitie en opdat hare hoererij niet mogte worden bekend en dat ook sulx soude kunnen strecken tot groote beswaarnisse van onze stad die hare geringe inkomsten soude moeten besteden om sulke onegte kinderen bij het sterven of verlies van hunne moeders te onderhouden en daarin te voorsien.

Het Stadsbestuur besluit de in- en opgezetenen te verbieden ‘alle sodanige vrouwluiden in hun huizen te ontvangen en hun plaats te verlenen’.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich enkele wijzigingen voor. Abraham Pol, de hier in 1716 uit Vlissingen gevestigde kapitein, volgt de afgaande burgemeester Jacob Broeder op. Wie we dit jaar niet meer tegenkomen in de vroedschap is Adriaan Blieck. Hij wordt in februari geschorst als regent. ‘Niettegenstaande alle vermaningen en bestraffingen in zijn huisgezin als anders, gedraagt hij zich op hooggaande wijze aanstootgevend en tot infamie der gansche regering en tot zeer kwaad voorbeeld’.
Als gevolg van z’n schorsing vallen de functies van broodweger en opperdeken van het kooldragersgilde open. Hierin benoemt men Jacob Wiltschut. Overigens krijgt Wiltschut opnieuw de pacht van het vendumeesterschap voor 7 jaren voor 5 ponden Vlaams per jaar.

Ontvanger van de huisschatting is Samuel Laurent; van de pacht van stadsbrandewijnen Bastiaan Liefbroer.

Nog enkele benoemingen in openbare functies vermelden we hier. Job Cornelisse krijgt de grofzoutmetersplaats van z'n vader Cornelis Cornelisse ‘wegens zijn hooge jaren'. Job Grootjans mag de grofzoutmetersplaats van z'n grootvader Boudewijn Grootjans overnemen. Cornelis van Eeghem, Cornelis de Mol en Cornelis Blauwert krijgen toestemming om de functie van bier- en wijnwerker uit te oefenen. Jan Blaas wordt aangesteld tot loods om de schepen voor de stad uit en in te loodsen. Het gaat hier vooral om de Engelse en Schotse schepen met kolen en de schuiten met grofzout voor de zoutnering.
Daniël van Belsen en Paulus Jansen worden aangesteld tot kooldragers en -meters. Daniël van Belsen is tevens belast ‘om de zeeschepen, komende met kolen, en alle die hier worden geballast, te ballasten’. Eind oktober komt deze voorvader van het geslacht Van Belsen te overlijden. In deze en een nog bestaande vacature worden gekozen tot ballasters Cornelis Carelse Schroevers en Jan Maryn Cervinck.

Voor de tafel in de raadszaal in het Stadhuis worden twee nieuwe kleden gekocht ‘alsoo de andere gestolen zijn’.

* * *

De diaconie doet afstand van de twee huizen tussen het Stadhuis en de Markt. Hier woonde de in 1715 overleden stadsdiender Adriaan van der Gught. Ze worden afgestaan aan de vorig jaar aangestelde ‘s Heeren Dienaar Adriaan Goosen op voorwaarde dat hij daar een bequaam woonhuys van sal hebben te maken’. Al vanaf 1584 heette dit huis ‘t Wapen van Brugge’.

Marynis Spoors verzoekt het Stadsbestuur de bouwvallige muur van het kerkhof, staande tegen zijn hof, te herstellen. De vroedschap is echter van oordeel ‘dat yder sijn hoff self zal moeten bevryden, dog voor ditmaal sy de helft daarvan zullen maken’. Spoors woont in het huis ‘Lybertas’ aan de noordoost zijde van de Langstraat; zijn achtertuin grenst dus aan het rond de oude kruiskerk gelegen kerkhof.

Met het verzoek van Anthony Gryson (of Gruson) om z’n schuur ‘een endeweegs’ te mogen afbreken wordt akkoord gegaan. Gryson heeft zich hier vorig jaar vanuit Veere gevestigd in het zogenoemde Brouwershuis, het huis naast de brouwerij op de hoek Nieuwstraat/Noordstraat. De schuur stond vermoedelijk naast de brouwerij.

Goedgevonden wordt dat op de Singel, ‘voor de Heule van de erfgenamen van de Hofstede van Andriessen, staken gezet worden in de gemelde Heule ofte paaien’.

* * *

Eind vorig jaar werden ‘visitatoren’ aangesteld om het uurwerk en het cariljon in de kerktoren te inspecteren. In februari rapporteren ze dat ze ‘het seer onordentelyk hebben bevonden, den trommel seer roestig, de uytgereckte noten seer ongelyck, so dat se beswaarlyck de clauwieren van het speelwerck konden aanpacken, die ook seer stram en onordentelyck gespannen waren en verscheidene draden van het speelwerk ontstucken. De wijzer van het maanwerck was seer veel verschillende, het beyerwerck seer ontramponiert, het lopende werck niet met olie ordentelyck gestreken maar veel eer begoten en voorts alles seer onordentelyck’. Het gevolg van dit treurige rapport is dat de kloksteller ontboden wordt in de raadskamer. Hij krijgt opdracht alles zeer snel in orde te maken.

In mei beklimmen de visitatoren opnieuw de toren om ‘het orloge’ te inspecteren. Ze bevinden het nu wel in goede orde. Wel bespreken ze met de smid Pieter Blieck in hoever de draden en tuimelaars van de torenklokken nodig gemaakt dienen te worden.

Opnieuw vertoont de korenmolen mankementen. Nu blijkt de balk onder de as van de molensteen zeer slecht te zijn. Er zal een nieuwe balk met twee nieuwe keerstijlen in gestoken worden en verder zal bezien worden wat nodig reparatie behoeft.

Ook de kerk vereist weer heel wat herstelwerk. In de consistorie wordt een nieuwe vloer gelegd van ‘rooheelbacken plavuizen’ en voorts ‘te doen en te maken dat nodig moet gemaakt worden’.

Verscheidene lieden die zitplaatsen in de kerk hebben blijken tot nu toe weigerachtig om het stoelengeld voor hun zitplaatsen te betalen. Men besluit de stoelen van deze lieden uit de plaatsen te nemen en achteraf te zetten.

De veerman krijgt toestemming om het haven- of kaaigeld niet alleen af te vorderen van de schepen die aan het Hoofd of de kaai afmeren, maar ook van alle schepen die afmeren langszij de schepen die al aan de kaai of het Hoofd gemeerd zijn. De pachter van het veer mag namelijk ook haven- en kaaigeld innen van aan de wal afgemeerde schepen.

* * *

Het wieden van de Markt en het schoonhouden van de stadstraten en poorten wordt voor de tijd van 4 à 5 jaren aanbesteed aan de laagstbiedende: Jan Lammens. Echter, in 1728 roept het Stadsbestuur hem bij zich omdat hij de straten en poorten niet behoorlijk schoonmaakt. Hij krijgt te horen dat men deze functie aan een ander zal geven.

De stadsbode krijgt het kerkhof voor zijn gebruik. Wel moet hij dit schoonhouden en beletten dat de bomen niet worden geschonden door z’n beesten.

Eind december besluit men ‘de vuiligheid buiten de Middelburgse Poort, als het bequaam sal wezen om met wagens vervoerd te kunnen worden, in het poldertje te laten brengen en zo deselve aldaar te voeren tussen de twee oprillen’.

* * *

Van de Hervormde Gemeente is te melden dat Cornelis Moens en Adriaan Camerling tot nieuwe ouderlingen worden gekozen. Voor diakenen worden op viertal gesteld Gerrit van der Leye, Cornelis Beaufort, Jan Macqué en Cornelis van Geenhoven. Zes nieuwe lidmaten leggen geloofsbelijdenis af. Met attestatie komen uit Middelburg over Alexander Sinclair en z’n echtgenote Cornelia Biesman. Met attestatie vertrekt naar Breskens Pieter de Flo, de schoolmeester.

Schilderij uit de raadszaal van het Arnemuidse stadhuis, voorstellende Nieuwerkerke, oud-Arnemuiden, de Hayman en Welsinge met in de linkerhoek de wapens van Radermacher en Nieuwerkerke, waaronder 1724.
Schilderij uit de raadszaal van het Arnemuidse stadhuis.
Het geeft een voorstelling van Nieuwerkerke, oud-Arnemuiden, de Hayman en Welsinge.
In de linkerhoek de wapens van Radermacher en Nieuwerkerke met daaronder het jaartal 1724.