1793

Een zeer roerig jaar breekt aan.
Op de 1e februari verklaart Frankrijk de oorlog aan Engeland en ons land. Een Frans leger onder aanvoering van Charles Francois Dumouriez trekt op naar Breda. Onder de Franse gelederen bevindt zich de landverrader, de patriot Daendels. Op de 24e februari geeft Breda zich over. De Bataafse patriotten planten in de stad de vrijheidsboom naar het voorbeeld van de Franse revolutie.
Kort daarop lijft Frankrijk de Zuidelijke of Oostenrijkse Nederlanden in. Op 4 maart geeft Geertruidenberg zich over aan overste Dumouriez. Totdat op de 18e maart het Oostenrijkse leger bij Neerwinden de Fransen verslaat. Het Oostenrijkse gezag in de Zuidelijke Nederlanden is spoedig weer hersteld. Maastricht houdt stand tegen de Fransen. Ook bij Willemstad wordt dapper weerstand geboden aan de Franse troepen.
Na de nederlaag tegen de Oostenrijkers ontruimen de Fransen Staats Brabant.

* * *

Het Stadsbestuur blijft dit jaar ongewijzigd: burgemeesters zijn Gerrit ten Velde en Jan Maartense; schepenen zijn Marinus Haay, Joost Adriaanse Joosse, Janis de Marée, Adriaan Vinke en Simon de Vroe; raden zijn Maarten Adriaanse, Salomon van Eenennaam, Jacob van Kas, Johan Hendrik Sonck en Casper Visser. Deze is ook secretaris, terwijl Maarten Adriaanse thesaurier is.

Vanaf maart kampt meester Marinus Haay met ziekte en woont hij de vergaderingen van de magistraat niet meer bij. Op de 27e augustus overlijdt de oude schoolmeester op 82-jarige leeftijd. Het bericht van z’n overlijden wordt ‘met regret’, met droefheid, vernomen. Ruim veertig jaar was hij schoolmeester en had hij zitting in de vroedschap als schepen en raad. Hij had daar een wijze en bekwame inbreng. Ook op de school zorgde meester Haay voor rust en orde.

De ondermeester Adriaan Keur neemt voorlopig de school waar. In de Middelburgse Courant verschijnt een advertentie voor de vacature van schoolmeester. Op de 25e oktober besluit het Stadsbestuur de schoolmeestersplaats weer met een bekwaam persoon te vervullen. Met eenparige stemmen benoemt men tot schoolmeester Jan Waling, thans als schoolmeester verbonden aan het Burgerweeshuis te Bergen op Zoom op een traktement van 50 gulden per jaar. Kort daarop komt bericht van Waling binnen ‘dat hy na weinig beraad goed gevonden heeft om deze Roeping als een Gunstbewys van Haar Achtbaren, ziende met het oog op God, met veel genoegen aan te nemen’. Jan Waling zal slechts enkele jaren, tot 1795, dienst doen.

Toch leidt de benoeming van meester Jan Waling tot onenigheid met de kerkenraad. Deze voelt er weinig voor om Waling te benoemen in de nevenfunctie van koster en voorzanger en stelt de hulpmeester Adriaan Keur voor.

Zeer opmerkelijk is in 1793 dat er slechts een 4-tal inwoners overlijdt. Onder hen zijn twee zeer bekende personen. Op de 2e mei overlijdt ds. Johannis Molentiel, die de kerk 16½ jaar gediend heeft. Hij wordt op 10 mei in de kerk begraven. Zoals vermeld overlijdt op de 27e augustus op 82-jarige leeftijd de schoolmeester Marinus Haay. 42 jaar lang was hij schoolmeester, koster en voorzanger. Ook diende hij de stad zeer vele jaren beurtelings als schepen, raad en burgemeester. Daarnaast bekleedde hij nog tal van andere functies. Ook Marinus Haay wordt in de kerk begraven.

* * *

Op de 27e september verschijnt de Zierikzeese notaris Coenraad Visser Casperzoon ter vergadering van het Stadsbestuur. Hij geeft te kennen ‘dat z’n vader Casper Visser onlangs door een zware ziekte is overvallen, welke te duchten stond dat deze een aanmerkelijk verval van krachten tot gevolg zou hebben, zodat hij zich buiten staat bevond en haast denkelijk in het vervolg buiten staat zou blijven om alle zijn menigvuldige posten, naar vereiste, waar te nemen’. Namens zijn vader verzoekt hij ontslag ingaande volgende maand als secretaris van de stad en als griffier van de weeskamer.
Het Stadsbestuur gaat hier node mee akkoord en deelt notaris Visser mee ‘het leedwezen van de vergadering over de oorzaak van dit desistement (ontslag) en aan hem zal zijn gedaan de eerbiedige dankbetuiging van deze Raad voor de langdurige, volijverige en getrouwe waarneming van de posten, door zijn vader tot hiertoe bekleedt’.

Uit zijn midden benoemt het Stadsbestuur ingaande oktober 1793 Gerrit ten Velde tot nieuwe secretaris en griffier van de weeskamer. Ten Velde is in Arnemuiden komen wonen als commies en licentmeester.

Op deze wijze schijnt een einde te komen aan de zeer langdurige ambtsperiode van Casper Visser. Toch zal hij nog enkele jaren de stad tal van diensten bewijzen als adviseur en vertrouwensman. Hij is overleden in 1798 op de leeftijd van 77 jaar.

Tot commissarissen, ‘teneinde bij het overgaan en overnemen van de griffie, charters, boeken en papieren, mitsgaders de effecten en gelden, tot de secretarie en weeskamer behorende, te assisteren’, worden benoemd Maarten Adriaanse, Jan Maartense en Salomon van Eenennaam.

Een aantal vacante plaatsen als gevolg van het ontslag van Casper Visser wordt ingevuld: tot commissarissen voor het familiegeld over 1792 en het dienstbode-, karos-, wagen- en paardegeld over 1792 en 1793 Jan Maartense, Adriaan Vinke en Joost Adriaanse Joosse; voor het opmaken van het nieuwe cohier voor de huisschatting Gerrit ten Velde, Salomon van Eenennaam en Joost Adriaanse Joosse; voor het opstellen van een nieuw cohier voor de collecteur van het zoutgeld Jan Maartense, Adriaan Vinke en Joost Adriaanse Joosse.
In december schrijven de Staten van Zeeland een brief ‘dat in Hollandse Nieuwsbladen staat dat by de boekverkopers te becomen is een plan van een concept adres door iederen ingezetene aan de Regering te presenteren, behelzend een verzoek tot het ten einde brengen van de tegenwoordige oorlog met Frankrijk’. De Staten van Zeeland dringen er op aan dat ‘verspreiding van het adres dadelijk en spoedig worde voorkomen’. Het Stadsbestuur besluit het verzoek van de Staten op te volgen.

* * *

Een enkel bericht over de openbare orde.
Nog steeds is er een nachtwacht of klapperman. Bij het aanbreken van het voorjaar besluit het Stadsbestuur de stadswacht alleen nog maar binnen de stad aan te houden en niet meer op het platteland en onder Cleverskerke of Nieuwerkerke.

In maart wordt verboden ‘het schieten met allerlei geweren hoegenaamd, en dat wel met kogels, loopers, hagel en wat dit ook zoude mogen wezen, binnen of omtrent deze stad, op een boete van 2 ponden voor de eerste maal en voor de tweede maal dubbel’. Echter is in het verbod niet begrepen ‘het schieten op landen en in hoven ter bewaring van vruchten en het gezaaide, mits de schoten op ieders grond blijven’.
Aanleiding voor dit verbod zijn de klachten ‘dat met het uitproberen van snaphanen en schietgeweren zo onvoorzichtig wordt te werk gegaan en men kogels in huizen en door de daken heeft geschoten, waardoor een ieder in gevaar is in zijn huis en op ’s Heeren straten of op zijn erf te worden gekwetst ofte dood te worden geschoten’.

* * *

Over de zoutnering is nog het volgende te melden. Klaas Janse heeft enkele op het eiland staande bouwvallige zoutketen opgekocht. Uit een inspectie blijkt dat deze onherstelbaar vervallen zijn. Hij krijgt dan ook toestemming om deze keten af te breken en de afbraakmaterialen met de stokke te verkopen.
Op de vrijgekomen plek, naast zijn zomerhuis op het eiland, laat Klaas Janse een houten gebouw (vermoedelijk een bergplaats of loods) timmeren.

Ook is er weer wat te doen over de zoutkeet ‘De Pottery’ van keetbaas Pieter Bos in Te Mortiere. De commissarissen voor de inning van de 50e penning delen mee, dat ‘de vrachters in de zoutkeet ‘De Pottery’ weigeren biljetten aan te nemen, als ook om op te komen om te voldoen aan de provinciale belasting, voorgevende niet te weten waar onder zij in deze behoren, dewyl hun pannebaas Pieter Bos hun had gezegd, dat zijn keet onder de jurisdictie van Middelburg behoort’. Het Stadsbestuur besluit de penningen alsnog in te vorderen.

In november komt er bericht van het Stadsbestuur van Middelburg dat Blaas Lievense de Ridder en Hermanis van der Heyden, wonende in de zoutkeet op het einde van de Stadshavendijk (in Mortiereland), aan hun verplichting tot betaling van de 50e penning hebben voldaan. Niettemin ontkent Middelburg dat deze zoutkeet op het grondgebied van Arnemuiden staat. Het Stadsbestuur legt dit geschil nu voor aan notaris mr. Van der Heyden Sinclair en vraagt hem een concept-antwoord aan Middelburg op te stellen ‘en tegelijk den Heer Sinclair nogmaals te verzoeken om doch zijn Rekening aan de Stad in te leveren’. Begin december heeft de bevriende notaris zijn concept-antwoord gereed over ‘de eigendom van de grond in Mortiere, waar op de kwestieuze zoutketen van Pieter Bos gelegen zijn’.

* * *

Dit jaar zijn grootse werkzaamheden aan het Arnemuidse vaarwater in uitvoering. Uit de Stadsrekening van Middelburg over 1793 blijkt een uitgave voor het uitdiepen van het Arnemuidse vaarwater voor het kapitale bedrag van £ 441:16:5. De van de uitdieping afkomstige zandhopen blijven voor het onderhoud van de weg liggen.
De veerman op het veer naar het Nieuwland, Jacob Schroevers, hoeft geen pacht te betalen gedurende de tijd dat het overvaren niet mogelijk is vanwege het uitdiepen van het vaarwater. In september wordt besloten een klinkerpad van drie voet breed over het voetpad over de oude Arne te leggen, ‘welke door ‘t verzwaren van den dyk langs de oude Arne onbruikbaar was geworden, waartoe de thesauriers van Middelburg wel de klinkerstenen hebben willen geven’.
Het voetpad over de weidelanden naar Middelburg is op sommige plaatsen bijna niet meer begaanbaar. De grote zandvoorraad gebruikt men nu om grote gedeelten van het voetpad te herstellen.

Uit de Stadsrekening van 1792/1793 blijken de volgende uitgaven die verband houden met het uitdiepen van het vaarwater en de aanleg van de zandweg:

  • betaald aan Baas Frans voor het diepen van de zate voor het Hoofd de som van £ 26.10 Vlaams en voor het leggen van 200 roeden zandweg voor de zoutketen £ 88.6, in totaal £ 114.16;
  • betaald aan Jan Kornelisse Morel voor het bezoden van 49 roeden nieuwe dijk £ 13.9.11;
  • betaald aan Joos Jodocus Rommens voor het leggen van 70 roeden nieuwe dulve tegen de nieuwe dijk alsmede voor de aarde er op te voeren £ 7.18;
  • betaald aan Maarten Adriaanse voor het maken van een houten gabrugge over de oude Arne £ 66.13.4.

* * *

De kerk en toren krijgen een grote opknapbeurt. Het stadsuurwerk en het cariljon in de toren worden gerepareerd en schoongemaakt door Cornelis de Plaa uit Middelburg. Kennelijk gaat het werk erg langzaam, want de repareerder krijgt opdracht ‘zoo spoedig als doenlyk het werk af te maken en zich met blank vylen zo lang niet bezig te houden’.
Geert Bronken, ‘s Heeren Dienaar, krijgt twee ponden Vlaams als beloning ‘voor zijn extra ordinair werk aan het uurwerk gedaan, zo in het helpen schoonmaken als de swaare stukken van den Toorn te helpen af en weer naar boven brengen’.
De kruiskerk krijgt een schilderbeurt. Ook de bochten in de kerk worden geschilderd, uitgezonderd de regentenbocht en de preekstoel.

* * *

Voor de kerkelijke gemeente is het een veelbewogen jaar.
Op zaterdag de 16e februari krijgt ds. Molentiel een uitnodiging om in de Vergadering van de Gecommitteerde Raden van Zeeland te komen. Zijn wedervaren tekent hij aan in het notulenboek. Dit is dermate interessant dat we het overnemen.

Hij heeft een rijtuig gehuurd en zig naar Middelburg begeven, niet bewust van de reden. Hij is door de magistraat beschuldigd zich op biddag 13 februari al te sterk uitgelaten te hebben. Tegelijk met hem arriveren de secretaris Casper Visser en burgemeester Maarten Adriaanse. Hij heeft zich te sterk uitgelaten tegen de patriotten. Hij heeft niets anders dan de bededagbrief behandeld, van oordeel zynde dat er geen snoder pesten in ons land tot bederf van land en kerk waren dan deze, vooral die na de omwenteling van 1787 gezworen hadden bij de oude constitutie te zullen blyven. En dat men sulken niet moest tegenstaan door hun goed te plunderen maar liever uit het land jagen of capot maken wyl zo een binnenlandse vyand meer kwaad kan doen en gevaarlyker was dan 10, ja 20 van buiten. En dat hy zig met geen oproerig prediken bezig hield.
Waarop C. Visser de onbeschaamdheid had te seggen: ‘Myn Heer, gy moet tot geen getuige roepen, want ik souw moeten seggen dat gy niet alleen op de bededag, maar tyden u met oproerig prediken bezig hebt gehouden‘. Waarop de predikant zeide: ‘Myn Heer, gy sult bysonder bewyzen hebben van myn oproerig gedrag. Want toen gy door Ulieden godloos gedrag opt Stadhuys het so bang in uw consciëntie kreeg, dat gy my liet verzoeken by my te komen en met betraande ogen by my kwam, toen men u sogt capot te maken en ik het volk tot vrede bragt en gy so gerust nog gelaten zyt’. Dog Visser ontkent dit. Daaruit ontstaat een grote twist. De raadpensionaris verzoekt om toch geen oude geschillen uit te laten. Hij bepleit dat wy geen binnenlandse verdeeldheid en oorlog by een buitenlandse krygen.

De kerkenraad schrijft daarop een brief aan de Gecommitteerde Raden van Zeeland. De verkorte inhoud van deze brief nemen we over:

Op biddag heeft ds. Molentiel uit Spreuken 24:21.22 gepreekt. Onze oude, getrouwe leraar heeft altijd getrouw gepredikt. Casper Visser is een snode lasteraar en leugenaar met z'n vriend Maarten Adriaanse (die niet anders dan in tegenwoordigheid van Visser durft te spreken en zich steeds in stilzwygen hult). De kerkenraad dankt God voor deze leraar.
Casper Visser heeft altijd twist en tweedracht verspreid zonder iemand te ontzien. Zie oude Akteboeken, dat enkelen onzer zeer wel heugt, zo ten tyde van de zedige ds. la Motthe als ds. Vos. En wilden zyn mederegenten getuygenis geven van tgeen hun al bejegend is, wat sou er niet een gans swart register te voorschyn komen. En ist wel boven een week of 7 á 8 geleden dat hy nog van een Regent de deur is uitgejaagd om zyn lasterlyk patriots gedrag? En ist wel 3 weken geleden dat hy met een andere Regent aan tHoofd in zulke hevige twist was, dat zelfs een en ander zyn weggelopen om geen getuygenis te geven van hun hooggaande twist? En met wie kan hy in vrede leven? Zelfs niet met z'n eigen vrouw.
Wy souden meer kunnen seggen. Maar achten het genoeg om te tonen, dat zo een oproermaker niet horen kan dat die of dergelyke zonden bestraft worden, of hy vindt oproer in zyn hart en doet hem in doodsvreesen leven, daar geen eerlyk burger in onze plaats benauwd zal wezen en verraad zyn vrees allersterkst nog doet aankleven van de Nieuwerwetse Patriotten, al loochent hy dat hier geen patriotten meer zyn. Wy verzoeken u de heer Visser over zyn oproerig gedrag te onderhouden.

De ouderlingen Daniël van Belsen en Marinus de Nooijer brengen deze brief naar de Raadpensionaris, die hem in aanwezigheid van de broeders leest en een en andermaal verklaart dat de predikant volkomen gezuiverd is bij de Staten van Zeeland en dat zij er wel aan doen voor de Eer van hun predikant te waken.
Op de 1e april worden Casper Visser en Maarten Adriaanse voor de kerkenraad geroepen om verantwoording af te leggen. Dit ontaardt in een hevig twistgesprek.

Kort hierna, op de 2e mei, juist na dit ernstige conflict, overlijdt ds. Johannes Molentiel. Sinds 1776 diende hij de Hervormde Gemeente van Arnemuiden.
De Middelburgse predikant Professor Krom treedt op als consulent. Het notulenboek krijgt Rijk Rijkse als op een na oudste ouderling onder z’n hoede, omdat de oudste ouderling Daniël van Belsen buiten de stad (aan de zoutketen) woont.

Op de 28e oktober stelt de kerkenraad voor het beroepen van een predikant een groslijst op met de namen van de volgende predikanten: A. Hoffman te Tholen, Abr. Offers te Nieuwland, J.H. Krom te Poortvliet, Jac. Burgerhoudt te Biervliet, F. van Gogh te Nieuwerkerk, C.B. Andriesse te Nisse, A.S. Clinge te Sint Laurens en G.H. Schutte te Waal en Houtwijk. Uit de eerste vier predikanten wordt ‘met eenparigheid’ beroepen dr. Andreas Hoffman, predikant te Tholen. De hulpmeester Adriaan Keur brengt de beroepbrief te voet over naar de stad Tholen. Al spoedig neemt dr. Hoffman het beroep aan en op de 29e december doet hij intrede. Het Stadsbestuur stelt een commissie in om de beroepen predikant A. Hoffman bij zijn aankomst te verwelkomen. Ds. Hoffman krijgt vrijdom van stadsimpost op de bieren, zoals ook de regenten dit hebben.

Dr. Andreas Hoffman is geboren te Nassau Dillenburg. Als kandidaat werd hij in 1782 bevestigd te Graft. Daarna stond hij vanaf 1783 te Oudkarspel en vanaf 1788 te Tholen. Op 11 februari 1795 is hij wegens wangedrag ontslagen, vermoedelijk wegens aanhoudende dronkenschap. Daarna is hij nog predikant geweest te Hontenisse (vanaf 1797), maar ook daar uit zijn ambt ontzet op 10 april 1798.

Overigens is een wat merkwaardig besluit van het Stadsbestuur op de 25e oktober, ‘dat toch het armengeld niet te veel tot sieraad als anderszins aan het huis van den predikant buiten het oogmerk van de gevers besteed worde, maar tot nodige reparatiën zoveel de financiën van de armen zulks zullen toelaten’.

Vanwege het overlijden van de oude schoolmeester Marinus Haay proberen de magistraat en de kerkenraad overeenstemming te bereiken over de benoeming van een nieuwe meester, koster en voorzanger. Dit leidt tot grote onenigheid tussen beide colleges. Het Stadsbestuur heeft intussen Jan Waling tot schoolmeester benoemd. De kerkenraad wil Adriaan Keur liever als koster en voorzanger hebben. Het komt zo ver dat de Classis Walcheren er aan te pas moet komen. Een commissie, bestaande uit ds. A.S. Clinge, Professor Krom en ds. Schortinghuis, probeert om het geschil in der minne te schikken. De commissie wordt op het Stadhuis ontvangen door de stadsbestuurders Gerrit ten Velde, Jan Maartense, Adriaan Vinke en Salomon van Eenennaam. De classicale commissie zegt het geschil te willen oplossen vóór de komst van de nieuwe predikant ‘om te voorkomen dat hy een bepaalde kant kiest’. De bespreking tussen beide delegaties levert echter niets op. De deputaten van de magistraat blijven in meerderheid bij hun vorig besluit om Jan Waling te benoemen. Uiteindelijk benoemt de kerkenraad de ondermeester Adriaan Keur tot koster en voorzanger. Hij heeft het kosterschap ad interim naar genoegen waargenomen.