1898

Voor de visserij is 1898 weliswaar minder ongunstig dan 1897. Wel kampen de garnalenvissers opnieuw met onbevredigende uitkomsten. De vangsten zijn wel aan de ruime kant, maar de prijzen zijn zeer laag, zodat men nauwelijks uit de kosten kan komen.

De Arnemuidse vloot, die volgens het Jaarverslag van de Zeeuwse Visserijen in 1898 ongeveer 2/5 van de gehele Zeeuwse vloot uitmaakt, loopt dit jaar terug met twee vaartuigen. Er zijn in 1898 61 schuiten met 244 bemanningsleden. De vloot van Vlissingen telt 8 vaartuigen. Vanuit Veere vissen aanvankelijk 10 Arnemuidse schuiten dagelijks in het Veerse Gat en de Oosterschelde. Later neemt dit aantal toe tot 20 en in mei zelfs tot 30. In het najaar stoppen deze vissers met de visvangst en leggen zich toe op de vrachtvaart, daar ze hier meer mee kunnen verdienen.

De ARM 5 van schipper Marien van Belzen komt de haven van Vlissngen binnen (omstreeks 1900).
De ARM 5 van schipper Marien van Belzen komt de haven van Vlissingen binnen (omstreeks 1900).

Het grootste gedeelte van de vloot vist echter vanuit Vlissingen buitengaats, buiten de mond van de Westerschelde. Deze vissen het gehele jaar door. Alleen wordt gestopt van november tot januari. Dan worden de schuiten ‘opgelegd’ (voor onderhoud en reparatie), voorzover ze tenminste niet ter schardijnvangst uitvaren. Want in november tot eind december wordt schardijn (of sprot) gevangen door circa 20 schepen uit Arnemuiden, Vlissingen en Breskens. Dit levert de vissers grote winsten op. De schardijn wordt ook nu verkocht aan opkopers uit Pernis die met vier schepen in Vlissingen liggen.
Het Jaarverslag der Visserijen van 1898 houdt een pleidooi voor het conserveren van de garnalen in overvloedige zomermaanden. Men is tot nu toe geheel overgeleverd aan de willekeur van de Engelse handelaren. Bij overvloedige vangsten zijn de prijzen erg laag. Een inrichting voor de conservering van de garnalen zou een uitkomst zijn. Deze zou dan uit moeten gaan van een coöperatie, gesteund door enig kapitaal. Dit zou van groot belang zijn voor de vissers, die uitsluitend de garnalenvisserij uitoefenen en thans in grote armoe leven. Pas na verloop van tijd zal hier gevolg aan worden gegeven.

Volgens het werfboek van scheepswerf Meerman zijn er - naast het geregelde onderhoud van de vissersschuiten - weinig bouwactiviteiten. Dit jaar worden gebouwd een roeiboot voor eigen rekening, een olmbootje voor J.P. den Outer uit Hoofdplaat, een roeiboot voor schipper N. Voerman uit Philippine en een olmbootje voor W. Boets uit Breskens.

Wat het gemeentebestuur betreft gebeuren er dit jaar weinig opmerkelijke zaken. Burgemeester Salomon van Eenennaam wordt geluk gewenst met zijn herbenoeming als burgemeester. In de raadsvergadering van maart wordt gevraagd ‘of er ook een dag is vastgesteld waarop arme mensen kunnen gaan bedelen aan de huizen’. Volgens de voorzitter is dit niet geregeld.
De enige maanden geleden geuite beschuldiging aan het adres van gemeente-veldwachter Dronkers wordt door de gemeenteraad in april ingetrokken. Hij wordt in ere hersteld. Daarbij wordt opgemerkt dat de gemeente-veldwachter in Arnemuiden ‘een zware dienst heeft te vervullen’. Hij krijgt een gratificatie van ƒ 10 ‘wegens buitengewone diensten’.

In oktober overlijdt de gemeenteontvanger Dingenis Kousemaker. Hij was ook vele jaren gemeenteraadslid en diaken van de Hervormde Kerk. Tot tijdelijk ontvanger wordt benoemd zijn zoon P.J. Kousemaker, winkelier en postkantoorhouder van beroep. In de raadsvergadering van 17 oktober wordt tot gemeenteontvanger benoemd Jan Buijs Azn (de tegenkandidaat P.J. Kousemaker krijgt net niet genoeg stemmen). In de komende jaren zal de benoeming van Buijs en het passeren van Kousemaker een belangrijke rol spelen bij de ontslagkwestie van gemeentesecretaris Dootjes.

Aan de gemeenteschool neemt de onderwijzeres mejuffrouw Wijnmalen per 1 november ontslag. Als opvolger wordt benoemd de heer P. la Grand uit Vlissingen.
In het begin van het Roomsche straatje (later de Schoolstraat) wordt straatverlichting aangelegd. Als gevolg daarvan wordt de op de hoek van de Lionstraat staande lantaarn naar het midden van deze straat verplaatst.

De verandering van eigenaar van een zeer groot aantal huurwoningen is dit jaar mede de oorzaak dat gehele complexen huizen worden gesloopt en opnieuw opgebouwd (bijvoorbeeld over een groot deel van de Westwal).
Op 7 maart gaat de schuur van J. Crucq ‘in de veenderij aan de Kraayenholseweg’ (onder Kleverskerke) in vlammen op. Molenaar I. Leenhouts wordt in augustus opgevolgd door J.Snoep.

Wat betreft de Hervormde kerk duurt de vacature van predikant maar voort. Ook kost het grote moeite om vacatures in de kerkenraad vervuld te krijgen. Zo zijn begin 1898 aftredend de kerkenraadsleden ouderling B. de Nooijer en diaken/voorlezer A. de Ridder. Beiden stellen zich niet meer herkiesbaar. In de plaats van ouderling De Nooijer worden achtereenvolgens gekozen C. van de Ketterij, B. Mulder, Jac. de Ridder, Joz. Joosse en B. Jobse, die allen bedanken, waarna eind 1898 Blaas de Nooijer zijn verkiezing aanneemt. Tot diaken wordt gekozen A. Meerman. Aan het eind van het jaar bedankt ook ouderling J. van Belzen.
P.C. Schoonenboom wordt op proef voorlezer. Na het bedanken van de vorige voorzanger/voorlezer H. Kraamer hebben ouderling W. Meulmeester en diaken A. de Ridder het voorlezen waargenomen. Schoonenboom zal nog vele jaren voorlezer blijven. Het salaris van de voorzanger wordt verhoogd tot ƒ 30 per jaar.

De consulent dringt aan om een eigen herder en leraar te beroepen. Van beroepen komt echter ook dit jaar niets. Wel dringt de kerkenraad er bij de kerkvoogdij op aan om de predikantstoelage te verhogen. Ook wordt gevraagd voortaan de reiskosten voor predikanten die op proef komen preken te vergoeden, ‘teneinde de vacature zo spoedig mogelijk te doen ophouden’. De kerkvoogdij gaat hiermee akkoord.
In mei vragen de kerkvoogden aan de ringpredikanten zoveel mogelijk ’s middags te komen preken ‘omdat er dan het meeste volk komt’.

Besloten wordt de oude boeken en archiefstukken, ‘die op het orgel in een kist zijn geplaatst en in droevige toestand verkeren’, in bruikleen af te staan aan het Rijksarchief te Middelburg. De consulent bespreekt dit met de rijksarchivaris Fruin.