1856

Dit jaar komt er nieuws van de Ingenieur van de Staatsspoorweg. Er is een aanvang gemaakt met de opneming van de werkzaamheden voor de definitieve ontwerpen voor de spoorweg Vlissingen-Venlo. De Ingenieur deelt burgemeester Baars het voornemen mee dat er in deze gemeente een station zal komen. Dit zal - naar het gevoelen van de burgemeester - zeer tot voordeel van deze gemeente zijn.

Begin van het jaar overlijdt op 60-jarige leeftijd de brandspuitmeester en timmermansbaas Salomon van Eenennaam, zoon van de vroegere timmermansbaas en wethouder Abraham van Eenennaam. In zijn plaats wordt de assistent-brandmeester Jacob Crucq, de timmermansbaas, benoemd. Assistent-brandmeester wordt Abraham van Eenennaam, de zoon en opvolger van de overleden timmermansbaas.

Het gemeentebestuur krijgt steeds meer behoefte aan een deskundig persoon aan wie het opzicht over de gemeentewegen en de openbare werken opgedragen kan worden. Overwogen wordt ‘dat weliswaar de timmermansbaas Crucq nu en dan het werk gadeslaat maar hij daartoe niet aangesteld is, de werklieden zich niet over zijn bevelen bekreunen en naar eigen goedvinden handelen en ook dit aan hem zonder beloning niet bij voortduring kan worden opgedragen’. Besloten wordt dan ook Jacob Crucq, meester timmerman, te benoemen tot gemeenteopzichter. Het eerste werk waar Crucq mee belast wordt is het maken van een begroting voor het begrinden van de keetweg. Deze weg verkeert vooral ’s winters in slechte staat en vereist veel onderhoud. Er zijn gedurig vele klachten over. De begroting van Crucq komt neer op ƒ 1.500. De kosten zijn veel hoger dan de vergadering zich had voorgesteld. Besloten wordt dan ook voorlopig met het begrinden te wachten.

Ook wordt de hulp van Crucq ingeroepen voor de keersluis aan het Molendijkje. In 1855 heeft daar een verzakking of grondverplaatsing van de zijde van de rijsberm van de keersluis plaats gehad. De herstelkosten worden begroot op ƒ 411, waarin de zaagmolens en de polderbesturen van Nieuw- en Sint Joosland elk ƒ 125 en de gemeente Arnemuiden ƒ 150 bijdragen.

Uit het inspectierapport van de brandspuit blijkt dat deze thans - na het herstel vorig jaar - in een goede staat verkeert. Wel krijgt opzichter Crucq opdracht nog twee flambouwen aan te schaffen ‘teneinde bij brand in avond of nacht ter verlichting te dienen’.

* * *

De calicotweverij loopt nu steeds verder achteruit. Weversbaas A.J. Beerthuis vraagt om in een lagere belastingklasse ingeschaald te worden in verband met deze teruggang, ‘alsmede dat zijn inkomsten wegens geringer debiet in z’n winkel zeer zijn verminderd’. Het wordt goed gevonden dat baas Beerthuis in een lagere klasse gebracht wordt.

In juli wordt een schrijven van de Commissaris van de Koning ontvangen waarin kennisgegeven wordt van zijn vergeefse pogingen om de in Zeeland gevestigde calicotweverijen te behouden. Deze ‘fabrijken’ zullen volgens een missive van de heren Salomonson worden opgeheven. Inmiddels is een groot gedeelte van de werklieden ontslagen en weldra zullen de overgebleven werklieden worden bedankt. De gemeenteraad voelt zich ‘buiten machte iets tot derzelver behoud aan te wenden’.

* * *

De gezondheidszorg komt dit jaar herhaaldelijk ter sprake.
Gedeputeerde Staten manen het gemeentebestuur ernstig aan om alles te vermijden wat de ingezetenen in hun vooroordeel tegen het vaccineren zou kunnen sterken. Hierop wordt geantwoord dat de mededelingen van de plaatselijke geneesheren niet geheel juist zijn: ‘bij zowel gevaccineerden als niet gevaccineerden blijven evengelijke voorbeelden gevonden worden’.

In augustus wordt echter opnieuw een missive van de Commissaris van de Koning ontvangen. Hierin wordt met grote nadruk de aandacht van de gemeenteraad gevraagd voor de openbare gezondheidstoestand van de ingezetenen in deze gemeente. De gemeenteraad wordt uitgenodigd in deze gemeente, evenals in grotere gemeenten gebeurt, een gezondheidscommissie in te stellen. Deze commissie dient samen met de plaatselijke geneesheren zoveel mogelijk op de volksgezondheid toe te zien. Tevens wordt nog een aantal maatregelen aanbevolen. Besloten wordt de beide geneesheren (Oversluijs en Noom) te vragen zich met het toezicht te belasten. Deze verklaren zich hiertoe bereid tot bevordering van de openbare gezondheid.

Verder is de gemeenteraad van oordeel dat, wat de reinheid van de straten, goten en mestbakken betreft, hierop al behoorlijk toezicht wordt gehouden. In verband met de verkoop van voor de gezondheid schadelijke etenswaren is al vroeger een verordening vastgesteld, waaraan de hand wordt gehouden.

* * *

Nu volgen nog wat algemene gebeurtenissen. Een rentenier uit Middelburg schrijft dat hij de op het Hoofd staande schuur gekocht heeft van Jacob Meerman. Hij verzoekt toestemming om deze af te mogen breken.
Ook de molenaar van Nieuw- en Sint Joosland, Pieter van Eenennaam, zoon van de vroegere wethouder en timmermansbaas Abraham van Eenennaam, eigenaar van de op de keetdijk staande woning (voorheen behorende bij de zoutketen), krijgt op zijn verzoek toestemming deze woning te slopen.

Pieter de Zeeuw wordt de nieuwe pachter van de zogenaamde ‘beer’.
Een aantal op de noordwal staande olmenbomen wordt verkocht voor ƒ 200. Met genoegen wordt kennisgenomen van de gunstige stand van het opgerichte ziekenfonds. Meester Kwekkeboom mag een landkaart van Europa aanschaffen.

* * *

Over de visserij is van 1856 het volgende te melden.
Op 6 februari vergaat het vissersvaartuig nummer 2 van Jacob Meerman op volle zee. Ternauwernood kunnen schipper Meerman en vijf matrozen van hun zinkende schuit worden gered door schipper P. Witzak. Als blijk van erkentenis van de Arnemuidse bevolking voor de redding van zes inwoners van Arnemuiden wordt schipper Witzak een zilveren tabakdoos met inscriptie ter waarde van ƒ 30 ten geschenke gegeven.

Het Jaarverslag omtrent de toestand der Visscherijen op de Schelde en de Zeeuwsche Stromen vermeldt over 1856:

Rog en bot werden overvloedig gevangen. Van de garnalenvangst is niets te vermelden. Het schijnt dat onze vissers zich daarop minder toeleggen, althans wordt het visje tegenwoordig weinig geveild.

* * *

Nadat vorig jaar ds. Haesebroeck op nog jonge leeftijd is overleden, vindt dit jaar een opmerkelijke gebeurtenis plaats. Een beroep wordt uitgebracht op ds. B.L. Mulder te Hierden, die dit aanneemt. Voordat hij zich echter in de gemeente kan vestigen, overlijdt hij.

Het diaconaal armbestuur doet verantwoording aan de gemeenteraad. Daaruit blijkt dat de diaconie volkomen aan haar verplichtingen heeft voldaan. Het armbestuur wordt een buitengewone subsidie van ƒ 450 verleend.

Een oude visser, Lieven van Belzen, mei z'n kleinzoon Jan Vogel.
De oude visser Lieven van Belzen mei z'n kleinzoon Jan Vogel.