1736

In december overlijdt de raadpensionaris van de Nederlandse Republiek, de staatsman Simon van Slingelandt, op 72-jarige leeftijd. Vanaf 1727 was hij de spil in het bestuur van ons land tijdens het nu al vanaf 1702 durende stadhouderloze tijdperk.

Vermeldenswaard is ook dat de Leidse geneeskundige Hermanus Boerhaave dit jaar de koortsthermometer ontwikkelt. En ook dat op z’n Friese buitenplaats bij Heerenveen een zekere Vegelin van Claerbergen de eerste aardappels in ons land poot.

Met de Hollandse haringvisserij gaat het sterk achteruit. De vloot telt nog zo’n 200 buizen. In vergelijking met een eeuw geleden is de vloot lot ongeveer een kwart van de toenmalige sterkte verminderd.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich enkele wijzigingen voor.
De oudgediende Alexander Sinclair volgt de aftredende burgemeester Cornelis van Ginhoven op. Drie nieuwe regenten treden aan. Het zijn de timmermansbaas Joris Pinte, de schoolmeester Isaäc Clarisse en de vorig jaar uit het Vlaamse Hoornbeek gekomen Johan of Jan Schets van het Hof ‘De Nagtegaal’ aan de Langstraat. Al in juli houdt Joris Pinte het voor gezien. Hij bedankt voor z’n regentschap.

Opmerkelijk is dat het Stadsbestuur bijna uitsluitend uit regenten bestaat die sinds enkele jaren van buitenaf in de stad zijn komen wonen. In het college hebben in 1736 zitting de burgemeesters Leendert Seins (1730 uit Campen) en Alexander Sinclair (1729 uit Edinburgh in Schotland), de schepenen Pieter de Haas (1729 uit Bergen op Zoom), Pieter Kien (1703 uit Vlissingen), Jan Schets (1735 uit Hoornbeek in Vlaanderen), Joris Pinte en Isaäc Clarisse (1732 uit Cadzand) en de raden Cornelis van Ginhoven (1729 uit Utrecht), Jan Peere (1729 uit Gapinge), Pieter Adriaanse (1733 uit Oostkapelle), Johan de Roo en de chirurgijn Johan Maurits Beekman (1730 uit Duitsland).

In oktober wordt de secretaris Johan de Roo ziek. En onder de vergadering van de 6e december wordt aangetekend: ‘den Heer Secretaris Johannis de Roo doodt’. Verderop lezen we: ‘Alzoo door het overlyden van Johan de Roo z’n ambt is comen vacant te wezen is by het college besloten in deszelfs plaats een ander bequaam persoon aan te stellen’. Voorlopig stelt men Cornelis van Ginhoven aan. De in 1701 te Leiden geboren Van Ginhoven legde in 1729 de eed als poorter van Arnemuiden af. Hij is in 1762 overleden op de leeftijd van 61 jaar.

* * *

Adriaen Cerkhove en de bij de zaagmolens wonende Jan Lackee en Pieter Schippers hebben de zitbanken voor de inwoners op de wallen vernield en in stukken gebroken en veel andere moedwilligheden bedreven. Zij worden in het gevangenhuis gezet.

Ook de in 1732 uit Amsterdam gekomen herbergier Willeboord du Bon uit ‘t Gouden Hooft en Yperen’ aan de Langstraat geeft problemen. Hij heeft zich niet ontzien, toen de stadsbode Willem Gooyers ambtshalve de aanwezige hoeveelheid brandewijn kwam peilen, ‘als doen tot hem te seggen aan de soutketen op den dyck dight bij het huys van Eeuwout van ‘t Slot in presentie van verscheidene menschen, na enige woorden tussen de anderen gewisseld te hebben: ‘Gy sult niet meer gaen peilen. Ik sal over u klagtig vallen bij de Raadpensionaris. Gy soekt my te reneweren. Als ik u drie honderd bottels wijn opgeef, stelt gy der maer twee honderd te boek’. Besloten wordt Du Bon tegen a.s. zaterdag voor de Vierschaar te ontbieden.

Job van Belsen dient een verzoek in ‘om met de erve van syn huys en ter breedte van hetselve te mogen uitspringen tot aen de erve van het huys aancomende den armen deser stadt, mits daervoor in de plaats zal besorgen de erve achter het stalletje van Willem Gooyers en de schutsels tot reparatie van de erve van de stad tot synen coste aanneemt te setten’. We vermelden dit wat duistere bericht hier omdat het een van de eerste keren gedurende de thans beschreven periode is dat we een Van Belsen tegen komen. In de Registers van de Huisschatting wordt Job van Belsen van 1730 tot 1753 genoemd als wonend aan de Markt in zijn huis ‘bij ‘t Schut’. Vermoedelijk stond dit huis op de hoek tussen de kerk en de Langstraat.

Hermanus Wiltschut, die inmiddels van Schout bij Nacht gepromoveerd is tot Vice-Admiraal van de Zeeuwse vloot, krijgt toestemming om een ‘kiekuyt’ in zijn huis ‘De Wildeman’ te maken. Hij heeft daarvoor van z'n buurman, Abram Beaufort, wonend in het huis ‘t Roode Schilt’ op de hoek, toestemming gekregen. Het huis ‘De Wildeman’ staat bijna op het oosteinde van de Langstraat, tussen ‘t Roode Schilt’ en Wiltschuts huis ‘De Baane’. Van boven moet Wiltschut uit dit huis door z’n ‘kiekuyt’ een prachtig uitzicht gehad hebben op het vaarwater, het overblijfsel van de vroegere rede van Arnemuiden. Overigens wordt Wiltschut dit jaar nog een bijzonder privilege vergund. Hij krijgt vrijstelling van accijns voor acht halfvaten bier voor zijn eigen huishouding ‘en buyten dien niemand’. Maar een maand later krijgen ook twee andere voorname ingezetenen, Anthonie Sluyskens en captein Marynis Commers, vrijstelling van accijns voor 8 halfvaten bier per jaar.

De ijkmeester, Anthony Gruson, de voormalige brouwersbaas, gaat op reis naar Oostindië. Zolang z’n reis duurt zal de ijk worden waargenomen door z’n schoonzoon Jacob van Cas ‘ten voordele van z’n schoonmoeder’. Deze Jacob van Cas, die in 1735 in Amemuiden is komen wonen vanuit Veere, zullen we later nog veel tegen komen. Vanaf 1763 is hij ruim 30 jaar lid van de magistraat geweest. Maar het Stadsbestuur is het niet eens met deze waarneming. Het stelt de regent Pieter Kien aan tot ijkmeester zolang Gruson niet terug is van zijn reis naar Oostindië.

Aangezien het pachtcontract met de veerman op het Nieuwland afloopt, probeert men het veer weer voor 7 jaar publiekelijk te verpachten. Omdat echter blijkt dat dit niet genoeg opbrengt wordt het uit de hand verpacht voor £ 22 per jaar.

Cornelis de Mol krijgt een aanstelling tot vaste vrachtrijder van de stad. Een commissie uit de vroedschap zal met De Mol spreken over een Ordonnantie op het vrachtrijden.

Op verzoek van Willem Gooyers gaat de pacht van het Molenpoldertje en de Keetdijk over op Abraham Beaufort uit ‘t Roode Schilt’. De pacht van de molen gaat voor 7 jaar over op Abraham van ‘t Noordende ‘voor 32 pond Vlaams per jaar alsmede 2 ponden voor de slijtage van de molenstenen en zes ponden voor de huur van het huysken ‘De Meelsak’ van Jacob Godefroy dat hy tot z’n gebruik zal hebben’. Vele jaren diende het huis ‘De Meelsak’ aan de Westdijkstraat als woning voor de molenaar.

* * *

Ook dit jaar is weer allerlei herstelwerk noodzakelijk vanwege de bouwvalligheid van de stad. Zo wordt besloten ‘de glasen in de oostgevel van de kerk te verlooyen en te repareren daar het noodig sal syn’.

Hoewel in een vorig jaar besloten is het onderhoudswerk voor de stad te verdelen over de drie timmer-, metsel- en schildersbazen loopt het werk toch nogal uiteen: baas Joris Pinte heeft over 1735 voor £ 68, baas Pieter Adriaanse voor £ 57 en baas Gerrit van der Leye voor slechts £ 17 verspijkerd. Dit wekt ongenoegen en wrevel. Toch wordt besloten om Gerrit van der Leye niet meer voor de stad te laten werken ‘alsoo deszelfs laatste rekening soals het college toescheen grotelycks overtrokken’ is geweest. Enkele maanden later wordt de Middelburgse bouwmeester Monseigneur Bommene verzocht om te bemiddelen in de geschillen met baas Van der Leye wegens de gedane reparaties aan de kerk om ware het mogelijk deze te vereffenen.

Besloten wordt ‘het gat in het harnas in de zuidgevel der kerk, door de laatste storm daaruit gewaaid, te best en doenlyk en op de minste coste te laten digt maken’.
Ook laat men het gat in de dijk van het Molenpoldertje, veroorzaakt door de hoge watervloed van de 27e februari, herstellen.

Dit jaar valt ook het besluit om de oude korenmolen door een nieuwe te vervangen. De van begin de 17e eeuw daterende molen vergde de laatste jaren onophoudelijk veel onderhoud. In mei wordt besloten ‘het hout van de oude moolen met kleine partyen met de stokke te verkoopen’. De molenmaker baas Dirkse geeft in overweging om in plaats van een houten molen een rieten molen te bouwen. Deze is veel voordeliger. Toch besluit de meerderheid van de magistraat ‘ter oorzaak van prykel van brand’ een houten molen te laten bouwen. Alleen Alexander Sinclair en Cornelis van Ginhoven zijn voorstanders van een rieten molen en willen graag het deskundig advies van baas Dirkse volgen. Tijdens een demonstratie weet de molenmaker de bedenkingen tegen een rieten molen weg te nemen, waarna alsnog besloten wordt tot de bouw van een rieten molen. Floris van Pietershoek levert 3750 bossen riet voor ‘de nieuwe meulen’ à 4 gulden de 100 bossen, een som in totaal van 25 ponden Vlaams.
Maarten Cervinck wordt ‘voor het dekken van de molen voor z'n daggeld toegelegd zes schellingen en zijn jongen 8 stuivers ‘s daags’. Voor het stilleggen van de molen krijgt de molenaar drie maanden afslag van z’n pacht.

Symon van der Mey wordt gelast ‘by het afbreken van het oude huys naast het Stadhuys aan de straat op te halen een muur tot op de hoogte van de muur staande aan d' andere zyde beoosten van het Stadhuys en de gaten in de muur, daar de balken in geschoten hebben, wederom ordentelyk vol te rapen’.

Adriaan Kerkhove laat z'n huis aan de Noordstraat vervallen en blijft in gebreke om huisschatting te betalen. Hij wil wel afstand doen van z’n huis als hij geen achterstallige belasting meer hoeft te betalen. Kennelijk verkeert dit huis in zeer vervallen toestand. De timmermansbaas Pieter Adriaanse krijgt dit huis toegewezen op voorwaarde dat hij het behoorlijk repareert en in bewoonbare staat brengt.

* * *

Omdat ‘de pinksteren op handen is en door het overlyden van de stadhouder ‘s Heeren Dienaar maar alleen is en by deze gelegenheid assistentie vereist is om alle geweld en moeilykheden die by die gelegenheid zouden kunnen voorvallen tegen te gaan’, wordt besloten ‘de directie te laten aan de regerend burgemeester om daarvoor zodanig persoon aan te stellen’.

Verscheidene jongeluiden verzoeken om op de derde pinksterdag alhier ‘de Rynk te mogen ryden’. Ze krijgen toestemming mits er zodanige regelingen worden getroffen dat moeilijkheden en onordentelijkheden geweerd worden.

* * *

Hoe is het intussen met de zoutnering en de koolnegotie?
Er komen dit jaar verscheidene klachten binnen, dat de heer Pieter der Kinderen z'n drie pakhuizen aan de Langstraat (‘Amsterdam’, ‘De Drylingen’ en ‘De Samaritaan’) tot boven aan de nok toe met teer laat vol leggen. De omwonenden vrezen in groot gevaar van brand te verkeren. Omzichtig gaat het Stadsbestuur te werk. De beide burgemeesters worden aangewezen om met de pensionaris van de stad mr. Jacob Douw te overleggen ‘om te informeren op wat wijse ware het doenelyk de teer te doen weren’. Men wil de heer Der Kinderen liever niet al te zeer voor het hoofd stoten.

Over de zoutnering vermelden we ook enkele bijzonderheden, hoewel van wat gedetailleerde aard.
Op de 3e maart spreekt de procureur Paays uit naam en vanwege de gezamenlijke pannebazen van de zoutketen met burgemeester Seins en secretaris Van Ginhoven. De pannebazen protesteren ‘tegen alle sulke veranderingen als het college heeft kunnen goetvinden te maken in de laatste Ordonnantie op de vrije arrebeiders van deselve soutkeeten en wel speciaal tegen het aanstellen van een deken voor het selve gilde’. Het Stadsbestuur besluit echter met de verkiezing van een nieuwe Deken (overste) voort te gaan en het gilde uit te nodigen op het Stadhuis voor de verkiezing ‘op straffe dat degene die niet verschijnt in de tijd van zes weken niet zal toegelaten worden tot enig werk te mogen dobbelen em daarenboven te verbeuren een boete van 10 schellingen Vlaams ten profyte van het gemeene gilde’. Omdat de geschillen tussen de magistraat en het gilde van de pannebazen niet opgelost kunnen worden besluit men de raadpensionaris mr. Jacob Douw met de procureur van de pannebazen Paays te laten spreken om te proberen tot een vergelijk te komen.

In mei doet zich een conflict voor tussen de pannebazen en het Stadsbestuur. Het blijkt 'dat verscheidene, ja wel het meeste gedeelte van de keetbazen het hebben bestaan op voorleden zaterdag 21 mei uit eigen motief te ontbieden aan de keeten en in het zomerhuis van de heer Ravalle alle de arbyders, aan die zelve nering vry zynde, ende aldaar voor te houden enige concepten en reglementen onder hen opgesteld, met scherpe afvraging en bedreiging aan de arbeiders omme daar aan te gehoorzamen. Alle hetwelke niet alleenig is strekkende tot kleinachting van onze magistraat en regering, maar ook strijdig is tegen onze regten en privileges. En om onze burgers en onderdanen aan te stoken tot een algemene reptuur tegen haar magistraat en om daar zoveel mogelijk in te voorzien’. Het Stadsbestuur gelast de Overdeken van het gilde ‘om de arbeiders te verbieden zich door de pannebazen te laten ontbieden om over zaken rakende het arbeidersgilde voor deselve pannebazen te verschijnen op peene van arbitrale correctie, naar bevind van zaken ten ware zulks is geschied’.

In juni verzoeken de pannebazen wijziging van enige resoluties betreffende de arbeiders die aan de zoutnering werken. Ze menen ‘grotelyks benadeeld te zyn’. Besloten wordt evenwel vooralsnog bij het vorige besluit te blijven en vooreerst daar nog geen verandering in aan te brengen.

In juli delen Johan Macqué en Bastiaan van Pantegem als directeuren en boekhouders van de Sociëteit van de geinteresseerden in de zoutketen mee, dat ‘tydens de laatste zware storm omver is gewaaid het huysken waarin zy plegen te bergen de maten en gereedschappen tot de nering behorende’. Zij verzoeken om op de ledige erve tussen de zoutkeet waarin tegenwoordig Jan Blaasse als vrachter werkt en de keet waarin tegenwoordig als vrachters werken Blaas Cornelisse en Daniël Matthijsse, zodanig een huisje tot berging van gereedschappen te bouwen’. Dit wordt akkoord bevonden.

Jacob Marynisse krijgt de functie van grofzoutmeter in de plaats van de overleden Jacob de Ridder. Marynisse wordt ook aangesteld tot tonder van de Friese turf aan de zoutketen. Adryaen Marynisse wordt eveneens aangesteld tot grofzoutmeter in de plaats van de overleden Marynis Kervinck. De zoon van de overledene, Daniël Kervinck, en ook Maryn van Belsen krijgen een aanstelling tot ballaster van de Engelse koolschepen. Boudewijn Grootjans krijgt de functie van tonner van de Friese turf aan de zoutketen.

* * *

Van de Hervormde Gemeente zijn weinig bijzonderheden te melden. In de plaats van de aftredende ouderlingen Cornelis Blauwert en Job Comelisse worden gekozen Andries Adriaanse en Boudewijn Joosse Grootjans. In de plaats van de afgaande diakenen Abraham Francooys en Maarten Kervinck treden aan Jan Harthoorn en Abraham van ‘t Noordende. Zes nieuwe lidmaten worden aangenomen.

De predikant, ds. Petrus Tiquet, stelt de kerkenraad voor de Classis te vragen bij het catechiseren als leidraad de Heidelbergse Catechismus te volgen. Maar de kerkenraad oordeelt ‘dit geensins de gemakkelykste om de Jeugd te onderwyzen en dat daartoe het best op hun oude voet te laten’.

Besloten wordt een ducaton te geven voor de noodlijdende Christenen in de Paltz.