1743

Met de Verenigde Oostindische Compagnie gaat het al maar slechter. Omdat Middelburg altijd een zeer belangrijke vestigingsplaats van de V.O.C. was, is de achteruitgang van de Compagnie van merkbare invloed op Walcheren en ook op Arnemuiden. Ook in deze tijd zijn er al vele Arnemuidse visleursters die elke dag te voet naar Middelburg gaan om met vis, mossels, zeekraal, krabben en kreukels te leuren langs de huizen van de welgestelde kooplieden.

Het verval van de Oostindische Compagnie wordt algemeen geweten aan ‘de algemene verslechtering der tijden, de grote verandering ten kwade van de V.O.C. en het feit dat de Compagnie niet meer door haar werknemers wordt gediend zoals vroeger’. De V.O.C. besluit dit jaar voortaan uitsluitend kooplieden en geen renteniers voor het ambt van bewindhebber voor te dragen.

De Staten van Holland dringen er bij de andere gewesten op aan de verdragen met Engeland en Oostenrijk beter na te komen. In augustus vertrekt vanuit Arnhem een Staats leger van 20.000 man om Maria Theresia van Oostenrijk te steunen. Men komt echter te laat aan om nog iets te kunnen uitrichten.

* * *

In het Stadsbestuur treden geen wijzigingen van belang op. De aftredende burgemeester Dirk Broeder maakt plaats voor Cornelis van Ginhoven. Broeder neemt de functie van thesaurier (penningmeester) weer over van Van Ginhoven. Het is opmerkelijk dat nu al sinds 10 jaar de functies van de beide burgemeesters, de secretaris en de thesaurier uitsluitend in handen zijn van het driemanschap Alexander Sinclair, Cornelis van Ginhoven en Dirk Broeder. Schepenen zijn dit jaar de smidsbaas Jan Peere, de vrachtrijder Johan Schets, de timmermansbaas Pieter Beaufort, de winkelier Pieter Kien en de schoenmaker Pieter Abramse.
Raden zijn in elk geval Dirk Broeder, de bakkersbaas, Jan Maurits Beekman, de chirurgijn, en Gerrit van der Leye, de timmermansbaas. Vermoedelijk dient Pieter de Haas niet meer als raadslid.

* * *

Een zekere Tannetje Marynisse Maarsman, huisvrouw van Jacob Blok, krijgt toestemming om ‘kroeg te mogen houden en te mogen vercoopen alle waren en coopmanschappen’.
De uit Sinoutskerke afkomstige Jacob Blok woonde sinds 1734 en tot in 1743 in het huis ‘Duyzend Vreezen’ aan de Westdijkstraat. Pas in 1743 legt hij de poorterseed af.

In de stad vestigt zich ook de dit jaar uit Kruiningen afkomstige Elias Bricx. Hij is de opvolger van de overleden timmermansbaas Joris Pinte en vestigt zich in de timmermanswinkel op de hoek van de Langstraat/Marktpoortstraat ‘Het Welvaren’ en ‘De Hollandsche Tuyn’. In dit pand is minstens 250 jaar (tot net voor de Tweede Wereldoorlog) een timmermansbedrijf gevestigd geweest. Voorheen hadden hier Urias Besemer (1702-1707), Bastiaan Liefbroer (1707-1734) en Joris Pinte (1734-1741) hun timmer-, metsel- en schilderbedrijf. Na Bricx zullen dit Pieter Geene (1750-1782), Frans Haay (1782-1797) en enkele generaties Van Eenennaams (vanaf 1797-1940) zijn.

Sinds twee jaren is de bierbrouwerij op de hoek Noordstraat/Nieuwstraat in eigendom overgenomen door Sinjeur Isaac van Genee. Hij schrijft het Stadsbestuur dat de brouwerij in die tijd is belast met een impost (belasting) van drie stuivers op iedere tonne bier. Dit is strekkende tot groot nadeel van de brouwerij voorzoveel het de bieren betreft die door hem worden verzonden buiten de stad en jurisdictie. Om deze reden verzoekt hij om ontheffing van de impost van de bieren die hij in ‘t vervolg buiten de stad verzendt.

Dit jaar vestigt zich als herbergier en beenhouwer in de stad Hermanis Harthoorn. Hij komt van Cleverskerke vandaan en legt in 1744 de poorterseed af. Als voorwaarde bij z n toelating in de stad wordt opgelegd ‘dat denselve sal moeten reysende personen herberge en slaapstee geven’. Harthoorn vestigt zich in het huis ‘De Pool’ of ook wel genoemd ‘Het Oude Stadhuys’ boven aan de Markt. Het betreft hier het voormalige Stadhuis van Arnemuiden, wat gedurende de 16e en 17e eeuw in gebruik was. Ook de stadsbode Willem Gooyers had in ‘De Pool’ z’n herberg en daarnaast een slagerswinkel. Met Hermanis Harthoorn zullen ruim honderd jaar Harthoorns in dit pand een herberg en slagerij houden en de functie van stadsbode uitoefenen.

Harthoorn dient gelijk na z’n vestiging een verzoek in ‘om de Rinck te laten reyden, hetwelk met de meerderheyd is geaccordeerd mits dat het des dinsdags geschieden moet’, dus op derde pinksterdag als er ook kermis wordt gehouden. Ook krijgt hij op z’n verzoek vrijheid van tappersaccijns voor 6 halfvaten bier. Ook Jacobus van de Kreke krijgt vrijheid van accijns van stadswege voor 8 halfvaten bier.

Ook een zekere Aryaen Brouwer verzoekt om winkel te mogen houden in de stad, wat ook hem wordt toegestaan. Brouwer komt uit Middelburg en legt in 1744 de poorterseed af.

* * *

Het is dit jaar een ieder verboden honden langs de straten of wegen te laten lopen. Hiervoor wordt een boete bepaald van 10 schellingen voor de ‘eerste reise en voor de tweede reise 1 Pond met ordre aan ‘s Heeren Dienaar om deselve te dooden’.

‘s Heeren Dienaar krijgt voortaan elk jaar op de op 3e pinksterdag te houden kermis een assistent om de orde te handhaven. Toch is het Stadsbestuur niet tevreden over de stadsdiender Hendrik Boddens. Van terzijde is men geinformeerd ‘dat onse ‘s Heeren Dienaar sig van syn saaken hier tracht te ontdoen en denselve in voorgaande tyden de Regering meermalen heeft bedankt en syn dienst weder aangenomen’. Nu heeft zich een bekwaam persoon opgedaan. Dit is voor burgemeester Sinclair reden om het Stadsbestuur ‘in bedenking voor te dragen of niet best waar ons daarvan te bedienen en de tegenwoordige ‘s Heeren Dienaar te bedanken’. Hiermee gaat men akkoord: ‘onsen ‘s Heeren Dienaar wordt gecesseerd en de persoon die sig heeft aangeboden (een zekere Jacob de Meulenaer) wordt met de eerste gelegenheid (1 maart 1744) in syn dienst geinstalleerd’.

* * *

Alom is er verval en bouwvalligheid in de stad merkbaar.
Het aan de stad toebehorende huis ‘De Meelsak’, waar de molenaar in woont, staande aan de oostzijde van de Westdijkstraat, verkeert in vervallen toestand. Het wordt gerepareerd ‘daar het nodig bevonden sal werden’. Over dit en het ander onderhoudswerk aan stadseigendommen dienen de bazen Jan Goeree, Elias Bricx en Pieter Beaufort rekeningen in voor geleverd timmer- en metselwerk voor zo'n 45 Ponden Vlaams en de smidsbaas Jan Peere voor zo’n 6 Pond Vlaams.

Met een loodgietersbaas uit Middelburg, Jan Willemsen, wordt gesproken over het dak van het Stadhuis ‘alsoo hetselve soo slegt bevonden wert dat het niet wel te repareren is’. Willemsen biedt aan om het dak gedurende 7 jaren te onderhouden voor 10 ponden Vlaams per jaar ofwel het nu te repareren voor 25 ponden Vlaams. Besloten wordt om met baas Willemsen een contract aan te gaan voor 7 jaren.

De vervallen toestand van de oude kruiskerk baart grote zorgen. Het dak is zeer slecht. De stad is buiten staat om het te laten herstellen. Bij pensionaris mr. Jacob Douw wordt door een delegatie (burgemeester Alexander Sinclair en secretaris Cornelis van Ginhoven) advies ingewonnen ‘wat best hieromtrent te doen is’. Niettemin wordt in augustus goedgevonden om het nodigste van het dak ‘van onse kerk te repareren hoe eerder hoe beter’.

* * *

De pacht van het veer op het Nieuwland of de Middelburgse Polder loopt dit jaar af. Het contract met de vorige pachter Cornelis Cornelisse wordt weer voor 7 jaren voortgezet voor 20 ponden Vlaams per jaar. En ‘so by wintertyden ys in het zeewater kwam, dat niet overgeset konde worden langer als 8 dagen, dat de pagter in sulken geval den tyd dat hy langer stil soude leggen moeten, afslag van syn pagt sal corten’.

* * *

Van de Hervormde Gemeente is weinig te melden.
De aftredende ouderlingen Jan Peere en Jacob Marynisse worden opgevolgd door Andries Adriaanse en Hendrik Berk. Als nieuwe diakenen treden aan Claas Geene en Willem Cornelisse. Geloofsbelijdenis wordt afgelegd door 5 personen.