1696

In februari doet Frankrijk een vergeefse poging tot een invasie in Engeland. Te ‘s-Gravenhage komen in het voorjaar vertegenwoordigers van de anti-Franse coalitie bijeen om te spreken over de tegen Frankrijk te voeren campagne. Bij alle partijen blijkt echter een hang naar vrede te overheersen. In de daarop volgende maanden wordt druk onderhandeld tussen vertegenwoordigers van de Engels/Nederlandse Stadhouder Koning Willem III en Koning Lodewijk de Veertiende van Frankrijk. Men spreekt al over afgevaardigden voor een te houden vredescongres.

 Op de 25e maart overlijdt de jonge Stadhouder van Friesland, Groningen en Drente Hendrik Casimir II op 39-jarige leeftijd. Hij wordt opgevolgd door z’n 8-jarige zoon Prins Johan Willem Friso, die vorig jaar al door de Stadhouder-koning Willem III tot z’n enige erfgenaam is aangewezen. Overigens benoemen de Staten van Drente Stadhouder Prins Willem III tot erfstadhouder. In deze maand beramen de Jacobieten in Engeland een aanslag op het leven van de Stadhouder-koning Willem III, maar deze wordt verijdeld.

De Verenigde Oost-Indische Compagnie beleeft in deze tijd haar ongekende bloei. Het bestuur van de Compagnie, gevormd door de Heren Zeventien, stelt een ‘Lyste van victualiën en Ordre op de rantsoenen’ op. Deze lijst is voortaan verplicht voor alle schepen die uitvaren naar de Oost.
In opdracht van de Verenigde Oost-Indische Compagnie vertrekt dit jaar de zeevaarder Willem Hesselsz de Vlamingh naar het Zuidland. Na zijn expeditie naar het Zuidland komt hij op de 20e maart 1697 in Batavia aan. De V.O.C. sluit dit jaar ook een akkoord met de radja van Ceylon en stelt enkele havens open voor de Singalese handel.

* * *

Dit jaar verschijnt ook de Cronyk van Zeeland van Mattheüs Smallegange. De kroniekschrijver werd in december 1624 te Goes geboren. Hij stamde uit een oude Goese regentenfamilie. In 1710 overleed hij in z’n geboortestad Goes op 85-jarige leeftijd. Tientallen jaren verzamelde Smallegange de gegevens en bouwstoffen voor zijn Cronyk. In de bijna 800 grote bladzijden tellende Cronyk van Smallegange is ook de Chronijck van Zeeland van Johannes Reygersberg en de aanvullingen daarop van Marcus Zuerius Boxhorn opgenomen. De animo voor de Kroniek van Smallegange is niet bijster groot. Hij moest zelf twee jaar lang de hele provincie ‘en d’ omliggende frontieren’ bereizen ‘om de liefhebbers te animeren om in te teijkenen’.

Over Arnemuiden komen enkele zeer interessante bijzonderheden in Smallegange’s Cronyk voor. We noemen z’n beschrijving van de oude welstand en welvaart van de stad ‘noch overig in de geheugenisse van eenige grijse mannen’. Deze oude mensen vertelden Smallegange aan het eind van de 17e eeuw ‘dat de inkomende schepen quamen door Croonens gat, tusschen den Stinckaert en St. Joosland, van Rammekens of het Vlakke af tot tegens het slik van Arnemuiden. Dat de schepen drie dik lagen voor Arnemuiden, en aldaer sulken ebbe gink, dat matroos vreesde voor de groote schepen met de boots te komen, ja, dat de diepte soodanig was, dat schepen van 300 lasten, krijgende gaten in de boeg door hare ankers, of andersints verwaerloost of gequetst werdende, soo diep quamen te sinken, dat men korts daer naer geen teiken meer van de vlagge kon beoogen’.

Smallegange merkt als ooggetuige aan het eind van deze eeuw over Arnemuiden op: ‘Dit erbarmelijk en doodbleek wesen blijft dese Stad noch aen tot den dach van heden, zijnde weinig bewoont, en siende sijne eertijds prachtige Huisen eensdeels tot steenhoopen verandert, anderdeels den val dreigend’.

* * *

De magistraat bestaat tot 1795 uit 2 burgemeesters, 5 schepenen en 5 raden. Elk jaar treedt één van beide burgemeesters af. Uit de vroedschap wordt dan een nieuwe burgemeester gekozen. In 1696 wordt tot burgemeester verkoren de schoolmeester Dirck Tops en tot schepenen Michiel Verhage (wonend in het huis ‘De Bruynvis’ aan de Westdijkstraat), Jan Cornelis Knegt (wonend in het huis ‘De Goudsbloem’ aan de Westdijkstraat) en Dirck van Delmerhorst (wonend in het huis ‘Het Katje’ aan de Markt). De andere regenten zijn Daniël van der Schilde, de koopman Jan Bomme, de smid Pieter Blieck, Jan Meertens, de secretaris Rogier van der Burgt, de bakkersbaas Jacob Broeder en de timmermansbaas Gerrit van der Leye.

Een afdruk van pagina 603 over de vroegere geschiedenis van Arnemuiden uit de Cronyk van Mattheus Smallegange.
Een afdruk van pagina 603 over de vroegere geschiedenis van Arnemuiden uit de Cronyk van Mattheus Smallegange.
Een afdruk van pagina 605 uit de Cronyk van Mattheus Smallegange.
Een afdruk van pagina 605 uit de Cronyk van Mattheus Smallegange.

Voor rekening van de stad komen de stadsdiender Adriaan van der Gught, de stadsbode Hendrik Steenbacker, de klokluider Adriaan van der Vest, de vroedvrouw Styntie van der Leye en de ‘opwinder van het horloge’ ofwel de kloksteller Pieter Blieck.

Het Stadsbestuur laat dit jaar twee koperen lichtkronen voor de kerk maken. Hiervoor worden aan de koperslager Jacob Beijers 24 ponden Vlaams betaald. In 1686 werd namelijk besloten ‘de grooten kroon in de kerk te vermangelen en naar een bequame kroon uit te zien’.
Nog steeds bevinden deze 300 jaar oude lichtkronen zich in Arnemuiden, de ene in de raadszaal van het Stadhuis en de andere in de Hervormde Kerk.

In september houdt het Stadsbestuur weer de jaarlijkse verpachtmaaltijd. Uit de Stadsrekening blijken hiervoor de volgende leveranties voor in totaal £ 75.13.11, te weten:

  • Anthoni Tobiasse: wijn £ 7.18.10
  • Abraham Pieterse: wijn £ 8.17.09
  • Anthoni Decker: pastey en gebak £ 7.19.06
  • Aert van Stasten: banket £ 6.03.03
  • Valentyn Jacobs: vlees £ 6.05.04
  • Jan van de Schilde: vlees £ 9.18.02
  • Jacob Broeder: brood £ 2.06.04
  • Mary Backers: brood £ 0.12.02
  • Adriana van Langschoot: brood £ 0.13.07
  • Janna Pille: winkelwaren £ 2.05.00
  • Catalyne: groente £ 0.11.04
  • Sara Goewijn: winkelwaren £ 4.04.07
  • burgemeester Bomme: winkelwaren £ 13.12.10
  • bediening en schoonmaken £ 2.14.00
  • de rendant wegens verschotten £ 3.13.00

* * *

In januari worden de stadswallen met bomen beplant. Afbeeldingen van Arnemuiden wekken de indruk van lommerrijke stadswallen. De houtopbrengst zorgt voor een belangrijke inkomstenbron voor de stad.
Er wordt een bestek opgemaakt om het Hoofd buiten de Tolpoort te herstellen. Ook besluit het Stadsbestuur het haventje van de stad ‘op gevoegelyke wyse’ te repareren.

Chirurgijn of geneesheer is omstreeks deze tijd Jan Cuertin. Als nevenverdienste houdt hij ook een scheerwinkel. Hij vraagt het Stadsbestuur ‘het scheren buiten syn chirurgijns winkel te verbieden’. Daarop besluit de magistraat dat ‘niemand van nu voortaan zal vermogen publiekelijk te scheren als daar bekkens uithangen’.

Dat de tijden onrustig zijn blijkt wel uit hetgeen de stadsbode moet omroepen. De burgers worden ‘bij deze conjunctuur van tyden’ gewaarschuwd dat ieder zich ‘van een behoorlyk geweer sal hebben te voorsien met cruid en loot om in tijt van noot te gebruijken, twelk God verhoede’.

* * *

Opnieuw komen er dit jaar klachten binnen van de Duitse Rijnstad Keulen over de kwaliteit van het geraffineerde Arnemuidse zout.

Het Middelburgse schippersgilde maakt bezwaar tegen de schippers van Arnemuiden die winkel- en andere waren ten dienste van de Middelburgse kooplieden laden. Die van Middelburg pretenderen dat dit door Middelburgse schippers gedaan behoort te worden. Dit zou echter tot ongerief en grote kosten van de burgerij van Arnemuiden zijn. Het Stadsbestuur vaardigt enkele vertegenwoordigers af om daarover ‘de burgemeester van Middelburg te begroeten’. Deze commissie bestaat uit de beide burgemeesters, secretaris Van der Burgt en de schepen Michiel Verhage.