1785

In september breekt een ernstig conflict uit tussen de Stadhouder Prins Willem V en de Staten van Holland. Dit leidt er toe dat Prins Willem 's-Gravenhage verlaat en met z’n gezin naar paleis Het Loo vertrekt. De aanleiding tot het conflict is het commando over het garnizoen van ‘s-Gravenhage dat tot de bevoegdheden van de Prins behoort, maar dat de Staten hem feitelijk hebben ontnomen.
Het argument van de Hollandse Staten was dat de Prins de vrede niet heeft weten te handhaven. De Prins protesteerde echter tevergeefs tegen deze inbreuk op zijn bevoegdheid.
Na alle andere beknottende maatregelen die de Hollandse Staten al genomen hebben tot beperking van zijn bevoegdheden was dit voor de Stadhouder de druppel die de emmer deed overlopen.

* * *

In 1785 overlijden er 23 ingezetenen. Onder hen is de schepen Cornelis Mondeel, de smidsbaas uit de smederij ‘De Schryvende Hand’ aan het oosteinde van de Langstraat. Hij overlijdt op 23 februari op 60-jarige leeftijd en is in de kerk begraven. Vanaf 1778 had hij zitting in de vroedschap. Gerrit Schets volgt hem op. Hij is de zoon van de vroegere vrachtrijder en stadsbestuurder Johan Schets, die in 1735 uit Hoornbeek in Vlaanderen kwam. Ook Gerrit Schets is vrachtrijder en schuitvoerder van de stad.

In het Stadsbestuur doen zich verder geen wijzigingen voor. Maarten Adriaanse, de timmermansbaas, volgt de aftredende burgemeester Adriaan Vinke weer op.

In september wordt de verpachtmaaltijd gehouden ‘soo als wy nu enige jaren gewoon zyn’. De leveranties voor de maaltijd kosten bij elkaar zo’n £ 35 en nemen we uit de Stadsrekening over:

  • aan Jan Harthoorn voor osselende, kalfs- en schapenvlees, lamsbout, kalfs- en schapenpoten, braadvarken, jonge hanen, ossetong, sausijzen, kalkoen, hammen, tabak, pijpen, kaarsen, groene kaas, eieren, noten en brandewijn £ 12.12.10;
  • aan de heer A.W. van Citters voor wijn £ 7.6.4;
  • aan Christiaan Cruyk voor brood, blom en beschuyt £ 1.13.6;
  • aan de weduwe Geelhoed voor taarten, soezen en banket £ 2.7.7;
  • aan de weduwe van Adriaan Joosse voor verse boter, zoete melk, bloemkool, savooye kool, andijvie, zuring, peen, uien, groene bonen, kropsla, selderie, peren, appels, noten en druiven £ 1.6.-;
  • aan Cornelis Cornelisse voor vis en garnalen £ 1.6.8;
  • aan Jacomintje Harthoorn en de weduwe Busser voor de bediening en het schoonmaken van ‘t Stadhuis elk £ 16.-;
  • aan de kokkinne voor het koken £ -.17.8.

In oktober fungeren beide burgemeesters als afgevaardigden om de nieuwe raadpensionaris Laurens Pieter van de Spiegel namens de magistraat van Arnemuiden te feliciteren met zijn benoeming.

* * *

De armenzorg geeft dit jaar nogal wat zorgen. In dit verband vermelden we de treurige geschiedenis van de kinderen uit het gezin Stroosnijder. In mei verzoekt de kerkenraad aan het Stadsbestuur om de voormalige timmermansbaas Jacob Stroosnijder in te rekenen. Stroosnijder heeft in 1783 z'n (inmiddels overleden) vrouw en vier kinderen verlaten. Hij is soldaat geworden en ligt nu in garnizoen te Goes. Sindsdien weigert hij om z'n vier kinderen te onderhouden. Het Stadsbestuur besluit daarop de vier kinderen van Stroosnijder naar Goes te brengen bij hun vader in het garnizoen. De predikant en een diaken brengen de kinderen weg en spreken te Goes met de burgemeester en de commandant van het garnizoen.
Enkele weken later echter worden twee van de vier kinderen weer te Arnemuiden gebracht en komen dan ten laste van de diaconie. Het Stadsbestuur wendt zich voor ‘dit seer sonderlinge geval’ tot de Gecommitteerde Raden van Zeeland. Daarin wijst men op de zeer verarmde toestand van de diaconie. Gecommitteerde Raden nemen het op voor het Stadsbestuur en gelasten de commandant van het garnizoen te Goes Stroosnijder tot z'n vaderlijke plicht te bewegen.

Onder de armen is er dit jaar ook grote nood vanwege de langdurige droogte. Er is een groot gebrek aan drinkwater. De kerkenraad vraagt het Stadsbestuur in mei toestemming, ‘in aanmerking nemende de grote nood der armen alsook het groot gebrek aan regenwater, dat niet slechts nu bij een langdurige droogte maar door gebrek aan regenbakken vooral aan de zoutketen veeltijds plaats heeft’. De kerkenraad besluit op kosten van de diaconie een regenbak aan de zuidwesthoek van de kerk te laten maken. Ook worden de ontbrekende goten voor de toeleiding van het water naar de regenbak gemaakt en ten laste van de armenkas onderhouden. Dit alles met het oogmerk om het op te vangen regenwater tot gerief van de burgerij en profijt van de armen te verkopen.
Bij de sloop van de oude kruiskerk in 1858 is deze regenput gedempt en vervangen door een regenbak onder de huidige consistoriekamer.

* * *

Verscheidene openbare werken worden uitgevoerd.
In februari wordt de vloer van de kelderkeuken van het Stadhuis verlegd. Men gebruikt hiervoor de oude plavuizen, die destijds uit het pakhuis ’Amsterdam’ aan de Langstraat zijn gekomen. Het repareren van de trappen in de toren mag de laagste inschrijver, de timmermansbaas Jacob Beaufort, uitvoeren voor £ 5.18.11 Vlaams.
Uit de stadsrekening is af te leiden dat de pomp op de Markt een grote opknapbeurt krijgt: Gerard Koster krijgt £ 4.10.2 voor het reviseren van de pomp en Leyn Janse Roose voor het maken van een houten bak voor de pomp £ -.10.5.

In april wordt omgeroepen dat tegen Pinksteren een ieder z’n straat moet wieden en z’n goot schoonmaken als naar gewoonte.
De ambachtsheer van Nieuwland krijgt toestemming in de nieuwe polder aan het veer bij Arnemuiden langs de weg een voetpad te maken en dit pad te verharden met steengruis en te overdekken met zand. De burgemeester van Middelburg (en eigenaar van het Hof Brakenburg), mr. W.A. van Citters, is bereid ‘het benodigde steengruis van deze stad met de stadsponte daartoe goedgunstig te verzorgen’.

* * *

We komen dit jaar enkele bijzonderheden tegen over de zoutnering. Sommige historieschrijvers omschrijven deze jaren als een weeldetijd voor de pannebazen van de zoutketen. De pannebaas Jacob Mareeuw krijgt toestemming om enige boompjes aan zijn zomerhuis tegen de westzijde van z’n zoutkeet ‘Den Dobbelsteen’ te planten.

En in november schrijft de pannebaas Johannis van Soelen, koopman te Middelburg en eigenaar van de zoutkeet ‘De Vergenoeging’ op het eiland onder deze stad, een brief aan het Stadsbestuur. Hij heeft het achter zijn zoutkeet liggende zomerhuis en de speelhof van de weduwe van Steven van den Bosch gekocht. Hij krijgt vergunning om vanaf zijn (naast z'n zoutkeet gelegen) zomerhuis tot aan het aangekochte zomerhuis met speelhof een dreef te planten met bomen en om de bomen te besnoeien naar zijn welgevallen.

Bij de zoutketen onder aan de keetdijk staat het huis ‘Het Swaantie’. Afwisselend wordt daarin herberg en winkel gehouden. Dit jaar krijgt een zekere Cornelis de Keyzer toestemming om in 'Het Swaantie' winkel te houden. Ook mag hij het ambacht van strodekker uitoefenen.

Het geschil over het werken van Arnemuidse arbeiders in de zoutketen aan de noordhavendijk van Middelburg schijnt dit jaar opgelost te zijn. In het archief bevindt zich een door de Middelburgse notaris S.M. van der Heyden Sinclair opgestelde overeenkomst van 27 september 1785. Dit is een contract tussen enerzijds mr. Egbert Philip van Visvliet, gehuwd met Anna Elisabeth Wijbo, eigenares van de zoutkeet ‘Land- en weidezicht’, en Pieter Bos, eigenaar van de zoutkeet ‘De Potterij’, beide staande aan de noordhavendijk van Middelburg, en anderzijds deken en beleders van het arbeidersgilde van de zoutnering te Arnemuiden (getekend door Blaas Blaasse en Marinis Marinisse de Nooijer) over het laten werken van arbeiders uit dat gilde in deze Middelburgse zoutketen.

* * *

In juli klaagt het Stadsbestuur van Veere er over dat Arnemuidenaars de oesterbanken in verpachte wateren onder Veere betreden en deze ‘beroven’. Enkele dagen geleden is ook al gestroopt in de door de keurschepen van Schellach gepachte watergang of sprinck. Enkele Arnemuidenaars, waaronder een zekere Jan den Nooyer, Job Marinissen, Gillis Marinissen, Blaas Jacobse en Marinis Marinissen, zijn daarbij op heterdaad betrapt. Het Veerse Stadsbestuur verzoekt hiernaar nauwkeurig onderzoek te doen en de daders ‘in handen van de justitie te stellen en als dieven ten exempel van anderen te straffen’.

De in de brief van Veere genoemde personen krijgen een dagvaarding om op het Stadhuis te komen. Ze ontkennen niet dat ze gevist hebben, maar verklaren niet geweten te hebben dat dit verpachte wateren waren. Dit wordt bericht aan Veere.

Op de 31e december deelt het Stadsbestuur van Veere mee, dat er klachten zijn ingekomen, dat schippers en vissers van Arnemuiden schade toebrengen aan het veer van de Oranjepolder op Zuid-Beveland. De Arnemuidenaars zetten op het Sloe passagiers en goederen van en aan boord van voorbij varende schepen. Het aan boord brengen en afhalen van passagiers van de schepen die dit veer passeren is namelijk een recht van de veerschipper van het veer van de Oranjepolder op Wolphaartsdijk.
Namens de Veerse magistraat schrijft secretaris Jacob Ermerins: ‘Wy zyn verplicht de rechten van onze Heer en Markies ten opzichte van dit domein te handhaven en tegen zulke ongerechtigheden te waken dat uw ingezetenen een gestabiliseerd veer nadeel toebrengen op stromen en plaatsen waar zij uit genen hoofde kunnen bewijzen enig recht immer toe te hebben gehad’

* * *

Van de kerkelijke gemeente vermelden we de volgende bijzonderheden. De ouderlingen Jan Lodewijk Kraamer en Daniël van Belsen en de diakenen Marinus Schroevers en Cornelis Jacobse zijn aftredend. In hun plaats worden gekozen Johannis Blaasse en Marinus de Nooijer als ouderlingen en Jacob de Ridder en Joost van Belsen als diakenen.

Ook in de kerkenraad spreekt men met ontsteltenis over het gedrag van de vroegere timmermansbaas Jacob Stroosnijder, die ‘seer ongodsdienstig en levende naar zyn begeerlykheid z'n goed zo ver verkwist heeft, dat eindelyk na zovele goederen weggeborgen te hebben als hem goeddagt, het aan crediteuren overlaat met vrouw en kinderen te handelen naar goedvinden’. Hij heeft zich aangemeld als dragonder in dienst van de Keizer. Z'n vrouw ‘is hier lydelyk onder en geniet elks medelyden’. Kort hierna is de vrouw van Stroosnijder overleden. Hij verkoopt daarop z'n inboedel en besteedt z'n vier kinderen uit. Groot is de verontwaardiging in de gemeente over het schandalige gedrag van Stroosnijder. Het schijnt een gunstige wending te nemen als deze eind juni zijn attestatie opvraagt en zegt berouw te hebben over z'n gedrag. Hij krijgt deze attestatie met de ernstige waarschuwing dat hij zich voortaan overeenkomstig z'n belijdenis dient te gedragen.

De oude kruiskerk.
De oude kruiskerk op de Markt.

1786

In deze jaren spitsen zich de tegenstellingen tussen de prinsgezinden en de patriotten toe. In augustus grijpen de patriotten de macht in de Utrechtse vroedschap. In 's-Gravenhage bestormen prinsgezinden patriotse statenleden uit Dordrecht in hun rijtuig. En in september treedt een stadhoudergezind leger onder generaal-majoor Van Spengler in opdracht van de Staten van Gelderland op tegen de patriotten in Hattem, Elburg, Harderwijk en Doetinchem. Dit gaat gepaard met grootscheepse plunderingen en mishandelingen. De Staten van Holland trekken daarop de door hen betaalde troepen terug en schorsen Stadhouder Willem V als kapitein-generaal van het leger. Op de 7e november verhuist Prins Willem V met z'n familie van Paleis Het Loo naar het Valkhof te Nijmegen. Deze stad wordt nu het centrum van de prinsgezinde beweging.

Eerder dit jaar stelt de Raadpensionaris van Zeeland, mr. Laurens Pieter van de Spiegel, de Engelse gezant Harris voor om Zeeland onder Engelse bescherming te brengen. Bij een eventuele oorlog zal het Zeeuwse gewest dan kunnen dienen als uitvalbasis tegen Frankrijk.

* * *

Niettegenstaande de groeiende weerstand tegen Stadhouder Prins Willem V bezoekt deze in juni Walcheren. In het Arnemuidse Stadsbestuur wordt hierbij stil gestaan. Omdat Zijne Hoogheid eerstdaags naar Middelburg staat te komen besluit men de burgemeesters Casper Visser en Maarten Adriaanse en de schepen Marinus Haay af te vaardigen ‘om uit naam van de magistraat van Arnemuiden Zijne Hoogheid te complimenteren en te verwellekommen’. Ook een delegatie namens de kerkenraad gaat op audiëntie. In de kerkenraadsnotulen is vermeld: ‘Op de 24e juni heeft de predikant ds. Molentiel met twee ouderlingen sig naar Middelburg begeven om Zyn Doorlugtige Hoogheid, by zyn komst met zyn ganschelyk Vorstelyk Huys, te verwellekomen met toewensching van ‘s Heeren Dierbaarste Zegeningen’.

Het bezoek van Stadhouder Prins Willem V met z'n gemalin Prinses Wilhelmina aan Walcheren in 1786. Zeer waarschijnlijk bezocht hij ook het Stadhuis van Arnemuiden.
Het bezoek van Stadhouder Prins Willem V met z'n gemalin Prinses Wilhelmina aan Walcheren in 1786.
Zeer waarschijnlijk bezocht hij ook het Stadhuis van Arnemuiden.

* * *

‘s Heeren Dienaar Jan Meijer bedankt vanwege een benoeming te Middelburg. Hij volgde enige jaren geleden de overleden Willem van Ommen op en was dus slechts kort in functie. Met grote meerderheid van stemmen stelt het Stadsbestuur tot nieuwe stadsdiender aan Gerrit of Geert Bronken ‘op conditie dat hy zich zal voorzien van een goeden hont tot zyn assistentie en by tyd en wyle die tot gebruyk heeft’. Voor het onderhoud van de hond zal hem ‘een douceur worden toegelegd’.
Men is zeer ingenomen met de nieuwe stadsdiender en besluit voor z’n montering (uniform) te maken ‘een sluytjas en nog te geven een Nieuwe Hoed en dat voortaan om de zes jaar de gehele montering zal worden vernieuwd en hy om de twee jaar een nieuwe broek zal bekomen’. De 39-jarige Bronken (later ook wel genoemd Brunke) is afkomstig uit Oldenburg. Vele jaren zal hij als stadsdiender fungeren.

Tot handhaving van de orde en netheid in de stad moet de stadsbode viermaal 's jaars omroepen ‘dat een ieder z’n straat langs zijn huis, hoven en erven halver straate breete zal wieden en de strekkende gooten ook soo verre sal schoon maken op de boeten bij stadsverboden gesteld’. In augustus besluit het Stadsbestuur de stadsverboden weer eens te publiceren en ‘de versogte lootery van de Jooden niet te permitteren’.

Er overlijden in 1786 10 inwoners.

* * *

Op de 7e november komt een rekest binnen van Jacobus Meerman. De van Biezelinge afkomstige Meerman geeft daarin te kennen dat hij van de scheepstimmermansbaas Steven Bouwman heeft gekocht zijn werf en kanthelling met de gereedschappen. Hij vraagt burger te mogen worden van de stad en om inplaats van Steven Bouwman als scheepstimmermansbaas toegelaten te worden. Ook verzoekt hij de stadsgrond van de werf, de kanthelling en de loods te mogen gebruiken. Het Stadsbestuur willigt het verzoek van Meerman in. Hij mag de grond gebruiken zolang daarop een scheepstimmerwerf in bedrijf is. Op deze wijze vestigt zich de eerste Meerman in Arnemuiden als scheepswerfbaas. Na hem zullen vele generaties Meerman gedurende ruim 200 jaar op de werf wonen en werken. De thans nog bestaande werf is in Zeeland de oudste scheepswerf voor vissersschuiten. Op deze werf werden vooral hoogaarzen gebouwd voor talrijke schippers uit alle delen van Zeeland en daarbuiten ‘alzoo de hier gebouwde schuiten om haren goeden vorm en snelle vaart gunstig bekend zijn’.

Vanwege de historische waarde nemen we een gedeelte van de akte voor de overdracht van de werf van Steven Bouwman aan Jacob Meerman over:

Compareerde voor de nagenoemde Schepenen der Stad Arnemuyen in Zeeland: Steven Bouwman, Scheepstimmermansbaas binnen deze stad, welke comparant verklaarde te cederen, transporteren en in Regten Vollen Vrijen Eygendom over te dragen vrij en suyver en onbelast aan en ten behoeve van Jacobus Meerman, wonende binnen deze Stad, present, en accepteert de Scheepstimmerwerf en loods, de helling en kanthelling met alle de gereedschappen tot de werf behorende als kabels, touwen, kettingen en verdere gereedschappen, losse en vaste goederen hoegenaamd mitsgaders alle de dommekragten enz ‘.

* * *

Op de 10e januari komen er wéér klachten van het Stadsbestuur van Veere binnen over schippers en vissers van Arnemuiden. Deze schijnen binnen de grenzen van het veer van de Oranjepolder op Wolphaartsdijk passagiers van de voorbij varende schepen aan boord te nemen en aan land te brengen.

Een zekere Willem van den Bos mag kuipersbaas worden in de stad. Jacob Casteleijn, de bakkersbaas, krijgt toestemming drie lindebomen aan de oude haven te planten in ‘s stads grond. Ze zullen echter in eigendom aan de stad blijven, zowel als de andere bomen die van stadswege geplant zijn. De bomen aan de Noordwal, staande tegen het Hof ‘Den Armen’ van de weduwe van Adriaan Joosse, worden met de stokke verkocht op de derde kerstmis.
In de plaats van de onlangs overleden Jacob Marinisse krijgt Blaas Janse vergunning ‘voor het bakenen aan de kille van onze zoutketen voor het loon als vanouds daartoe staande, mits deselve de kille behoorlijk afbakent’.

Het batig slot van de jaarrekening over 1785 blijkt £ 172 of meer dan duizend gulden te zijn (ontvangen £ 422 en uitgegeven £ 243). Secretaris Casper Visser krijgt toestemming om dit bedrag voor een jaar onder zich te houden. Hij zal daarvoor een interest betalen van 3%.

* * *

In juni komt weer een missive van het Stadsbestuur van Middelburg binnen over de oude kwestie van de eigendom van de grond in Mortiereland waarop de zoutkeet ‘De Potterye’ van Pieter Bos staat. Middelburg schrijft: ‘Toen wij op 24 september 1784 u een missive stuurden over de differenten over de jurisdictiekwestie, hadden wij toch wel gedacht enig antwoord te krijgen’. De Middelburgse stadsregering is zeer verontwaardigd dat Arnemuiden gewoon niets laat horen. De beide burgemeesters Casper Visser en Maarten Adriaanse stellen daarop een concept-antwoord op. Dit stuk beslaat ruim 7 bladzijden in het notulenboek. Samengevat behelst het verweer van Arnemuiden het volgende:

Dat men lang op antwoord heeft moeten wachten ligt aan ‘een recherche naar oude documenten’. We moeten als beide steden gemeenschappelijke pogingen doen tot conservering en promotie der zoutnering, waarbij onze steden beide en dit gehele eiland een essentieel belang hadden en nog hebben.
Arnemuiden heeft niets anders willen betogen dan dat Pieter Bos als keetbaas een opgezetene van ons grondgebied is. Ten onrechte is de aanklacht ontstaan dat Arnemuiden haar inwoners verbiedt om in de zoutkeet van Pieter Bos te werken. Wij zullen zwijgen over uw aantijgingen. Ter voorkoming van verdere verwijderingen tussen ons zullen wij dit stilzwijgend passeren, temeer daar onze correspondentie tot hier toe in amicale termen eindigt. Wij willen niets anders dan dat er vriendschap en harmonie tussen u en ons is. Wij willen graag met u in conferentie treden en hebben daartoe uit ons midden gecommitteerd Casper Visser en Maarten Adriaanse.

De pannebaas Pieter Bos weigert echter als opwonende van Arnemuidens grondgebied belasting te betalen aan de stad. Hierover wint men advies in bij advocaat Van de Kreke en notaris Van der Heyden Sinclair.

* * *

Van de Hervormde kerk is nog het volgende te melden.
In januari blijkt dat Jacob Stroosnijder, niettegenstaande z’n belofte tot een beter gedrag vorig jaar, z’n vier kinderen weer te Arnemuiden in de steek heeft gelaten en vertrokken is. De kerkenraad besluit deze arme kinderen onder te brengen bij pleeggezinnen.

Dit jaar zijn aftredend de ouderlingen Cornelis Cornelisse en Job Jobse en de diakenen Casper Mulder en Baltus Schaleven. Verkozen worden tot nieuwe ouderlingen Cornelis Jacobse (van de Ketterij) en Jan Schroevers. Ze worden bevestigd in december met de tekst Nehemia 2:20. Nieuwe diakenen worden voorlopig niet verkozen. Het Stadsbestuur maakt bezwaar tegen de voordracht van Cornelis Rijkse omdat hij niet op Arnemuidens grondgebied woont. De kerkenraad volhardt echter bij deze nominatie, zodat de diakenen Mulder en Schaleven voorlopig blijven zitten.

Uit de notulen van het Stadsbestuur van de 29e december blijkt dat de burgemeester een hem door diaken Jacob de Ridder overhandigd geschrift ter tafel brengt. Deze heeft hem verzocht dit verzoek in de vergadering van het Stadsbestuur te brengen. Dit wat duistere geschrift gaat zeer waarschijnlijk over de nominatie voor de verkiezing van nieuwe diakenen. Het is ondertekend door ds. Molentiel, de gehele kerkenraad en een dertigtal in- en opgezetenen. Na beraadslaging besluit het Stadsbestuur met grote meerderheid dit geschrift niet in behandeling te nemen, ‘alzo de maker en schryver zich onbekend hield en niet bekend wilde zyn, latende hetselve ter verantwoording der teykenaars’.

1788

In april sluit de Republiek een vriendschapsverdrag en een defensief verbond met Engeland en Pruisen. Op de 13e augustus sluit de Engelse gezant Sir Harris met de op Paleis Het Loo verblijvende Pruisische Koning Frederik Willem II een overeenkomst dat Engeland en Pruisen zo nodig gezamenlijk de constitutie van de Republiek zullen garanderen. Dit is een belangrijk sukses voor de raadpensionaris van Holland Lourens Pieter van de Spiegel en vormt een bekroning van zijn streven het herstelde stadhouderschap met binnenlandse en buitenlandse garanties te beschermen. Van de Spiegel weet te bewerken dat alle gewesten het erfstadhouderschap van Prins Willem V tot grondslag van de constitutie verklaren.

De Zeeuwse, uit Goes afkomstige, raadpensionaris en vanaf 1788 raadpensionaris van de Republiek der Verenigde Nederlanden, Lourens Pieter van de Spiegel.
De uit Goes afkomstige raadpensionaris van Zeeland Lourens Pieter van de Spiegel.
Vanaf 1788 was hij raadpensionaris van de Republiek der Verenigde Nederlanden.

* * *

Arnemuiden kiest onomwonden partij voor de Stadhouder Prins Willem V. De vurig Oranjegezinde instelling van het Stadsbestuur, de predikant en de ingezetenen bleek vorig jaar al duidelijk. Ook dit jaar wordt hiervan weer blijk gegeven ter gelegenheid van de verjaardag van de Prins door ‘op 8 maart, op de geboortedag van Zijn Doorluchtige Hoogheid de Prince van Orange en Nassouw en Eerste Stadhouder, de klok driemaal te luyden, de groote vlagge van de toren en de kleine van ‘t Stadhuys te laten waayen en de lantaarns te laten repareren en als het goed weer is daarmede de toren te illumineren’. Alle overlast op deze feestdag wordt ten strengste verboden.

De Zeeuwse raadpensionaris Lourens Pieter van de Spiegel is verhoogd tot raadpensionaris van de Republiek. Z'n opvolger in het Zeeuwse gewest is mr. Willem Aarnout van Citters. Het Stadsbestuur besluit Van Citters namens de magistraat te laten feliciteren door Casper Visser en Maarten Adriaanse.
Van Citters zullen we in later jaren nog verscheidene malen tegenkomen als inwoner van Arnemuiden en eigenaar/landbouwer op het Hof Brakenburg. Naar hem is later ook de Van Cittersweg genoemd.

* * *

Van de 15 overledenen dit jaar noemen we: Jacob Beaufort, gehuwd met Janna Marteijn, 42 jaar; Janna Haay, gehuwd met Jan Basseveld, 45 jaar, en Anna Broodman, weduwe van ds. Cornelius Vos, 60 jaar. Alle drie worden in de kerk begraven.

In januari komt een zekere Jasper Geldof in de stad wonen. Hij heeft onlangs het aan de Keetweg staande huis ‘Het Swaantje’ gekocht. In dit huis is gedurende een lange reeks van jaren winkel en herberg gehouden. Hij krijgt vergunning om in dit huis de winkel voort te zetten.

Ook de 36-jarige Pieter Gelock uit Camperland vraagt om toelating als burger tot de stad. Zijn komst is aanvankelijk nogal omstreden. Hij heeft op Noord Beveland gedwongen deelgenomen aan een oproer en is om die reden uit Camperland verbannen. Hij is nu werkzaam als landbouwersknecht op het Hof in de Oranjepolder. Uit het ingestelde onderzoek naar z'n verleden blijkt dat er verder niets op hem valt aan te merken. Daarom wordt hij voor drie maanden op proef als burger tot de stad toegelaten.
Ook een zekere Isaac Bol krijgt toestemming om zich in de stad te vestigen als schoenmakersbaas. En Willem van den Bos mag kuipersbaas worden.

* * *

Steeds moet er waakzaam worden opgetreden tegen de handhaving van de rust en openbare orde binnen de stad. In februari kondigt de magistraat een publicatie af tegen het ‘uitbreken van de straatstenen en het hollen en smyten op ‘s Heeren straaten’.

Op de 27e mei waarschuwt het Stadsbestuur tegen het schieten met een geweer, zoals jaarlijks bij de verboden wordt bekend gemaakt. Dit verbod geldt ook op Oudejaarsavond en Nieuwejaarsdag en bij ondertrouw en huwelijk, omdat dit doorgaans gepaard gaat met dronkenschap en vechterijen.

* * *

Deze zomer worden de schuiframen en blinden van de kamers van de vierschaar en van de magistraat in het Stadhuis opnieuw geschilderd.

Het is nodig dat er een nieuwe veerdam aan het Hoofd van de stad wordt gelegd. Echter, er is hiervoor geen steen voorhanden. Daarom worden sommige bouwvallige muren gesloopt om zodoende aan steen te komen voor de veerdam. Afgebroken wordt het in de volksmond zogenoemde ‘schut’ op de hoek Markt/Langstraat, evenals de muren van de Veerse Poort tot op bepaalde hoogte ‘also die seer bouwvallig wordt’. Waarschijnlijk hiervoor laat men Jacob Lievense 14 hoogaarzen zand van de zandplaten à 4 schellingen en 5 grooten de hoogaars aanvoeren.

Opnieuw vragen de pannebazen, de gebroeders Tak uit Middelburg, om hun zoutkeet ‘De Hoop op Welvaaren’ te mogen afbreken. Het Stadsbestuur handhaaft echter de resolutie van de 27e mei 1787 dat deze zoutkeet niet mag worden afgebroken.

Uit de archiefgegevens kan worden afgeleid dat Anthony Siereveld, de veerman op het veer van de Oranjepolder naar Wolphaartsdijk, tevens dienst doet als klapperman of nachtwacht.

In oktober komt er opnieuw een aanklacht van de Stad Veere binnen over het betreden door Arnemuidenaars van de tussen Veere en de Oranjepolder liggende oesterbanken en oesterputten. Men verzoekt om de Arnemuidse inwoners van de ernst van de waarschuwing in kennis te stellen. Dit verbod roept echter bij het Arnemuidse Stadsbestuur grote bedenkingen op. De burgemeesters zullen hierover gaan spreken met de raadpensionaris.  

In november doet Casper Visser als thesaurier van de stad verantwoording van de stadsrekening van mei 1787 tot en met september 1788. De jaarrekening blijkt een ruim voordelig saldo op te leveren (ontvangsten £ 397, uitgaven  £ 256, batig slot £ 141 ofwel ƒ 846). Nagegaan zal worden hoe dit geld ‘het best en secuurst voor de stad aangelegd kan worden, zodra mogelyk’. Dit leidt er toe dat de stad duizend gulden tegen een rente van 3% vastzet.

Op de kerstdagen vindt weer als naar gewoonte de publieke verkoop ‘met de stoklke’ plaats van het vijfjarige kaphout op de galgenberg alsook nog enige olmenbomen op de stadswal aan de westpunt bij de Hoofdpoort.

* * *

Uit het notulenboek van de kerkelijke gemeente is het volgende bericht vermeldenswaard.
Op de 6e juli, ‘met het eyndigen van de voorbereidingsgodsdienst, heeft de predikant de kerkenraad openbaar versogt om op te staan en met hem door opsteking der twee voorste vingers en hoofdbuigens toe te stemmen om met heden de oude constitutie te bewaaren om daar by te blyven, naar Last van de Heeren Staten der provincie Zeeland, gelyk eenparig geschied is’.

Aftredend zijn dit jaar de ouderlingen Job Blaasse en Marinus de Nooijer en de diakenen Casper Mulder en Baltus Schaleven. In hun plaats worden gekozen tot ouderlingen Pieter van Kas en Gillis Marinisse de Nooijer en tot diakenen Jacob Faro en Job Joosse van Belsen. Ze zijn op 5 oktober in hun ambt bevestigd met de tekst 2 Cor. 5:18.

1787

In het jaar 1787 heersen in ons land heftige twisten en woelingen tussen de prinsgezinden en de patriotten. De prinsgezinden zijn vooral te zoeken in de adel, een groot deel van de regenten, het leger, de (orthodoxe) predikanten en het gewone volk (‘het grauw’).
De patriotten zijn in feite de hervormingsgezinden, voortkomend uit de democratische burgerij, de anti-stadhouderlijke regentenklasse en de intellectuelen uit de gegoede middenklasse. Lange tijd werd gedacht dat de patriotten met Frans geld omgekochte oproerkraaiers zijn die het wettig gezag van het Huis van Oranje willen verjagen.

Begin maart wordt de verjaardag van Stadhouder Prins Willem V in verscheidene steden op roerige wijze gevierd. Een door de vurig Oranjegezinde Zeeuwse raadpensionaris Laurens Pieter van de Spiegel en de Engelse gezant Harris ontworpen Orangistische Akte van Verbintenis wordt in Zeeland druk ondertekend, maar vindt elders in de Republiek weinig weerklank.
Op de 6e juni begeeft Van de Spiegel zich naar ‘s-Gravenhage en neemt daar met de Engelse gezant Harris de leiding van de Oranjepartij op zich. De 9e juni arriveren Prins Willem V en z'n gemalin Prinses Wilhelmina van Pruisen en zijn Pruisisch gevolg te Amersfoort.

Het wantrouwen van de prinsgezinden tegen de patriotten komt op de 29e juni tot een enorme uitbarsting in Middelburg. Gedurende drie dagen (vrijdag 29 juni tot en met zondag 1 juli) vinden plunderingen en beschietingen plaats van de huizen en bezittingen van patriottische regenten. Zondag 1 juli is de meest gewelddadige van de oproerige dagen.
‘s Zondagsmorgens vroeg komen de boeren uit geheel Walcheren, vissers en zoutkeetwerkers uit Arnemuiden en grondwerkers uit Domburg de stad Middelburg binnen en beginnen mee te plunderen aan het dan nog niet geheel verwoeste huis van dr. Van Steveninck. Onder het zingen van ‘Hoezee, Vivat Oranje. Oranje boven’ trekken de plunderaars verder door de stad.

De hevige onlusten tussen de patriotten en prinsgezinden te Middelburg in 1787 waaraan ook vissers en zoutkeetwerkers van Arnemuiden deelnamen.
De hevige onlusten tussen de patriotten en prinsgezinden te Middelburg in 1787.
Hierbij waren ook vissers en zoutkeetwerkers van Arnemuiden betrokken.

Op dezelfde zondag trekt men naar het huis van ds. Johannes de Fremery aan de Rouaansekaai. Dit is geen echt opvallende patriot. Toch moet hij eraan geloven. Zijn huis en inboedel worden geheel vernield. De beproevingen voor ds. De Fremery zijn nog niet ten einde. ‘s Maandags wil hij met z'n gezin per schip van Arnemuiden naar Holland vertrekken. Bij het Lange Hoofd te Arnemuiden wordt hij tegen gehouden en deerlijk mishandeld door een groep landarbeiders onder leiding van Bartel Coppoolse, een schoonzoon van de boer Laurens Ingelse, een bekende Oranjeklant, van de hofstede in de Oranjepolder.

Ondertussen plundert het opstandige volk lustig verder. De stadsregering van Middelburg slaat het aanbod van de Arnemuidenaars af om met 5 à 6.000 Walcherse boeren de stad in te komen ‘om alle patriotten ....den hals te breken’. In de Stadsrekening van 1787 komen we enkele, op deze roerige gebeurtenissen betrekking hebbende uitgaven tegen. Betaald wordt ‘te Middelburg aan de poort in de tijd der plundering aan bier £ -.-.6’ en ‘aan de Heer Waterlander een Ton Bier voor het volk op de zaal van ‘t Stadhuys £ 1.11.-‘.

* * *

Meer dan twee jaar na zijn smadelijke aftocht keert Stadhouder Prins Willem V op de 20e september in triomf in ‘s-Gravenhage terug. Tijdens z’n intocht wordt hij toegejuicht door zijn aanhangers. Zijn terugkeer is mogelijk gemaakt door de invasie van het Pruisische leger. Een week geleden heeft Koning Frederik Willem II van Pruisen een grote troepenmacht de Republiek laten binnen marcheren. Dit was een vergeldingsmaatregel voor de belediging die zijn zuster Prinses Wilhelmina van Pruisen drie maanden geleden door patriotten is aangedaan. Buiten viert het volk de overwinning van de Prins en plundert de huizen van de patriotten. Met Prins Willem V weer op het Binnenhof lijkt de revolutie ten einde.

* * *

Niettegenstaande Arnemuidse vissers en zoutkeetwerkers bij de woelingen in Middelburg betrokken zijn, blijft het in Arnemuiden rustig. Het Stadsbestuur ondervindt geen problemen. Om alle moeilijkheden te voorkomen besluit de magistraat eerder in het jaar, op ‘prinsjesdag’ de 8e maart, ‘de Orangevlag van den Thooren te laten waayen’.

Tegen de achtergrond van de heftige geschillen tussen patriotten en prinsgezinden is ook vermeldenswaard het besluit van het Stadsbestuur van de 6e augustus om de volgende waarschuwing te publiceren:

...dat onze goede burgers en ingesetenen toebereidsels maken om hun vreugde te belonen op de geboortedag van Hare Koninklyke Hoogheid de Princes van Orange op de 7e deser maand invallende, een iegelyk deze vryheid laaten van des avonds met illuminatie aan te steken dog met die bepaling dat een ieder behoude alle vryheid hetselve te mogen verrigten onbedwongen met eigen verkiezing sonder de een de ander injurere ofte met woorden veel minder met daden overlast aan doe met uitschieten van glaasen ofte op eniger hande wyze beledige by deze wel ernstig hebben willen afmanen en desnoods verbieden tot bewaring van de rust en zoo nodige veiligheid van het algemeen en ieder in het byzonder en verbieden aller byzonderst geenderlei vreugde te bewyzen die tot overlast of gevaaren van brand of schadens aan iemand, wie hy zy, komen of te souden willen veroorzaken.

Na het bedaren van de geschillen tekent het Stadsbestuur een ‘rekest van gelukwensching’ aan Stadhouder Prins Willem V, dat door ds. Molentiel is opgesteld. In de vergadering van het Stadsbestuur van de 30e oktober machtigt men Casper Visser en Maarten Adriaanse om door de Heer Sinclair te laten opstellen ‘een filisitatie adres aan Zijn Hoogheid om ter goedkeuring aan het College te geven’. Maar de volgende dag ligt er al ‘een opstel van een filisitatie adres, gemaakt aan Zyn Hoogheid de Prince van Orange en Nassouwe voor onse gemeente te Arnemuyden’ op talel. Het is opgesteld door de predikant ds. Molentiel. Het Stadsbestuur voelt zich hierover enigszins verlegen, want er is al een verzoek gedaan aan de advocaat Sinclair. De zaak wordt in der minne geschikt en het stuk van ds. Molentiel wordt voorgelezen en akkoord bevonden en aanstonds getekend door alle leden van de magistraat.

Van de 3e oktober dateert een publicatie tot handhaving van de rust, die in deze ‘troebelen tijd’ te Arnemuiden bewaard is gebleven. Deze publicatie is historisch dermate interessant dat we deze hierna overnemen:

PUBLICATIE.

Burgemeesters, Schepenen en Raden der Stad Arnemuyden, allen den geenen die dese sullen zien ofte hooren leezen, salut, doen te weeten, dat aangesien alle middelen die aangewend zyn, van dat gewenst gevolg binnen dese Stad door Gods Zeegen is geweest, dat de Rust ongestoort is bewaard gebleven, en wensen dat de vreedsaame eensgezindheit verder aangequeeckt duursaam en bestendig bleyve. Temeer alzoo een ider onser in- en opgeseetene tot hier toe zoo veel ons bekent is, heeft getragt en met eyver heeft getoont, het dankadres te onderteykenen (niet alleen) maar by alle geleegentheeden met de daat voor het oog van een ider hebben getoont eyverige aankleevers van het Doorlugtige Huys van onsen geliefden Erfstadhouder, den Heere Prince van Orange en Nassouw te zyn, en op goede gronden vertrouwen in 't algemeen groote steeden daar in te overtreffen, en alzoo Zyn Hoogheids gezag tot hier toe in onse Stad is bewaard gebleven, en door geenderley genoodschappen hoe genaamt van waapenhandelinge ofte versaemelen gelden van beursen voor genootschappen ofte gebruyk van waapens heeft plaats gehad, des te meer vertrouwen hebben dat om gemelde Reede de Rust en goede harmonie behoorde duursaam te zyn, en alle tweedragt en verongelyking met woorden en daden aan persoonen, huyzen en goederen zorgvuldig zullen worden vermeyd, en wy als opregte Christenen en waare vaderlanders, Prinslievende Regenten, Borgers en in- en opgesetenen elkanderen zullen helpen beschermen en bevestigen tegen alle moetwille, gewelt en overlast, om alsoo onser verkregen Roem van eensgezintheid te mogen behouden, en alle verstoorders van onse Rust geen gehoor geven, en ist nood, met gemeenderhant tegen te staan na bevind van zaeken, waartoe een ider in zijn betrekking werde aangemaant het zijne toe te brengen, tot algemene welvaart, tot voorkoming van 't verval van onse kleene Stad en finantie, en tot ondersteuning van onsen armen en behoeftige ingezetenen. En waar op wy als dan kunnen wagten den Goddelyken Zegen en duursaamen welvaart.
Gedaan in Weth en Raad den 3 october 1787.

Uit de Stadsrekening van 1787 is op te maken dat gedurende zes weken elke dag de Oranjevlag van de toren waait. De timmermansbaas en burgemeester Maarten Adriaanse krijgt een vergoeding voor het dagelijks tweemaal beklimmen van de toren voor het uitsteken en afhalen van de vlag. Johannes le Coq krijgt betaald voor geleverde Orangevlaggen een bedrag van £ 11.17.8. En Salomon van Eenennaam £ -.9.7½ voor olie en keersen voor de illuminatie.

Uit de Stadsrekening zou afgeleid kunnen worden dat Stadhouder Prins Willem V dit jaar ook Arnemuiden met een bezoek vereert. We lezen daarin: ‘Betaalt aan gebak met de komst van de Prins van Orange op het Stadthuys de som van £ -.4.5’. En verder nog van betalingen voor levering van 6 messen voor ‘t Stadhuis en aan meester Marynis Haay voor ‘een commissie om Zyn Hoogheyd te fylisiteren met zyn komst tot Middelburg’. Het kan natuurlijk ook zijn dat de vroedschap zo verheugd is over de komst van de Stadhouder te Middelburg, dat men dit feestelijk viert op het Stadhuis.

* * *

In deze troebele tijd dienen als burgemeesters Adriaan Vinke en Jacob Marteijn. Marteijn is dit jaar de aftredende burgemeester Maarten Adriaanse opgevolgd. Het is voor het eerst dat Jacob Marteijn optreedt als burgemeester. Vanaf 1782 maakt de uit Aardenburg afkomstige stamvader van de Arnemuidse familie Marteijn deel uit van de vroedschap.
Verder bestaat het Stadsbestuur uit de vijf schepenen Marinus Haay, Joost Adriaanse Joosse, David van de Kreke, Simon Simonse en Gerrit ten Velde en de vijf raden Maarten Adriaanse, Jacob van Cas, Salomon van Eenennaam, Gerrit Schets en Casper Visser. Deze laatste is ook secretaris en thesaurier.

In februari besluit het Stadsbestuur ‘de portretten, schilderijen en Schouwe stukken ten Stadhuyze te laten schoonmaeken en repareren voor vijf rixdaelders volgens accoord’. Volgens de Stadsrekening betaalt men £ 4.4.2 aan Andries Augustinus voor het ‘schoonmaken van zeven schilderieën, het maken van de kroon in de zaale en het schilderen van de leeuwen op de puye van het Stadthuys’.
Ook laat men de beroemde organist en beiaardier Willem Lootens ‘examineren van ‘t zuuver speelwerk op den Toorn’.

Op de 1e oktober valt het besluit ‘van stonde af aan een nagtwaker ofte klapperman aan te stellen’. Hiertoe wordt verkoren 's Heeren Dienaar Gerrit Brunken ‘om deze nagt te beginnen voor 3 gulden per week, hem uyt het te maken cohier te betalen en hem te geven voor zijn brand jaarlijks een half chalter smeekolen, een waakrock, klap en halve piek tot syn gebruyk’. Hij zal zich dienen te gedragen naar de Ordonnantie op de klapperman van de 7e maart 1752. De thesaurier krijgt opdracht ‘een schansloper en een half hoed smeekolen aan de klapperman te versorgen’.

* * *

Uit het Begraafboek blijkt dat er dit jaar slechts 7 inwoners overlijden.

De oude scheepspomp, die al geruime tijd in de kerk ligt, wordt tot lozing van het water gelegd onder de stadswal bij het Bontepoortje (tussen de woonhuizen van de burgemeester en de predikant aan de zuidoostzijde van de Langstraat). De Stadsrekening vermeldt: ‘betaalt aan Maarten Adriaanse voor het doorgraven van de walle, het leggen van de buyze, het zetten van de zinkput met hazyn en scheel daar op à 7 dagen daar aan gewerkt’ en ‘betaalt aan Jacobus Meerman voor een lege teertonne voor een zinkput in ‘t straatje £ -.-.1’.
Ook wordt ‘het van 1598 daterende, vervallen beenderhuys by de kerk op het kerkhof opgemetseld en op het kerkhof agter de konsistorie een put gegraven om de doodsbeenderen daar in te leggen en langs de kerk een ordentelyk pat gemaakt voor de lykgangers en die te laten zanden en zo te onderhouden is het doenlyk’. Abram Florisse krijgt een vergoeding voor het ‘delven van de dootbeenderen op het kerkhof’.

* * *

Pieter George Ruts, de jeneverstoker en bierbrouwer in de brouwerij ‘De Waerelt’ op de hoek van de Noordstraat en de Nieuwstraat, vraagt om als tweede vrachtrijder van de stad (dus naast de vrachtrijder Gerrit Schets) te worden aangesteld. Kennelijk heeft hij onvoldoende verdienste uit z’n jeneverstokerij. Na uitvoerige beraadslaging besluit het Stadsbestuur geen tweede vrachtrijder aan te stellen ‘alzoo de Heer Joost Adriaanse Joosse zich heeft aangeboden den vragtryder is ‘t noot te assisteren, waardoor de borgers alzoo overvloedig gediend konnen worden’.

Cornelis de Keyzer, die even buiten de stad in het huis ‘Het Swaantie’ onder de dijk bij de keetweg bij de zoutketen een winkel en herberg houdt, schijnt bieren en sterke dranken in te slaan zonder daarvoor stadsaccijns te betalen. Hij moet hiervoor als vanouds de gewoonte is accijns betalen en zal hier gerechtelijk toe gedwongen worden.

Jan Jacobse de Nooijer krijgt de functie van grofzoutmeter in de plaats van z’n overleden broer Marinus Jacobse de Nooijer.

* * *

In augustus dienen de gebroeders Tak, kooplieden te Middelburg en eigenaars van de zoutkeet ‘De Hoop van Welvaren’, staande en gelegen op de keetdijk, een verzoek in om deze keet af te breken ‘omdat in deze keet meer kosten tot reparatie noodzakelijk zijn dan deselve waardig is’. Een nauwkeurige inspectie van deze zoutkeet leidt er toe dat geen toestemming wordt gegeven tot afbraak daarvan, ‘alzoo deze is reparabel bevonden’.

In juni dient het bestuur (‘deken en beleders’) van ’t vrije arbeidersgilde van de panne- of zoutnering van Arnemuiden het volgende rekest in bij het Stadsbestuur:

Hoe dat in voorgaande tyden geheel onbekend was grofzout te bekomen uit Holland, dog nu van tyd tot tyd is toegenomen dat veele schepen aan deze Nering werden opgedaan, dat alzo dat aankomende zout van den aanvang en toenemen, over den arbeiders, meeters en pannebazen verschillen over het dragen en meetlonen heeft veroorzaakt, omdat men hetselve Hollandse zout overslag noemde en sonder te meeten liet in werken, dat daar door onmogelijk evenveel in de sakken konde werden gedragen en nog veel minder konde weeten als het in twee keeten wierd in gewerkt hoe veel in iedere keete was opgeslagen en dus wierd nader besloten dat zout te laten meeten en dat wel onder de bepaling ‘een drager minder te geven als van ander zout en half loon voor de meeters en de twee mannen die voor de maat staan‘. Welk verminderd loon, alsmede het een man minder geven voor de dragers altoos met ongenoegen is gepaard gegaan. En alzo dit werk alzoo vele jaren met ongenoegen is verrigt tegen het loon in de Ordonnantie bepaald en voor de dragers met een man verminderd en het Hollandse zout van tyd tot tyd meerder aan comt en door de supplianten moet worden bearrebeyt, daar door aanmerkelijke schade komen te leyden en ongenoegens komt te veroorsaken. Dit heeft ten gevolge, zoo een ligter met Hollands zout ter kille zal komen, veele der arbeyders zig weg maeken, en de ligter niet kan gelost worden, en dat werk daar door blyft leggen of opgehouden en de ongenoegens van tyd tot tyd doet vermeerderen en toenemen. Reden waarom de supplianten in hun kwaliteit in der Arbeyders naam zich keren tot Uw Agtbaren, ootmoedig verzoekende hetselfde loon van het Hollands zout te mogen genieten en zoo veel man in de dragten als van het andere grofzout, komende van de andere plaatsen Middelburg, Zierikzee, Ter Goes, Vlissingen en Ter Veere. Wanneer ongetwyfeld dat Hollandse zout, hun volle loon en dragers bekomende, met die eigen afigilantie zullen werken als alle andere grofzout en andere werken werden verrigt.

Op de 7e september besluit het Stadsbestuur echter op het rekest van ‘t vrije arbeidersgilde van de pannering, ‘dat de pannemans en arbeiders zig zullen houden by de gemaakte Ordonnantie’.

* * *

Van de kerkelijke gemeente zijn dit jaar zeer weinig bijzonderheden te melden. De predikant is een gedeelte van het jaar verhinderd z’n dienstwerk te verrichten ‘alzo hy door een menigte gaten in z’n been een week of twaalf belet is de godsdienst te verrigten’. Ds. Ballot houdt in december de voorbereidingspreek voor het te houden Heilig Avondmaal, terwijl ds. Wanders uit Veere dit op de 30e december bedient (zie afbeelding ds. Ballot onder  1790).

1789

1789 staat bekend vanwege enkele grote natuurrampen. Met name Zuid-Europa wordt door een ernstige hongersnood geteisterd. In ons land is dit voelbaar in de vorm van schaarste en duurte van levensmiddelen. Op de Amsterdamse graanmarkt maakt men hierdoor evenwel grote winsten.

Ook is de winter van 1788/1789 zeer streng. Bij Ochten in de Neder-Betuwe is een vele meters hoge berg van kruiend ijs te zien, die zich bij de dijk heeft gevormd. Een gedeelte van ons land is hierdoor in groot gevaar. Tijdens deze strenge winter is zelfs het water van de rivier de Waal bevroren.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich dit jaar enkele wijzigingen voor. De commies/licentmeester Gerrit ten Velde volgt de aftredende burgemeester Jacob Marteijn na zijn 2-jarige ambtsperiode op. Het is voor de eerste keer dat Gerrit ten Velde optreedt als burgemeester. De andere burgemeester is Maarten Adriaanse.
In februari overlijdt op 40-jarige leeftijd de schepen Gerrit Schets, de vrachtrijder en schuitvoerder van Arnemuiden. Hij wordt in de kerk begraven. Hendrik Fagel uit Middelburg en Job Bliek van de zaagmolens worden voogden over de wezen van Gerrit Schets en Tannetje Pinte: Jan (11 jaar) en Blaas (9 jaar). Slechts drie jaren maakte hij deel uit van de vroedschap. Jan Maartense volgt hem als raadslid op. Overigens overlijden dit jaar 12 inwoners.

Het Stadsbestuur bestaat in 1789 uit de burgemeesters Maarten Adriaanse en Gerrit ten Velde, de vijf schepenen Jacob van Cas, Salomon van Eenennaam, Joost Adriaanse Joosse, David van de Kreke en Adriaan Vinke en de vijf raden Marinus Haay, Jan Maartense, Jacob Marteijn, Simon Simonse en Casper Visser. Onder hen bevinden zich verscheidene oudgedienden zoals Maarten Adriaanse, Marinus Haay en Casper Visser, die elk de stad al bijna 40 jaar afwisselend dienen als raad, schepen en burgemeester.

Ook dit jaar vindt de verpachtmaaltijd weer plaats. De visser Jacob Karelse levert hiervoor molenaar, bot en garnalen; mr. W.A. van Citters 48 stoop wijn; slager/herbergier Harthoorn het braadvarken, de kippen en kalkoenen en de schapen- en lamsbouten; de weduwe Geelhoed het banket, de taarten en de soezen; de weduwe van Adryaan Joosse de groenten en het fruit; bakker Jacob Marteijn het stokbrood en de meelbloem. Een speciale kok uit Middelburg komt de maaltijd bereiden en enkele dochters en kennissen van de regenten zorgen voor de bediening.

* * *

Verscheidene ambachtslieden vestigen zich in de stad. In februari is dit de strodekkersbaas Jacob Wilderom uit Wissekerke. In augustus vestigt zich hier ook de 31-jarige Janis de Marée, geboortig uit het Zeeuwsvlaamse Hoek. Hij verzoekt het Stadsbestuur om het burgerrecht van de stad alsook om timmer- en metselaarsbaas te mogen worden in de plaats van de overleden Jacob Beaufort ‘alzo hy met deszelfs weduwe Janna Marteyn reeds in ondertrouw is en des gaarne de winkel in stand zou houden’. Het Stadsbestuur laat De Marée graag toe als timmer- en metselaarsbaas in de timmerwinkel van de overleden Jacob Beaulort, gevestigd in de panden ‘De Schave, Beitel en Zage’ aan de Noordstraat. Vanaf 1792 zal Janis de Marée gedurende bijna 50 jaar een bekwaam en gewaardeerd lid zijn van het Stadsbestuur, waarvan zeer vele jaren als wethouder.

De weduwe van Gerrit Schets, Teuntje Pinte, krijgt toestemming om de vrachtwagen voorlopig te blijven waarnemen. Kort daarop krijgt zij al een aanzoek voor een tweede huwelijk van Jacob Marteijn, de zoon van de stadsbestuurder en bakkersbaas Jacob Marteijn. Ze vraagt de vrachtwagen te mogen behouden en waar te nemen voor haar bestaan en kostwinning ‘in vooruitzicht dat de vragtwagen deser stad zoo veel jaaren door der supplianten man en vader is bediend geworden’.
Het Stadsbestuur besluit ‘om de verschillende sentimenten’ een besluit nog even aan te houden. Echter, enkele weken later gaat men ermee akkoord de weduwe van Gerrit Schets bij hertrouwen de vrachtwagen te laten behouden. Haar nieuwe echtgenoot moet de vrachtwagen dan wel op zijn naam laten zetten.
In september geeft Teuntje Pinte bericht dat ze in het huwelijk is getreden met Jacob Marteijn, de zoon van de oud-burgemeester en stadsbestuurder Jacob Marteijn. Met grote meerderheid besluit men nu Jacob Marteijn de jonge te belasten met de waarneming van de vrachtwagen van de stad. Op 7 oktober legt de in Aardenburg geboren Jacob Marteijn de jonge de eed af als poorter. Geruime tijd (zie hiervoor ook De Kroniek van Arnemuiden 1795-1870) zullen we Jacob Marteijn nog tegenkomen als vrachtrijder van Arnemuiden.

* * *

Armoede, gebrek en schaarste aan levensmiddelen heersen dit jaar onder de inwoners.
In juli komt er een lastbrief van de Staten van Zeeland om zo spoedig mogelijk de voorraad granen op het grondgebied van de stad op te nemen. Ook moet opgegeven worden ‘de kwaliteit die gedurende de vier maanden tot subsistentie der ingesetenen zal benodigd zyn’. Burgemeester Gerrit ten Velde en secretaris Casper Visser krijgen opdracht om met de gerechtsbode de voorraad granen op te schrijven om daaruit de lijst te kunnen opstellen die door de Staten vereist wordt.
Uit de Stadsrekening van 1789/1790 blijkt ‘een betaling aan de heren commissarissen voor de inkoop van de granen voor deze stad voor een bedrag van £ 333.6.8’.

In dit jaar ontstaat er een geschil tussen de kerkenraad en het Stadsbestuur over de prijs van het brood voor de armen in de stad. De kerkenraad doet een beroep op het Stadsbestuur om ondersteuning ‘ter oorsaak van de last der armen en geringe inkomsten voor deselve vanwege de geringe collecten’. Om de inkomsten van de armen enigszins te vermeerderen heeft de kerkenraad een aantal arme kinderen besteed in pleeggezinnen, ‘onder conditie dat de aannemers van die kinderen zouden moeten ontvangen een of twee broden per week’. Dit alles heeft de diakonie doen besluiten ‘om een eenparige resolutie te nemen om een vast fondament te hebben en op eenparige voet het brood te doen bakken en daartoe bepaald het zogenaamde pondenbrood, zodat de bakkers verplicht zijn van elk brood te nemen 3 pond meel en dus uit een zak tarwe te bakken 42 broden’.

* * *

Nog enkele besluiten van algemene aard noemen we.
In april kondigt het Stadsbestuur een scherpe publicatie af ‘tegen de moetwille aan de stadsplantsoenen gepleegd alsmede tegen het stelen en roven van het schut, hekken en damstaken’. Degene die de dader aanbrengt krijgt een premie van 25 gulden.
Ook met het oog op de jaarwisseling wordt weer besloten bij publicatie te verbieden het schieten op oudejaarsavond en nieuwejaarsdag.
Het straatonderhoud en het verharden van de wegen krijgt ook dit jaar weer volop aandacht: voor het ‘strate maken’ betaalt men £ 23.4.-. Kornelis Marinisse de Nooijer krijgt £ -.17.2 betaald voor het ophalen van 4 schuiten plaatzand en Boudewijn Grootjans voor het ophalen van 16 schuiten zand £ 3.10.8.
De veldwachter Geert Bronken, die tevens fungeert als nachtwacht of klapperman, krijgt voortaan elk jaar een hoed smeekolen uitgereikt.

De Schout van Sint Joosland, Pieter de Jonge, koopt namens de schatrijke ambachtsheer van Nieuwerkerke, mr. Daniël Radermacher (stadsbestuurder van Middelburg en bewindvoerder van de Kamer Zeeland van de Verenigde Oostindische Compagnie) een partij land van 49 gemeten en 265 roeden in de Suzannapolder en van 3 gemeten en 26 roeden in de Johannapolder voor de kapitale som van £ 1347.1.8.

* * *

In april komt het Stadsbestuur ter ore dat de zoutkeet van de gebroeders Tak uit Middelburg, ‘De Hoop van Welvaaren’, gelegen aan de keetdijk onder deze stad, door de zoutkeetwerkers van de andere zoutkeet van de heren Tak wordt afgebroken. De keetbazen zouden zelfs gezegd hebben dat, in geval ze hierin verhinderd worden, daarover een proces te wagen.
Het Stadsbestuur is hierover zeer verontwaardigd. Dit is niet alleen strijdig met de klare letter van een gepubliceerde waarschuwing van 21 december 1768, maar ook met hun resoluties op herhaald verzoek tot afbraak van deze zoutkeet van juli 1781, door burgemeester Marteijn aan de gebroeders Tak meegedeeld, behelzend dat het Stadsbestuur vooralsnog niet met de afbraak akkoord gaat.
De burgemeesters zijn vanwege deze willekeurige handelwijze te rade gegaan met de pensionaris Van Citters en ook met de advocaat mr. Van der Heyden Sinclair ‘als hun gewone Practisyn’.
De stadsbode krijgt opdracht de vrachters van de gebroeders Tak uit naam van het Stadsbestuur aan te zeggen niet voort te gaan met het afbreken van de zoutkeet ‘omdat deselve sinds de resolutie der zoutpan cum annexis en de beroving van deuren, vensters en planken in de gepasseerde winter, volstrekt inreparabel, onbewoonbaar en bouwvallig is geworden ’.

Ook de gebroeders Tak nemen daarop een advocaat in de arm. De geraadpleegde raadpensionaris Van Citters adviseert ‘ter voorkoming van alle verdere onaangename discussiën en kostbare procedures op de aimabelste wijze met de gebroeders Tak te reguleren’. Dit advies wordt, na raadpleging van de vertrouwensman mr. Van der Heyden Sinclair, ter harte genomen en het Stadsbestuur besluit alsnog de afbraak toe te staan en het verbod op te heffen ‘als zynde de zoutkeet geheel bouwvallig en niet gesloopt wordende om de zoutneringe naar elders te verplaatsen, dewyl de nering door de gebroeders Tak en hunne vrienden voornamentlyk alhier wordt uitgeoefend’.

* * *

Van de kerkelijke gemeente zijn weinig bijzonderheden te melden. De notulen van de kerkenraadsvergaderingen eindigen ineens in april. Daarna is een aantal bladzijden uit het notulenboek gesneden. De reden daarvan blijkt uit het volgende bericht:

Den 26e april by 't eyndigen van den namiddag godsdienst, de predikant van de Predikstoel komende, gaven (de ouderlingen) Jan Schroevers en Gillis de Nooijer aan de Predikant en broeders ouderlingen te verstaan, dat de bakker Jacob Marteyn hun had aangeroepen en versogt had om enige schavergoeding jegens den rysinge der tarwe.

De kerkenraad vraagt bakkersbaas Jacob Marteyn eens te komen praten in de consistorie. Dit gesprek schijnt nogal uit de hand gelopen te zijn. Het onderhoud met Marteyn is in het notulenboek doorgekrast en daarna zijn er vijf bladzijden uitgesneden. Te lezen is nog wel ‘...waarop de Predikant hem antwoordde: ‘Marteyn, gy toont in ‘t een en ander Salomons raad in Prediker 7:16,17 niet in acht te nemen’.
Het notulenboek vervolgt weer op de 25e februari 1790. Blijkbaar vormde de aanleiding tot het conflict dat ds. Molentiel als boekhouder van de diaconie beticht wordt de rekeningen van het brood voor de door de diaconie bedeelde armen niet op tijd aan de bakkersbazen te betalen.

We lezen ook nog in het notulenboek dat Cornelis Meulemeester in maart de kerkenraad bericht, ‘dat z’n vader Paulus Meulemeester van hier stond te vertrekken ter oorsaak dat hy niet langer kon rondschieten en daarom zyn kinderen besloten waren, zo lang hun vermogen het toeliet, om hem saam te onderhouden en dat hy zyn boedel zo ze was aan de diaconie overgaf’. Hij verzoekt de kerkenraad tevens ‘dat zyn broeder Paulus Meulemeester mogt op school besteed worden in 't Nieuwland, alwaar hem de Meester soude aannemen voor 1 jaar voor £ 9 en dat hy, Cornelis, daar toe £ 4 souw voldoen in hope dat hy dan bekwaam souw syn tot ondermeester’.
Aardig om te vermelden is wat we lezen in maart 1790, dat ‘Paulus Meulmeester junior tot ondermeester is beroepen te Westkapelle’.
In 1783 overleed de echtgenote van Paulus Meulmeester, Willemina Luteyn, de vroedvrouw van de stad. Jan Meulmeester en Cornelis Priester werden toen voogden over de wezen Willem, Janna, Tannetje en Paulus. 

Twee bekende Middelburgse predikanten uit de pruikentijd: ds. Dryfhout (r) en ds. Ballot (l). Ds. A. Dryfhout treedt dit jaar samen met professor H.J. Krom op als bemiddelaar in de geschillen binnen de Arnemuidse kerkenraad. Ds. Ballot diende de gemeente in vacaturetijden.
Twee bekende Middelburgse predikanten uit de pruikentijd: ds. Dryfhout (r) en ds. Ballot (l).
Ds. A. Dryfhout treedt dit jaar samen met professor H.J. Krom op als bemiddelaar in de geschillen binnen de kerkenraad. Ds. Ballot diende de gemeente in vacaturetijden.

Meer artikelen...

  1. 1790
  2. 1791
  3. 1792
  4. 1793