1775

In november wordt ons land getroffen door een stormvloed, die grote schade toebrengt aan het kustgebied.

De Nederlandse koopvaardijschepen worden ter hoogte van de Middellandse Zee nog steeds bedreigd door zeerovers. Een vlooteskader van de Republiek onder bevel van Matthijs Sloot werd vorig jaar al naar de Middellandse Zee gezonden om te trachten de zeeroverij vanuit Marokko in te tomen. Ook dit jaar sturen de Staten-Generaal een eskader van 9 schepen naar de Middellandse Zee. De schepen beginnen een blokkade van de Marokkaanse kust. Vermeldenswaard is overigens dat het sterftecijfer op Oostindiëvaarders in de afgelopen vijf jaren is opgelopen tot gemiddeld 23%.

Van opzienbarend belang is ook dat de Groningse landbouwer Geert Reinders een suksesvolle methode ontwikkelt voor de bestrijding van de veepest door inenting.

Ook kan nog vermeld worden dat in ons land de consumptie van aardappels steeds meer in gebruik komt. Het verbruik van brood daalt daardoor en daarmee ook de consumptie van zoute haring en bokking.

* * *

In het Stadsbestuur komen dit jaar nauwelijks wijzigingen voor. Nieuw is wel dat het lid van de vroedschap Cornelis van Mallant voor het eerst optreedt als burgemeester als opvolger van de aftredende Maarten Adriaanse.

Toch ging de benoeming van Van Malland niet zo gemakkelijk in z’n werk. Eerst werd namelijk de secretaris Casper Visser door het Stadsbestuur (met 9 van de 11 stemmen) voorgedragen als burgemeester. De Eerste Edele (de gouverneur) van Zeeland, Van der Perre, ontbiedt Casper Visser en vraagt hem of de nominatie wel in orde is en of er geen anderen voor te dragen zijn. Daarop zei Visser hem ‘het burgemeestersambt onwel waar te nemen, het niets begeerlyk en voor hem seer lastig is en als Z.E. hem wilde ontheffen, seer gaarne’. De heer Van der Perre zegt daarop eerst graag ‘de stukken en bewyzen’ te willen nazien. Deze worden hem gebracht door de schepenen Maarten Adriaanse en Jan Fredrik Glassius.

Kennelijk heeft de voordracht binnen het Stadsbestuur geleid tot grote onenigheden. Van der Perre geeft in zijn brief van de 29e april een richtlijn hoe voortaan de nominatie dient te worden opgesteld ‘teneynde ware het mogelyk langs dien weg voor te komen zulke onenigheden, als er op heden deswegens onder de leden der Regering zyn ontstaan of in het vervolg onverhooptelyk nog zouden mogen ontstaan, vermanende hiermede deselve tot alle mogelyke eensgezindheid, vertrouwen en yver om de posten, hun toevertrouwd, waar te nemen, tot nut van de maatschappy, bevordering der belangen hunner ingesetenen en hun persoonlyke satisfactie’. Deze richtlijn behelst het volgende:

  • het ene jaar 2 genomineerden voor burgemeester en 5 genomineerden voor schepenen, geen regerende of afgaande wethouder zijnde, gesteld dienen te worden om daaruit 1 burgemeester en 3 schepenen te kunnen verkiezen;
  • het andere jaar 2 genomineerden voor burgemeester en 3 genomineerden voor schepenen gesteld dienen te worden om daaruit 1 burgemeester en 2 schepenen te kunnen verkiezen.

In augustus wordt besloten dat voortaan de maandelijkse vergadering van het Stadsbestuur zal gehouden worden op de tweede dinsdag van iedere maand.

De vorig jaar aangestelde stadsvroedvrouw Willemina Luteijn (meestal vermeld als Lutte), echtgenote van Paulus Meulmeester, legt dit jaar examen als vroedvrouw af bij de beroemde Middelburgse vroedmeester Samuel de Wind. Zij wordt nu definitief benoemd voor een traktement van 50 gulden per jaar.

Besloten wordt ‘s Heeren Dienaar (de stadsdiender) ‘voor dit maal zonder konsekwentie voor zijn montering, die geheel goed is, te betalen 10 rixdaalders voor deselve en zal die voortaan moeten dragen’.

Stadsschoolmeester is nog steeds Marinus Haay (hij is tevens lid van de vroedschap) en uit alles blijkt dat dit een voortreffelijke schoolmeester is. In tegenstelling tot andere tijden heerst er rust in de school. Door zijn invloed worden er van stadswege prijzen gekocht om in de stadsschool aan de beste leerlingen uit te reiken. Van meester Haay vermelden we nog zijn talent van caligraferen. In prachtig sierschrift schrijft hij stukken voor het Stadsbestuur en in het Begraafboek.
Er overlijden dit jaar 11 personen. Onder hen is Abraham Francooys, de grafdelver, die op 70-jarige leeftijd overlijdt. In zijn plaats wordt tot grafdelver benoemd Daniël Vinke.

Een zekere Captein Alexander Charters, afkomstig uit het Schotse Grineok, krijgt toestemming om burger en inwoner te worden van de stad.

* * *

Nog enkele bijzonderheden van algemene aard. Vanwege de bouw van de vijf nieuwe huizen op de Tolerve worden de bomen in het ‘Tolbosje’ gerooid. Met de eveneens gerooide bomen in ‘het meulenweitje’ en het gekapte hout op de Singel levert de verkoop van dit hout een aardige inkomst voor de stad op.
Het Stadsbestuur besluit de galgenberg te beplanten met essen en elzen. Het Bolstraatje (gelegen tussen de Langstraat en de Zuidwal naast het predikantenhuis) wordt opgebroken en met steengruis bedekt evenals dit aan de Marktpoortstraat is gebeurd.

De eigenaren van de erven aan de kerk worden gelast ‘nog in het lopende jaar hunne vlienderbomen te weren die te na aan de kerk geplant zyn’.

Tot voorkoming van meerdere ongelukken wordt de stadsmolen omheind met de aangekochte afbraak van de omtuining van de werf. Binnen deze omtuining wordt een doornhaag geplant.

De veerman op het Nieuwland krijgt toestemming om ‘by ysgang en als hy het alleen niet kan’ dubbel veergeld te heffen. Ook moet hij voortaan alle militairen van de laagste rang voor half geld overzetten.

De stadsbode en herbergier Jan Harthoorn vraagt vergunning om ‘de jongheid de aanstaande kermisse de Ring te laten rijden’. Dit verzoek slaat het Stadsbestuur eenparig af. Wel wordt in de stad omgeroepen dat een ieder zijn straten zal wieden en schoonmaken tegen de aanstaande Pinksteren.

Besloten wordt ‘het ende van de stadswalle, van het Bolstraatje tot aan de Middelburgsche Poort’ aan Adriaan Vinke te verpachten voor drie ponden Vlaams per jaar. Dit op de voorwaarde dat hij de wallen beter moet onderhouden en zuiveren als de vorige pachters hebben gedaan en de jonge bomen voor zijn rekening te bewinden en te onderhouden.

Het huis ‘De Nieuwe School’, gelegen terzijde van het kerkhof rondom de kruiskerk aan de Markt, is kennelijk in eigendom toegevallen aan Catharina van Dijk, de vrouw van Jacobus Meerman (de latere scheepstimmermansbaas). Namens z’n vrouw dient Meerman een verzoek in bij het Stadsbestuur om het erf van het kerkhof aan hun huis, dat nu al vele jaren in gebruik is geweest bij dit huis, tegen een bedrag aan huisschatting van 2 schellingen in het jaar aan hun erve te mogen houden. Ze zijn bereid deze erve met bomen te beplanten tot een scheiding met het kerkhof. Als de bomen na volgroeiing gerooid moeten worden kan de opbrengst daarvan aan de stad ten goede komen. Het Stadsbestuur stemt hier mee in op voorwaarde dat de stad geen onderhoudskosten zal hebben aan de te planten haag of tuin; deze blijven voor Meerman en z'n opvolgers.

* * *

De pannebaas Andries Boudewijnse vraagt toestemming om de kaai voor zijn nieuw aangekochte zoutkeet ‘De Meermin’ uit te zetten en te verhogen.

In juni ontstaan meningsverschillen tussen de grofzoutmeters van Middelburg en die van Arnemuiden. Besloten wordt dat de regerende burgemeester met de boekhouder van de zoutnering zal overleggen ‘en is het mogelyk onze meters haar regt te handhaven en zoveel doendelyk voor te staan volgens de oude costume (gewoonte)’.

De vissers dreigen in hun belangen ernstig geschaad te worden door het placcaat van de 29e juni van de Staten van Zeeland. De secretaris Casper Visser wordt verzocht de vissers te assisteren in hun pogingen het placcaat voor hen veranderd te krijgen. Of deze pogingen een gunstig gevolg hadden, is niet te achterhalen. Wel ontvangt de secretaris ‘voor zyn extra moeytens en commissie eenparig voor de Visserij geconsenteerd’ een beloning van twee ponden Vlaams.

* * *

Over de kerkelijke gemeente is nog het volgende te vermelden.
De invoering van de nieuwe psalmberijming heeft heel wat voeten in de aarde. De kerkenraad voelt eigenlijk niets voor deze ‘nieuwigheid’. De predikant ds. Cornelius Vos is zelf ook een uitgesproken tegenstander.

Op vrijdag de 3e maart begeven zich twee vertegenwoordigers van de magistraat (Maarten Adriaanse en Pieter Geene) naar de predikant. Ze herinneren zijn eerwaarde er aan, dat het aanstaande zondag de bepaalde tijd is om een aanvang te maken met het zingen van de nieuw berijmde psalmen in de kerk. Ze verzoeken de kerkenraad het voorbeeld van de magistraat te volgen en de gemeente door haar voorbeeld daartoe op te wekken en voor te gaan.  Ds. Vos brengt deze boodschap over aan de kerkenraad, die, ‘daarover gehandeld hebbende de predikant afwezig zijnde, de magistraat laat bedanken voor haar attentie en verklaart gewillig te zijn om het voorbeeld van de agtbare magistraat daarin na te volgen, zodra zy diezelve bekwame gelegenheid daar toe zal ontvangen hebben, twelk door de koster aan de burgemeester Maarten Adriaanse zal worden gecommuniceerd’.

Op de 4e maart besluit het Stadsbestuur tegen aanstaande zondag de ‘nieuwe psalmen in onze kerk te verzorgen’. De beide burgemeesters manen ds. Vos ‘dat de magistraat wenst dat de kerkenraad zal volgen dat voorbeeld om aan de Hoge Orders van den Lande te obediëren (gehoorzamen)’. Dit heeft echter niet het gewenste gevolg, waarschijnlijk omdat de predikant het grootste gedeelte van het jaar vanwege grote zwakte verhinderd is z’n werk te doen. In juli onderneemt men een nieuwe poging. Besloten wordt ‘twee psalmboeken van de nieuwe berijming te versorgen in de magistraatbanken en in de stadsschool twee boeken van gemelde psalmen’.

Dit jaar zijn de ouderlingen Marinus Marinusse en Rijk Rijkse en de diakenen Jan Blaasse en Job Blaasse aftredend. In hun plaats worden verkozen Jacob Cornelisse Schroevers en Cornelis Cornelisse tot ouderlingen en Claas Janse en Pieter La Rivière tot diakenen.
De armenrekening sluit met een batig saldo van £ 99.14.7.

Ds. Cornelius Vos kampt gedurende een groot gedeelte van het jaar met grote zwakheid. In juni wordt aangetekend dat geen huisbezoek kan worden gedaan ‘wegens de grote zwakheid van de predikant’. In januari 1776 is hij overleden. Dit jaar overlijdt ook de stokman van de kerk en tevens grafdelver, Abraham Francooys op 70-jarige leeftijd. In zijn plaats wordt aangesteld Adriaan Marinusse de Nooijer. Dit is slechts van korte duur, want in november volgt Joris Adriaanse de Nooijer hem op.

Professor ds. H.J. Krom uit Middelburg. Hij leidt de kerkenraadsvergadering waarin een beroep wordt uitgebracht op ds. J. Molentiel. Vele jaren diende hij als de adviseur voor de Arnemuidse kerkenraad bij zich voordoende problemen.
Professor ds. H.J. Krom uit Middelburg.
Hij leidt de kerkenraadsvergadering waarin een beroep wordt uitgebracht op ds. J. Molentiel.
Vele jaren diende hij als adviseur van de Arnemuidense kerkenraad bij zich voordoende problemen.