1776

De winter van 1775/1776 is uitzonderlijk streng. De graanprijzen worden daardoor tot grote hoogte opgedreven.
Het is dit jaar dat de ‘Maatschappij ter Bevordering van de Landbouw’ wordt opgericht.

Deze zomer vertrekken weer enkele schepen van de Oostindische Compagnie met honderden mensen aan boord vanuit Middelburg naar de Oost. Hoewel de Oostindiëvaarders bij een behouden terugkeer grote schatten aanvoeren, eist de Compagnie een hoge tol. Twee op de drie V.O.C.-ers keren niet terug. Vanaf de oprichting in 1602 heeft de Compagnie zo'n 900.000 mannen in de kracht van hun leven langs Kaap de Goede Hoop gevoerd. Van hen zijn er niet meer dan 300.000 teruggekeerd. De meesten dienen hun 5-jarig contract niet eens uit en sterven op de schepen of binnen de muren van een van de vele forten in Azië. Vooral in tijden van oorlog heeft de V.O.C. te kampen met hoge sterftecijfers.

* * *

Het Stadsbestuur ondergaat dit jaar een enkele wijziging. Maarten Adriaanse volgt de aftredende burgemeester Pieter Geene op. Vermeldenswaard is dat zowel Adriaanse als Geene beiden timmermansbazen zijn en thans 20 jaar deel uit maken van de vroedschap.
Begin oktober deelt de regerende burgemeester Cornelis van Mallant het Stadsbestuur mee dat hij het ambt van burgemeester niet langer kan uitoefenen. Hij heeft een functie te Middelburg verkregen. Besloten wordt om Maarten Adriaanse provisioneel ook als 2e burgemeester te laten fungeren.

Er overlijden in 1776 11 inwoners. Van hen noemen we ds. Cornelius Vos (56 jaar), Willem Lacqué (66 jaar), Aart Marteijn (58 jaar) en Adriaan Joosse Grootjans (21 jaar). Adriaan Grootjans is verdronken in het Sloe op 5 maart en opgevist op 4 mei en op dezelfde dag begraven.

* * *

Al vanaf het begin van de 18e eeuw stond op het noord/oosteinde van de Langstraat (waar nu het Meubelhuis is gevestigd) een buitenplaats. In en achter de naast elkaar gelegen panden ‘Het Roode Schilt’, ‘De Wildeman’ en ‘De Bane’ had vanaf 1748 de Middelburgse notaris en procureur mr. Hendrik Brouwer z'n ‘buiten’. Na zijn overlijden in 1766 bleef z’n weduwe hier wonen. Zij stierf in 1775. Thans worden deze panden bewoond door hun dochter Anthonetta Brouwer en haar echtgenoot Bastiaan Bomme.

In augustus beklagen Bastiaan Bomme en andere burgers zich over het bestelen en beroven van hun hoven, zelfs als deze afgesloten zijn. Het Stadsbestuur publiceert daarop een scherpe waarschuwing en looft een premie van 25 gulden uit voor degene die de daders aanbrengt. In de waarschuwing wordt vermeld dat het de eigenaren is toegestaan om binnen de besloten hoven op dieven en inbrekers te schieten. Wel moeten de eigenaren daarvan door middel van een waarschuwingsbord aan de ingang van hun hof kennis geven.

* * *

Gillis Fafa, de scheepstimmerwerfbaas, vertrekt dit jaar naar Middelburg. Zijn vertrek schijnt nogal omstreden te zijn. In de afgegeven kerkelijke attestatie staat aangetekend dat Fafa vertrokken is zonder zijn crediteuren te hebben voldaan.
De Arnemuidse timmermansbaas Jan Basseveld is door koop eigenaar geworden van de scheepstimmerwerf aan het Hoofd. De ondergrond van de werf is echter nog steeds eigendom van de stad. Daarom schrijft hij het Stadsbestuur dat hij genegen is om, zolang zich hier geen scheepstimmerman zal vestigen, de kanthelling tot gerief van de vissers en anderen in stand te houden om daar van dezelfde voordelen te genieten als de scheepstimmerman Gillis Fafa had. Zodra er zich een scheepstimmerman aandient, is hij bereid ‘de kanthelling weer over te geven of zijn kanthelling aan deze te verkopen of, indien deze onverhoopt niet verkocht kan worden, te accorderen om die uit te breken’. Het Stadsbestuur besluit dat de werf en de helling voor Arnemuiden behouden moeten blijven. Zolang mag baas Basseveld die gebruiken tot wederopzegging.

In september dienen zich al enkele geïnteresseerden in de scheepswerf aan. Het zijn Jacob Ossewaarde uit Middelburg en Steven Bouwman uit Dordrecht, beiden scheepstimmerlieden. Ze zijn genegen de werf van Gillis Fafa opnieuw op te richten. Het Stadsbestuur geeft hun vergunning om de werf en kanthelling te gebruiken. De ondergrond van de werf en de helling blijven weliswaar eigendom van de stad.

De vrouw van Steven Bouwman, Maria Leynse, krijgt op haar verzoek toestemming om in de stad een breischool te houden. Ook in Middelburg heeft ze al enige jaren een brei- en leesschooltje gehouden.

* * *

Nog enkele algemene bijzonderheden.
In januari besluit het Stadsbestuur ‘niet toe te staan dat in het huis van de weduwe van de vorige secretaris Van Ginhoven, als in het beste van deze stad, een coemelkery werde gehouden en gedaan’. Het gaat hier om het pand ‘De Nieuwe School’ aan de Markt, waar Jacob Meerman vorig jaar is gaan wonen.

De molenaar Philippus Alevoet krijgt opdracht voortaan te voorkomen ‘dat z’n knecht, niet malende, met licht op de molen zal zitten met jongens, en van nu af aan de knecht, de molen sluitende, de sleutel bij hem zal moeten brengen op straffe van pagtbreuk’.

* * *

Begin maart komt er een dreigende brief van het Stadsbestuur van Veere binnen. Men heeft nu al meermalen van de oesterputhouders van Veere klachten ontvangen over het beroven van de oesterbanken tussen de Montfoortse Toren tot omtrent de Oranjepolder door Arnemuidenaars. Het Veerse Stadsbestuur heeft daartegen nadrukkelijk gewaarschuwd op 29 april 1752 in de hoop dat daardoor de klachten zouden ophouden. De ervaring leert echter dat de roofzucht niet is beteugeld. In 1766 is er nogmaals een waarschuwing gepubliceerd, maar opnieuw is men in z’n verwachting teleurgesteld. Wederom zijn ernstige klachten van oesterputhouders ontvangen dat ‘verscheidene luiden en speciaal vissers van Arnemuiden zich niet ontzien dagelijks van de banken en uit de kreken niet alleen oesters te rapen maar ook het zaadgoed vertrappen en lopen te ruïneren onder voorwendsels van te vissen en mossels, kreukels etc. te rapen en te vangen’. Het Stadsbestuur van Veere is van de gefundeerdheid van de klachten overtuigd. Men wil de dieven voortaan zeer streng straffen, desnoods met assistentie van de militie.

Het Stadsbestuur besluit hierover advies te vragen aan de advocaat Sinclair te Middelburg. Aan de magistraat van Veere schrijft men een brief met onder meer de volgende inhoud:

Wy willen gaarn het onze toebrengen om aan de eene zyde onze schamele gemeente in haare volstrekt nodige en doorgaans met alle naarstigheid betragt wordende pogingen om voor en met hunne veeltyds talryke huisgezinnen den soberen kost te winnen op eene redelyke en schuldpligtige wyze de hand te bieden en aan de andere zyde, zoo veel sulks in ons vermogen is, daar voor te zorgen dat onze in- en opgezetenen door een moedwillige overtreding der publicaliën ook van andere magistraten zig niet aan de daar op gestelde peenen en straffen bloot stellen, hebben wy ons verpligt geacht uw voorschreven missive te stellen in handen van heren commissarissen uit onse vergadering om het belang der vissers over de inhoud van dien te hooren en ons te dienen van consideratie of en in hoever wy iets kunnen toebrengen...

* * *

Voor de Hervormde Gemeente is het een bewogen jaar.
Op de 22e januari overlijdt ds. Cornelius Vos op de leeftijd van 56 jaar. Gedurende het gehele jaar 1775 kampte hij al met grote zwakte. Sinds 1764 stond hij te Arnemuiden. Hij was gehuwd met Johanna Broodman, overleden te Arnemuiden op 26 december 1788 in de leeftijd van 60 jaar. Vanwege de zeer zwakke gezondheidstoestand van ds. Vos werden er in de periode november tot en met maart geen kerkenraadsvergaderingen gehouden.

Op de 4e april is er een vergadering van het Collegium Qualificatum, in aanwezigheid van de stadsbestuurders Casper Visser en Jacob van Cas. Het doel is om te komen tot het beroepen van een nieuwe predikant. Professor H.J. Krom uit Middelburg opent de vergadering. De vertegenwoordigers van het Stadsbestuur verklaren dat ze de beroepingskosten ten bedrage van 100 gulden niet meer kunnen betalen. De kerkenraad berust hierin. Ook de huishuur voor de woning van de predikant zal weer op de oude voet verschuldigd zijn. Tevens geven de stadsbestuurders bij deze gelegenheid in overweging of ‘men hier de nieuw berijmde psalmen zou bezorgen in de gewelven van de ouderlingen en diakenen’. De kerkenraad vindt het geen bezwaar om deze aan te schaffen uit het diaconiegeld.

De vergadering stelt een groslijst op voor een te beroepen predikant. Daarop komen de namen voor van de volgende predikanten: Joh. Molentiel te Sommelsdijk, Philippus van Dueren te Cadzand, P.J. la Motthe te Kruiningen, Wilhelmus Schortinghuis te Schoondijke, Nicolaas Uittermans te Cleverskerke, Joh. Roering te Zaandam, Corn. Gavel te Goedereede, Petrus Moens te Aardenburg, Abram Rutgers te Oude Tonge, Joh. Thomson te Ritthem, J. Beukelman te Wolphaartsdijk, Adr. Ham te ‘s-Heer Arendskerke, J.P. Bodde te Maartensdijk, Mich. Ginte te Domburg en Dan. van de Struck te Oudelande.
Uit deze groslijst worden op zestal geplaatst de predikanten Molentiel, Van Dueren, Drabbers, La Motthe, Moens en Rutgers. Daaruit wordt weer een drietal gekozen: de predikanten Molentiel, Van Dueren en Moens. En daaruit wordt uiteindelijk met eenparigheid van stemmen beroepen ds. Johannis Molentiel, predikant te Sommelsdijk. Deze neemt het beroep aan.

Op de 12e november worden de drie oudste leden van de stadsregering, Maarten Adriaanse, Marinus Haay en Casper Visser, afgevaardigd om de beroepen en ‘op de comst staande ds. J. Molentiel by zyn comst te verwellecommen’. De 53-jarige ds. Johannes Molentiel doet intrede op 17 november. Hij is geboren te Amsterdam in 1723, huwde in 1753 met Maria le Camp en was vanaf 1750 predikant te Goedereede en Stellendam en daarna vanaf 1753 te Sommelsdijk. Z’n eerste vrouw overleed in 1772. In 1780 hertrouwt hij met C.M. Neeteson. Ds. Molentiel overlijdt op 2 mei 1793 in de ouderdom van 70 jaar te Arnemuiden.

In het notulenboek treffen we van de hand van ds. Molentiel een notitie aan over zijn overkomst naar Arnemuiden. We nemen deze over.

Nadat ds. Joannis Molentiel van zijn gemeente van Sommelsdijk, in welke hij 23 en 7/8  jaar het Evangelium Christi verkondigd en gedaan, zijn afscheid genomen had de 10 maart 1776 uit 1 Petrus 5 verzen 10 en 11 en de 14e alhier was aangekomen. Is zijn eerwaarde de 17e alhier plechtig in zijn dienst bevestigd door de heer Professor H.J. Krom te Middelburg met de woorden uit Lucas 14 : 23: ‘Ende de Heere seyde tot den dienstknecht: Gaat uit in de wegen en heggen en dwing ze in te komen, opdat Mijn Huis vol worde’. Waarna zijn eerwaarde des namiddags zijn intrede en dienstwerk begon met de woorden van Paulus Efeze 3:8: ‘Mij de allerminste van alle de heiligen is deze genade gegeven om onder de heidenen het evangelie te verkondigen der onnaspeurlijke rijkdom Christi’. En is vervolgens door de kerkenraad door gedeputeerden in de consistoriale vergadering verzocht en verschenen. Met hartelijke zegenwensinge verwellekomd, het presidium opgedragen en de hand van broederschap gegeven, welke zijn eerwaarde bedankt en met weder zegenwensinge over haar personen, familiën en gemeente beantwoord.

De nieuwe predikant ds. Molentiel begint met een regeling te treffen voor het houden van kerkenraadsvergaderingen. Eind november wordt op zijn voorstel besloten gedurende de zes herfst- en wintermaanden dinsdagsavonds kerkenraad te houden om 5 uur. In de zes lente- en zomermaanden zal dit zijn op maandag om 6 uur. Degene van de broeders die niet op tijd is, zal twee stuivers verbeuren; degene die geheel wegblijft zonder ziekte vier stuivers.
De kerkenraad beklaagt zich overigens bij het Stadsbestuur dat de predikant zeer veel te kort komt aan de losmaking van de Classis Zierikzee en aan de onvermijdelijke kosten van de overkomst. Ze vraagt of de magistraat geen middelen weet om deze buiten bezwaar van de armenkas te betalen. Enkele afgevaardigden van het Stadsbestuur (Casper Visser, Adriaan Vinke en Salomon van Eenennaam) zullen hierover met de kerkenraad een gesprek hebben. Dit gesprek leidt er toe dat het stoelengeld in de kerk van de zitplaatsen wordt verhoogd van 10 tot 12 stuivers per jaar. Dit voorstel wordt aangenomen ‘als geen beter middel uit te denken’.
Echter de broeders van de kerkenraad komen in de consistorie daar op terug en hebben het voorstel alsnog afgekeurd ‘omdat de kerkelyke gemeente dit niet zal accepteren’. Het Stadsbestuur toont zich hierover zeer ontstemd en ‘keurt de handelingen van die wankelbare broeders af’.

Wel krijgt ds. Molentiel vrijheid van belasting zoals ook de regenten hebben, zonder dit evenwel aan volgende predikanten verplicht te zijn.

Zo fel ds. C. Vos tegen was, is ds. Molentiel vóór de nieuwe psalmberijming. De nieuwe bundel wordt dan ook spoedig ingevoerd. Blijkbaar is de gemeente met de predikantwisseling ook van gedachten veranderd. Volgens de historieschrijver Van der Aa ‘had ds. Molentiel het geluk om door goeden ingang vindende redenen de gemoederen tot bedaardheid en tot stil gehoorzamen aan de overheid te brengen’.