1811

Zo treedt met ingang van 1811 de nieuwe Gemeenteraad, de zogenaamde Municipale Raad, bestaande uit de Maire en tien raadsleden, in functie. Maar de invloed van deze raad is zeer beperkt. Het bestuur ligt bijna volledig in handen van de Maire, Christiaan Crucq. In het notulenboek van de Municipale Raad staan korte besluitenlijsten van de bijna wekelijks op zaterdag gehouden zittingen van de Maire.

Op vrijdag de 15e maart vindt de eerste zitting van de Raad der Gemeente plaats. Aanwezig zijn daarbij de Maire Christiaan Crucq, de secretaris C.D. Baars en de leden Janis de Marée, Johannis Crucq, Jan Simonse, Jacobus L. de Rijke en Pieter Meerman. Afwezig zijn Jan van der Weele, Abraham van Eenennaam en Johan Christiaan Coray. Het blijkt hieruit dat de raadsleden bijna alle ambachtslieden zijn. De adjunct-maire Coray verhuist in april naar de gemeente Vollenhove. In zijn plaats wordt dan tot adjunct-maire aangewezen de secretaris C.D. Baars.

Een gevolg van het door Napoleon gewijzigde bestuursstelsel is dat het Stadhuis aan de Langstraat veel te groot is voor de behoeften van de stad. Het Stadsbestuur heeft voortaan geen enkele bemoeienis meer met de Weeskamer en de rechterlijke macht (het baljuwschap), zodat hiervoor geen kamers meer nodig zijn. Het nieuwe stelsel betekent echter wel aanzienlijke verbeteringen in de administratie, de politie en de rechterlijke macht.
Het Stadhuis geraakt in de volgende jaren ook steeds meer in verval. De gemeentelijke middelen zijn niet toereikend om het voldoende te onderhouden. Dit verval wordt ongetwijfeld nog aanzienlijk versterkt als over enkele tientallen jaren op de bovenverdieping een calicotweverij gevestigd wordt.

Ook de kerk raakt steeds meer in verval.
De gemeente heeft geen geldmiddelen om het grote, uit begin van de 16e eeuw daterende gebouw te onderhouden zoals het behoort. Het verval zal door blijven gaan tot 1853.

Een gevolg van het nieuwe bestuursstelsel is ook dat begin dit jaar op last van de Prefect de geboorte-, trouw- en overlijdensregisters door de kerkenraad vóór de 10e januari aan de Maire moeten worden overgegeven. Van deze overdracht moet een proces-verbaal worden opgemaakt. De overbrenging vindt plaats op 5 januari 's middags om 3 uur door de vertegenwoordigers van de kerkenraad Johannis Crucq en Adriaan Adriaanse. Deze registers bevinden zich thans in het Rijksarchief te Middelburg.

Een ander, meer schokkend bericht begin dit jaar is de brief van de Prefect, waarin de vrees wordt uitgesproken dat de vissers en kustloodsen van Arnemuiden kontakten met de vijand (de Engelsen) onderhouden. De Maire wordt gevraagd op te geven welke vissers men veronderstelt zich daaraan schuldig te maken. Ook wordt hem het bijna onmogelijke opgedragen om steeds op de vissers een waakzaam oog te houden. Overigens krijgt het Stadsbestuur tien paspoorten om burgers van Arnemuiden in de gelegenheid te stellen binnen het rijk te reizen.

Vermeldenswaard is zeker ook het Keizerlijk Decreet van 23 januari, dat in geen enkele kerk, tempel, synagoge, gasthuis, openbare kapel en dergelijke enige begraving mag plaatshebben. Er worden ook bepalingen gegeven voor de aanleg van begraafplaatsen, de termijn van begraven en de wijdte en diepte van de graven.

In februari verwittigt de Prefect het Stadsbestuur van de komst van een mobiele colonne ‘ter opspeuring en arrestering van deserteurs’ met het verzoek de voortvluchtigen en achtervolgden geen schuilplaats te verlenen.

De Maire ontvangt later in het jaar een voorschrift van de Prefect om ten behoeve van de overtocht van de troepen de nodige zorg te dragen dat daarvoor de benodigde schuiten op aanvraag van de militaire commandant voorhanden zijn.

* * *

De scheepstimmermansbaas Pieter Meerman, eigenaar van de scheepswerf aan het Hoofd (wijk A nummer 118), dient een verzoek in om tot gemak en gerief van de visschuiten een tweede kanthelling aan te leggen achter de erve van zijn werkloge. De helling zou een grootte moeten hebben van ongeveer 100 voeten lengte en een breedte van ruim een roede (10 meter). In april laat Meerman nogmaals van zich horen. Hij wil graag de op de werf staande oude loods, welke in een zeer vervallen staat verkeert, afbreken. Ook wil hij een nieuw schut zetten van 54 voeten lang en 10 voeten breed, waarvoor hij enige grond ‘van de voet der Zuidwalle’ nodig heeft om deze lijnrecht te trekken. Hij krijgt toestemming om een schut te plaatsen.

De naast de scheepswerf wonende Cornelis Meerman wil ‘ter bevrijding van zijn erve achter zijn huis, staande en gelegen beneden de Zuidwalle, gaarn een sloot leggen ter breedte van 6 voeten en wel aan de westzijde’. Hij krijgt vergunning ‘tot het leggen van die sloot in de grond van de schorren ter zijde van zijn erve’. Meerman is bereid de helft van de uit te delven grond op de stadsgrond te doen werpen.

* * *

In de vacature van de vorig jaar overleden chirurgijn Christiaan Frederik Riecke wordt aangesteld de chirurgijn Dreesman van Numansdorp. De weduwe Riecke, Carolina Stoffelina Neuspitser, schrijft een brief naar het Stadsbestuur, dat ze door het overlijden van haar man van alle bestaan beroofd is. Zij voelt zich genoodzaakt om iets ter hand te nemen om in het bestaan van haar gezin te voorzien. Zij krijgt toestemming om een winkel in droge en natte waren op te richten.

Het blijkt dat dit jaar al de zogenaamde ‘stadshuisjes’ aan de Sint Jan Leeuwenstraat (de latere Lionstraat) verhuurd worden.

Van belang voor de visserij is de brief van de Kapitein der Haven van Middelburg van juli met het verzoek om de vissers te waarschuwen om hun certificaten op zijn bureau af te halen. De vissers lopen niet hard, want in september worden ze nogmaals aangespoord ‘teneinde niet als weerspannigen te worden aangehouden en behandeld’.

in juli komt er bericht van de Prefect dat een aantal invloedrijke burgers, namelijk Jacob Marteijn, Joost Adriaanse Joosse, Leendert Wisse, Adriaan Koets en Cornelis Melis, tot Répartiteurs der Contributie (omslag voor de belastingen) voor de dienst van 1812 worden aangesteld.

Op 10 augustus vergadert de Communicale Raad (de Gemeenteraad) samen met een aantal landlieden, te weten Jacob Marteijn, Joost Adriaanse Joosse, Adriaan Koets, Leendert Wisse, Abraham Verhage, Adriaan van Maldegem, Pieter Zwigtman en Jacob Schoonenboom. Tijdens deze vergadering wordt uitvoerig gedelibereerd over ‘het zaaien van beet- of mangelwortels’. Dit is kennelijk een nieuw gewas in deze tijd.

In augustus komt een brief van de Vrederechter van het Canton Veere ter tafel ‘wegens een drenkeling die geheel nakend in de kil aan de zoutketen is gevonden en houdende om denzelven door een Doctor te laten examineren en proces-verbaal op te maken’. Ook komt een verzoek van de Vrederechter ter sprake, waarbij verzocht wordt een lid van de Gemeenteraad voor te dragen om als rechter in politiezaken te fungeren als de adjunct-maire absent is en ook om een persoon voor te dragen voor de functie van griffier. Voor de eerste functie wordt voorgedragen Janis de Marée en als griffier de secretaris C.D. Baars.

Interessant is ook het Keizerlijk Decreet van de 18e augustus, dat degenen die geen familie- of vaste voornaam hebben, er een behoren aan te nemen. De aangenomen familienaam moet behoorlijk gepubliceerd worden en er moeten deugdelijke registers aangelegd worden. Naar aanleiding daarvan wordt besloten een oproep aan de in- en opgezetenen te doen om te informeren wie niet van een familie- of vaste voornaam is voorzien om daarna de nodige registers in gereedheid te brengen en zodoende aan het Keizerlijk Decreet te beantwoorden.
Ook komt een missive van de Kapitein van de Haven te Middelburg binnen met het bericht dat op de 31e augustus de herbergier Marinus Janzn Schroevers is gearresteerd, dit met het verzoek zijn familie hierover in te lichten.

De ene missive na de andere komt het Stadhuis binnen. Zo komt er in september een missive van de Prefect met het verzoek om alle mogelijke middelen aan te wenden om de 11 aangenomen kustbewaarders uit Arnemuiden hun toegezegde loon te betalen. De Prefect wordt echter meegedeeld dat, zo lang de vissers niet kunnen noch mogen genoodzaakt worden tot de betaling, het de Maire onmogelijk is de kustbewaarders hun toegezegde loon te betalen.
Eveneens opmerkelijk is de missive van de Commandant van de voor Veere gestationeerde schepen met betrekking 'tot het in zee zenden van twee visschuiten om te gaan visschen op oesters en het bezorgen daarvan voor Zijne Majesteit de Keizer en deszelfs gevolg welke zich op den vloot voor Vlissingen bevond’.

* * *

Een meer alledaags bericht is dat Marcus Brunke (toendertijd een bekende Arnemuidse vissersnaam) heeft bedankt als klokluider en zuiveraar van goten en mestputten. Als klokluider wordt benoemd Johannis Cornelis Harthoorn, de zoon van de stadsbode Jan Harthoorn. Voor het reinigen van de goten en mestputten wordt benoemd Abraham den Decker, die onlangs nog tot Garde Champêtre (veldwachter) van deze gemeente werd aangesteld.

Op 5 oktober wordt er een doos op het Stadhuis bezorgd met een geleidebrief van de Prefect. In deze doos bevindt zich ‘het Zegel voor deze gemeente om daarvan bij het tekenen van alle acten gebruik te maken’. De kosten hiervan zijn 14 francs en 10 centen.

Op 30 oktober verzoekt de Kapitein der Haven te Middelburg om een lijst van de hoogaarzen met de namen van de schippers en eigenaars. Het zou interessant zijn om deze lijst in de Kroniek te publiceren; deze lijst trof ik echter niet aan in het archief. Mogelijk is de aanleiding hiervan de ontvluchting van enige Franse militairen in de nacht van de 19e op de 20e juli van dit jaar met een hoogaars van Arnemuiden. De Luitenant van de keizerlijke gendarmerie te Middelburg verzoekt hierover nadere inlichtingen.

Al vanaf 1644 bestaat een veer van Arnemuiden, vanaf het Goese Hoofd over het Arnemuidse Gat op Nieuwland. Het Stadsbestuur verpachtte dit veer tot nu toe. Ingaande 1 januari van dit jaar wordt de pacht echter geind door het Franse Bewind. Door het bewind wordt tot veerman aangesteld Gerard Meerman voor een pachtsom van ƒ 800 op voorwaarde dat Meerman het kleine reparatiewerk aan de pont verricht. 

* * *

Van de Hervormde Kerk zijn over 1811 weinig bijzonderheden te melden. De ouderlingen Koets en Blaasse hebben tijdens het winterseizoen ‘huisbezoeking’ gedaan en hebben geen klachten. In de plaats van de aftredende kerkenraadsleden worden tot ouderlingen gekozen Marinus de Nooijer en Marinus Schroevers en tot diakenen Cornelis Mulder en Pieter Zwigtman. De kerkerekening over 1810 sluit met een ‘kwaad slot’ van £ 15.2.- (uitgaven £ 108.4.11 en ontvangsten £ 95.2.11).
De koster vraagt de kerkenraad maatregelen te nemen om voor z’n traktement te zorgen, daar het Stadsbestuur ophoudt dit te betalen (dit vanwege de inlijving van Walcheren bij Frankrijk en het niet meer van ’s landswege vergoeden van het traktement). De kerkenraad besluit de koster zo mogelijk iets te geven ‘zo er boven de 500 gulden voor de eredienst inkomt; echter indien minder ontvangen wordt, dan zal hij er mede moeten tevreden zijn’.
De Maire Christiaan Crucq schrijft de kerkenraad aan tot het houden van een dankuur op 2 juni ’s morgens. Ook wordt de kerkenraad verzocht om op 15 augustus een dank- en bedeuur te houden in verband met de verjaardag van Keizer Napoleon.

De ontvanger van de kerkekas C.D. Baars meldt dat velen onwillig zijn om iets bij te dragen voor de instandhouding van de openbare godsdienst, nu geen vergoedingen van het Landsbestuur meer worden ontvangen. De kerkenraad stuurt daarop een mededeling naar de Maire dat verscheidene pogingen zijn beproefd om een fonds op te richten tot voorlopige voorziening in de behoeften van de godsdienst, doch alles vruchteloos. De Maire Christiaan Crucq wordt vriendelijk gevraagd hierbij de behulpzame hand te bieden.