1731

In maart legt Prins Willem Karei Hendrik Friso de eed af voor de Staten van Friesland en treedt in functie als Stadhouder. Het duurt echter nog tot 1747 voordat hij als Stadhouder Prins Willem de Vierde zal worden ingehuldigd voor het Zeeuwse gewest.

Vice-admiraal Cornelis Schrijver slaagt er dit jaar in een einde te maken aan de weer opgeleefde zeeroverij vanuit Algiers.

Terwijl andere gebieden van de Republiek de economische achteruitgang steeds duidelijker merken, beleeft de Zaanstreek in deze tijd een ongekende bloei. Het aantal voor de Zaanse nijverheid (houtzagerij, scheepsbouw en dergelijke) werkzame windmolens bereikt dit jaar met 584 molens een nieuw hoogtepunt.

Nadat in de achterliggende jaren al verscheidene malen de verwoestende veepest het platteland teisterde slaat thans een andere niet minder gevreesde vijand toe: de paalworm. Dit wordt dit jaar duidelijk merkbaar bij de Westkapelse zeedijk. De paalworm knaagt gangen door alle soorten hout, dijken, paalhoofden, sluizen en schepen. De dijken worden verzwakt. Verscheidene overstromingen zijn hiervan het gevolg. De paalworm wordt door velen gezien als een straf van God voor de weelderige levenswijze, die onder Franse invloed intrede doet.

* * *

Ook dit jaar treden veranderingen op in het Arnemuidse Stadsbestuur. Jacob Wiltschut volgt de aftredende burgemeester Bastiaan Liefbroer, de timmermansbaas, op. Niet meer terug keert Hendrik Berk; hij is vorig jaar vanwege z’n onbeschaamde gedrag tijdens de verpachtmaaltijd geschorst. Ook de zetel van Jacob Slabber, de stadsschoolmeester, blijft leeg. Hij overlijdt in september. In de opengevallen plaatsen worden verkozen Pieter de Haas, in 1729 gekomen van Bergen op Zoom, en de oudgediende Pieter Kien.

De nieuwe secretaris De Roo tekent het onder 24 september weinig piëteitvol aan in het notulenboek onder 24 september: ‘Broeder zieck, Slabber dood’. In de door het overlijden van Jacob Slabber vacant gekomen plaatsen van broodweger en commissaris voor kleine zaken worden benoemd Cornelis van Ginhoven en Jacob Wiltschut.

Een hoogtijdag voor de regenten vormt ook dit jaar weer de jaarlijkse verpachtmaaltijd in september. De leveranties van de weduwe Kole van noten, Pieter Kien van winkelwaren, Willem Gooyers van vlees, Catie Benedictus van groente en peren, bakker Broeder van brood, Pieter Bovyn en de weduwe Harthoorn van winkelwaren, monseigneur Termaet van banket en de brouwer Anthoni Gruson van bier kosten in totaal £ 35.5.-.

Tot nieuwe schoolmeester wordt op de 3e oktober benoemd de 28-jarige Pieter de Floo uit Breskens. Tevens krijgt hij aanstellingen als koster en voorzanger in de kerk en als kloksteller van de torenklokken. De Floo werd op 20-jarige leeftijd boerenknecht en twee jaar later ondermeester bij Jacob Slabber. Hij was de eerste schoolmeester wiens benoeming klassikaal werd goedgekeurd. Na één jaar vertrekt hij al naar Goes als Frans kostschoolhouder en voorzanger in de Hervormde Kerk van Goes. In 1750 wordt hij daar ontslagen wegens krankzinnigheid ‘door twijfelingen in de godsdienst’. Hij is overleden te Dordrecht in 1762 in een gesticht.

Ook de stadsvroedvrouw Adriaantje Cobes overlijdt dit jaar. In haar plaats wordt aangesteld Leuntje Maranus. Zij heeft al enige jaren het ambt van vroedvrouw uitgeoefend in het Nieuwland.

De nieuwe stadsdiender is Hubertus Meertens. Hij volgt Jacob Bulkaert op. Z’n nieuwe ‘montering' bestaat uit 'rock, broeck, camisool (borstrok), hoed en een paar cousen’. Hij verhuist echter al weer spoedig naar Middelburg. Tot zijn opvolger als ‘s Heeren Dienaar wordt benoemd Gerrit Schoor uit Wissekerke.

Christiaan Kien, een zoon van de regent Pieter Kien, vraagt vergunning om een oven te zetten op z’n erf om peperkoek te bakken. Hij krijgt hiervoor toestemming mits z’n buren hier geen overlast van ondervinden en z’n voogden hiermee akkoord gaan.

Jacob Lievense Mülmeester en Jan Adriaanse, die in 1730 uit hun functies van koolmeter zijn gezet, worden weer in ere hersteld en mogen hun bediening weer uitoefenen. Het is één van de eerste keren in de thans beschreven periode dat we de naam Meulmeester tegenkomen.

Hermanis Wiltschut is inmiddels gepromoveerd tot Schout bij Nacht bij de Admiraliteit van Zeeland. De laatste tijd woont hij te Veere. Toch blijft hij ‘sijn labeur (arbeid) wegens veranderinge alhier continueren’. Was hij destijds vrijgesteld van accijns op de bieren voor z’n eigen gebruik, nu wordt hem deze belasting in rekening gebracht en wel voor zes halve vaten per jaar.

* * *

Een partij bomen van de Noordwal verkoopt men ten bate van de stadskas. Toch is uit dit soort simpele vermeldingen af te leiden dat het stadje goed voorzien is van bomen en plantsoenen. Op oude afbeeldingen uit de 18e eeuw is dit ook zichtbaar. Het moet vermakelijk wandelen geweest zijn op de met bomen beplante stadswallen. En dat er ook toen al rondom de stad gewandeld werd blijkt wel uit het volgende bericht.
De wallen worden verpacht aan de landlieden in en rond de stad. Deze laten hun vee grazen op de wallen. De pachters van de Noord- en Zuidwal hebben in het voorjaar hun pachtpercelen afgeschut. Het Stadsbestuur besluit nu: ‘Alzoo door het afschutten door de pachters van de Noord- en Zuidwalle de passages om deselve rond te wandelen zeer ongemakkelijk zijn, is besloten aan de Middelburgsche en Veersche Poort galgies (bruggetjes) te zetten om de passage voor de wandelaars gemakkelijk te maken’.

Het ‘orloge op den Thoorn’, het torenuurwerk, is nagezien door de smid Jacob Mulderman van de smederij ‘De Dry Hoefijzers’ aan de Nieuwstraat. Er is een nieuw rad aangebracht en alles is weer in orde gemaakt voor £ 18.
Ook het hek van het kerkhof rondom de oude kruiskerk wordt hersteld. Maar het ene mankement is net verholpen of het volgende dient zich al weer aan. Verscheidene lekkages in het dak van de kerk doen zich op. Er wordt een offerte gevraagd voor het herstel aan een ‘schaliedecker’ (leidekker).

De lakenkoopman Jacob Bomme levert rood laken voor de Vierschaar en sajet voor de stoelkussens.

In de kerk worden ‘ter voorcoming van de coude togt daar op vallende’ de ouderlingen- en diakenenbochten voorzien van een schutting of deurtjes. Bovendien worden zoveel ‘gemeene bancken (voor de ‘gewone’ kerkgangers) tot zitplaatsen in de kerk gemaakt als bequamelyck kunnen worden geplaatst’. Het lijkt er op alsof thans voor het eerst banken in de plaats van stoelen in de kerk worden gebruikt.

Ook gaat er geen jaar voorbij of er moet ingrijpend herstelwerk aan de stadskorenmolen verricht worden. Dit jaar breekt de pessel en vallen twee roeden naar beneden.

* * *

De zoutnering mag zich deze jaren in een grote bloei verheugen. Verscheidene pannebazen laten omstreeks deze tijd zomerhuizen bij hun zoutketen bouwen.
De Middelburgse pannebaas Jacob de Wolf heeft z’n bouwvallige zoutkeet op het eiland afgebroken en de oude materialen verkocht. De vrijgekomen erve ligt achter de zoutkeet van Monseigneur Lieven Menschaart, die daarop een zomerhuis wil gaan timmeren. Na inspectie van de plaats waar hij het zomerhuis wil bouwen, krijgt hij toestemming, mits hij een voet of drie buiten de plaats blijft waar de andere zoutketen van Monseigneur De Wolf staan. Toch wordt hem de verdere voortgang van de opbouw verboden. In april verschijnt Menschaart in de vergadering van de vroedschap ‘met betuyging van berouw over de quade en seer hevige expressie door hem gepleegd in tegenwoordigheid van verscheidene leden van de magistraat, ten tijde als hun agtbaren kwamen inspecteren de plaats en de gelegenheid alwaar hy sijn zomerhuis had begonnen te bouwen’. Hij verzoekt eerbiedig zijn misdrijf te vergeven en het gegeven verbod in te trekken en het voortbouwen van zijn begonnen zomerhuis toe te staan. Hij krijgt toestemming om verder te bouwen, hoewel hij ernstig wordt gewaarschuwd zich voortaan voorzichtiger te gedragen. Enkele maanden later dient Lieven Menschaart al weer rekeningen in bij het Stadsbestuur ‘van wijn zo voor het Heilig Avondmaal als voor de Stad’, ten bedrage van 14 ponden en 50 schellingen Vlaams.

In juli komt een verzoekschrift binnen van Sara Macquet, weduwe van Jan de Lavevre, uit Middelburg, eigenares van een zoutkeet en de daarnaast staande speelhof, liggende terzijde van de Havendijk van Middelburg. Zij doet haar beklag over de overlast en schade die zij jaarlijks moet lijden doordat enige kwaardaardige en baatzoekende mensen zich niet ontzien om bij nacht en ontij de bomen en andere vruchten in haar tuin te beroven. Zij verzoekt op haar grond enige voetangels te mogen leggen. Dit wordt haar toegestaan mits ze een geschilderd waarschuwingsbord bij de ingang van haar hof zet.

In augustus neemt het Stadsbestuur met verontwaardiging kennis van een gerucht ‘hoe de magistraat van Middelburg het bestaan heeft de pannebazen en verdere geïnteresseerden in de zoutnering te constringeren (pressen) om de nominatie van deken en beleders voor onze zoutnering aan hen over te geven alsmede de keten te Middelburg te laten registreren en het ijken van de zoutvaten te laten geschieden voor het gerecht aldaar’. Besloten wordt hierover onze pensionaris mr. Jacob Douw te raadplegen ‘ter voorcoming van verdere inbreuk op onse privileges’. Tot commissarissen om met mr. Douw te spreken worden benoemd Bastiaan Liefbroer, Alexander Sinclair en secretaris Johan de Roo. Uit het rapport van mr. Douw blijkt ‘dat het vorenstaande in Weth en Raad van Middelburg nog niet bekend was en daarom de deputatie geen voortganck gehad heeft’. De pensionaris adviseert het Stadsbestuur ‘ons vooralsnog stil te houden’. Ondertussen zal hij zoveel mogelijk doen wat in het voordeel van de Stad is.

In september komt in het Stadsbestuur ter sprake dat nu al twee jaren zijn verstreken dat die van de pannering in gebreke zijn gebleven volgens ordonnantie hun nominatie tot verkiezing van een nieuwe deken voor twee jaar op de gezette tijd in te dienen. In de vergadering worden ontboden de deken (overste) Monseigneur Marinus van Golen en de beleders van de zoutnering Monseigneur Jacob de Fries en Bastiaan van Pantegem. Hen wordt gevraagd naar de redenen van dit verzuim.
Als oorzaak wordt opgegeven dat Jacob Pouwelsen als eigenaar van en bewerkende twee zoutketen op het eiland, daar Pieter Jacobsen en Robbert Jorissen wonen, ‘aan hun sociëteit volgens ordonnantie nog geen genoegen hadden gedaan en derhalve onder hare sociëteit omme die reden tot geen conclusie tot het maken van een nominatie hebben kunnen komen’.

* * *

Voor de Hervormde Gemeente is het een jaar van betekenis.
Op de 4e maart doet de 28-jarige ds. Petrus Tiquet (ook wel geschreven als Ticquet) intrede in de Hervormde Gemeente. Hij is geboren in april 1703 te Maastricht, gehuwd met Susanna Milius en sinds 1728 predikant te Oud Vossemeer. In 1737 vertrekt hij weer naar Maastricht, waarna hij in 1748 beroepen wordt naar Delft. In Delft is hij in 1778 met emeritaat gegaan en aldaar op 3 maart 1781 overleden.

Ds. Tiquet begint als notulist van de kerkenraadsvergaderingen 1731 met de aantekening: ‘Hier beginnen de aenteykeningen van my P. Tiquet, predicant tot Arnemuyden bevestigt den 4 maart 1731’.

Van de kerkenraadsvergadering van de 14e maart wordt aangetekend: ‘Na aanroepinge van des Heeren Naam is opengelegt de oorsaack van onse vergadering, waarin is geconcludeerd om met de veranderinge des kerkenraads te wagten tot nae het a.s. Avontmaal, waarna de vergadering met dankzegging tot God in vrede gescheyden is’.
De kerkelijke acteboeken en het doopboek worden aan de predikant overhandigd door de ouderlingen Liefbroer en Slabber. En van de vergadering van de 18e maart wordt aangetekend: ‘De Broeders hebben van weerszyden in vrede sig des Heeren Seegen gewenst tot het aanstaande Avontmaal’.

Met de komst van ds. Tiquet breken jaren aan van ongestoorde en grote vrede en eensgezindheid. Het zijn goede en naar het schijnt zegenrijke jaren geweest. Van de 16e september wordt aangetekend: ‘Des Heeren Avontmaal aanstaande synde, so hebben de Broederen des kerkenraads niets op elkander te seggen gehad en daer was ook niets in de gemeente voorgevallen dat onze bestraffing of censure verdiende’.

Tot nieuwe ouderlingen worden verkozen Jacob Quinten en Leendert Sens en in de plaats van de aftredende Abraham Francooys en Boudewijn Joosse Grootjans als nieuwe diakenen Job Cornelisse en Willem Janse.
De kerkenraad bestaat thans uit de ouderlingen Andries Adriaanse, Blaas Claas, Jacob Quinten en Leendert Sens en de diakenen Job Cornelisse, Pieter de Haas, Willem Janse en Jan Peere.
In december wordt een Reglement betreffende de voorzanger en koster vastgesteld. Er staat o.a. in dat hij bij een vacature, ziekte of afwezigheid van de predikant verplicht is tijdig een predikant of proponent te verzoeken de godsdienstoefening waar te nemen. Hij moet er ook voor zorgen dat de predikant of proponent die de beurt in de vacature of afwezigheid van de predikant komt waar te nemen, ‘buiten de herbergen een bequame en eensaeme plaats hebbe’.

Arnemuyden op het Eyland Walcheren.
Arnemuyden op het Eyland Walcheren.