1772

Het gaat ook niet goed met de Westindische Compagnie. De eigenaars en financiers van de plantages in Suriname worden geconfronteerd met aanzienlijke verliezen. De veel voorkomende slavenopstanden gedurende de achterliggende jaren zijn daarvan de oorzaak.
Mede door toedoen van de Zeeuwse slavenhandel werden destijds schepen vol slaven van de Westafrikaanse kust verscheept naar o.a. Suriname om daar in de plantages te werk gesteld te worden. Vanuit Suriname werden vervolgens rijke vrachten van de plantages naar ons land gevoerd.
Ook is er dit jaar een scherpe stijging van de graanprijzen in ons land.

Op de 5e november overlijdt de Raadpensionaris Peter Steyn. Vanaf 1749 bekleedde hij deze belangrijke functie in de Republiek. Pieter van Bleiswijk volgt hem op.

Groot is de vreugde in ons land bij de Oranjegezinden als op de 24e augustus een jonge prins wordt geboren uit het huwelijk van Stadhouder Prins Willem V en z'n gemalin Prinses Wilhelmina van Pruisen. Dit is de latere Koning Willem I.

* * *

Op de 28e augustus besluit het Stadsbestuur ‘op morgen de groote Orange vlag van de toren te laten waayen en de kleyne vlag van het Stadhuys en de klokken voor de middag van 7 tot 8 uur te doen luiden en van 6 tot 7 uur ‘s avonds over de heuglyke tyding van de geboorte van een Jonge Prins van Orange en Nassow, waarvan de gemalin van den Erfstadhouder Wilhelm de Vyfde den 24 dezer is verlost’.

Er overlijden in 1772 11 inwoners.
Ook dit jaar doen zich geen mutaties in het Stadsbestuur voor. Jacob Quinten volgt de aftredende burgemeester Maarten Adriaanse weer op.
De vroedschap bestaat nu uit de burgemeesters Pieter Geene en Jacob Quinten, de schepenen Salomon van Eenennaam, Jan Fredrik Glassius, Marinis Haay, Adriaan Joosse en Casper Visser en de raden Maarten Adriaanse, Jacob van Cas, David van de Kreke en Cornelis van Mallant.
De schepen Adriaan Joosse is dit jaar langdurig door ziekte verhinderd de vergaderingen van de vroedschap bij te wonen. In 1773 is hij overleden.

Ook dit jaar in januari begint de vergadering van de vroedschap, zoals in de 18e en 19e eeuw gebruikelijk was, weer met het besluit om ‘den bode deser Stad den Nieuwen Jaar toe te staan van een pond Vlaams na ouder gewoonte’. En in september staat weer het steevaste besluit in het notulenboek om ‘de verpagtmaaltyd als na gewoonte nu enige jaren, te reguleren’.

Begin juni besluit het stadsbestuur ‘dat met de kermisse (op 3e Pinksterdag) zal worden verboden in de herbergen en kroegen de viool te laten gaan’. Tevens wordt burgemeester Pieter Geene bedankt voor ‘zyn onbeschroomde figilantie (waakzaamheid) om het verzoek niet aan te nemen in de consistorie als ouderling’. Kennelijk wilde de kerkenraad hun ambtsbroeder Pieter Geene het verzoek meegeven dat er in de herbergen geen viool gespeeld zal worden op de aanstaande 3e Pinksteren.
Deze gebeurtenis is de aanleiding voor het Stadsbestuur om ‘eenparig te besluiten dat geen burgemeester enig verzoek in ‘t college zal brengen van de kerkenraad door den koster verzogt, maar dat alle verzoeken zullen worden gedaan na de oude costume en zoo de regerende burgemeesters uit laagheid of onwetende dit dede, daarover generlei advies zal mogen werden gegeven, om de kerkenraad en vooral de predikant te leeren de behoorlyke agting als van ouds voor haar wettige regering te houden’. Voortaan zal geen burgemeester rekesten namens de kerkenraad van de koster mogen aannemen.

* * *

Half december komt een aanklacht binnen ‘dat onze hoogaarsschippers voor enige dagen hebben naar Bressies gebragt drie soldaten van het garnisoen van Veere’. Besloten wordt opnieuw een waarschuwing te publiceren. De secretaris zal aan de commandant van het garnizoen van Veere rapport doen.
Op Oudejaarsdag doet secretaris Casper Visser verslag van z’n bezoek aan de commandant der militie te Veere. Het Stadsbestuur besluit ‘vooralsnog de door de commandant gevraagde kopie van onze publicatie niet te geven, alzo wij oordelen geen militaire officier ons daartoe kan, veel min behoort te verplichten’.

* * *

Het veer op de Middelburgse Polder of op ‘t Nieuwland komt dit jaar uit de pacht. Opnieuw wordt het voor zes jaren onderhands verpacht aan de uit Vlissingen afkomstige Jan Blaakman, die vorig jaar gehuwd is met ‘de gewezen veerdochter’ Neeltje Karelse.

Jan Marinisse Schroevers krijgt toestemming om winkel te houden inplaats van zijn vrouws moeder. Ook de uit Nieuwe Dorp afkomstige schoenmakersbaas Tobias Engelse krijgt vergunning om een winkel te houden ‘om schoenmakerswerk te verkopen’.

Besloten wordt aan de klokkenmaker Verwee toe te leggen een pond Vlaams ‘voor het repareren van het orlogie op de toorn, opdat hetselve goede gang houdt’. Ook dat ‘de mistpit in ‘t Schuttershof van de smid Cornelis Mondeel zal blyven leggen tot aanstaande mei, dog dat deselve, den 15e mei deze niet weg geweert, zal verbeuren 2 ponden Vlaams’.

Vanwege de herhaalde klachten zal een ieder gehouden zijn ‘z’n hoenders van stadsstraten te houden en alle de hoenderkotten en kotjes op de sloppen en erven op ‘s Heeren straaten binnen 14 dagen af te breken en te weren’.

De voorzanger van de kerk, meester Marinus Haay, mag voor rekening van de stad een nieuw psalmboek kopen naar zijn genoegen en het oude voor zijn school gebruiken.
Op de derde Pinksterdag werd vanouds altijd de jaarlijkse kermis en het ringrijden gehouden. Vanwege deze aanstaande ‘hoogtydag’ worden de stadsverboden weer eens gepubliceerd en wordt omgeroepen dat een ieder z’n goten en straten moet schoonmaken en wieden.

Ook worden in de stad zo af en toe koopdagen voor vee gehouden. In februari besluit de magistraat dat ‘van de coopdagen van rundvee, van buiten de stad ingebracht, inplaats van vier grooten één groot zal worden betaald van ‘t pondegeld en van de varkens 2 grooten te ponde om reden dat die vrywillige coopdagen hier anders om de swaare onkosten geheel souden ophouden tot werkelyke schade van het voorseide pondegeld en nadeel der pacht’.

* * *

Tussen de vier hoofdpilaren, waarop de toren rust, staat de preekstoel. Voor de preekstoel, ook tussen de torenpilaren, staat de ‘nieuwe lange bogt’, de herenbocht waarin de voorname lieden van de stad kunnen zitten. Uit een ingekomen brief van november komen we te weten wie er zo al in deze herenbocht zitten: de chirurgijn C.G. Sacket, de weduwe van de overleden chirurgijn J. Ladenbergen, de weduwe van de overleden Middelburgse notaris mr. H. Brouwer, de bierbrouwer G.P. Rutsch, de rijkslicentmeester P. van der Nol, de oud-secretaris van Oostkapelle H. Francke, P. van Ginhoven, M. Harthoorn en J. Petiet.
Zij allen willen ‘op hun kosten, ter verbetering en verwarming ‘s winters, over hun bocht op hun kosten laten maken een overdeksel ter beveiliging tegen de valwinden’. Ook vragen ze begunstigd te mogen worden met het recht van eigendom van die zitplaatsen. Hiermee stemt het Stadsbestuur in, mits ‘de zitplaatsen prompt worden betaald en de gemeente de eigendom ervan behoudt’.

Merkwaardig is het bericht dat ‘s Heeren Dienaar wordt gelast ‘om het uitloopen der jongens in het begin van den godsdienst te helpen weeren, de 1e maal met waarschuwing en dan voorts zonder aanzien des persoons met geweld en is ‘t nood, met stokslagen onse baldadige jeugd weder de kerk in te dryven en van alle voorvallen aan de burgemeester rapport te doen en de burgemeester weder aan Wet en Raad om desnoods nadere mesures tegen die ontstigting te konnen nemen’.

Ook wordt er een waarschuwing gepubliceerd ‘om geen taback te mogen knauwen in de kerk op de boete van 2 schellingen de eerste reis, de tweede maal dobbel en de kerkenraad versogt om datselve van den predikstoel af te lezen’.

* * *

Over de kerkelijke gemeente volgen nu nog enkele bijzonderheden. Van grote invloed is in deze jaren (1764-1776) de Voetiaans gezinde predikant ds. Cornelius Vos. Regelmatig komen we zijn naam tegen in de notulen van het Stadsbestuur.
De ouderlingen Pieter Geene en Abraham van ‘t Noordende en de diakenen Rijk Rijkse en Jacob Kasteleijn zijn aftredend. In hun plaats worden gekozen tot ouderlingen Jacob Marteijn en Pieter La Rivière en tot diakenen Jacob Meerman en Huybrecht Schouten. Afgevaardigden naar de Classis Walcheren zijn de ouderlingen Jan Basseveld en Lieven Lievense.
De armenrekening sluit met een batig saldo van £ 72.13.3 (ontvangsten £ 273.6.4 en uitgaven £ 200.14.1). 21 personen leggen geloofsbelijdenis af. 7 armenkinderen worden door de diaconie bij pleeggezinnen besteed. Met kerkelijke attestatie komt over van Cleverskerke Jan Meulenmeester.

De kerkenraad besluit het tot de kerk behorende pakhuis ‘Den Olyphant’ aan de Langstraat te laten herstellen door baas Pieter Geene, doch vooraf Cornelis van Malland door de koster te laten aanzeggen ‘het hoenderhok te moeten afbreken dat voor 'Den Olyphant' staat’.

Op de 3e mei besluit de kerkenraad, ter gelegenheid van de op de aanstaande 3e Pinksterdag te houden kermis, de regerend burgemeester te verzoeken om in Wet en Raad voor te stellen ‘om dog alles te weeren wat tot zonden en dertelheden aanleiding zoude konnen geven en byzonder de Vyool en ander snaarenspel, waarheen gedeputeerd zijn de predicant en ouderling Abraham van ‘t Noordende’.
De historieschrijver Kesteloo tekent aan dat aan het einde van de 18e eeuw de kermis zo goed als verdwenen was. Hij vermeldt dat ‘het schijnt dat de kermis toen met de vrome zin van de Arnemuidenaars niet bestaanbaar was’.
Zoals hiervoor vermeld verbiedt het Stadsbestuur dat bij die gelegenheid in de herbergen ‘de viool zou gaan’. Enkele jaren later (in 1775) verbiedt het aan ‘de jonkheid het ringrijden’. Waarlijk een groot verschil, zo tekent Kesteloo aan, met het laatst van de 16e eeuw toen de magistraat op stadskosten tot opluistering van de kermis muzikanten liet komen.

Ds. Vos dient als bewoner van de pastorie ‘De Gulden Gans’, mede uit naam van de andere aanwonende Adriaan Janse (bewoner van het pand ‘Delft en Coorenmate’), een verzoek in ‘om het Bonte straatje tussen hun huizen af te sluiten zoals dit voorheen geweest is’. Dit verzoek wordt echter van de hand gewezen.

Toch houdt het Stadsbestuur terdege rekening met de predikant, die soms de regenten ongezouten de waarheid kan zeggen vanaf de preekstoel. Op de 8e september overweegt het Stadsbestuur: ‘alzoo het ‘s Heeren Heylig en Hoogwaardig Aventmaal is afgegeven tegen den 27e deser en het na gewoonte den 26e deser verpagting voor ‘s Lands gemeene middelen zal zijn, zo zal de predikant door twee heren uit de vergadering (Marinus Haay en Casper Visser) worden versogt om het houden van ‘s Heeren Aventmaal 8 dagen vroeger ofte laater te willen houden’.
Bij de jaarlijkse verpachting werd altijd de verpachtmaaltijd aangericht. Tijdens deze maaltijden deden de regenten zich doorgaans duchtig te goed.
Beide heren rapporteren dat de predikant zich daar toe niet ongenegen heeft uitgelaten, maar dit aanstaande vrijdag aan de kerkenraad zal voorleggen. Op de 11e september besluit de kerkenraad ‘het Heilig Avondmaal voor ditmaal om redenen op het vriendelijk verzoek van de magistraat 8 dagen later te houden’.

In oktober doen ds. Cornelius Vos en ouderling Jacob Marteijn verslag van de afgelegde huisbezoeken: ‘Alles in de gemeente is in een behoorlyke toestand bevonden naar het uitwendige en bij veelen wierd nog veel werk gevonden omtrent haaren eeuwigen zielstaat’. Wel hebben ze ‘enige harde en onbetamelijke behandelingen ondervonden van de kuipersbaas Hendrik Berk en zijn vrouw Janna Racou, welke met harde woorden uitvielen tegen de kerkenraadshandelingen’.

Achterzijde kerk
Achterzijde kerk