1735

De West Indische Compagnie (W.I.C.) heeft deze jaren een levendige scheepvaart op Suriname. Deze kolonie wordt als wingewest steeds meer ontgonnen. Plantages worden met behulp van de aangevoerde slaven aangelegd. Dit jaar verschijnt in Amsterdam de eerste Surinaamse katoen op de markt. Op verzoek van de W.I.C. vertrekken dit jaar drie Hernhutse zendelingen als kolonist naar Suriname.

* * *

Stadsbestuurders zijn dit jaar de burgemeesters Cornelis van Ginhoven en Leendert Seins, de schepenen Pieter de Haas, Pieter Kien, Jan Peere, Pieter Adriaanse en Johan Beekman en de raden Alexander Sinclair en Johan de Roo.

Pieter van Cas krijgt toestemming zich als schoenmakersbaas in de stad te vestigen.

* * *

Het gaat omstreeks deze tijd buitengewoon goed met de zoutnering. De overwegend in Middelburg wonende eigenaren van de zoutketen beleven een tijd van weelde. Omstreeks 1735 begint men met de bouw van zomerhuizen bij de zoutketen voor de eigenaren. Het zware werk in de zoutketen zoals het dragen van de zware zakken met turf, baaizout en witzout en het voortdurende roeren van de pekel in de zoutpannen gebeurt door de arme inwoners van Arnemuiden. De historieschrijvers merken dit overigens aan als het begin van het verval van de zoutnering. In het laatst van de 18e eeuw loopt deze nering meer en meer achteruit.
Het huis aan de Nieuwlandse weg, nog lang als het ‘Hooge huis’ bekend, was een overblijfsel van zo'n zomerhuis. Het behoorde aan het eind van de 19e eeuw toe aan de heer J.F. Fak Brouwer, eigenaar van de steenfabriek in de Mortierepolder, die in de nabijheid van dat huis in 1879 voor zichzelf een kapitaal woonhuis heeft laten bouwen.

De zoutketen te Arnemuiden.
De zoutketen te Arnemuiden.

In april lezen we het bericht in het notulenboek: ‘Alzo bevonden wordt dat sommige keet- of pannebazen het bestaan by en omtrent hun keeten te bebouwen met zomerhuizen als anderszins op de ledige erven op grond dezer stad’. Hiervoor moet voortaan toestemming gevraagd worden aan het Stadsbestuur. De timmer- en metselaarsbazen in de stad ontvangen daarvoor instructies.

In mei dient de pannebaas Francois Engelse junior als eigenaar van een zoutkeet met twee pannen, staande en gelegen op het eiland onder Arnemuiden daar tegenwoordig Carel Cornelisse in woont, een verzoek in voor de bouw van een zomerhuis bij z'n keet. Voor dat doel is hij genoodzaakt ‘voor z’n keet te heien of te slaan een ende paalwerk om het zomerhuis op te stellen’. Hij krijgt toestemming op voorwaarde dat daardoor niemand wordt belemmerd of lastig gevallen.

Ook monseigneur Adriaan Remert en Daniël Matthijssen, eigenaren van de zoutkeet waar Blaas Cornelisse in woont, staande aan de dijk over het eiland, vragen het Stadsbestuur om bij hun keet een zomerhuis en een bergplaats voor witzout te mogen maken op hun ledige erve van 20 à 30 voeten breedte beoosten van hun keet.

* * *

Dit jaar wordt de van 1609 daterende korenmolen vervangen. Deze diende in 1609 tot vervanging van de toen omgewaaide molen. Ze werd in 1608/1609 voor £ 350 nieuw gebouwd, maar waaide in 1641 al om. Deze oude molen is thans in een zo slechte staat geraakt, dat het Stadsbestuur zich genoodzaakt ziet een nieuwe molen te laten bouwen. Door de laatste storm in februari zijn er weer enkele onderdelen afgewaaid. Ook wordt geconstateerd dat de as en de kruisbalk zeer slecht en bijkans onherstelbaar zijn.
In mei inspecteren de molenmakersbaas Lambert Dirksz. en de commissarissen namens het Stadsbestuur de oude molen en beoordelen welke reparaties nodig zijn. Ze komen tot de conclusie dat de molen geheel onreparabel is. Er zouden evenveel kosten aan besteed moeten worden als een nieuwe molen zou kosten. En dan nog zou het een wrakke molen blijven. Helaas laat de stadskas het niet toe om de molen te repareren. De stadsbestuurders Van Ginhoven en Sinclair krijgen opdracht te trachten een geldlening af te sluiten voor de nodige gelden. Niettegenstaande alle moeite en pogingen lukt het niet een geldlening los te krijgen. De commissarissen krijgen nu opdracht om bij de zaagmolens te zien of daar hout tegen een billijke prijs te bekomen is. Uiteindelijk lukt het een geldlening aan te gaan van 150 ponden Vlaams bij de heer Adriaan Pays. Er wordt een lijfrente op de kinderen van de heer Pays gesteld.

Verschillende plannen worden overwogen. Uiteindelijk oordeelt men het beste om een nieuwe stenen molen te bouwen. Maar een stenen molen blijkt toch te duur te zijn. Een met riet gedekte molen wordt vanwege de vrees voor brandgevaar eerst afgekeurd, maar later toch weer acceptabel bevonden.

* * *

In maart kondigt Middelburg een Ordonnantie af ‘rakende de ordre om zich in het raffineren en zoutzieden als andersins stiptelyk te reguleren’. In deze resolutie komen verscheidene bepalingen voor die tot groot nadeel en prejuditie van onze oude rechten en privileges zijn. Burgemeester Alexander Sinclair heeft hierover vertrouwelijke informatie ontvangen van onze pensionaris mr. Jacob Douw. Deze adviseerde ten spoedigste middelen te beramen ‘om ons recht en privilege te mogen blijven behouden’. Het Stadsbestuur besluit een commissie af te laten reizen naar ‘s-Gravenhage en aldaar een van de bekwaamste en voornaamste rechtsgeleerden te raadplegen en volgens het door hem te geven advies te werk te gaan. In de commissie nemen zitting burgemeester Cornelis van Ginhoven en de schepen Leendert Sens. Ze krijgen alle noodzakelijke archiefstukken en documenten mee. In april doen beide heren rapport van hun commissie naar ‘s-Gravenhage, alwaar ze de heer Jacob Douw hebben geraadpleegd. Echter, ‘door syn menigvuldige affaires en besognes hebben ze geen volcomen advys kunnen becomen’. Ze zijn gescheiden onder beding dat zijn edele ‘by eerste occasie hem mogelyk, dewyl nu te seer geoccupeerd, ons zou dienen van advys, hebbende te dien eynde onder syn edele gelaten zodanige onze bescheiden als zyn edele heeft gezien’.

* * *

De Hervormde Gemeente verkeert, niettegenstaande het bouwvallige kerkgebouw, in een goede staat. Alle vergaderingen van de kerkenraad worden in grote eensgezindheid gehouden. De broeders scheiden steeds ‘in vreede met danksegging’. Van ds. Tiquet gaat een zeer gunstige uitwerking uit op kerkenraad en gemeente. In de plaats van de aftredende ouderlingen Andries Adriaanse en Alexander Sinclair treden aan Jacob Quinten en Leendert Sens. Tot nieuwe diakenen worden gekozen Pieter Adriaanse en Marinis Marinisse.
Een zestal nieuwe lidmaten legt geloofsbelijdenis af.
Met attestatie vanuit Middelburg komt over Jan Liets en z’n echtgenote Janna Haring.

Opmerkelijk is het kerkenraadsbesluit dat ‘alle de armen tot de diaconie behorend tesamen voor deze vergadering zullen verschijnen 4 maal des jaars en dat wel 's zondags na het Avontmaal en alsdan zal elk zijn nood te kennen geven en van het nodige verzorgd werden en buiten dien tyd niet, tenzy ingeval van noodzakelykheid’.

Schilderij uit de raadszaal van het Arnemuidse stadhuis van de beroemde schilder Dirck van Deelen, eertijds burgemeester van Arnemuiden, van 1656. Het schilderij stelt een tempel voor. Op de voorgrond het beeld der gerechtigheid met het bovenschrift ‘Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlecke der natieën ‘. Op de sokkel een aanzicht op de rede van Arnemuiden met een bovenschrift dat het schilderij is opgedragen aan de stad Arnemuiden.
Schilderij uit de raadszaal van het Arnemuidse stadhuis.
Het is in 1656 geschilderd door de beroemde schilder Dirck van Deelen, eertijds burgemeester van Arnemuiden.
Het schilderij stelt een tempel voor. Op de voorgrond het beeld der gerechtigheid met het bovenschrift ‘Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlecke der natieën ‘.
Op de sokkel een aanzicht op de rede van Arnemuiden met een bovenschrift dat het schilderij is opgedragen aan de stad Arnemuiden.

1736

In december overlijdt de raadpensionaris van de Nederlandse Republiek, de staatsman Simon van Slingelandt, op 72-jarige leeftijd. Vanaf 1727 was hij de spil in het bestuur van ons land tijdens het nu al vanaf 1702 durende stadhouderloze tijdperk.

Vermeldenswaard is ook dat de Leidse geneeskundige Hermanus Boerhaave dit jaar de koortsthermometer ontwikkelt. En ook dat op z’n Friese buitenplaats bij Heerenveen een zekere Vegelin van Claerbergen de eerste aardappels in ons land poot.

Met de Hollandse haringvisserij gaat het sterk achteruit. De vloot telt nog zo’n 200 buizen. In vergelijking met een eeuw geleden is de vloot lot ongeveer een kwart van de toenmalige sterkte verminderd.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich enkele wijzigingen voor.
De oudgediende Alexander Sinclair volgt de aftredende burgemeester Cornelis van Ginhoven op. Drie nieuwe regenten treden aan. Het zijn de timmermansbaas Joris Pinte, de schoolmeester Isaäc Clarisse en de vorig jaar uit het Vlaamse Hoornbeek gekomen Johan of Jan Schets van het Hof ‘De Nagtegaal’ aan de Langstraat. Al in juli houdt Joris Pinte het voor gezien. Hij bedankt voor z’n regentschap.

Opmerkelijk is dat het Stadsbestuur bijna uitsluitend uit regenten bestaat die sinds enkele jaren van buitenaf in de stad zijn komen wonen. In het college hebben in 1736 zitting de burgemeesters Leendert Seins (1730 uit Campen) en Alexander Sinclair (1729 uit Edinburgh in Schotland), de schepenen Pieter de Haas (1729 uit Bergen op Zoom), Pieter Kien (1703 uit Vlissingen), Jan Schets (1735 uit Hoornbeek in Vlaanderen), Joris Pinte en Isaäc Clarisse (1732 uit Cadzand) en de raden Cornelis van Ginhoven (1729 uit Utrecht), Jan Peere (1729 uit Gapinge), Pieter Adriaanse (1733 uit Oostkapelle), Johan de Roo en de chirurgijn Johan Maurits Beekman (1730 uit Duitsland).

In oktober wordt de secretaris Johan de Roo ziek. En onder de vergadering van de 6e december wordt aangetekend: ‘den Heer Secretaris Johannis de Roo doodt’. Verderop lezen we: ‘Alzoo door het overlyden van Johan de Roo z’n ambt is comen vacant te wezen is by het college besloten in deszelfs plaats een ander bequaam persoon aan te stellen’. Voorlopig stelt men Cornelis van Ginhoven aan. De in 1701 te Leiden geboren Van Ginhoven legde in 1729 de eed als poorter van Arnemuiden af. Hij is in 1762 overleden op de leeftijd van 61 jaar.

* * *

Adriaen Cerkhove en de bij de zaagmolens wonende Jan Lackee en Pieter Schippers hebben de zitbanken voor de inwoners op de wallen vernield en in stukken gebroken en veel andere moedwilligheden bedreven. Zij worden in het gevangenhuis gezet.

Ook de in 1732 uit Amsterdam gekomen herbergier Willeboord du Bon uit ‘t Gouden Hooft en Yperen’ aan de Langstraat geeft problemen. Hij heeft zich niet ontzien, toen de stadsbode Willem Gooyers ambtshalve de aanwezige hoeveelheid brandewijn kwam peilen, ‘als doen tot hem te seggen aan de soutketen op den dyck dight bij het huys van Eeuwout van ‘t Slot in presentie van verscheidene menschen, na enige woorden tussen de anderen gewisseld te hebben: ‘Gy sult niet meer gaen peilen. Ik sal over u klagtig vallen bij de Raadpensionaris. Gy soekt my te reneweren. Als ik u drie honderd bottels wijn opgeef, stelt gy der maer twee honderd te boek’. Besloten wordt Du Bon tegen a.s. zaterdag voor de Vierschaar te ontbieden.

Job van Belsen dient een verzoek in ‘om met de erve van syn huys en ter breedte van hetselve te mogen uitspringen tot aen de erve van het huys aancomende den armen deser stadt, mits daervoor in de plaats zal besorgen de erve achter het stalletje van Willem Gooyers en de schutsels tot reparatie van de erve van de stad tot synen coste aanneemt te setten’. We vermelden dit wat duistere bericht hier omdat het een van de eerste keren gedurende de thans beschreven periode is dat we een Van Belsen tegen komen. In de Registers van de Huisschatting wordt Job van Belsen van 1730 tot 1753 genoemd als wonend aan de Markt in zijn huis ‘bij ‘t Schut’. Vermoedelijk stond dit huis op de hoek tussen de kerk en de Langstraat.

Hermanus Wiltschut, die inmiddels van Schout bij Nacht gepromoveerd is tot Vice-Admiraal van de Zeeuwse vloot, krijgt toestemming om een ‘kiekuyt’ in zijn huis ‘De Wildeman’ te maken. Hij heeft daarvoor van z'n buurman, Abram Beaufort, wonend in het huis ‘t Roode Schilt’ op de hoek, toestemming gekregen. Het huis ‘De Wildeman’ staat bijna op het oosteinde van de Langstraat, tussen ‘t Roode Schilt’ en Wiltschuts huis ‘De Baane’. Van boven moet Wiltschut uit dit huis door z’n ‘kiekuyt’ een prachtig uitzicht gehad hebben op het vaarwater, het overblijfsel van de vroegere rede van Arnemuiden. Overigens wordt Wiltschut dit jaar nog een bijzonder privilege vergund. Hij krijgt vrijstelling van accijns voor acht halfvaten bier voor zijn eigen huishouding ‘en buyten dien niemand’. Maar een maand later krijgen ook twee andere voorname ingezetenen, Anthonie Sluyskens en captein Marynis Commers, vrijstelling van accijns voor 8 halfvaten bier per jaar.

De ijkmeester, Anthony Gruson, de voormalige brouwersbaas, gaat op reis naar Oostindië. Zolang z’n reis duurt zal de ijk worden waargenomen door z’n schoonzoon Jacob van Cas ‘ten voordele van z’n schoonmoeder’. Deze Jacob van Cas, die in 1735 in Amemuiden is komen wonen vanuit Veere, zullen we later nog veel tegen komen. Vanaf 1763 is hij ruim 30 jaar lid van de magistraat geweest. Maar het Stadsbestuur is het niet eens met deze waarneming. Het stelt de regent Pieter Kien aan tot ijkmeester zolang Gruson niet terug is van zijn reis naar Oostindië.

Aangezien het pachtcontract met de veerman op het Nieuwland afloopt, probeert men het veer weer voor 7 jaar publiekelijk te verpachten. Omdat echter blijkt dat dit niet genoeg opbrengt wordt het uit de hand verpacht voor £ 22 per jaar.

Cornelis de Mol krijgt een aanstelling tot vaste vrachtrijder van de stad. Een commissie uit de vroedschap zal met De Mol spreken over een Ordonnantie op het vrachtrijden.

Op verzoek van Willem Gooyers gaat de pacht van het Molenpoldertje en de Keetdijk over op Abraham Beaufort uit ‘t Roode Schilt’. De pacht van de molen gaat voor 7 jaar over op Abraham van ‘t Noordende ‘voor 32 pond Vlaams per jaar alsmede 2 ponden voor de slijtage van de molenstenen en zes ponden voor de huur van het huysken ‘De Meelsak’ van Jacob Godefroy dat hy tot z’n gebruik zal hebben’. Vele jaren diende het huis ‘De Meelsak’ aan de Westdijkstraat als woning voor de molenaar.

* * *

Ook dit jaar is weer allerlei herstelwerk noodzakelijk vanwege de bouwvalligheid van de stad. Zo wordt besloten ‘de glasen in de oostgevel van de kerk te verlooyen en te repareren daar het noodig sal syn’.

Hoewel in een vorig jaar besloten is het onderhoudswerk voor de stad te verdelen over de drie timmer-, metsel- en schildersbazen loopt het werk toch nogal uiteen: baas Joris Pinte heeft over 1735 voor £ 68, baas Pieter Adriaanse voor £ 57 en baas Gerrit van der Leye voor slechts £ 17 verspijkerd. Dit wekt ongenoegen en wrevel. Toch wordt besloten om Gerrit van der Leye niet meer voor de stad te laten werken ‘alsoo deszelfs laatste rekening soals het college toescheen grotelycks overtrokken’ is geweest. Enkele maanden later wordt de Middelburgse bouwmeester Monseigneur Bommene verzocht om te bemiddelen in de geschillen met baas Van der Leye wegens de gedane reparaties aan de kerk om ware het mogelijk deze te vereffenen.

Besloten wordt ‘het gat in het harnas in de zuidgevel der kerk, door de laatste storm daaruit gewaaid, te best en doenlyk en op de minste coste te laten digt maken’.
Ook laat men het gat in de dijk van het Molenpoldertje, veroorzaakt door de hoge watervloed van de 27e februari, herstellen.

Dit jaar valt ook het besluit om de oude korenmolen door een nieuwe te vervangen. De van begin de 17e eeuw daterende molen vergde de laatste jaren onophoudelijk veel onderhoud. In mei wordt besloten ‘het hout van de oude moolen met kleine partyen met de stokke te verkoopen’. De molenmaker baas Dirkse geeft in overweging om in plaats van een houten molen een rieten molen te bouwen. Deze is veel voordeliger. Toch besluit de meerderheid van de magistraat ‘ter oorzaak van prykel van brand’ een houten molen te laten bouwen. Alleen Alexander Sinclair en Cornelis van Ginhoven zijn voorstanders van een rieten molen en willen graag het deskundig advies van baas Dirkse volgen. Tijdens een demonstratie weet de molenmaker de bedenkingen tegen een rieten molen weg te nemen, waarna alsnog besloten wordt tot de bouw van een rieten molen. Floris van Pietershoek levert 3750 bossen riet voor ‘de nieuwe meulen’ à 4 gulden de 100 bossen, een som in totaal van 25 ponden Vlaams.
Maarten Cervinck wordt ‘voor het dekken van de molen voor z'n daggeld toegelegd zes schellingen en zijn jongen 8 stuivers ‘s daags’. Voor het stilleggen van de molen krijgt de molenaar drie maanden afslag van z’n pacht.

Symon van der Mey wordt gelast ‘by het afbreken van het oude huys naast het Stadhuys aan de straat op te halen een muur tot op de hoogte van de muur staande aan d' andere zyde beoosten van het Stadhuys en de gaten in de muur, daar de balken in geschoten hebben, wederom ordentelyk vol te rapen’.

Adriaan Kerkhove laat z'n huis aan de Noordstraat vervallen en blijft in gebreke om huisschatting te betalen. Hij wil wel afstand doen van z’n huis als hij geen achterstallige belasting meer hoeft te betalen. Kennelijk verkeert dit huis in zeer vervallen toestand. De timmermansbaas Pieter Adriaanse krijgt dit huis toegewezen op voorwaarde dat hij het behoorlijk repareert en in bewoonbare staat brengt.

* * *

Omdat ‘de pinksteren op handen is en door het overlyden van de stadhouder ‘s Heeren Dienaar maar alleen is en by deze gelegenheid assistentie vereist is om alle geweld en moeilykheden die by die gelegenheid zouden kunnen voorvallen tegen te gaan’, wordt besloten ‘de directie te laten aan de regerend burgemeester om daarvoor zodanig persoon aan te stellen’.

Verscheidene jongeluiden verzoeken om op de derde pinksterdag alhier ‘de Rynk te mogen ryden’. Ze krijgen toestemming mits er zodanige regelingen worden getroffen dat moeilijkheden en onordentelijkheden geweerd worden.

* * *

Hoe is het intussen met de zoutnering en de koolnegotie?
Er komen dit jaar verscheidene klachten binnen, dat de heer Pieter der Kinderen z'n drie pakhuizen aan de Langstraat (‘Amsterdam’, ‘De Drylingen’ en ‘De Samaritaan’) tot boven aan de nok toe met teer laat vol leggen. De omwonenden vrezen in groot gevaar van brand te verkeren. Omzichtig gaat het Stadsbestuur te werk. De beide burgemeesters worden aangewezen om met de pensionaris van de stad mr. Jacob Douw te overleggen ‘om te informeren op wat wijse ware het doenelyk de teer te doen weren’. Men wil de heer Der Kinderen liever niet al te zeer voor het hoofd stoten.

Over de zoutnering vermelden we ook enkele bijzonderheden, hoewel van wat gedetailleerde aard.
Op de 3e maart spreekt de procureur Paays uit naam en vanwege de gezamenlijke pannebazen van de zoutketen met burgemeester Seins en secretaris Van Ginhoven. De pannebazen protesteren ‘tegen alle sulke veranderingen als het college heeft kunnen goetvinden te maken in de laatste Ordonnantie op de vrije arrebeiders van deselve soutkeeten en wel speciaal tegen het aanstellen van een deken voor het selve gilde’. Het Stadsbestuur besluit echter met de verkiezing van een nieuwe Deken (overste) voort te gaan en het gilde uit te nodigen op het Stadhuis voor de verkiezing ‘op straffe dat degene die niet verschijnt in de tijd van zes weken niet zal toegelaten worden tot enig werk te mogen dobbelen em daarenboven te verbeuren een boete van 10 schellingen Vlaams ten profyte van het gemeene gilde’. Omdat de geschillen tussen de magistraat en het gilde van de pannebazen niet opgelost kunnen worden besluit men de raadpensionaris mr. Jacob Douw met de procureur van de pannebazen Paays te laten spreken om te proberen tot een vergelijk te komen.

In mei doet zich een conflict voor tussen de pannebazen en het Stadsbestuur. Het blijkt 'dat verscheidene, ja wel het meeste gedeelte van de keetbazen het hebben bestaan op voorleden zaterdag 21 mei uit eigen motief te ontbieden aan de keeten en in het zomerhuis van de heer Ravalle alle de arbyders, aan die zelve nering vry zynde, ende aldaar voor te houden enige concepten en reglementen onder hen opgesteld, met scherpe afvraging en bedreiging aan de arbeiders omme daar aan te gehoorzamen. Alle hetwelke niet alleenig is strekkende tot kleinachting van onze magistraat en regering, maar ook strijdig is tegen onze regten en privileges. En om onze burgers en onderdanen aan te stoken tot een algemene reptuur tegen haar magistraat en om daar zoveel mogelijk in te voorzien’. Het Stadsbestuur gelast de Overdeken van het gilde ‘om de arbeiders te verbieden zich door de pannebazen te laten ontbieden om over zaken rakende het arbeidersgilde voor deselve pannebazen te verschijnen op peene van arbitrale correctie, naar bevind van zaken ten ware zulks is geschied’.

In juni verzoeken de pannebazen wijziging van enige resoluties betreffende de arbeiders die aan de zoutnering werken. Ze menen ‘grotelyks benadeeld te zyn’. Besloten wordt evenwel vooralsnog bij het vorige besluit te blijven en vooreerst daar nog geen verandering in aan te brengen.

In juli delen Johan Macqué en Bastiaan van Pantegem als directeuren en boekhouders van de Sociëteit van de geinteresseerden in de zoutketen mee, dat ‘tydens de laatste zware storm omver is gewaaid het huysken waarin zy plegen te bergen de maten en gereedschappen tot de nering behorende’. Zij verzoeken om op de ledige erve tussen de zoutkeet waarin tegenwoordig Jan Blaasse als vrachter werkt en de keet waarin tegenwoordig als vrachters werken Blaas Cornelisse en Daniël Matthijsse, zodanig een huisje tot berging van gereedschappen te bouwen’. Dit wordt akkoord bevonden.

Jacob Marynisse krijgt de functie van grofzoutmeter in de plaats van de overleden Jacob de Ridder. Marynisse wordt ook aangesteld tot tonder van de Friese turf aan de zoutketen. Adryaen Marynisse wordt eveneens aangesteld tot grofzoutmeter in de plaats van de overleden Marynis Kervinck. De zoon van de overledene, Daniël Kervinck, en ook Maryn van Belsen krijgen een aanstelling tot ballaster van de Engelse koolschepen. Boudewijn Grootjans krijgt de functie van tonner van de Friese turf aan de zoutketen.

* * *

Van de Hervormde Gemeente zijn weinig bijzonderheden te melden. In de plaats van de aftredende ouderlingen Cornelis Blauwert en Job Comelisse worden gekozen Andries Adriaanse en Boudewijn Joosse Grootjans. In de plaats van de afgaande diakenen Abraham Francooys en Maarten Kervinck treden aan Jan Harthoorn en Abraham van ‘t Noordende. Zes nieuwe lidmaten worden aangenomen.

De predikant, ds. Petrus Tiquet, stelt de kerkenraad voor de Classis te vragen bij het catechiseren als leidraad de Heidelbergse Catechismus te volgen. Maar de kerkenraad oordeelt ‘dit geensins de gemakkelykste om de Jeugd te onderwyzen en dat daartoe het best op hun oude voet te laten’.

Besloten wordt een ducaton te geven voor de noodlijdende Christenen in de Paltz.

1738

Prins Willem Karei Hendrik Friso (de latere Stadhouder Prins Willem IV) toont zich bereid tegen een schadevergoeding af te zien van z’n rechten op het markiezaat van Veere en Vlissingen. Een overeenkomst tussen hem en de Staten van Zeeland stuit echter af op tegenstand van de zijde van Holland.

Er is vanaf dit jaar een toenemende handel van de Nederlandse Republiek met de Eskimo’s in Groenland. Dit leidt tot problemen met Denemarken.

In september overlijdt de bekwame geneeskundige Professor Hermanus Boerhaave op 70-jarige leeftijd.

* * *

In het Stadsbestuur doet zich een enkele wijziging voor. De aftredende burgemeester Alexander Sinclair wordt opgevolgd door de bakkersbaas Dirk Broeder uit ‘De Swarte Ruyter’ aan de Westdijkstraat. Vanaf dit jaar komen we meester Isaac Clarisse niet meer tegen in het Stadsbestuur. Er is ongenoegen over z’n functioneren als schoolmeester maar ook als assistent-kloksteller. De timmermansbaas Gerrit van der Leye neemt z’n plaats in.

Alexander Sinclair en z’n vrouw Gloudina Willemina van der Heijden verklaren ‘hoe ze nu geruime tijd geleden bij testament tezamen hebben beschikt over alle hun nagelaten goederen en in dit testament hebben gesecludeerd alle weeskameren en wel speciaal de weeskamer van Arnemuiden om na hun overlijden geen gezag over hun nalatenschap te hebben, als voor hun te nemen moeiten bedankende’.

* * *

Helaas moet het Stadsbestuur tot de conclusie komen dat de schoolmeester Izaak Clarisse nu omtrent een jaar geleden op het serieuste is vermaand zijn functie als assistent van de kloksteller beter waar te nemen en de steller Jan Lammers meer behulpzaam te zijn. Men besluit ‘het nog enige tijd met meester Clarisse te proberen of deselve meerder moeite zal aanwenden om van het uurwerk de nodige kennis te krijgen’. Maar een enkele maand later wijst men een andere assistent-kloksteller aan. Zowel Clarisse als Lammers zijn wezen klagen. Clarisse zei 'dat Lammers niet meer met hem op de toren wilde gaan’. Lammers betoogt het volgende: ‘Er moest enig ijzerwerk losgeschroefd worden, dat niet makkelijk wilde gaan. Clarisse zei toen tegen hem: ‘Slaat het maar aan stukken. Ze moeten het maar weer laten maken’. Aan zulk een helper als Clarisse heeft hij niets. Hij wil met hem ook niet weer op de toren’. In de plaats van Clarisse wordt Gerrit van der Leye aangesteld.

* * *

De veerman op het Nieuwland, Cornelis Verstelle, wonend in ‘Het Schippershuys’ aan de Westdijkstraat, overlijdt in maart. Willem Jansen Schroevers deelt het Stadsbestuur mee dat hij het huis van de erven Verstelle heeft gekocht. Hij is voornemens om in dit huis zich met het verkopen ‘van bier en andere gedestilleerde wateren etc. te generen’. Het Stadsbestuur vindt dit goed. Het is niet voor het eerst gedurende het nu beschreven tijdperk dat we een Schroevers tegen komen. Al in 1700 woonden te Arnemuiden Cornelis Carelse Schroevers in ‘t Wapen van Bretagne’, Adriaan Willemse Schroevers in ‘De Witte Bolle’ en Willem Willemse Schroevers in het huis ‘Dort’. Interessant is dat thans voor het eerst sprake is van een slijterij in ‘Het Schippershuis’. Bijna 250 jaar is dit onafgebroken het geval geweest.

Een zekere Jan van der Walle uit Middelburg heeft het huis ‘De Bruynvis’ aan de Westdijkstraat van secretaris Johan de Roo gekocht. Hierin zou ‘hij met z’n familie gaarn willen wonen en zig generen met het houden van een vette waren winkel en een caersenmakerij’. Hij krijgt toestemming om in de stad te komen wonen en een vettewaren- en kaarsenmakerswinkel te houden.

Nog een winkelier vestigt zich in de stad. Jacob van Cas, de schoonzoon van de vroegere brouwersbaas Anthony Gruson, afkomstig van Veere, is door koop eigenaar geworden van het huis van wijlen de weduwe Laurent, genaamd ‘Sint Jan en Sterre’ aan de Westdijkstraat. Sinds 1728 heeft de weduwe van de vroegere chirurgijn daarin een winkel van boter en kaas ter hand genomen. Van Cas krijgt vergunning om deze zuivelwinkel voort te zetten. Wellicht heeft hij hier geen volledig bestaan van. Want hij wijst het Stadsbestuur er op dat er de laatste tijd verscheidene bier- en wijnwerkers zijn overleden en de nog in leven zijnde zijn hoog bejaarde mensen die bijna alle buiten staat zijn dit ambt naar behoren waar te nemen. Hij krijgt vergunning om naast z’n zuivelwinkel ook als bier- en wijnwerker op te treden.

Ook vestigt zich een kleermaker in de stad: een zekere Johan Bastiaanse, afkomstig van Den Byvang bij Lier. Hij krijgt toestemming dit handwerk uit te oefenen. Wellicht dat het met z’n beroep van kleermaker te maken heeft, maar het is merkwaardig dat Bastiaanse in andere archiefstukken (o.a. in het Register van de Huisschatting) Jan Fymel of ook wel Jan Fimeljan genoemd wordt.

Jan Liets krijgt vrijstelling van betaling van stadsaccijns voor 8 halfvaten bier in ‘t jaar, mits hij zich niet zal generen met enige nering of hantering. Doet hij dit wel, dan moet hij de belasting weer betalen.

Jacob Jacobse geeft te kennen dat door het overlijden van Adriaan Kerkhove het bakenmeesterschap aan de zoutketen is opengevallen. Hij krijgt toestemming bakenmeester te worden.

* * *

De Vice Admiraal van de Zeeuwse vloot, Hermanus Wiltschut, krijgt toestemming om het door hem al enige jaren gepachte weitje in het Schuttershof in erfpacht te nemen. Ook mag hij ‘een ende van de Noortwal, vanaf de Veersche Poort tot de verste dulve van z’n hof’ voor 14 jaar pachten. Pachter van het overige gedeelte van de Noordwal is Pieter Kien. Vice Admiraal Wiltschut, Pieter Kien, Gerrit van der Leye en Cornelis van Ginhoven mogen de visrijke stadsvest en watergang pachten voor 7 jaren voor 16 Carolus guldens per jaar.
De vrachtrijder Cornelis de Mol kan het Molenpoldertje en de Keetdijk ‘so verre deselve is strekkende’ huren voor acht jaren voor £ 1 Vlaams per jaar. Als tegenprestatie moet De Mol het dijkje om niet elk jaar bekrammen.

* * *

Over de openbare werken kan het volgende worden vermeld. Hoewel de stadsfinanciën zeer gering zijn, voert men dit jaar vanwege de bouwvalligheid weer allerlei noodzakelijk onderhoudswerk uit. Het Stadsbestuur laat ‘de noodigste glasen in de kerke’ repareren door de timmermans- en schildersbaas Pieter Adriaanse. Ook wordt het nodigste gerepareerd aan ‘het catie (kaaitje) aan de westpunt van de stad’ en ook de ‘deure van het Papestratie’ (wellicht het toegangshek). ‘Uit oorzaak dat de stad onmagtig is zal men de Mart niet laten weyen’.

Smidsbaas Jan Peere krijgt opdracht het dak boven ‘de klokke van den toorn’ te repareren alsmede het dak van het Stadhuis en de Marktpoort. De toren zal wit geschilderd worden ‘soo als het geweest is’.
Baas Lammert Dirkse krijgt voor z’n genomen moeite tijdens het opzicht over de bouw van de nieuwe molen een beloning van 20 Zeeuwse rijksdaalders.
Besloten wordt dat ‘in het toecomende alle en een iegelijk die enig puyn van timmeren of metselen te vervoeren heeft, de laders zelf zal moeten bestellen en betalen’.
Geprobeerd zal worden enige van de bij de stad in eigendom berustende stadshuizen te verkopen ‘met de stokke’. Vermoedelijk kopen de timmermansbazen Joris Pinte en Pieter Adriaanse bouwvallige en onbewoonbaar verklaarde huizen van de stad om deze bewoonbaar te maken. De andere rij bomen in het Schuttershof zal worden gerooid en met de stokke verkocht op 23 december.

Het timmer-, metsel- en schilderwerk voor de stadswerken krijgen de aannemers Gerrit van der Leye, Joris Pinte en Pieter Adriaanse. Het smidswerk valt toe aan smidsbaas Jan Peere. De vrachtrijder Cornelis de Mol wordt belast met het rijden en slepen van hout en het bekrammen van de dijk van het Molenpoldertje.

* * *

Van de Hervormde Gemeente is het volgende te melden.
Jacob Marynisse en Jan Peere volgen de aftredende ouderlingen Andries Adriaanse en Boudewijn Joosse Grootjans op. Voor de aftredende diakenen Jan Harthoorn en Abraham van ‘t Noordende treden aan Maarten Kervink en Cornelis de Hooge.
Onder de ambtsbediening van ds. à Brakel is het opmerkelijk dat zovelen belijdenis des geloofs doen en als lidmaat worden toegelaten: in maart 6, in september 7 en in oktober 9 personen.
Ds. Leonardus à Brakel doet veelal huisbezoek met ouderling Jan Peere, de smidsbaas. Wat ook opvalt is dat ouderling Alexander Sinclair, die tevens burgemeester is, zovele malen tijdens de kerkenraadsvergaderingen afwezig is. De indruk ontstaat dat hij zich niet kan verenigen met de nieuwe predikant. Een opmerkelijke aantekening in het notulenboek is, dat ‘ouderling Sinclair als thesaurier (penningmeester) van de stad weigert de kosten te vergoeden van het licht voor de catechisaties op maandag- en donderdagavonden’. De catechisanten hebben daarop ‘de Leeraar versogt dat hy het licht niet en zoude betalen, maar dat zyzelf het licht zouden betalen’.
Over de afgelegde huisbezoeken rapporteren de broeders dat ‘het alles seer wel is bevonden, uitgenomen by den Heer Sinclair, dog dewyl dien Heer nu niet present is besluit de vergadering deze zaak over te laten tot na de bediening van het Heilig Avondmaal’. Ook besluit men degenen ‘die op den Dag des Heeren coophandel dryven broederlyk te vermanen zulks na te laeten’.

De nieuwe predikant vraagt of het niet nuttig zou zijn dat de catechisaties worden bijgewoond door iemand uit de kerkenraad. De vergadering stemt dit toe en verzoekt degenen, die daartoe gelegenheid hebben, te komen.

Houten bord met vergulde letters van de vroegere burgemeester en vermaarde kunstschilder Dirck van Deelen. Dit bord prijkte ruim drie eeuwen in de raadszaal van de Arnemuidse stadhuizen.
Houten bord met vergulde letters van de vroegere burgemeester en vermaarde kunstschilder Dirck van Deelen.
Dit bord prijkte ruim drie eeuwen in de raadszaal van de Arnemuidse stadhuizen.

1737

De vorig jaar overleden Raadpensionaris van de Republiek Sinion van Slingelandt wordt in april opgevolgd door Anthonie van der Helm.

1737 staat bekend als het jaar waarin het slecht begint te gaan met de Verenigde Oostindische Compagnie. De dividenten dalen tot 15% en 12,5%.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich dit jaar moeilijkheden voor. Burgemeester Leenden Seins is aan de beurt om af te treden. De andere burgemeester Alexander Sinclair stelt de vroedschap voor goed te vinden om het op 9 december 1735 genomen besluit om de secretaris niet meer voor te dragen als burgemeester, te vernietigen. Kennelijk vindt men (in elk geval de meerderheid) dit goed. Zodoende wordt secretaris Cornelis van Ginhoven opnieuw tot burgemeester benoemd.

Of het ongenoegen is met deze gang van zaken is niet bekend, maar de schepen Jan Liets gaat niet meer in de regentenbocht in de kerk zitten. Het Stadsbestuur besluit hem, zodra hij weer een vergadering bijwoont, naar de redenen te vragen waarom ‘hij in de kerk de regentenbogte absenteert en in de gemeene bogt gaat sitten’. Liets geeft daarop te kennen te bedanken als raadslid. Op de hem gestelde vraag antwoordt hij ‘niet gehouden te zijn daar van enige redenen te geven, maar nochmaals zijn ontslag voor het regentschap versoekende’. Ook Joris Pinte vraagt ontslag als lid van de vroedschap. Uit een gesteld viertal (Pieter de Haas, Pieter Kien, Johan Beekman en Pieter van der Nol) benoemen de Staten van Zeeland Pieter Kien en Johan Beekman als regenten.

De meerderheid van de vroedschap vindt goed om de schepen Isaäc Clarisse volgens het getuigenis van Jan Lammers en z’n vrouw ‘om syn vuyle leugens’ enige tijd niet meer tot de vergaderingen van de vroedschap toe te laten ten ware het tegendeel aan het college kan worden getoond.
Het Stadsbestuur grijpt deze gelegenheid aan om de schoolvisitatoren te gelasten de schoolmeester Clarisse aan te zeggen een betere orde in z’n school te houden en deze des voormiddags niet eerder te laten uitgaan dan 12 uur en des namiddags school te houden van 1 tot 4 uur en verder des zaterdags voor de middag van 9 tot 12 uur. Echter, vier leden van het Stadsbestuur zijn het absoluut niet eens met de behandeling van hun medelid Clarisse. Omdat Clarisse voor de vergadering van de vroedschap van oktober niet is uitgenodigd, vertrekken Jan Peere, Pieter Adriaanse, Pieter de Haas en Pieter van der Nol van de raadkamer ‘sonder enige affaire verrigt te hebben’.

* * *

De laatste jaren hebben zich nogal wat winkeliers in de stad gevestigd. Omdat zovele en verscheidene winkels worden opgericht zonder kennisgeving aan het Stadsbestuur, besluit men hier paal en perk aan te stellen. Van nu voortaan zal niemand een winkel mogen oprichten alvorens dit per rekest aan de regering verzocht te hebben en geen goederen mogen verkopen op boete van 2 ponden Vlaams.

De meest gegoede burgers krijgen kennelijk privileges boven de andere ingezetenen. Zo krijgt Marynis Spoors, wonend in het huis ‘Lybertas’ aan de Langstraat, vrijstelling voor het betalen van stadsaccijns voor 4½ vaten bier per jaar voor eigen consumptie. Maar ook de stadsbode Willem Gooijers krijgt ‘voor sijn eigen consumptie vrijstelling voor 12 halfvaten bier en 8 stopen wijn in ‘t jaar’.

Cornelis de Mol krijgt een aanstelling tot vaste voerman en schuitvoerder van de stad. Een nieuwe Ordonnantie op het vrachtrijden wordt vastgesteld. De Ordonnantie bevat de volgende vier artikelen en een uitvoerige specificatie van de vrachtlonen.

Artikel 1.
De voerman zal gehouden zijn twee malen per week op marktdagen naar Middelburg te rijden en des winters tenminste eenmaal en zo hij van burgers of ingezetenen bevracht wordt, mede twee maal hetzij rijden of varen.

Artikel 2.
De voerman zal zich altijd nuchteren moeten houden om behoorlijk zorg te kunnen dragen dat de goederen hem toevertrouwd niet beschadigd worden, en enige goederen beschadigd of verloren zijnde, zal gehouden zijn dezelve te vergoeden.

Artikel 3.
De voerman zal alleen alle waren en koopmanschappen van hier naar andere plaatsen voeren op het loon in deze Ordonnantie gespecificeerd, en niemand zal vermogen voor anderen iets te mogen voeren op de verbeurte van tien schellingen Vlaams voor de eerste maal, de tweede dobbel, ten ware met kennis en toestemming van de voerman.

Artikel 4.
De voerman zal gehouden zijn des winters met de schuyt varende voor het loon daartoe gesteld, alle goederen aan de burgers huizen te bezorgen, uitgezonderd dewelke pachtsubject zijn, en door beëdigde werkers moet gewerkt worden.

In 1739 wordt de Ordonnantie aangevuld met de bepaling dat ‘op kermistijd de kramers zullen moeten betalen voor een voer goet van Sandijk 2 gulden en naar Domburg 4 gulden’.

* * *

De nieuwe korenmolen is inmiddels opgebouwd. De thesaurier Alexander Sinclair legt de rekeningen van de bouw voor aan het Stadsbestuur. Het betreft rekeningen van timmermansbaas Pieter Adriaanse voor £ 97.14.10, van timmermansbaas Joris Pinte voor £ 134.15.4, van smidsbaas Jan Peere voor geleverd ijzerwerk £ 54.-.-, van Dirk van Poortugaal voor geleverde kalk en steen £ 28.7.4, van Floris van Haek voor riet tot het dekken £ 25 en van Maryn Kervinck voor het rietdekken £ 28.7. Ook is er nog een rekening te betalen voor het geleverde hout door de Sociëteit van de zaagmolens te Nieuwland van ruim £ 156.-.- Vlaams. Vooral de kosten van de zaagmolens blijken veel hoger uitgevallen te zijn dan begroot. Met de Sociëteit en baas Pinte worden schikkingen getroffen voor de afbetaling. De heer Cappelle van de zaagmolens is bereid op het eikenhout van de molen te korten maar niet op het andere hout.
De molenaar krijgt ook dit jaar drie maanden afslag van z’n pacht wegens het stilleggen van de nieuwe molen. Wel moet hij dan als tegenprestatie de roeden en vensters van de molen driemaal schilderen ‘met doodekop en goede gekookten olie en al het andere hout aan de molen alle jaren teren’.

* * *

De in 1737 gebouwde korenmolen.
De in 1737 gebouwde korenmolen.

Ook andere openbare werken zijn nodig aan herstel toe: de reparatie van het dak van het Stadhuis, het vernieuwen van de ‘brugge op de Martpoort op de meeste menagie’, het herstel van de brug op de Singel, en dergelijjke.
Op de Noordwal zullen zoveel bomen geplant worden als de secretaris (in z’n eigen kwekerij) ‘daartoe bequaam heeft, die deselve aan de stad zal leveren tegen een schelling per stuk’. Men zal de Markt ‘maar eenmaal des jaars laten weyen tegen de verpagting, dog egter te laten omroepen dat een ieder syn straate en bermen tegen aanstaande pinxteren sal moeten schoon maken’. De Markt zal als naar gewoonte ‘geweyd’ worden door Jan Lammers.

* * *

Op de 22e maart neemt ds. Petrus Tiquet afscheid van de Hervormde Gemeente wegens het aannemen van een beroep naar Maastricht. Hij stond sinds 1731 te Arnemuiden.
In de kerkenraadsvergadering van de 16e mei deelt ds. Tiquet mee, ‘dat het den Heere behaagt heeft hem in Zyn Voorzienigheid van deze plaats te roepen naar Maastricht, waarop de kerkenraad besluit om niet naar proponenten, maar naar predikanten van goede getuigenis om te horen’.
In de kerkenraadsvergadering van de 1e juni wordt onder voorzitterschap van de Middelburgse predikant ds. Isaak Schorer afscheid genomen van ds. Tiquet, ‘dewyl het den Heere des oogstes behaagt heeft onse seer geliefde predikant P. Tiquet te roepen in Syn Wyngaert te Maastricht’. ‘So is met eenparigheid van stemmen goedgevonden onder betuiging van veel droefheid het verzoek van ds. Tiquet te accorderen en vervolgens onsen seer geliefde predikant Petrus Tiquet te demitteren, wenschende van ganser herte dat Syn Edele tot zyn nieuwe gemeente Maastricht mag overgaan met de volle Zegen des Heeren des evangeliums en met zoveel liefde en agting aldaar mag ontvangen worden als hy alhier genoten heeft en dat Syn Edele getrouwe yver en arbeid hierna met de Eeuwige Saligheid mag bekroond worden’.
Ds. Tiquet belooft daarop nog de kerkenraad in alles behulpzaam te zijn voor het beroepen van een herder en leraar. Ondertussen vraagt de kerkenraad de Classis Walcheren te voorzien in de verzorging van de preekbeurten.

Met meerderheid van stemmen wordt tot preses van de kerkenraad verkoren ds. A.W. de Beveren te Middelburg ‘om in deze vacature van onze kerk in alle voorvallende zaken met ons te handelen na vereis van zaken’. Ds. De Beveren is in de Middelburgse kerkgeschiedenis zeer bekend als geestverwant, opvolger en intieme vriend van de in 1739 overleden ds. Bernardus Smytegelt.

De kerkenraad neemt spoedig het beroepingswerk ter hand. Burgemeester Alexander Sinclair verzoekt als ouderling vertegenwoordigers in het Collegium Qualificatum te benoemen om tot het beroepen van een predikant te komen. Maar het Stadsbestuur wil dat de kerkenraad niet verder gaat met het beroepingswerk alvorens een oplossing is gevonden voor de dekking van de beroepingskosten ‘alsoo de stad buiten staat is alle de onkosten te kunnen dragen’. Voorgesteld wordt 1/3 deel van de kosten ten laste te nemen van de stad, 1/3 deel ten laste van de armenkas en 1/3 deel ten laste van de beroepen predikant. Uiteindelijk besluit men dat de helft van de kosten voor rekening van de stad en de andere helft voor de diaconie zal komen.
Op 3 september neemt de 33-jarige ds. Leonardus à Brakel, ‘gelieft en yverig predikant in Den Bommel’, het op hem uitgebrachte beroep aan. Op de 1e december doet hij intrede. Hij is geboren te ‘s-Gravenhage op 31 december 1703. Eerder was hij predikant van de gemeenten van Schellinghout vanaf 1731 en van Den Bommel vanaf 1735.
Op 15 november 1744 vertrekt hij naar Brouwershaven. Tijdens zijn ambtsperiode te Brouwershaven verbrandt zijn huis met bibliotheek en de armenkist. In 1777 gaat hij met emeritaat. Op de 26e december 1777 is hij te Brouwershaven op 73-jarige leeftijd overleden. In het kerkenraadsnotulenboek tekent hij op de 4e december aan: ‘Hier beginne De Aentekeninge van my Leonardus à Brakel, Predikant tot Arnemuyden, bevestigt den 1 december 1737’. Hij begint de kerkenraadsvergadering van de 4e december met de vraag ‘hoe en op wat wyse de Regering van armen en kerke in dese stad geschieden’. De ‘eerwaarde Broeders hebben den Leeraer insigt gegeven’. Hij verzoekt vervolgens zijn huis te laten repareren: ‘van glasen, twee nieuwe bedsteden te maeken en de schuyframen veurdig te maken’.

Het Stadsbestuur doet overigens nogal moeilijk over de beroepingskosten van de nieuwe predikant ds. à Brakel. Men wil niet vergoeden een bedrag van 54 gulden en drie stuivers van de 1e maand predikdienst op Den Bommel. De regenten Jan Peere, Pieter de Haas en Pieter van der Nol protesteren tegen dit besluit van de magistraat.

In de plaats van de aftredende ouderlingen Jacob Quinten en Leendert Seins worden gekozen Alexander Sinclair en Job Cornelisse. Als nieuwe diakenen treden aan Job Joosse Grootjans en de onlangs van Middelburg gekomen Pieter van der Nol.
Elf nieuwe lidmaten worden aangenomen.

1739

In oktober verklaart Engeland aan Spanje de oorlog vanwege de bestaande geschillen over handel en zeevaart. De Staten Generaal verklaren zich, hopend op handelsvoordelen, neutraal. De Republiek en Frankrijk vernieuwen hun in 1713 voor de duur van 25 jaar gesloten handelsverdrag. In dit Verdrag is een uitgebreide lijst van artikelen opgenomen die kooplieden uit de Republiek met betrekkelijk lage invoerrechten in Frankrijk kunnen invoeren.

Deze jaren is de koffie volop in opkomst. Op Ceylon brengen de koffieplantages reeds 28.000 pond op.

In Middelburg overlijdt op de 6e mei ds. Bernardus Smytegelt in de ouderdom van 74 jaar. Zeer groot was zijn invloed te Middelburg en in de Classis Walcheren. Bij het volk was ‘Vader Smytegelt’ zeer geliefd. Was er in de eerste helft van deze eeuw in de Arnemuidse Hervormde Kerk wel eens een leesdienst, dan werden nogal eens preken gelezen van ‘Smietegelt’.

* * *

In het Stadsbestuur doet zich slechts één wijziging voor. Pieter Abramse treedt toe tot de vroedschap. Alexander Sinclair volgt de aftredende burgemeester Cornelis van Ginhoven op. Van Ginhoven wordt thesaurier in de plaats van Sinclair, die dit vele jaren geweest is.

Dit jaar houdt men in september weer ‘op de meeste minnagie’ de verpachtmaaltijd. De stadsbode Willem Gooyers doet hiervoor de nodige inkopen. Hij declareert voor ‘vlijs, caarsen, etc. tot de verpagtmaaltyd’ £ 12.1.2 Vlaams. Ook laat de Stadsrekening betalingen zien aan de hovenier Adriaan Joosse voor groente, aan bakker Broeder voor brood, aan Lieven Marynisse voor vis, aan Pieter de Haas voor kaarsen, aan Herman Termaat voor banket, aan Pieter Kien voor winkelwaren en aan de kok monseigneur Abke voor het bereiden van de maaltijd.

De financiële situatie van de stad is precair. Besloten wordt ‘al het ouwe tin te verruylen en enige schotels en borden te koopen die seer  noodig sijn alsmede het coopere coelvat te verkoopen en een geschildert Blikke in de plaats te koopen’. Het is twijfelachtig of inderdaad al het tin verkocht is. Uit een in 1763 opgestelde inventaris blijkt het volgende nog aanwezig te zijn:

een grote schotel voor een speenvarken, 2 visschotels, 4 nieuwe schotels voor gebraad, 2 grote soupschotels, 4 gebraadschotels, 1 ouderwetse tinnen sausschotel, 17 assetties, 4 blikke plaatties voor ‘t gebak, 2 schenkborden, 67 kleyne en grotere borden, 22 dessertborden, een oude en een nieuwe tinnen steelkom, 6 tinnen zoutvaten, 32 tinnen lepels, 34 tinnen vorken, een tinnen oly- en assynstel, 1 tinnen tabaksdoos, 2 tinnen inktkokers op ‘t Stadhuys, 1 dito in de consistory, 4 groote kopere kandelaars, 2 ysere snuyters, 1 koopere soupketel, 1 dito visketel, 1 root koper tabakscomfoor, 18 tafelmessen, 1 groote yseren rooster, 6 ijsere speties, 2 groote braadspeten, 2 keukenmessen en 2 ijsere kettingen.

De inventarislijst van de collectie tin in 1763
De inventarislijst van de collectie tin in het Stadhuis in 1763.

Een zekere Meyntie Pinte wordt toegestaan om een kinderschool te houden. Ook mag Jannetje van Rooyen een brei- en naaischool houden, mits dat deze ‘s zaterdags vóór de middag zal worden gehouden.

* * *

Ook van dit jaar volgt hierna een overzicht van de stadswerken. Het Stadsbestuur besluit de ‘saate te laten diepen tot op de onderkaay’. Nadat de saat gediept is wordt verboden voortaan nog zand te leggen op de kaai. Dit mag vanaf nu alleen nog maar ‘op de hoek van het oude Hoofd en tussen het nieuwe Hoofd en het Sekreet’ op de boete dat het zand anders van stadswege zal worden weggehaald.
De 150 jaar oude stadspoorten gaan in een bouwvallige toestand verkeren. Dit jaar wordt de boog van de Veerse Poort afgebroken. Over de poort wordt een bruggetje met leuningen gelegd. Eveneens is het nodig om aan de Middelburgse Poort noodzakelijk herstelwerk te verrichten. Alle steen die van de Veerse Poort afgebroken wordt zal op het Hoofd gelegd worden. Degenen die paarden en wagens hebben krijgen opdracht voor de stad te rijden en dit puin af te voeren. In de Stadsrekening staat een ontvangst voor het puin van een gedeelte van de Veerse Poort van £ 6.

De uit Leiden afkomstige en vanaf dit jaar in de stad wonende Salomon van Solingen krijgt opdracht een nieuwe grote arend te graveren voor de stadsijker. Overigens krijgt Salomon ook toestemming om een herberg te houden, ‘mits reysigers te herbergen en niet verby te senden’.

De arend van de preekstoel in de Hervormde kerk.
De arend van de preekstoel in de Hervormde kerk.

De dit jaar uit Middelburg gekomen Salomon van Benthem en Johannis Schets krijgen toestemming ‘om allerhande neringe te mogen doen’.

De stadsbode Willem Gooyers wordt gelast om te roepen dat een ieder z’n goten en straten zal moeten schoon maken tegen aanstaande woensdag over 8 dagen.

* * *

De arbeiders van het Sint Jansgilde voor de arbeiders, die weigeren enig werk te doen, zullen voor altijd uit het gilde worden gezet.

De kuipersbaas Hendrik Berk krijgt toestemming om z’n aan de Nieuwstraat aan de brouwerij staande schuur gedeeltelijk af te breken. Eén van de stadshuizen, waar Weynant Maartens in woonde, wordt verkocht aan Maryn van Belsen voor 20 ponden Vlaams. Het gaat om het huis ‘Bourgonje’ aan de oostzijde van de Westdijkstraat.

Ook de Vice Admiraal Hermanis Wiltschut heeft dit jaar wel weer een verzoek in verband met de verdere verfraaiing van z’n buitenplaats aan het oosteinde van de stad. Hij mag de beste aarde die buiten de Middelburgse Poort ligt ophalen, mits betalende drie stuivers per voer. De plaats waar de aarde gelegen heeft wordt met olmen en wilgen beplant. Er wordt een hoge boete vastgesteld voor degene ‘die zijn vuiligheid wederom op deze plaats komt te werpen’. Bepaald wordt dat men ‘deselve van de kant in de vest moet werpen’. Het Stadsbestuur besluit de bomen op de Noordwal achter het schutsel van de Vice Admiraal Wiltschut op 10 à 12 voet hoogte af te kappen. Wiltschut krijgt toestemming ‘het ende van de Noortwal met zoveel bomen te beplanten als hij goedvinden zal’.

Willem Gooyers mag de stadssingel voor één jaar pachten voor £ 4. Blaas Janse krijgt toestemming het ambt van bier- en wijnwerker uit te oefenen, aangezien er de laatste tijd verscheidene bier- en wijnwerkers zijn overleden en enige buiten staat zijn om dit waar te nemen.
Op zijn verzoek krijgt Cornelis Cornelisse het ambt van grofzoutmeter in de plaats van Cornelis Joosse, die door hoge ouderdom bijna buiten staat is om dit waar te nemen.

* * *

Wat betreft de Hervormde Gemeente staat 1739 in het teken van geschillen met het Stadsbestuur. Tekenend voor de verhouding tussen magistraat en kerkenraad is het volgende. Opnieuw, nu onder de nieuwe predikant ds. Leonardus à Brakel, doen zich geschillen voor tussen beide colleges. Het gaat over het onderhoud van het jongste weeskind van Cornelis Verstelle, de vroegere veerman. Hierover wordt een uitvoerige correspondentie gevoerd. Zelfs de Classis Walcheren moet hierover een uitspraak doen.

Op zondag de 13e maart wordt de predikant, ‘koomende soo even van den Predikstoel in den Thuyn eer de Liefdegaven van den Leeraaer en de ouderlingen werden uitgereikt, door de Stadsbode met het waapen op syn borst, komende uit Naam van de Agtbare Overheden deser Stad, een extract uyt de Vierschaar Rolle der Stadt Arnemuyden voorgelesen’. Het extract gaat over de zorg voor de wezen van de vorig jaar overleden veerman Cornelis Verstelle. De kerkenraad uit haar uiterste verwondering hoe de magistraat het kon toelaten de bode tijdens de godsdienstoefening voor dat deze geëindigd was ‘in Gods Huys te laten toekomen, waardoor de genoten Zegen onder de dienst niet weinig zou kunnen gehinderd worden en zelfs oproer kon ontstaan’. De kerkenraad verzoekt dit voortaan na te laten. En wat de inhoud van het schrijven betreft, blijft de kerkenraad bij haar eerder ingenomen standpunt. Ouderling Sinclair protesteert tegen dit kerkenraadsbesluit.

Op 1 december vraagt de kerkenraad de regering ‘morgenavond in de consistorie te komen om de resolutie van de Classis aan te horen over het weeskind van Cornelis Verstelle, de vorig jaar overleden veerman’. De regering weigert dit: de kerkenraad ‘moet eerst vragen wanneer sulks de Regering soude gelegen komen’. Overigens wordt over de bedeling van deze wezen een uitvoerige brief aan de Classis Walcheren gericht. Aan het einde van het jaar wordt er een akkoord bereikt tussen de kerkenraad en de magistraat over deze kwestie. De kerkenraad zal de wezen ten laste van de diaconie nemen.

Dit jaar zijn de ouderlingen Alexander Sinclair en Job Cornelisse aftredend. Hun opvolgers zijn Boudewijn Joosse Grootjans en Pieter Adriaanse. In de plaats van de aftredende diakenen Job Joosse en Pieter van der Nol worden gekozen Cornelis Cornelisse en Abraham Francooys.
De kerkenraad bestaat nu uit de ouderlingen Jan Peere, Jacob Marynisse, Boudewijn Joosse Grootjans en Pieter Adriaanse en de diakenen Maarten Kervink, Cornelis de Hooge, Abraham Francooys en Cornelis Cornelisse. Belijdenis des geloofs wordt afgelegd door 25 jonge mensen, een ongekend groot aantal.

Er komt een verzoek bij de kerkenraad binnen van Levinius Mestach, ‘thans geliefd Leraar te Ommeren, of hy mag gebruyken een gedeelte van de grond of erve ‘Den Olyphant’ aan de Langstraat, den armen deser Stad toebehorend, om een ziekenkamertje wat verder uit te strekken’. Dit niet direct te plaatsen verzoek willigt de kerkenraad in. In het Register van de Huisschatting over deze jaren komen we wel tegen dat dit pand eigendom is van Mestach.
De schepen Gerrit van der Leye wordt zeer ernstig bestraft om zijn belastering van de kerkenraad. De nominatie voor nieuwe kerkenraadsleden zou goddeloos zijn. De kerkenraad vindt dat hij ‘seer zottelyk en dwaas’ gehandeld heeft. Van der Leije betuigt daarop z'n leedwezen.

Meer artikelen...

  1. 1740
  2. 1741
  3. 1742
  4. 1743