1781

1781 staat geheel in het teken van de oorlog met Engeland. Op 5 augustus raakt een Nederlandse vloot onder bevel van Johan Arnold Zoutman slaags met een Engelse vloot. De Staatse vloot diende voor de begeleiding van 70 koopvaardijschepen, die op convooi lagen te wachten naar de Oostzee. De Slag bij Doggersbank eindigt onbeslist. Niettemin viert de Republiek deze zeeslag als een overwinning.

Stadhouder Prins Willem V laat van het Nieuwediep in Noord-Holland een oorlogshaven maken. Dit is het begin van de marinehaven Den Helder. Alle ervaren zeelieden worden beschikbaar gehouden voor de oorlogsvloot. De Staten-Generaal verbieden zelfs de walvisvaart omdat de bootslieden niet gemist kunnen worden op de vloot.

De Engelsen veroveren in Indië Negapatman, de bestuurszetel van de Verenigde Oostindische Compagnie in de zogenaamde Coromandel (Voor-Indië). Daardoor gaat het nòg verder bergafwaarts met de V.O.C. Men moet dit jaar zelfs surséance van betaling aanvragen.

Toch verwijten de regenten Stadhouder Willem V een slappe houding ten opzichte van Engeland. Men stelt de Prins verantwoordelijk voor de ontreddering van ons land, dat nu al weer voor de vierde maal een oorlog met Engeland moet voeren.

* * *

Van het Stadsbestuur kunnen weinig bijzonderheden worden vermeld. Casper Visser volgt de aftredende burgemeester Maarten Adriaanse op.

Door kontakten met het lid van Gecommitteerde Raden van Zeeland Jan Willem van Roseveld is secretaris Casper Visser er achter gekomen dat de stad de stoelen uit de ’Staaten Camer’ voor de taxatieprijs over kan nemen. Op het verzoek van het Stadsbestuur om deze deftige zetels over te nemen wordt goedgunstig beslist: ‘een genoegzaam aantal stoelen van die welke worden afgelegd worden aan de Stad ten gebruyke op het Stadhuys present gegeven, mits de waapens daar in geborduurd daar uyt te doen’. Burgemeester Casper Visser en schepen Maarten Adriaanse zullen de heer Van Roseveld en de raadpensionaris, mr. L.P. van de Spiegel, uit naam van de magistraat bedanken ‘met verzoek om de Gecommitteerde Raden uyt der Magistraats naam hunne dankerkentenisse aan dat Collegie te willen bekend maken’. Deze voorname stoelen van Zeelands Staten behoren in een stijlvolle raadszaal te staan. En omdat de vloer in deze zaal van het Stadhuis zeer slecht is worden de thesauriers gemachtigd ‘een nieuwe hardstenen blauwe vloer daar in te laten leggen, zoals zy zullen op de meeste menagie kunnen bekomen’. Monseigneur Johannis Camhout levert, volgens de stadsrekening, een blauwe hardstenen vloer voor £ 53.6.8.

Dit jaar overlijden 11 ingezetenen. Onder hen zijn Margrietha Adriaanse (35 jaar) echtgenote van de timmermansbaas Frans Haay, Jacob de Nooijer (48 jaar) en Lowyse Balguery dochter van de wijnkoopman Balguery (22 jaar). Lowyse Balguery wordt 14 dagen later bijgezet in de graftombe van de familie Wiltschut in de kerk.

* * *

De stadsbode Harthoorn gaat eind mei met de bel door de stad en roept om dat een ieder de straat voor zijn huis en erve dient schoon te maken en te wieden. De goten en straten moeten alle schoon zijn op zaterdag 2 juni, vóór de pinksterdagen. Over de manier waarop de stadsbode een boodschap laat omroepen is het Stadsbestuur niet te spreken. Besloten wordt bode Jan Harthoorn te verbieden ‘om vrouwspersonen te laten omroepen en veel minder zyn dogter’.

* * *

Van de kerk zijn weinig bijzonderheden te melden. De rust is weergekeerd. Ds. Molentiel notuleert aanmerkelijk beknopter dan in vorige jaren. Er doen zich geen problemen of ergernissen voor. In de kerkenraad hebben zitting de ouderlingen Rijk Rijkse, Marinus de Nooijer en Paulus Meulmeester en de diakenen Daniël van Belsen, Jan Lodewijk Kraamer, Johannis Blaasse en Ary van Egem.

Het Stadsbestuur besluit in november dat ds. Molentiel verplicht blijft ‘alle de agterstallige jaren van zijn vrouwebogt te betalen. Alle jaren werde hy door M. Haay als schoolmeester om dat zitgelt aangesprooken’.