1780

De verhouding met Engeland is dit jaar zeer gespannen. In januari laat de Engelse regering de Staten-Generaal weten dat ze het handelstractaat van 1674 zal intrekken als de Republiek blijft weigeren het tractaat van onderlinge bijstand van 1678 na te komen. Dit gebeurt ook halverwege de maand april. De Staten-Generaal besluiten daarop alle koopvaardijschepen een onbeperkt convooi te verlenen.
De spanningen leiden er toe dat Engeland op de 20e december de Republiek de oorlog verklaart. In ‘s-Gravenhage komt de oorlogsverklaring vanwege het onstuimige weer pas een week later aan. Zo gebeurt het dat na meer dan één eeuw vrede en vriendschap tussen Engeland en de Republiek beide landen voor de 4e maal met elkaar in een gewapend conflict geraken.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich dit jaar enkele wijzigingen voor. De aftredende burgemeester Jacob Quinten wordt opgevolgd door Adriaan Vinke. Het is de eerste keer dat Vinke optreedt als burgemeester.
Hendrik Berk, de kuipersbaas, keert niet meer terug in de vroedschap. Op de 10e mei is hij op 59-jarige leeftijd overleden. Slechts twee jaren had hij zitting als schepen. 5 maanden later overlijdt ook z’n vrouw Johanna Angillis. Hendrik Berk volgde destijds z’n schoonvader Cornelis Angillis als bierbrouwer op. Al spoedig daarna werd hij kuipersbaas.
Als nieuwe schepenen treden aan Siemon Simonse, in 1768 gekomen van Oost-Souburg, en Gerrit ten Velde, de rijkscommies en licentmeester.
Het Stadsbestuur bestaat dit jaar uit de burgemeesters Maarten Adriaanse en Adriaan Vinke, de schepenen Jacob van Cas, Salomon van Eenennaam, David van de Kreke, Siemon Simonse en Gerrit ten Velde en de raden Marinus Haay, Cornelis Mondeel en Casper Visser.

Merkwaardig in het notulenboek van het Stadsbestuur is dat vanaf 1780 ineens een opmerkelijke terugval in het genotuleerde is te bespeuren. Secretaris Visser notuleert vanaf nu aanmerkelijk beknopter. Soms komen er vergaderingen voor die hij slechts in vier regels te boek stelt.

Dit jaar overlijdt het hoge aantal van 28 ingezetenen. Van hen noemen we David Quinten, de zoon van de vorig jaar overleden Jacob Quinten, Hendrik Berk en z’n vrouw Johanna Angillis, en ook de 44-jarige Willem Haay, de zoon van schoolmeester Marinus Haay.

* * *

Gerrit Schets, de vrachtrijder van Arnemuiden, pacht de Noord- en Oostwal van de stad voor het begrazen door z’n beesten. Hij neemt de vrijheid op z'n gepachte percelen het boomgewas te kappen. Het Stadsbestuur gelast hem voortaan geen hout meer te rooien zonder kennis te geven aan het Stadsbestuur ‘omme reden’. De jaarlijkse hoge opbrengsten van de verkoop van het hout is voor de stad.

Jacob Beaufort krijgt toestemming om zich als timmer- en metselbaas te vestigen in de timmermanswinkel aan de oostzijde van de Noordstraat ‘De Zage, Beitel en Schave’. Hij neemt deze winkel over van z’n vader Pieter Beaufort, die in 1784 is overleden.

Ook de timmermansbaas Pieter Geene krijgt dit jaar een opvolger in de persoon van Jacob Stroosnijder. Ook deze krijgt vergunning de timmer- en metselaarwinkel ’Het Welvaaren en de Hollandsche Tuyn’ op de hoek Langstraat/Marktpoortstraat van baas Geene over te nemen.

De turftonner en kalkmeter, tevens stadsdiender, Willem van Omme wordt uit z’n functie ontslagen, omdat hij, ondanks verscheidene ‘reperementen, niet behoorlijk tont en ieder z’n behoorlijke geregtigheid niet geeft’.

* * *

De landman Ary van Egem krijgt per jaar een gulden betaald om de weg naar de galgenberg in orde te houden.
Het kerkhof van de hoofdkerk te Nieuwerkerke wordt beplant met essenkaphout en ‘het plantsoen ontboden van Boskoop in Holland’. Het plantsoen bestaat uit 8000 essen en 8000 koningselzen.

In mei wordt de ‘saat’, de aanlegplaats voor de schepen aan het Hoofd, die weer geheel is aangeslibd, uitgegraven. Het blijkt dat de ondiepte veroorzaakt is door het zand dat uit de schepen op het Hoofd wordt overgeladen en tussen wal en schip valt. Ten strengste wordt verboden voortaan zand aan de ‘saat’ over te laden. Voortaan dient dit aan de westkant van ‘t oude Hoofd te gebeuren, uitgezonderd duinzand. Men dient het overladen ‘met kleeden te versorgen’.

De stadsgorsingen en weidelanden komen met Sint Catharine uit de pacht. Deze worden weer voor 7 jaar publiek verpacht. Voor de hieraan verbonden werkzaamheden en moeiten krijgt secretaris Casper Visser 10 schellingen Vlaams voor iedere te verpachten partij.

Er blijkt nogal wat overlast door de jeugd veroorzaakt te worden in 't armeluydenhuysje. De Overdeken van het Sint Jansgilde krijgt opdracht bekend te maken, dat ‘geen jongelingen, wie het ook zyn zal, vermag voortaan in ‘t armeluydenshuysie te krysen, speelen en singen ofte luydrugtig aan te gaan op de boete van 5 schellingen na de eerste waarschuwing’.

Het wegbreken van het fundament van de Middelburgse Poort.Het wegbreken van het fundament van de Middelburgse Poort.
Het wegbreken van het fundament van de Middelburgse Poort (uit verzameling van dhr. P.A. Baaijens te Arnemuiden).

* * *

Van de kerk is te melden dat de rust na het ontslag van Pieter van der Nol spoedig terugkeert. Wel komen er nog enkele brieven van hem binnen waarin hij om kopieën vraagt van ‘alles wat van hem in de acten of elders is aangetekend sinds  de kerkenraad hem ontslagen had, waar uyt ‘s mans onrustige geest weeder blykt, wat hier slegs voor memorie aangetekent wordt’. De kerkenraad oordeelt dat men niets meer met Van der Nol te maken heeft en ‘wenst zich aan zijn onrust zoekende geest niet te storen’ en laat zijn rekest onbeantwoord.

Wel geeft het een probleem dat er nu geen boekhouder van de diaconiekas meer is. De kerkenraad draagt dit op aan ds. Molentiel. Maar deze bedankt hier vriendelijk voor ‘ter oorsaak van alle onlusten by vorige broeders’. De diakenen voelen zich hierdoor in verlegenheid gebracht. Afgesproken wordt dat de diakenen om de beurt voor een halfjaar voor de bestellingen voor de armen zullen zorgen. De predikant is dan bereid de rekeningen in het rekeningenboek in te schrijven. Voortaan zal bij het beroepen van een predikant in de beroepbrief bedongen worden dat de predikant voor het gratis inschrijven van de rekeningen in ‘t rekenboek moet zorgen, zodat er geen aparte boekhouder meer nodig is. Ook besluit men in de consistoriekast een stevig slot te maken of anders een ijzeren kist aan te schaffen voor het geval er eens veel geld in de diaconiekas is. Ook zal voortaan een vaste regel worden gehouden in de kleding van de armen en de armenkinderen. Afgesproken wordt ‘welke kleding men hen in een jaar zal toedienen en dat ze meer op een egale wijze gekleed en bedeeld worden’.

Aardig om te vermelden is dat Boudewijn Boudewijnse Grootjans voor de kerkenraad moet verschijnen. De broeders onderhouden hem ‘over syn ergernisse die hy gaf met syn langsaam singen waardoor de openbare godsdienstsang menigmaal in groote verwarring raakte’. Grootjans belooft dit te zullen nalaten. Maar toch blijft hij de gemeentezang verstoren. De kerkenraad oordeelt ‘dat het meer rust en stichting souw teweegbrengen om hier maar niet te veel aandacht aan te geven’. De koster krijgt mandaat om zo nodig op te treden.

Ds. Molentiel vraagt het Stadsbestuur toestemming om het Bontestraatje, gelegen tussen de pastorie en het huis ‘Delft en Coorenmate’ van burgemeester Maarten Adriaanse, af te sluiten voor zijn gebruik. Met eenparigheid van stemmen weigert het Stadsbestuur hem dit.