1890

In 1890 is het aantal inwoners toegenomen tot 2019 (in 1880 was dit nog 1787). Dit jaar worden er 97 kinderen geboren, terwijl 50 inwoners overlijden waarvan 31 kinderen in hun eerste levensjaar.

Voor de Arnemuidse garnalenvissers is 1890 een gunstig jaar. Ze vissen bijna uitsluitend buitengaats; alleen bij stormachtig weer blijven ze binnen de zeegaten van de Ooster- en Westerschelde. De garnalen worden hoofdzakelijk naar Engeland verkocht. De markt daar is het gehele jaar door zeer bevredigend, soms zelfs zeer hoog. Gewoonlijk is de verdienste ƒ 4 tot ƒ 6 per mand, soms loopt dit zelfs op tot ƒ 12.
Eén Arnemuidse ‘sloep’ vist in februari nog op schardijn. Deze visser is genoodzaakt de schardijn aan de rokerij te Arnemuiden te verkopen, omdat hij er geen andere koper voor vindt.

Het aantal Arnemuidse vissersschepen is nog steeds in stijgende lijn. In 1890 zijn er voor 50 schuiten consenten afgegeven, aan Vlissingers 8 en aan Veerse schippers 4. Van belang is dat vanaf het jaar 1890 op de vissersschuiten de ARM-aanduidingen geschilderd moeten worden op het boeisel.

De gemeenteraad bestaat in 1890 uit burgemeester C.J. Crucq (deze is tevens gemeentesecretaris), de wethouders Andries Boogert (geboren in 1828 te Arnemuiden) en Salomon van Eenennaam (geboren in 1838 te Arnemuiden) en de raadsleden Jacobus Franse (geboren in 1838 te Hoek), Gerrit Born (geboren in 1853 te Middelharnis), Marinus Hoveijn (geboren in 1837 te Koudekerke) en Hubrecht van Eenennaam (geboren in 1838 te Arnemuiden). De Van Eenennaams zijn beiden ook ouderling in de Hervormde Kerk.

Nog steeds is er geen arts te Arnemuiden. De waarneming geschiedt door dokter A. Walraven uit Nieuw- en Sint Joosland. In januari komt een brief van dokter Walraven binnen, waarin hij te kennen geeft ‘dat bij het klimmen zijner jaren het hem bezwaarlijk wordt de verloskunde, vooral des nachts, in deze gemeente te blijven uitoefenen en hier per 1 april mee te willen ophouden’. Met klem dringt hij aan op de aanstelling van een vroedvrouw. De gemeenteraad besluit opnieuw oproepen te plaatsen in de Middelburgse Courant en een Geneeskundig Tijdschrift voor een gemeentearts. Hierop melden zich echter geen sollicitanten.

In februari nadert de afgraving van de noordelijke binnendijk van de Molenpolder zijn voltooiing. Het blijkt dat er van de afgraving geen grond genoeg afkomt voor de behoorlijke ophoging van het zogenaamde vesteweidje. In verband daarmee wordt besloten ‘de belopen van de dijk aan weerszijden ook nog af te graven aan de zijde van de molen, gelijk met de opril’.
Percelen van de afgegraven noordelijke dijk van de Molenpolder worden in erfpacht uitgegeven aan Cornelis van Belzen, visser, Isaac Leenhouts, de molenaar, Abraham Buijs, de timmerman, en Antheunis Schuit, vishandelaar, voor de bouw van huizen.
Dit jaar wordt begonnen met de bouw van 19 huizen en 1 bergplaats op het terrein van de afgegraven dijk (dit zijn de woningen aan de Tuindorp-zijde van de Molenweg).

In de gemeenteraad wordt geklaagd over de slechte toestand van het kaaiplein. Dit wordt tot nu toe steeds met koolas onderhouden. In de tijd van de aanvoer van suikerbieten levert dit veel problemen op. Besloten wordt de kaai voor een oppervlakte van 350 m2 te bestraten met klinkers en oude straatkeien.

Op de scheepswerf van Meerman worden nieuwe hoogaarzen gebouwd voor de Arnemuidse schippers Blaas Blaasse voor ƒ 1.475, Joos van Belzen Lzn voor ƒ 1.440 en Abraham Meerman voor ƒ 1.430 en een nieuwe hoogaars voor schipper J.J.T. de Haas uit Bergen op Zoom voor ƒ 1.400. Eind 1890 wordt begonnen met de bouw van nog twee hoogaarzen voor Arnemuidse schippers (Cornelis van de Ketterij en Aart van de Gruijter). Opmerkelijk is dat dit jaar zoveel nieuwe hoogaarzen voor Arnemuidenaars worden gebouwd.

Gedurig worden klachten geuit over de trage bediening van het veer over het Arnekanaal. Dit wordt geweten aan de te kleine bel. Het geluid is moeilijk te horen in het veerhuis. Besloten wordt dan ook een grote bel aan te schaffen bij koopman Gobets te Middelburg.
Ook wordt in de loop van het jaar geklaagd over de achteruitgang van het veertje over het Arnekanaal. De veerboot dateert nog uit de zeventiger jaren, toen het kanaal gegraven en het veer in gebruik werd genomen, en vertoont vele gebreken.

De bel bij het veertje over het Arnekanaal.
De bel bij het veertje over het Arnekanaal.

Op verzoek van het bestuur van de Christelijke bewaar-, naai- en breischool wordt voortaan jaarlijks een bijdrage van ƒ 50 uit de gemeentekas verstrekt ‘tot ondersteuning en instandhouding van de inrichting’. Ook vanuit Middelburg worden voor deze school vele giften gegeven.

Het blijkt ook dat de brandspuit niet meer voldoet aan de eisen. In de raadsvergadering van 24 november wordt besloten dat de raadsleden binnenkort zelf eens een oefening zullen bijwonen.

Het is ook in dit jaar dat binnen de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk het initiatief wordt geboren om - in het verlengde van de Christelijke bewaarschool - een Christelijke lagere school te stichten. Door de kerkenraad wordt een commissie ingesteld om dit initiatief verder uit te werken. Het zal echter nog verscheidene jaren duren voordat de commissie met een uitgewerkt plan komt.

Opmerkelijk is dat de Hervormde Kerk zich vele tientallen jaren afzijdig houdt van de stichting van een Christelijke lagere school. Hiervoor zijn wel enkele redenen aan te wijzen. In Hervormde kring beschouwde men deze school als een zaak van de ‘dolerende kerk’. Met deze kerk was er nauwelijks kontakt of samenwerking. Bovendien was de situatie in de Hervormde Kerk er aan het eind van de 19e eeuw niet naar om zich op dit terrein actief op te stellen: een zeer langdurige predikantsvacature, na 1900 een reeks predikanten die de gemeente maar zeer korte tijd dienden en een kerkenraad van overwegend eenvoudige vissersmensen die dagelijks van huis zijn.

Wel wordt in 1905 in één van de kerkenraadsvergaderingen van de Hervormde gemeente een verzoek van de Gereformeerde Kerk besproken om samen te werken bij de stichting van de school met de Bijbel. Hoewel de Hervormde kerkenraad er - volgens de notulen -  ‘hard voor is’, stuit samenwerking af omdat de Hervormden als grootste kerkelijke gemeente geen meerderheid in het schoolbestuur krijgen.

De Hervormde Kerk gaat dit jaar gebukt onder de zorgelijke omstandigheden. Al zovele jaren mist de gemeente een eigen predikant. Vooral de herderlijke zorg wordt node gemist. Er worden geen of nauwelijks beroepen uitgebracht. Een deel trouwe kerkgangers is uitgetreden naar de Gereformeerde Kerk. Dit jaar wordt slechts één kerkenraadsvergadering gehouden (op 24 februari), onder voorzitterschap van de consulent ds. Gobius du Sart. De oefenaar (scheepskapitein) P. ’t Hart gaat de gemeente op zondagen geregeld voor.
In deze vergadering meldt boekhouder Kousemaker dat de diaconie over 1889 een batig saldo geboekt heeft van ƒ 322,55.
De kerkenraad bestaat dit jaar uit de ouderlingen B. Jobse, S. van Eenennaam, H. van Eenennaam en J. van Belzen en de diakenen R. Schroevers, A. Vader, D. Huiszoon en P.J. Kousemaker.
Uit het notulenboek van de kerkvoogdij van de Hervormde Kerk is uit het volgende citaat waardering op te maken voor de hulpdiensten van oefenaar P. ’t Hart. Kerkvoogd Jacob Joosse ‘doet een voorstel met het oog op de instandhouding der kerk in deze tegenwoordige toestand, dat wel invloed daarop heeft de gedurende prediking van den voorganger den Heer P.’t Hart, zoude het wel goedvinden dat den Heer ’t Hart daar voor eens een buitengewone beloning te geven’. Besloten wordt de heer ’t Hart te verrassen door hem een bedrag van ƒ 25 uit de kerkekas ter hand te stellen.

De visleurder Marinus Schroevers, geboren in 1860.
De visleurder Marinus Schroevers, geboren in 1849.

1891

De visserij is dit jaar voor de garnalenvissers van Arnemuiden zeer gunstig. Over het algemeen vissen de Arnemuidse en Vlissingse vissers buitengaats, dus buiten de mond van de Westerschelde. De prijzen per mand garnalen variëren tussen de ƒ 2 en de ƒ 21. De schardijn vertoont zich dit jaar niet op de kust, zodat de bijverdienste door de bijvangst van deze vis te verwaarlozen is.

Het aantal ARM-vissersschuiten neemt dit jaar verder toe tot 53. De Vlissingse vloot bestaat uit 10 en die van Veere uit 4 schepen. Er is dus nog geen sprake van een opvallende verhuizing van Arnemuidse vissers naar Vlissingen zoals in latere jaren.

De vissersschuiten vastgevroren in het Arnemuidse kanaal in de strenge winter van 1891/1892
De vissersschuiten vastgevroren in het Arnemuidse kanaal in de strenge winter van 1891/1892.

Op de scheepswerf van Meerman worden dit jaar nieuwe hoogaarzen gebouwd voor de Arnemuidse schippers Cornelis van de Ketterij voor ƒ 1.520 en Aart van de Gruijter voor ƒ 1.470 (’gelijk aan die van Blaas Blaasse’). Begonnen wordt met de bouw van een nieuwe hoogaars voor eigen rekening; deze wordt later verkocht aan Karel van de Gruijter uit Arnemuiden. Ook wordt een roeiboot voor F. de Kamp uit Hoofdplaat gebouwd. En op 10 november wordt aangetekend: ‘10 november 1891: op dinsdag vertrokken de Nieuwe Veerboot van de gemeente Arnemuiden’.

In maart woont de gemeenteraad een oefening van de brandspuit bij. Het blijkt daarbij duidelijk dat de spuit niet meer voldoet. De waterstraal bereikt nauwelijks een hoogte van 4 meter en een lengte van 10 meter. Op 9 maart wordt dan ook besloten tot de aanschaf van een nieuwe brandspuit voor ƒ 900.
Op 29 juni brandt ’s avonds het zaagselkot op de hoek Langstraat/Westdijkstraat van bakker (tevens wethouder) Salomon van Eenennaam af. Door spoedig ingrijpen van de brandweer kan de brand binnen korte tijd worden geblust.

De gemeenteraad besluit het karrenhok op de mestverzamelplaats wegens bouwvallige staat te vernieuwen. Ook gaat de raad ermee akkoord ‘dat de aanwezige oude stenen, liggende in de tuin van het gemeentehuis, aan de gemeenteveldwachter Dronkers worden afgestaan voor het bouwen van een varkenshok achter zijn woning, mits het hok eigendom van de gemeente blijft’.

De pachtster van het overzetveer over het Arnekanaal Neeltje Molhoek verzoekt om vermindering van de pacht ‘als gevolg van de achteruitgang van de grootvisserij en de aanleg van de spoorweghalte, waardoor niet meer zoveel passagiers van het veer gebruik maken als vroeger en tegenwoordig met de strenge vorst velen hun weg over het ijs nemen’. De gemeenteraad vindt het verzoek wat overdreven en wil het eerst eens even aanzien.

Wel wordt op 13 juli besloten een nieuwe boot voor het veer over het kanaal te laten bouwen, dit ter vervanging van de oude, in 1872 gebouwde veerboot. De scheepswerf van de Gebr. Meerman krijgt de opdracht een veerboot te bouwen voor ƒ 210.

Besloten wordt ook om van de heer Gobets te Middelburg, handelaar in oude materialen, 3000 à 5000 straatkeien te kopen voor het herstel van de straten.
Een raadsbesluit van geheel andere aard is ‘om 10 of 12 paar kinderkousjes, vervaardigd op de openbare school, uit te delen aan de armste kinderen van de school’.
Ook wordt voor de duiker, die het water van de sloot van het eiland (hierop stonden vroeger de zoutketen) in het kanaal afvoert, een schuif of wal aangebracht.
Besloten wordt verder 24 olmenbomen, staande op de Zuidwal, te rooien.

De geneeskundig inspecteur wijst het gemeentebestuur op de noodzakelijkheid om in Arnemuiden een vroedvrouw aan te stellen omdat er ’noch geneesheer noch verloskundige is gevestigd’. Hij beveelt voor benoeming aan een zekere mejuffrouw Dekker uit Breda. Burgemeester Crucq verklaart in de raadsvergadering van 17 augustus ‘dat het hem zeer veel genoegen doet, dat er op het gebied van verloskunde, dat sedert geruime tijd veel te wensen overlaat, thans uitkomst is komen opdagen’. De raadsleden aarzelen echter. Ze zijn van oordeel dat de aanstelling van een vroedvrouw de benoeming van een geneesheer in de weg zal staan. Er wordt langdurig over gesproken. Uiteindelijk weet burgemeester Crucq de bezwaren weg te nemen. Besloten wordt dan ook Johanna Helena Dekker als vroedvrouw te benoemen op een jaarsalaris van ƒ 150 ‘op voorwaarde dat zij alle armen gratis verloskundige hulp zal bieden’. Wel behoudt de gemeenteraad zich het recht voor haar te ontslaan als er een geneesheer aangetrokken kan worden.

Merkwaardig is de volgende overweging van de gemeenteraad hierbij: ‘Al de leden zijn het eens, dat, zolang de heer Walraven in de praktijk blijft, het bezwaarlijk zal gaan in de tegenwoordige schaarste van geneesheren, een geneesheer voor deze gemeente te krijgen’. Het gaat hier om de 71-jarige dokter A. Walraven, sinds 1873 arts te Nieuw- en Sint Joosland, de zoon van de voormalige burgemeester van die gemeente. Deze dokter Walraven hield zich ook bezig met geologie, botanie en muziek en deed praktische waarnemingen in zijn artsenpraktijk, waarover hij publiceerde. Hij gold als de beste kenner van wilde planten op Walcheren. Ook had hij als geneeskundige een zekere vermaardheid. Vermoedelijk maakten nogal wat Arnemuidenaars gebruik van zijn diensten.

In 1891 wordt het overige gedeelte van het Oude Havenkanaal van Arnemuiden ingedijkt. De ingedijkte grond krijgt de naam Elisabethpolder.

Ook dit jaar blijft de Hervormde Gemeente vacant. Beroepen worden er niet uitgebracht. Vier kerkenraadsleden bedanken, vermoedelijk om redenen van onvrede over de prediking van de oefenaar P. ’t Hart, namelijk de ouderlingen Salomon van Eenennaam en Hubrecht van Eenennaam en de diakenen R. Schroevers en D. Huijssoon. In de vacatures worden gekozen tot ouderlingen Gillis de Nooijer en Laurens Meerman en tot diakenen Aart Marteijn en Jacob de Ridder.
Het batig saldo van de diaconie over 1890 is ƒ 357,12.
Ds. Gobius du Sart houdt het notulenboek van de kerkenraad bij. Zijn handschrift is nauwelijks te ontcijferen, zodat de gegevens vanuit de Hervormde Kerk over deze jaren slechts summier weergegeven kunnen worden.

De kerkvoogdij wordt dit jaar gevormd door D. Davidse, H. Kasteleijn, D. Kousemaker (voorzitter), L. Meijers en W. Meulmeester. Notabelen zijn J. Buijs, A. van Eenennaam, Jacob Joosse, A. Meerman, B. de Nooijer, C. Roelse en R. Schroevers. De kerkvoogdij besluit ‘met het oog op de strenge winter die wij nu beleven, om uit de kerkekas enig geld (ƒ 60) af te staan voor de armen’.

Op 10 maart wordt in Arnemuiden geboren Pieter Gillis Meijers, de zoon van Cornelis Meijers die jarenlang kerkvoogd en ouderling in de Hervormde Kerk was. Deze studeerde te Wageningen af als landbouwkundig ingenieur. Hij wordt bijgenaamd de ’Zeeuwse Groninger’. In de provincie Groningen, waar hij z’n leven lang werkte, was hij landbouwleraar (1914-1932), directeur van de Landbouwkundige Afdeling van het Rijkslandbouwproefstation (1932-1939) en rijkslandbouwconsulent van Noord Groningen (1939-1956). Als kenner van de plantenteelt publiceerde hij diverse wetenschappelijke werken.

1893

De garnalenvisserij is dit jaar over het algemeen ongunstig. Ook is er geen bijverdienste door de schardijnvangst. De vangst is in februari 1/2 tot 2 manden per dag zeer kleine garnalen. In maart is dit nog slechts 1 à 1½ mand; in mei/juni is dit opgelopen tot 2 à 3 manden per dag. Tot laat in november blijven de vissers doorvissen, ondanks de lage marktprijs. Deze is in maart hoog (ƒ 13 per mand); in april ƒ 7 per mand en daarna over het algemeen ƒ 4 per mand. Soms daalt de prijs zelfs tot ƒ 0,60 à ƒ 1,00 per mand.
Het aantal Arnemuidse vissersschepen is dit jaar - ondanks de schamele verdiensten - opgelopen tot 56.

Op de scheepswerf van Kornelis Meerman wordt in januari begonnen met de bouw van een nieuwe hoogaars voor Gillis Meerman uit Arnemuiden voor ƒ 1.500 ’gelijk aan die van Kees Sierevelt’. In september wordt aangenomen de bouw van een nieuwe hoogaars voor de Arnemuidse schipper Jan de Nooijer Fzn ’gelijk aan die van Blaas Blaasse’ voor ƒ 1.435 (dit wordt de ARM 58). Begonnen wordt met een nieuwe hoogaars voor Aart Marteijn uit Arnemuiden (de ARM 60).

Van het gemeentebestuur is het volgende te vermelden. In de raadsvergadering van januari wordt geklaagd over het slechte branden van de straatlantaarns. De lantaarnopsteker Krijger wordt uitdrukkelijk op zijn verplichtingen gewezen. Voortaan zal hier scherper op toegezien worden. Ook het slechte politietoezicht in de kom van de gemeente komt ter sprake. De gemeenteveldwachter Dronkers ‘is te weinig in de kom en teveel daar buiten’. Met hem ‘zal worden gesproken’.

De in 1892 aan de openbare school benoemde onderwijzer P. Breel wordt per 16 mei reeds benoemd aan de school met de Bijbel te Middelburg. In de gemeenteraad wordt opgemerkt: ’Breel toch is reeds bij zijn komst in de gemeente met tegenzin zijn werk begonnen. Het was te verwachten, dat hij niet lang zijn functie hier zou uitoefenen’. Opnieuw kost het grote moeite in de vacature te voorzien. Besloten wordt de jaarwedde te verhogen van ƒ 675 tot ƒ 700. In de raadsvergadering van september kan tot onderwijzer met hoofdakte benoemd worden de heer Jacob van Houte. Ook de hulponderwijzer G.Geertse vraagt ontslag per 1 oktober wegens een benoeming te Middelburg. Voor hulponderwijzer meldt zich niemand. Besloten wordt de jaarwedde node te verhogen tot ƒ 525 ‘in het belang van het onderwijs aan de kinderen’.
In december wordt medegedeeld dat opnieuw zich niemand voor hulponderwijzer heeft gemeld. De toestand op de school wordt onhoudbaar. De onderwijzer Van Houte staat voor een klas van meer dan 100 kinderen. Dit is aanleiding om de jaarwedde van hulponderwijzer verder te verhogen en wel tot ƒ 550.

De stichting van een Christelijke lagere school krijgt dit jaar duidelijker vorm. Allerlei initiatieven worden vanuit de Gereformeerde Kerk genomen om dit doel te verwezenlijken.

Het veer over het Arnekanaal wordt opnieuw verpacht aan de weduwe Neeltje de Munck-Molhoek voor 7 jaar tegen een pachtsom van ƒ 400 per jaar. Dit ’onder voorwaarde dat het huisgezin van Johannis Crucq benevens de postbode, de gemeentebode en de veldwachter kosteloos van het veer gebruik kunnen maken’. Opgemerkt wordt ‘dat het veer al ruim 20 jaar door haar en wijlen haar overleden man bediend is zonder klachten’. De reden waarom (raadslid en later wethouder) Johannis Crucq en zijn gezin kosteloos van het veer gebruik mogen maken is, dat zij de hofstede aan de overzijde van het kanaal bewonen.

De overtocht met de pont.
De overtocht met het veerpontje.

De vroedvrouw J.H. Bliek-Dekker verzoekt per 16 juni ontslag wegens vertrek naar elders. De gemeenteraad ziet haar node vertrekken (‘allen zagen haar liever blijven’). Besloten wordt nu (met 4 tegen 3 stemmen) opnieuw een dokter op te roepen. De tegenstemmers vinden dat het tijdstip niet gelukkig is, ’omdat vervulling van de vacature toch niet zal lukken en omdat dokter Walraven nog alhier werkzaam is’. De nu 73-jarige dokter Walraven is arts te Nieuw- en Sint Joosland.

Het gelukt echter op 24 april tot geneesheer, heel- en verloskundige te benoemen de heer Frederik Marinus Westfaal Quadekker uit Kolhorn. Dokter Westfaal Quadekker was tot 1876 ook jaren arts te Arnemuiden. Besloten wordt tot het opknappen van het oude doktershuis voor ƒ 350 (’omdat dhr. Quadekker geen hoge eisen stelt’) en voorlopig nog geen nieuwe dokterswoning te bouwen.

In de raadsvergadering van juni komt een brief van J.L. Buijs en J. Joosse ter tafel waarin zij hun bezwaren meedelen omtrent de aanwezigheid van de zinkputten voor en naast hun woningen. Hierover wordt aannemer J.K. Crucq geraadpleegd. Volgens hem is het praktisch onuitvoerbaar de stank weg te nemen welke de zinkputten verspreiden. De gemeenteveldwachter wordt verzocht streng op te letten op het neerwerpen van vuil daar ter plaatse. De zinkputten worden overigens niet verplaatst. Wel wordt aannemer J.K. Crucq opdracht gegeven een riool met zinkput te leggen aan de grintweg naar Middelburg.

In de raadsvergadering van augustus wordt gemeld dat herkozen zijn tot leden van de gemeenteraad Johannis Crucq (geboren in 1827 te Arnemuiden), Jacobus Franse (geboren in 1838 te Hoek) en Andries Boogert (geboren in 1828 te Arnemuiden).
In deze raadsvergadering komt het tot een heftige woordenwisseling tussen de wethouders Born en Boogert. Wethouder Born beticht wethouder Boogert en raadslid H. van Eenennaam van laakbaar optreden. Hij zegt dat wethouder Boogert ‘een laag en laf karakter heeft’ en van raadslid Van Eenennaam ‘ik zie meer kans om mijn koeien het praten te leren dan het raadslid Van Eenennaam te overtuigen’.
Ook neemt wethouder Born het op voor secretaris Dootjes, die door wethouder Boogert beledigd schijnt te zijn. Met ’algemene stemmen’ wordt daarop een motie van vertrouwen voor de gemeentesecretaris aangenomen.
Mogelijk is dit ook de aanleiding dat in de raadsvergadering van september inplaats van wethouder Boogert tot wethouder wordt benoemd Johannis Crucq. Wethouder Born wordt wèl herkozen als wethouder.

Het blijkt in oktober dat de kerk ten onrechte in het kadaster als eigendom van de gemeente staat, terwijl sedert onheuglijke tijden deze als eigendom van de Hervormde Kerk is aangemerkt. Besloten wordt het verzoek van het kerkbestuur in te willigen en de percelen over te boeken naar de Hervormde Kerk.

In de raadsvergadering van december merkt raadslid H. van Eenennaam op dat het ‘de laatste tijd meer dan erg is met het rumoer dat des zaterdags en zondags op de straat gemaakt wordt. Ook anderen heeft dat rumoer en die baldadigheid gehinderd’. Gemopperd wordt over de taakuitoefening door de veldwachter. Er wordt aangedrongen op straffer optreden en meer bekeuren. Ook wordt geklaagd over de slechte verlichting van de wal en het schorretje. Besloten wordt daar een lantaarn te plaatsen.
De raad besluit ook een stukje grond van 45 m2 op de hoek Markt/Langstraat te verkopen aan J.K. Crucq voor bouwgrond. Ook wordt besloten niet tot oprichting van ‘een telefoonkantoor’ over te gaan.

Over het jaar 1893 kunnen uit de notulen van de Hervormde Gemeente de volgende gegevens ontrafeld (vanwege het bijna onleesbare handschrift) worden. In de vacature van diaken wordt gekozen A. Boogert. Besloten wordt in de vacature van ouderling ‘een visscher te benoemen’. Als zodanig wordt gekozen Bastiaan Mulder, die echter bedankt. Later dit jaar wordt gekozen Willem Meulmeester.

De kerkenraad besluit de door de diaconie bedeelden te verplichten hun kinderen naar de catechisatie te laten gaan. Zo niet, dan zal onthouding van de bedeling worden overwogen. De ouderlingen Van Belzen en Jobse ’zullen de armlastigen hiervan verwittigen’.
Met 4 tegen 3 stemmen weigert de kerkenraad het voorstel van de consulent te volgen om een collecte in de kerk te houden voor de Christelijke Bewaarschool.
Het college van kerkvoogden en notabelen behandelt in januari een verzoek van twee personen (geen lidmaten) om de te Arnemuiden wonende oefenaar P. ’t Hart ook in de week te laten preken. Besloten wordt niet op dit verzoek in te gaan ‘daar de meesten uit het kerkbestuur en de kerkenraad en ook uit de gemeente kunnen bewijzen, dat er zelfs zondagsavonds bijna geen behoefte is om de kerk waar te nemen, wat wekelijks blijkt uit de weinige opkomsten ’s avonds in de kerk’.

In juni roept de kerkvoogdij de gemeente op om te stemmen over de vraag of de oude pastorie aan de Langstraat afgebroken en hiervoor in de plaats een nieuwe gebouwd dient te worden. Met grote meerderheid wordt gekozen voor de bouw van een nieuwe pastorie. Voor de nieuwbouw wordt een commissie gevormd, bestaande uit D. Kousemaker, D. Davidse en J. Buijs. De commissie bezoekt elders in de omgeving nieuwgebouwde pastorieën. Als architect wordt de heer Kuiler uit Middelburg aangetrokken. Naderhand wordt echter besloten om de heer M.L. Westfaal Quadekker, een zoon van de dokter die zich dit jaar in de gemeente heeft gevestigd als bouwkundige, op zijn verzoek een plan te laten maken. Westfaal Quadekker is ook lidmaat van de Hervormde Kerk.

Uit de gemeente gaan stemmen op om de nieuwe pastorie naast de kerk aan de Markt te bouwen. Het kerkbestuur stemt hiermee in. Aan bakker Adriaan Joosse wordt met het oog op de bouw van de nieuwe pastorie naast zijn woning grond verkocht op zij van zijn woning voor een uitweg. De bouw van de nieuwe pastorie wordt gegund aan timmermansbaas Jan Buijs voor ƒ 4.490. De oude pastorie aan de Langstraat wordt via notaris Tak publiek verkocht en wel aan de Gereformeerde Kerk voor pastorie.
In de kerkenraadsvergadering van 20 december komt een schrijven van het Classicaal bestuur aan de orde, waarin de kerkenraad gewezen wordt op haar roeping om te trachten in de predikantsvacature te voorzien. De kerkenraad besluit dispensatie voor het beroepen van een predikant voor één jaar aan te vragen. Daarbij overweegt de kerkenraad: ’Daar de tegenwoordige pastorie te Arnemuiden (dit was de oude pastorie aan de Langstraat) voor een predikantsgezin onbewoonbaar is, daar er wel tot de bouw van een nieuwe pastorie is besloten, ook wel met de bouw is begonnen, maar toch vóór het a.s. najaar het gebouw niet gereed is....’. Het classicaal bestuur wordt beloofd dat na een jaar het beroepingswerk zal worden aangevangen.

Op het verzoek van de voormalige wethouder A. Boogert om een andere zitplaats in de kerk ’omdat hij niet meer naast de burgemeester (S. van Eenennaam) wil zitten’ wordt door de kerkvoogdij in oktober afwijzend beslist. Vermoedelijk is dit verzoek een gevolg van het feit dat Boogert niet meer herkozen is als wethouder.

De markt vóór 1895. De hoek Markt/Langstraat is nog niet bebouwd.
De markt vóór 1895. De hoek Markt/Langstraat is nog niet bebouwd.
Links van de kerk het brandspuithuisje.

1892

Op 31 januari overlijdt burgemeester (tevens gemeentesecretaris) Christiaan Johannes Crucq op de leeftijd van 65 jaar. Evenals zijn grootvader Christiaan Crucq (1761-1827) was hij vele jaren burgemeester van Arnemuiden (vanaf 1871, daarvoor was hij vanaf 1867 gemeentesecretaris). Zijn grootvader Christiaan was een broer van Johannes Crucq (1764-1827), timmermansbaas en grondlegger van het timmermansbedrijf J.K. Crucq gedurende verscheidene generaties.

In de vergadering van de gemeenteraad van 18 januari is burgemeester Crucq nog aanwezig en neemt intensief deel aan de beraadslagingen. Op 17 februari opent wethouder A. Boogert als loco-burgemeester de raadsvergadering ‘met een kort, hartelijk woord, dat hij deze ambtelijke plicht met diep leedwezen vervult, met het oog op het overlijden van den geachte burgemeester Crucq. Een man, waaraan de gemeente Arnemuiden zoveel in alle opzichten verliest. Hij gelooft dan ook in den geest der vergadering te spreken wanneer hij openlijk hulde brengt aan de grote verdienste van de burgemeester Crucq en uit de verzekering, dat diens nagedachtenis nog lang in ere zal blijven’.

Tot nieuwe gemeentesecretaris wordt benoemd de heer A.J.A. Dootjes, commies ter secretarie van Middelburg. Hij wordt met een krappe meerderheid (3 stemmen voor en 2 onthoudingen) door de gemeenteraad gekozen. Raadslid Born verklaart van mening te zijn dat deze benoeming onwettig is met het oog op de bepalingen van de gemeentewet. Dootjes blijft secretaris tot 1899; zijn vertrek zal dan zeer omstreden zijn.
Tot waarnemend secretaris wordt - zolang de nieuwe secretaris nog niet in functie is - aangewezen Jhr. A.M. van Doorn. Voor de huisvesting van de nieuwe gemeentesecretaris staat de kerkvoogdij van de Hervormde kerk drie kamers af van de oude pastorie aan de Langstraat. Hier maakt Dootjes bij nader inzien echter geen gebruik van.

Tot nieuwe burgemeester wordt benoemd de 54-jarige wethouder Salomon van Eenennaam. Op 24 juni 1892 wordt hij geinstalleerd. Hij blijft burgemeester van Arnemuiden tot 1910.
In zijn plaats wordt tot wethouder gekozen het 39-jarige raadslid Gerrit Born, afkomstig uit Middelharnis.
Als nieuw raadslid wordt op 30 maart gekozen Johannis Crucq, de zwager van de overleden burgemeester C.J. Crucq, geboren in 1827 te Arnemuiden. Van de 75 stemmen van de kiesmannen worden er 44 op Johannis Crucq uitgebracht en 24 op Jacob Joosse.
Een aardige bijzonderheid is dat Johannis Crucq de betovergrootvader en Jacob Joosse de broer van de andere betovergrootvader van de schrijver van deze Kroniek is.

De Gereformeerde Kerk, tot nu toe voor de zondagse kerkdiensten vergaderend in de boerenschuur aan het oosteinde van de Langstraat, neemt een houten kerkje aan de Molenweg 4 in gebruik (dit wordt aangekocht voor ƒ 1.000). Dit kerkje wordt in de volksmond ‘het schuurtje’ genoemd.

Uit het Werfboek van de scheepswerf van Meerman kan nog het volgende genoteerd worden:

Arnemuiden, den 22 april 1892.
Aangenomen om te maken een nieuwe Henkst voor Schipper P. Praet Vermeersen van de Clinge de kanter volgens model en van grootte als die van zijn zwager. Daar hebben wij de maat van genomen en malle naar gemaakt met eike vlak.....  Kornelis Meerman.

Daarnaast wordt op de werf een hoogaars gebouwd voor eigen rekening. Deze wordt in oktober verkocht aan Karei van de Gruijter uit Arnemuiden voor ƒ 1.300 (dit wordt de ARM 53). Eveneens voor eigen rekening wordt ‘een bootje’ gebouwd, dat verkocht wordt aan schipper M. den Outer uit Hoofdplaat. Ook wordt begonnen met de bouw van een nieuwe hoogaars voor Kees Sierevelt Jzn 'gelijk aan die van Aart van de Gruijter’ voor ƒ 1.525 (dit wordt de ARM 54).

De garnalenvisserij is dit jaar in het algemeen vrij ongunstig. Niet zo zeer vanwege de vangst, maar door de lage prijzen. In februari en maart worden gemiddeld 2 manden garnalen per dag gevangen; in april loopt dit op tot 3 manden. De prijs per mand bedraagt dan nog cirka ƒ 7. Daarna worden de vangsten groter, maar daalt de prijs tot slechts ƒ 2,50 per mand. De weekverdienste is gemiddeld ƒ 5 per visser. Er is geen bijverdienste door de schardijnvangst, omdat deze niet op de kust komt. De vissers blijven tot eind december doorvissen. De vloot telt dit jaar 48 schuiten.

Het aantal inwoners nam in 1991 toe met 53 en bedraagt per 1.1.1892 2106.
Dit jaar worden opnieuw herhaalde oproepen voor een onderwijzer aan de gemeenteschool in de Middelburgse Courant gezet. Niemand meldt zich. In januari stelde burgemeester Crucq nog voor de jaarwedde te verhogen. De gemeenteraad verklaarde zich toen nog tegen. In maart dringt het provinciaal bestuur aan op vermeerdering van het aantal onderwijzers, dit met het oog op het grote aantal (in totaal 202) schoolgaande kinderen. Gedeputeerde Staten dreigen de gemeenteraad zelfs tot uitbreiding te zullen dwingen.
De gemeenteraad besluit nu de jaarwedde te verhogen van ƒ 600 tot ƒ 675. Kort daarop kan tot onderwijzer met hoofdakte benoemd worden de heer Pieter Breel uit Nieuw- en Sint Joosland.
Op grond van billijkheid worden de jaarwedden van de beide hulponderwijzers J.K. Crucq en G. Geertse verhoogd van ƒ 425 tot ƒ 475. De onderwijzer J.K. Crucq neemt echter al per 1 november ontslag wegens een benoeming te Oostburg. Op de geplaatste oproep solliciteert niemand. De gemeenteraad besluit dan de jaarwedde voor deze functie verder te verhogen en wel tot ƒ 500. Dit leidt er toe dat in november tot hulponderwijzer benoemd kan worden de heer J. Buijs Azn te Souburg.

Dit jaar wordt de Zuidwal opnieuw beplant met een rij olmenbomen. Het raadslid Hoveijn vraagt aandacht voor de toestand op de wal. Met geringe kosten is de wal volgens hem een beter aanzien te geven. Deze zou dan gemaakt kunnen worden in de vorm van een bolwerk. De raad stemt in met verfraaiing van dit deel van de gemeente. Voor de uitwerking wordt een commissie ingesteld. Nergens blijkt echter dat het tot daadwerkelijke uitvoering van deze verfraaiing is gekomen.

Raadslid Hubrecht van Eenennaam wijst in de raadsvergadering van april op ‘de onhoudbare toestand van de pomp op de Markt’. ’Sinds jaren geeft de pomp geen water meer, zodat bij enige droogte hij en anderen overlast hebben van mensen, die niet in het bezit zijn van een grote regenbak’. Besloten wordt de pomp weer in orde te brengen. Aan de smids wordt gevraagd een prijs op te geven waarvoor ze de pomp kunnen maken.
De gemeenteraad neemt ook het besluit om - ‘in verband met de aanbouw van een rij woningen langs de grintweg naar Middelburg en de modderpoel vóór die woningen’ - een straatweg van cirka 130 meter lengte aan te leggen voor ƒ 1.000 (de huidige Molenweg). Tot dekking van deze kosten wordt het oude hoofdonderwijzershuis aan de Noordstraat verkocht.

Ook wordt geprobeerd om de strook grond langs de spoorbaan in eigendom of bruikleen te verkrijgen van de Staatsspoorwegen ‘om de reinheid en verfraaiing van de gemeente te bevorderen’.

De vroedvrouw N. Bliek-Dekker (in november is zij gehuwd met Gommert Bliek), woonachtig in het doktershuis aan de Langstraat, vraagt of er een keukentje bij haar woonruimte getrokken mag worden ’daar het haar toch zo moeilijk is haar woonkamer voor keuken te moeten gebruiken’. De gemeenteraad is hier tegen, tenzij de vroedvrouw ƒ 1,50 per week meer huur wil betalen. De vroedvrouw schrijft daarop ‘dat ze met de door de raad vastgestelde huurprijs der dokterswoning genoegen neemt’.
In de raadsvergadering van maart betoogt voorzitter Salomon Van Eenennaam opnieuw de wenselijkheid om een gemeente-geneesheer te benoemen. Hij stelt voor weer een oproep te plaatsen in de Middelburgse Courant en een geneeskundig tijdschrift. Besloten wordt dit te doen ’zonder vermelding van jaarwedde’, kennelijk om niet bij voorbaat belangstellenden door de hoogte van de bezoldiging te weerhouden.

Over 1892 zijn geen bijzonderheden van de Hervormde Kerk te vermelden. Onder leiding van de consulent ds. Gobius du Sart uit Nieuw- en Sint Joosland worden slechts drie vergaderingen van de kerkenraad gehouden. Uit de rekening en verantwoording van de diaconie blijkt dat de inkomsten over 1891 ƒ 2.412,77 en de uitgaven ƒ 2.152,30 bedroegen, zodat het batig saldo ƒ 260,47 is.
De aftredende diaken M. Vader verklaart onherroepelijk een herverkiezing niet te zullen aannemen. Hij is wel bereid te blijven zitten zolang er nog geen opvolger is gekozen.

1894

Voor de vissers is 1894 nogal ongunstig. Het jaar begint met matige vangsten. Vanwege het koude, winderige weer blijven de vangsten laag (slechts 2 à 2½ mandjes per dag). Ook de prijs blijft lang aan de lage kant (ƒ 2,50 à ƒ 3 per mand). Pas in september loopt deze op tot ƒ 6 per mand.
De vissers die kans zien iets anders te verdienen, stoppen in oktober dan ook reeds vanwege de schamele vangsten. Slechts een enkeling blijft doorvissen op de garnalen.
Ook vissen enkele Arnemuidse vissers op schardijn, maar dit levert weinig bijverdienste op. De meeste schardijn wordt per stoomtram van Breskens naar Brugge vervoerd, waar ze gezouten en gerookt wordt. De afzetmogelijkheden voor deze vissoort zijn gering. Dit wordt nog verergerd doordat de enige rokerij te Arnemuiden dit jaar niet in bedrijf is.
De Arnemuidse vissersvloot bestaat dit jaar uit 56, die van Vlissingen uit 8 en die van Veere uit 7 schuiten.

Niettemin heerst er op de scheepswerf van Meerman dit jaar grote bedrijvigheid. Begin het jaar wordt de nieuwe hoogaars voor Aart Marteijn (de ARM 60) afgebouwd. Nog voor drie andere Arnemuidse schippers worden nieuwe hoogaarzen gebouwd: voor Lieven de Nooijer Pzn ’gelijk aan grootte van die van Jan de Nooijer’ voor ƒ 1.430, voor Marinus Schroevers uit Vlissingen ’gelijk aan grootte van die van Jan de Nooijer’ voor ƒ 1.450 en voor Kornelis van Belzen Lzn voor ƒ 1.600 (de nieuwe ARM 7). Ook wordt er nog een nieuwe hoogaars gebouwd voor schipper C. Schippers uit Kortgene voor ƒ 900.
Tussendoor lezen we in het werfboek: ‘De vissloep van Lieven van Belzen heeft gekost toen die nieuw gemaakt is 9800 frank gelijk staande met ƒ 4.704 met al het benodigde rondhout. Dezelfde vissloep op de werf gewonden de 22 oktober 1894. Te water gelaten 12 december 1894’.

Het onderwijs is dit jaar een zaak van aanhoudende zorg voor de gemeenteraad. Nadat vele vruchteloze pogingen zijn gedaan kan dit jaar tot hulponderwijzer worden benoemd de heer J. Frelier uit Breskens. Raadslid Hoveijn wijst er op ‘dat het onderwijs, aan de school te Arnemuiden gegeven, zeer slecht is te noemen. Er zijn voorbeelden te over om dit aan te tonen’.

De oude bovenmeester Buys met een groep kinderen voor de school in 1895.
De oude bovenmeester Buys met een groep kinderen voor de school in 1895.

De burgemeester merkt echter op dat volgens zeggen ‘het hoofd der school Buijs een goed onderwijzer is’. Ook andere raadsleden klagen erover dat de school dikwijls te laat begint en te vroeg eindigt. Ook wordt opgemerkt ‘dat er op de school niet de minste regel wordt gehouden; tot half 10 komen de leerlingen straffeloos in school’. Het is - volgens raadslid H. van Eenennaam - ‘een ordeloze troep. De kinderen uit de gemeente gaan school in andere gemeenten omdat het onderwijs hier zo slecht is’. Uit de discussie blijkt dat de zeer zware taak de oude bovenmeester Buijs boven het hoofd is gegroeid. De burgemeester en de wethouders klagen er over dat al zo dikwijls met het hoofd is gesproken. Men wil deze ook weer niet al te hard aanpakken omdat hij al 60 jaar is. Hij verleent niet de minste medewerking. Hij bemoeit zich nooit met het schoolverzuim. De kinderen komen en gaan wanneer ze dit goedvinden. Er zal opnieuw met hem gesproken worden.

Wanneer Gedeputeerde Staten in mei het gemeentebestuur aanmanen het aantal leerkrachten uit te breiden, wordt besloten voor het eerst in de geschiedenis van de school een onderwijzeres op te roepen. Uit de beraadslaging blijkt dat één onderwijzer soms wel les moet geven aan een groep van 130 kinderen. De oproep van een onderwijzeres resulteert in de benoeming van mejufrouw H.W. Hildernisse per 1 augustus.
Tot onderwijzeres aan de Chr. Bewaar-, Brei- en Naaischool wordt per 1 januari 1894 benoemd mejuffrouw Filius in de plaats van mejuffrouw J.P. Janssen (deze was vanaf 1889 aan de school verbonden). Juffrouw Filius was al behulpzaam aan de school. Zij blijft in functie tot 1901.

Wethouder Born maakt tijdens de raadsvergadering van mei de raadsleden opmerkzaam op de toestand van enkele schilderijen in de raadszaal. Het zou zonde zijn wanneer de gemeente deze stukken van waarde liet vergaan. Besloten wordt deze te laten restaureren voor ƒ 40.
In de raadsvergadering van juli stelt de burgemeester voor de grintweg naar Middelburg een naam te geven. Hij noemt als mogelijkheden: Romboutstraat, Mortierestraat, Van Deelenstraat en Molenstraat. Het wordt de ’Molenstraat’. Ook wordt besloten de oude straatkeien, komende uit de Langstraat, te verwerken aan het Stationsplein.

Aan J.K. Crucq wordt toegestaan twee kastanjebomen te rooien voor zijn nieuw te bouwen huizen aan de Markt, omdat die geheel in de weg staan. De gemeenteraad onderbreekt de vergadering en gaat even ter plaatse kijken. Ook Salomon Buijs vraagt dan om toestemming voor het rooien van een kastanjeboom voor zijn huis aan de Markt. Dit wordt echter niet toegestaan.

Door de heer F.P. Polderdijk is geheel belangeloos een kaart vervaardigd van de ambachtsheerlijkheid Nieuwerkerke met als voorbeeld eenzelfde kaart die onooglijk was geworden. Samen met dokter Walraven van Nieuw- en Sint Joosland publiceerde Polderdijk een aantal geschiedkundige beschrijvingen.

In de raadsvergadering van 10 oktober wordt het overleden raadslid M. Hoveijn herdacht. Burgemeester S. van Eenennaam merkt op ‘dat hij een nuttig lid was die in de raad een goed figuur maakte en zijn goede denkbeelden omtrent de te verhandelen zaken steeds met warmte en overtuiging wist te ontvouwen maar ook weer prijs gaf, wanneer op goede gronden zijn denkbeelden werden bestreden. Zijn afsterven is een verlies voor de gemeente en zijn plaats zal moeilijk te vervullen zijn’. Bij het doornemen van de raadsnotulen blijkt inderdaad dat raadslid Hoveijn een wijze, doordachte inbreng had. Tot nieuw raadslid wordt benoemd David Davidse, geboren in 1852 te Sint Laurens.

Wethouder Born klaagt aan het einde van het jaar weer over het straatrumoer op zaterdagagavonden. De ingezetenen ondervinden hier veel hinder van. De burgemeester merkt op dat meer dan één procesverbaal is opgemaakt, maar dat het heel weinig helpt. De opgelegde straffen zijn weinig beduidend en de gestraften bekommeren er zich weinig over. Opvallend is dat de gemeenteraad kort daarop besluit een nieuw karabijngeweer en een revolver voor de gemeenteveldwachter aan te schaffen, omdat zijn bewapening te wensen overlaat.

Uit het notulenboek van de Hervormde Kerk blijken de volgende bijzonderheden. In de kerkenraadsvergadering van 10 januari spreekt de consulent ds.Gobius du Sart zijn misnoegen er over uit, dat men hem heeft verzocht een vergadering te houden zonder daarbij de redenen op te geven. Tijdens de vergadering komt de reden tevoorschijn. Vijf kerkenraadsleden (Van Belzen, de Nooijer, Marteijn, De Ridder en Boogert) hebben deze vergadering gewenst om bij de consulent een klacht in te dienen over het feit, dat ouderling Jobse ‘de spreker ’t Hart op één der laatste zondagen over diens wijze van prediking en verklaring van Gods Woord heeft aangevallen’.
De consulent verklaart dergelijke klachten niet te kunnen accepteren, ‘daar ’t Hart geen lid der kerk is en alleen met vergunning van de kerkvoogden optreedt, ’t Hart staat in geen betrekking tot de kerkenraad, bezit geen aanstelling en kan dan ook geen recht hebben om door de kerkenraad in zijn prediking gesteund te worden’. Besloten wordt hier verder in te berusten. Zoals uit voorgaande jaren blijkt is de voormalige kapitein P. ’t Hart een godsdienstonderwijzer, die in deze jaren ook te Arnemuiden woonachtig is. Ook het vorige kerkenraadslid R. Schroevers had al eerder een klacht van gelijke strekking als door ouderling Jobse geuit, bij de kerkenraad ingediend. De aan deze zaak gewijde breedvoerige beschouwing in het notulenboek is nauwelijks te ontcijferen wegens het onleesbare handschrift van de consulent. Kort daarop bedanken ouderling Jobse en diaken Kousemaker. In de vacature van diaken wordt gekozen A. de Ridder.
Uit de eindafrekening van de diaconie van de als diaken afgetreden boekhouder Kousemaker blijkt dat het batig saldo over 1893 ƒ 492,56 bedraagt.

Op 9 maart wordt de eerste steen gelegd voor de pastorie aan de Markt door presidentkerkvoogd D. Kousemaker in tegenwoordigheid van de kerkenraad, de kerkvoogden en notabelen en het college van burgemeester en wethouders. Op 21 juni is de nieuwe pastorie gereed.

Het gemeentebestuur besluit op verzoek van de kerkvoogdij voor de nieuwgebouwde pastorie een stukje grond af te staan ‘ter afheining en begrinding’.
Op verzoek van Adriaan Joosse worden aan hem ongeveer 17 roeden (215 m2) kerkgrond naast zijn woning aan de Markt verkocht voor ƒ 275 ‘strekkende gelijk de achtergevel van de nieuwe pastorie’. Deze grond dient afgeschermd te worden door een haag en aan de voorkant moet een poort aangebracht worden. De oude pastorie aan de Langstraat wordt eind april door notaris Tak openbaar geveild en daarbij verkocht aan de Gereformeerde Kerk.

De nieuwgebouwde pastorie aan de markt. In de deuropening van zijn winkel staat bakker Joosse.
De in 1895 nieuw gebouwde pastorie aan de Markt. In de deuropening van zijn winkel staat bakker Joosse.

Door de kerkvoogdij wordt ook besloten ‘bij de godsdienstoefeningen bij de gewone predikanten, omdat er in den regel dan weinig volk is, den uitgang door de voordeur te doen plaatshebben in verband met het collecteren met de derde bus voor de nieuwe pastorie’.
Op verzoek van kerkvoogd Willem Meulmeester wordt in november toegestaan om met de winter een avond in de week avondgodsdienst te houden. Meulmeester moet garant staan voor de niet door collectegelden gedekte kosten.

Meer artikelen...

  1. 1895
  2. 1896
  3. 1897
  4. 1898