1836

In 1836 publiceert H. Sluijters zijn ‘Aardrijkskundige beschrijving van de provincie Zeeland’. Over Arnemuiden vermeldt hij het volgende:

Arnemuiden, in de wandeling Arnemuije genoemd, drievierde uur ten oosten van Middelburg, is een stad van de tweede rang, met 1247 inwoners. Voorheen was het een aanzienlijke koopstad, doch is thans, evenals Veere, in een zeer vervallen staat. De naam van deze plaats is ontleend aan het watertje de Arne, dat eertijds hier gevonden werd, doch nu niet meer bestaat. Door het Arnemuidsche Gat heeft de stad gemeenschap met de stromen. De kerk is een ruim kruisgebouw met een orgel en een van uurwerk en klokkenspel voorziene toren. Aan de westelijke gevel van de kerk heeft men een half zwarte en half vergulde bol, welke, door het torenuurwerk in beweging gebracht, de schijngestalten van de maan aanwijst. Het Stadhuis is een ouderwets maar vrij goed gebouw. In de nabijheid van Arnemuiden heeft men nog twee zoutketen. De ingezetenen bestaan door de visserij. Nieuwland, aan de straatweg van het Sloe naar Middelburg, een half uur zuidoost van deze stad, ligt zeer aangenaam. Men heeft er een kerk en telt met het gehucht het Oude Dorp 679 inwoners.

* * *

Het Stadsbestuur wordt in 1836 gevormd door burgemeester C.D. Baars, de wethouders Abraham van Eenennaam en Janis de Marée en de raadsleden Adriaan Adriaanse, Jan Kraamer, Jan van der Weele en Leendert Wisse. Secretaris is C.J. Baars, de zoon van de burgemeester.

Dit jaar komt de stijfselfabriek, opgericht door de 26-jarige gemeentesecretaris C.J. Baars, in bedrijf in het Christiaanpoldertje. Dit poldertje, 0,2 ha groot, werd in het begin van de 19e eeuw ingedijkt in het Arnemuidse vaarwater. Het is het kleinste poldertje in Zeeland en ligt ten westen van de Clasinapolder. De gemeenteraad verleende Baars hiervoor vergunning tegen betaling van een jaarlijkse erfpachtsom van ƒ 34 voor het weiland (groot 60 roeden en 50 ellen). De stichting van de fabriek kost de heer Baars ruim ƒ 3.600. Helaas rendeert dit veelbelovende initiatief niet. In 1845 wordt er een aardappelbloemfabriek van gemaakt.

Van de pachter van het zogenaamde groot eiland of het stadseiland, gelegen achter de vroegere zoutketen, Barend Jan Harthoorn, ligt er nog steeds een verzoek om enige tegemoetkoming voor de door hem geleden schade, veroorzaakt door de defecte keersluis in het Arnemuidse kanaal. Vanwege de lekkages worden de sluisdeuren niet meer gesloten. Bij hoge vloeden, zowel tijdens de vorige als deze winter, vloeit het groot eiland meermalen onder met zout water. Een commissie uit de gemeenteraad, bestaande uit de raadsleden Adriaanse en Wisse, komt na onderzoek tot het oordeel dat de klacht van Harthoorn zeer gegrond is. Zijn jaarlijkse pachtsom wordt verlaagd met ƒ 18 (deze was ƒ 91).

De burgemeester deelt de gemeenteraad mee dat hij in de gelegenheid is de zogenaamde beer voor 7 jaren onderhands te verpachten aan schipper Leendert de Zeeuw uit Middelburg voor f 12 per jaar. Voorwaarde is ‘dat de schipper tweemaal per jaar en wel in het voor- als najaar, alhier zich ter inlading laat vinden en van de ingezetenen voor het ruimen der gemakken niets mag vorderen’. Nadrukkelijk bepleit hij, zowel tot gerief van de ingezetenen als in het belang van de stad, van deze gelegenheid tot verpachting gebruik te maken.

In de raadsvergadering van augustus leest burgemeester Baars een ingekomen verzoek voor van C. Smit, scheepsmaker te Arnemuiden. Smit geeft hierbij te kermen dat hij een plek grond wenst voor het oprichten van een scheepswerf. Omdat Smit niet vermeldt waar hij de werf wil oprichten wordt zijn verzoek in handen gesteld van de wethouders. Hierna komen we niets meer tegen over deze scheepsbouwer. De 40-jarige, in Nieuw-Lekkerland geboren Cornelis Smit woont sinds 1817 in Arnemuiden en staat vermeld als ‘scheepstimmerman’. Hij is gehuwd met Tannetje Siereveld. Zeer waarschijnlijk was hij werkzaam op de scheepswerf van Pieter Meerman, waar hij naast woonde in de Langstraat.

Op de 29e november woedt er een hevige orkaan. Van het dak van het Stadhuis waait een gedeelte dakpannen en ook de schutting achter de erve van het Stadhuis wordt geheel omver geslagen, zodat deze nu geheel open ligt. Er wordt direct opdracht gegeven om het dak en de schutting te herstellen. Ook op de 25e december stormt het geweldig. Twee ramen aan de achtergevel van het Stadhuis worden verbrijzeld. De totale herstellingskosten zijn ƒ 75,34.

* * *

Dit jaar heerst er in de zomer een buitengewone nood en armoede onder de ingezetenen als gevolg van de zeer geringe visvangst. De alhier wonende ontvanger van de rijksbelastingen Van Ginhoven en de heelmeester Van Opdorp nemen het initiatief om een commissie op te richten om ‘door bijdragen van weldadige menschenvrienden zo veel als doenlijk is in die hooggaande behoeften te voorzien’. In deze commissie nemen zitting burgemeester Baars, raadslid Adriaanse, gemeentesecretaris Baars en de heelmeester Oversluijs. In de Middelburgse Courant wordt een dringende oproep voor het schenken van milde giften geplaatst. De activiteiten van de commissie leveren niet geringe bijdragen op. Daardoor kan in de allernoodzakelijkste behoeften van de noodlijdenden in de gemeente worden voorzien.

* * *

De visserij is dit jaar in vergelijking tot vorige jaren ‘zeer en buitengewoon nadelig’. Er wordt zeer weinig vis aan de Zeeuwse kust gevonden. Zodra het weer het toelaat in het voorjaar wordt uitgevaren maar geen vis gevonden, in het zomerseizoen wat schol, schelvis en tong doch zeer matig en in het najaar niets dan roggen en ook niet overvloedig.

Er lopen dit jaar - naast de hoogaarzen voor de vangst op garnalen, mossels en oesters - 16 visschuiten ter kustvisserij uit ‘alle boven de 30 ton en elk met 5 koppen bemand’. In het archief troffen we de meetbrieven van de volgende acht visschuiten aan met vermelding van de eigenaars, de lengte en de tonnage:

'De Jonge Willemina' van Job de Ridder Jzn, 1151 duim, 38 ton;
'Den Hollander' van Marinus de Nooijer, 1255 duim, 43 ton;
'Het Zeepaard' van Joost Grootjans, 1153 duim, 38 ton;
'De Vrouw Sara' van Klaas Grootjans, 1218 duim, 38 ton;
'De Jonge Pieter' van Marinus van Belzen, 1244 duim, 52 ton;
'De Jonge Jan' van C.J. Baars & Comp., 1306 duim, 53 ton;
'De Morgenster' van Jan van Belzen, 1140 duim en 33 ton;
'Johanna Maria' van Louis le Mahieu, 1184 duim en 44 ton.

* * *

Van de Hervormde Gemeente is weinig te melden. Opmerkelijk is wel de vermelding in het notulenboek, dat in de maand september, na beëindiging van de godsdienstoefening, Maarten Kraamer, de kerkmeester, in de consistorie komt om zich af te scheiden. De kerkenraad spreekt hier uitvoerig over. Eenparig wordt besloten hem het volgende te berichten:

‘Vriend Kraamer,
De Kerkenraad der Gereformeerde Gemeente alhier berust in uw verzoek en zal daarvan aantekening doen in haar Acteboek.
Uw u achtende Vriend, J. Wanrooy’.

De armenrekening over 1835 sluit met een batig saldo van ƒ 138,36 (ontvangsten ƒ 1.095,29 en uitgaven ƒ 956,93).

Dit jaar zijn de diakenen Anthonie de Mol en Joost Smout aftredend. Uit het door de kerkenraad gestelde viertal (Leendert Wisse, Marinus de Nooijer Mzn, Adriaan Filius en Jacob de Nooijer) worden M. de Nooijer en L. Wisse door de gemeenteraad benoemd.