1705

In Europa is alles nog in rep en roer. Engeland en de Nederlanden staan op voet van oorlog met Frankrijk en Spanje. Een Engels-Nederlandse (Staatse) vloot onder George Rooke en Philips van Almonde maakt zich meester van het Spaanse Barcelona. De Franse afgezant Rouillé komt met vredesvoorstellen naar Holland. Daarover onderhandelt hij met de raadpensionaris Anthonie Heinsius en de Amsterdamse pensionaris Willem Buijs. Engeland slaat dit met grote argwaan gade. Wel laat dit land de in de afgelopen jaren wegens handel met de vijand opgebrachte Nederlandse koopvaardijschepen weer vrij.

Tijdens het stadhouderloze tijdperk, na het kinderloos overlijden van Stadhouder Willem III, wordt ons land bestuurd door de raadpensionaris Heinsius. Het anders zo Oranjegezinde Zeeland voelt, samen met Holland en Utrecht, weinig voor opvolging door zijn erfgenaam Prins Johan Willem Friso. Zo verzetten ze zich ook tegen zijn toelating op 18-jarige leeftijd tot de Raad van State.

* * *

De opvolger van de vorig jaar overleden schoolmeester Dirck Tops is Willem Coene. Meester Coene, die in november 1704 de eed als poorter aflegde, gaat wonen in het pand ‘De Nieuwe School’ aan de Markt. Hij verzoekt het Stadsbestuur geen andere school dan de zijne in Arnemuiden toe te laten. Daarop wordt besloten ‘alle scholen te verbieden, uitgenomen dezulke daar handwerken gedaan worden, welke kinderen beneffens hun handwerk in de selve scholen mogen leren lezen en ook zullen daar mogen gaan om te leren kleine kinderen van 4 à 5 jaar, ofschoon zij geen handwerk en deden’. Al in maart 1705 treedt Willem Coene toe als lid van het Stadsbestuur. Ook wordt hij aangesteld tot Ontvanger van de huisschatting.

* * *

Op de nominatie voor burgemeester in de plaats van de aftredende Pieter de Vroe worden geplaatst Urias Besemer, de timmermansbaas, en Samuël Laurent, de chirurgijn. En voor schepenen in de plaats van de aftredende Gerrit van der Leye en Samuël Laurent worden voorgedragen Daniël van de Schilde, Jan Cornelisse Knegt, Dirck van Delmerhorst en Willem Coene. De Staten van Zeeland benoemen daaruit tot burgemeester Samuël Laurent en tot schepenen Daniël van de Schilde en Willem Coene. In de andere burgemeesterplaats, ontstaan door de benoeming van Michiel Verhage tot secretaris, wordt voorzien door de aanstelling van Jacob Broeder, de bakkersbaas.

De nieuwe secretaris Michiel Verhage laat snel van zich horen.
In december wordt een commissie benoemd om het archief van de stad te ordenen en te inventariseren. De vorige gemeentesecretaris Rogier van der Burgt heeft ‘het comptoir (kantoor) deser stad niet goed in orde gehouden, waardoor alle stukken en documenten zeer verstrooid zijn en geen behoorlijke inventaris daar van voorhanden is’. Deze werkzaamheden draagt men op aan de commissarissen Pieter de Vroe, Willem Coene en secretaris Michiel Verhage. Voor 'legies' ontvangen ze een vergoeding van 25 Caroly guldens.

Wordt aan de Stadsbode Jacob Muers ‘volgens ouder gewoonte voor een Nieuwe Jaars gifte nog één pond Vlaams’ toegestaan, later in het jaar verhuist hij naar Middelburg. Z’n opvolger is Joris Verstraate.

Dit jaar wordt het Gilde van de rederijkers, de zogenoemde Rederijkerskamer, opgeheven. Tot 1705 benoemde het Stadsbestuur elk jaar nog een Overdeken der Rederijkers. Aan de Arnemuidse Rederijkerskamer herinneren sedertdien nog de twee ruitvormige houten schilden in de raadszaal van het Stadhuis (nu het Museum). Vermoedelijk bestond de Rederijkerskamer, ook wel genoemd de kamer van retorica, een als gilde georganiseerde vereniging voor de beoefening van dichtkunst, toneel en muziek, al kort nadat Arnemuiden stad werd in 1574.

De twee ruim 400 jaar oude ruitvormige schilden in de raadszaal herinneren nog aan de Arnemuidse Rederijkerskamer.
De twee ruim 400 jaar oude ruitvormige schilden in de raadszaal herinneren nog aan de Arnemuidse rederijkerskamer.

De thesaurier wordt opgedragen ‘de tinnen tafelborden te vermangelen (verkopen) welke tot de tafel behoren’. Niet te achterhalen is of geldgebrek de oorzaak van deze verkoop is. Ook krijgt de thesaurier opdracht ‘de rolle van de vierschaar, door de secretaris gekocht, te betalen’. In de rechtspraak wordt nu nog steeds het gezegde gebruikt: ‘een zaak komt op de rol’.

* * *

Wat dit jaar grote zorgen baart is de bouwvallige toestand van de kerk en de toren. Het blijkt dat de kerk in een zeer vervallen staat verkeert. Ze vereist een buitengewone renovatie. Sommigen beweren zelfs dat een gedeelte van de kerk niet zonder gevaar te gebruiken is. De toren is in een zo treurige staat dat enige speelklokken naar beneden dreigen te vallen. De kosten van herstel zullen zo’n £ 400 bedragen.

Vorig jaar in april vroeg het Stadsbestuur de Staten van Zeeland al om een bijdrage in de herstelkosten van de kerk en toren. In mei dit jaar vraagt men tevens ‘octrooy tot het oprechten van een loterie tot het repereren van de kerke alsmede de straten van de stad en andere reparatiën’. Sommige burgers hebben echter grote bezwaren tegen het houden van deze loterij. Volgens de notulen van het Stadsbestuur van 14 augustus zijn er enige ‘quaatwillige personen’, die buiten kennis van het college bij de Staten een rekest indienden om deze vergunning niet te verlenen. De vroede vaderen voelen zich daardoor zeer gekrenkt. Zo wordt ‘scherpelijk verboden aan alle onse burgers en ingesetenen om voortaan zulke rekesten in te dienen tot nadeel van haar achtbaarheden’s resolutiën’. Het plan voor het houden van een loterij komt overigens niet tot uitvoering.

Wel besluit men ‘het prijculose gewelf in de kerke uyt te nemen binnen de tijd van 8 dagen en de steen te bergen’. Ook wordt goedgevonden ‘het schaaljedeck van de kerke op de alder onkostelijckste wijse te laten dichtmaken soo verre als het de Casse van de Stadt sal kunnen dragen’. Nogmaals verzoekt het Stadsbestuur in december de Staten van Zeeland dringend om een subsidie, ‘dewijl onze kerke seer bouwvallig is'. Ook de toren van de kerk is zeer bouwvallig en wordt ook geinspecteerd om te zien wat er aan mankeert. Tot inspecteurs benoemt men Pieter de Vroe en Urias Besemer. Enige speelklokken, ‘welke prijckel hebben om te vallen’, zullen bij voorrang gemaakt worden ‘soo dat ze buijten swarigheid zijn’.

* * *

Dit jaar doet ook voor het eerst van zich spreken captein Hermanis Wiltschut. Later zal Wiltschut het tot Schout bij Nacht en Admiraal van de Zeeuwse vloot brengen. Hij is een zoon van de voorheen in Arnemuiden wonende Commandeur Steven Wiltschut. In latere jaren had Admiraal Wiltschut aan het oosteinde van de Langstraat (nu de hoek Langstraat/Burgemeester Langebeekestraat) een buitenplaats, genaamd ‘Het Roode Schilt’. Captein Wiltschut verzoekt dit jaar om ‘vrijheid van den Impost (belasting) van Stadsbieren’. Dit wordt hem geweigerd.

* * *

Nu volgen nog enkele algemene bijzonderheden.
Abraham Haack krijgt toestemming om de ‘weyde genaamd de Docque’ (dit is het drooggevallen dok van Arnemuiden aan de oostzijde van de stad, nu ter plaatse van de Dokstraat) te mogen gebruiken.
Cornelis Carelsen ontvangt een fooi van 2 schellingen voor het vullen van de gaten op het Hoofd.  
De korenmolen wordt aan Jacob den Busschere verpacht voor £ 32 Vlaams voor 7 jaar.

De reinheid van de straten heeft deze jaren volop de aandacht van het Stadsbestuur. In maart lezen we: ‘Alzoo de straaten vol vuiligheid leggen is goedgevonden, dat elk de vuiligheid leggende voor zijn erve zal moeten wegruimen en ook alle de bomen staande buiten de schutsels van elk zijn erve zal moeten weren binnen den tijd van 14 dagen of dat anders de stad deselve zal naderen en uitrooien'. Ook besluit men dat ‘de vuiligheid in het Bontestraatje geslecht zal worden en die van het Bolstraatje door Abraham Waijen zal worden weggevoerd op stadskosten'.
De burgers Adriaan Smallegange, Geeraard Cole, Cornelis Angillis en Antheunis Jacobs dienen een rekest in om hun bomen die buiten de schutsels staan te mogen behouden. Ze krijgen toestemming op voorwaarde dat ze de takken af zullen kappen.
In december wordt een partij bomen van het oosteinde van de stad gerooid en verkocht. Verscheidene inwoners blijken ‘privaten te hebben op Stads Vroonen (waterlopen)'. Ze moeten deze onmiddellijk opruimen binnen de tijd van 14 dagen.

* * *

Steeds blijkt dat eeuwenoude huizen in bouwvallige staat geraakt zijn. Het Stadsbestuur probeert het afbreken van deze huizen zoveel mogelijk tegen te gaan. Gillis van Eggeren wil enkele van z'n huizen laten afbreken. Na bezichtiging oordeelt het Stadsbestuur dat deze met kleine kosten tot geschikte woonhuizen kunnen worden gemaakt. Hij krijgt opdracht ze weer in behoorlijke staat te brengen of dit gebeurt door de Stad op zijn kosten.

Ook de voormalige regent Hubert de Bruijne wordt door het Stadsbestuur ontboden om met hem te spreken over zijn bouwvallige huizen. Hij belooft ze te repareren. Echter dezelfde dag ‘berooft hij ze van binnen van schutsel, balken, etc en maakt ze zo onreparabel’.

Van Daniël van der Schilde is een huis, staande op de Westdijk, omver gevallen. Ene Cornelis den Broeder uit Middelburg vraagt toestemming om hiervan een pakhuis te mogen maken. Hij krijgt vergunning mits het ernaast staande huis van Jacob Carelse, dat ook omver gevallen is, mede door hem aanvaard en weer opgebouwd wordt.
De kerkenraad krijgt opdracht dat men de huizen, die haar toebehoren, moet herstellen en tenminste water- en winddicht houden.

Monseigneur Pieter Aubrij, de chirurgijn, dient een verzoek in ‘dat de loopers welke met kant, lint, lijnwaat, etc. voor de deuren hare waren veilen, mogen geweerd worden’. Hierop besluit men 'deze marskramers en venters te weren en te verbieden aan iemand, buiten de winkels sulks verkopende, deselve waren te veilen’.

Ook een zekere Adriaan Smallegange krijgt een bepaald privilege: vrijheid van stadsimpost voor het bier voor drie jaren. Hij mag kopen ‘het bogtie in de kerke aan de consistorie onder conditie dat hij hetselve niet zal mogen vervoeren, maar bij zijn vertrek uit de stad laten in de kerke, en dat voor drie rixdaalders’.

De thesaurier (penningmeester) van de stad wordt verzocht het geld van de pacht van ‘De Balans’, gedurende enige jaren verpacht aan Hubert de Bruijn om Schotse kolen in te leggen, in te vorderen, dewijl dat dit nog niet betaald is. De oud-burgemeester Daniël van der Schilde heeft het huis met hof van de armen, staande op de Westdijk, voorheen toebehorende aan de stadsbestuurder Nagtegaal, gekocht op de conditie dat het vrij is van huisschatting. Hij moet nog wel de bewijsstukken laten zien dat hij de koop onder deze condities heeft gesloten.

Vanwege de langdurige droogte en de klachten van de burgerij en ingezetenen, krijgt de bierbrouwer Cornelis Angillis opdracht om de pomp van de waterput op de Markt open te stellen en de arm van de pomp hele dagen te laten hangen, zolang deze droogte duurt en er watergebrek is, ‘opdat de ingezetenen van water voorzien worden’. Hij zal ook moeten zorgen ‘dat de pomp bequaam is om behoorlijk te kunnen gaan’. Omdat Angillis blijft weigeren om aan de bevelen van de magistraat te gehoorzamen, wordt hem andermaal aangezegd deze na te komen.
Cornelis Angillis heeft zijn brouwerij ‘De Waereld’ op de hoek van de Nieuwstraat en de Noordstraat. Tevens heeft hij de naast de brouwerij gelegen huizen ‘De Tyranny’ en ‘Misverstand’ en twee schuren in gebruik. Voor het bierbrouwen had hij tot nu toe het alleengebruik van de stadspomp.

Een oude kopergravure van Arnemuiden uil de bloeiperiode van de stad.
Een oude kopergravure van Arnemuiden uit de bloeiperiode van de stad.