1718

Op zee is het dit jaar onrustig vanwege de zeeroverij. De op de Levant varende koopvaardijschepen worden daardoor zeer gehinderd. De Staten-Generaal sturen een eskader oorlogschepen naar de Middellandse Zee om de Levanthandel tegen de Barbarijnse zeerovers te beschermen. De expeditie levert echter weinig op.

Van grote betekenis dit jaar is ook dat een zekere Nicolaas Tilly uit Haarlem met z'n Haarlemmerolie op de markt komt. Het Medisch College te Haarlem verbiedt aanvankelijk wel de verkoop ervan. Men vindt het een vorm van ‘kwakzalverij’.

* * *

In het Stadsbestuur treden enkele wijzigingen op. De regent Jacob Wiltschut (broer van de stadsbestuurder Pieter Wiltschut) wordt vervangen door de dit jaar uit Middelburg afkomstige Jacobus de Later. De Later maakt slechts korte tijd deel uit van de stadsregering, want in november verhuist hij alweer naar Middelburg. Ook komt de schepen Cornelis Angillis, de vroegere bierbrouwer van Arnemuiden, in oktober te overlijden.
Burgemeester Bastiaan Liefbroer is dit jaar aftredend en wordt opgevolgd door Pieter Wiltschut. Het is opvallend dat steeds dezelfde regenten het burgemeestersambt uitoefenen: Samuel Laurent (de chirurgijn), Bastiaan Liefbroer (de timmermansbaas), Pieter Wiltschut (de commies/licentmeester) en Jacob Broeder (de bakkersbaas).

Dit jaar treedt de 44-jarige Caspar van Citters als nieuwe Raadpensionaris van Zeeland in functie. Namens het Stadsbestuur gaat een delegatie, bestaande uit de burgemeesters Laurent en Wiltschut, z’n opwachting maken om ‘onze hooge achting en verplichting te betuigen, recommanderende deze Stad in Zijn Hoog Edelgestrenge’s soo menigmaal betoonde gunst en genegenheid (als secretaris van de Staten van Zeeland) aan’.

Er doet zich op de 15e juli een vervelend incident voor met het Stadsbestuur van Middelburg. De stadsbode Willem Gooyens wordt door de stadsdiender van Middelburg gearresteerd en opgepakt. Dit gebeurt als hij in (het onder Arnemuiden behorende) Mortiereland een dagvaarding om voor de Arnemuidse Vierschaar te verschijnen doet bij een zekere Gillis Geldof. Er worden vier gemachtigden uit het Stadsbestuur aangewezen (Laurent, Liefbroer, Wiltschut en secretaris Verhage) om hierover nog dezelfde dag ‘de burgemeesters van Middelburg te begroeten’ om met hen te spreken over de redenen van deze arrestatie. In de namiddag brengt de delegatie verslag uit van het met burgemeester Huybert gevoerde gesprek. Deze wist niet veel van het geval af. Hij dacht dat dit het werk was van de baljuw. Deze zal morgen wel verslag doen aan het college, zo vermoedt hij. Nog dezelfde dag schrijft het Stadsbestuur een brief aan de Middelburgse regering. Hierin wordt vermeld: ‘Er is toch nooit verschil van mening geweest over de jurisdictie van de hoek tussen de oude Middelburgse haven en de zoutketen’. En zo dit er mocht zijn, dan is het Stadsbestuur bereid hierover zo spoedig mogelijk te komen praten. Enkele dagen later verlaat Willem Gooyens op borgtocht het Middelburgse gevangenhuis. Een delegatie van het Stadsbestuur zal in gezelschap van pensionaris Douw verder spreken met het Middelburgse stadsbestuur over de geschillen om deze in der minne op te lossen.

In september heeft Middelburg het Arnemuidse Stadsbestuur hard nodig. Er is ‘tot hun smerte’ bij geruchte vernomen dat er een besmettelijke ziekte onder het rundvee is uitgebroken en ‘deze komt onze kwartieren te naderen’. Verzocht wordt in Arnemuiden en omgeving geen rundvee, van buiten het eiland Walcheren opgewassen en gekocht, in te brengen. Hierover verschijnt een strenge publicatie.

* * *

Maar kort daarop, in oktober, is er weer sprake van irritatie. De Middelburgse stadsbode brengt de boodschap aan burgemeester Pieter Wiltschut over om te komen spreken over het recht van exue. Wiltschut wordt gemachtigd om hierover namens de stadsregering vrijelijk te onderhandelen. Hij wordt in het bezit gesteld van de hierover handelende stukken uit het stadsarchief. Hij moet proberen gedaan te krijgen dat de inwoners van Arnemuiden te Middelburg vrij worden gesteld van de betaling van exue. Het Stadsbestuur van Middelburg roept dat van Arnemuiden bij brief van 12 november op tot een samenkomst over deze kwestie.

De kwestie van het exuegeld is wat moeilijk te volgen. Het blijkt dat de regering van Middelburg het exuegeld van de Arnemuidse ingezetenen komt af te vorderen. Dit niettegenstaande het Stadsbestuur van Arnemuiden de Middelburgse ingezetenen tot nog toe de vrijheid verleent om hun erfenissen ‘die hier onder ons komen te vallen’, zonder enig exue te betalen en te ontvangen. Besloten wordt dan ook van nu voortaan in het toekomende niemand meer van het exue vrij te laten die hier enige goederen komt te erven als alleen voor degenen in wier stad gelijke vrijheid is.

* * *

Het Stadsbestuur vergunt Jan Lammens het onderhoud en schoonmaken van de stadsstraten en poorten en het wieden van de Markt. Jacob Carvinck of Kervink krijgt een benoeming tot grofzoutmeter. Op hun verzoek wordt aan Jacobus Haak, Hendrik Berk en Carel Carelsen het bierdragersambt gegund.

Er wordt dit jaar een Ordonnantie voor de vrachtman of schuytvoerder vastgesteld. Enkele interessante artikelen hieruit nemen we over:

1.
Hij zal tweemaal per week, ‘s maandags en donderdagsmorgens, afrijden, namelijk van den eerste mei tot de laatste augustus ‘s morgens om acht uur en wederom ‘s avonds thuis zijn om uiterlijk zeven uur.

2.
Hij moet de vaste plaats noemen waar hij te vinden zal zijn.

3.
Hij zal altijd nuchter moeten zijn.

4.
Hij mag voor waren en koopmanschappen slechts de vaste prijzen hanteren:

  • voor een oxhoofd dat vol is 2 schellingen;
  • voor een aam die vol is 1 schelling;
  • voor een alf oxhoofd 1 schelling;
  • voor een alve aam dat vol is 10 grooten;
  • voor een pulle groot of klein 6 grooten;
  • voor een sack graan 4 grooten;
  • voor een alve sack 2 grooten;
  • voor een kist of koffer 1 schelling;
  • voor een klein kistje of valies 4 grooten;
  • voor een doos 4 grooten.

Of ze het met deze Ordonnantie mogelijk niet eens is, is niet bekend. Wel dat Clasina Claas, voorheen weduwe van Abraham Haak en inmiddels huisvrouw van de dit jaar uit het Zuid-Bevelandse Baarland afkomstige Cornelis de Mol, de haar gegunde vrachtwagen weigert.

Een zekere Janis Bal doet pogingen om in zijn van Cornelis Blaas gekochte huis, staande beneden de dijk aan de zoutketen, een bakkerij op te richten. Het Stadsbestuur oordeelt dat dit ‘soude sijn tot groote prejuditie van de backerieën binnen deze stadt’. Besloten wordt geen bakkerijen buiten deze stad op ons grondgebied te dulden en zelfs geen bakkerijen in onze stad toe te staan ‘als de twee die er tegenwoordig sijn’. De bestaande twee bakkerijen zijn van Jacob Broeder aan de westzijde van de Westdijkstraat en van Jacobus de Niet (in 1817 afkomstig uit Zuidzande in het Land van Cadzand) aan de zuidzijde van de Markt.

De brouwerij, staande op de hoek van de Noordstraat/Nieuwstraat, werd vanaf begin van deze eeuw bedreven door Cornelis Angillis. Angillis, vele jaren stadsbestuurder, is dit jaar overleden. De brouwerij wordt voortgezet door Pieter Kien en de uit Sluis afkomstige kuiper Hendrik Berk.
Er komen in december klachten binnen over ‘de onbereidwilligheid van Hendrik Berk tot het inwercken van een stuck jenever’. Besloten wordt ‘dat hij in de tijd van zes aaneenvolgende weken ingaande de 9e december niet zal vermogen enig werck als bierdrager oft wijnwercker te doen op pene van 25 Carolus guldens te verbeuren’.

* * *

Nog wat bijzonderheden van algemene aard.
Er heerst deze zomer een grote droogte. De vorig jaar geplante bomen zijn gedeeltelijk dood gegaan. In de herfst worden weer nieuwe geplant. De dijk aan de Molenpolder neemt onrustbarend af. Besloten wordt ‘alwaar het vereist werd een duckerdam te laten leggen, mitsgaders de kaay die seer opgeslijmd is, te laten diepen’.
Burgemeester Pieter Wiltschut krijgt de nodige grond tot aan de stadswal op het oosteinde voor het bouwen van een schuur achter het hem toebehorende huis.

Er is een zekere vrouw uit Sluis, genaamd Tanneke Carré, hier komen wonen zonder permissie van de stadsregering. En ‘dewijl het college ter ore is gekomen dat sij wegens haar kwalijke gedrag aldaar is geschavotteerd’ wordt besloten haar deze stad te ontzeggen.

Enige jongeluyden verzoeken ‘om alhier de rinck te mogen rijden’. Ze krijgen toestemming mits dat er geen wanordelijkheden gebeuren.

Op hun verzoek krijgen Hermanis Wiltschut en Johannis Adriaensen vrijstelling van het betalen van stadsaccijns op de bieren voor drie jaar.

In de herfst zijn maatregelen noodzakelijk tegen de tocht in de kerk. Er wordt een scherm of portaal gemaakt aan de ingang van de preekkerk. En aan de herenbochten worden deurtjes aangebracht ‘om voor de koude beschermd te wezen’. Ook maakt men het middenpad in de kerk breder, terwijl de stoelen en bochten ‘in gelijke order gesteld worden om bequamelijk te kunnen begaan worden’.

De arbeiders van het Sint Jansgilde krijgen toestemming ‘om voor een koebeest in of uit een schip te doen een som van 8 grooten en voor een peert een schelling en 4 grooten en voor een koets met twee paarden 6 schellingen’ te vragen.

* * *

De door de Classis Walcheren aangestelde vier predikanten om te bemiddelen in de geschillen tussen stadsbestuur en kerkenraad bezoeken op de 9e juni thuis burgemeester Samuel Laurent. Ook andere leden van de stadsregering worden thuis opgezocht. De vier ‘mediateurs’ geven te kennen ‘dat zij van herte wensten dat er een goede Harmonie en Eendracht was tusschen predikant en kerkenraad enerzijds en de magistraat anderzijds’. Ze verzochten mitsdien dat de nog hangende geschillen mochten uit de weg geruimd worden.
Na het aanhoren van deze rapportage beraadslaagt het Stadsbestuur over de situatie.
Geconcludeerd wordt ‘dat den predicant Du Marchie een geruime tijd herwaarts soo op als van den predickstoel sich vredig heeft gecomporteerd (gedragen), verwachtende dat zijn edele daarin sal blijven continueren en verder in acht nemend dat gedurende dien tijd de ingesetenen in een gewensten gehoorzaamheid en onderdanigheid haar selven hebben gedragen’. Besloten wordt ‘daarom alles in dien staat en ruste te laten zoals hetselve tegenwoordig is’. De bemiddelaars worden ‘zeer bedankt voor hun toegenegenheid, betoond in het wel willen verzorgen van de rust, vrede en enigheid, door het weg willen nemen van de geschillen’.

Zeer opmerkelijk en veelbetekenend, wanneer de positie van ds. Du Marchie in ogenschouw wordt genomen, is, dat dezelfde Classis Walcheren zich dit jaar met een rekest tot de Staten van Zeeland wendt en Arnemuiden daarin ‘een schuilplaats en een broeinest van de heilloze, goddeloze en atheïstische libertijnen’ noemt. De Classis verzoekt om Pieter Wiltschut, burgemeester van Arnemuiden, als een uitdeler van libertijnse geschriften en boekjes uit zijn ambten te ontzetten. De Staten van Zeeland besluiten op 30 maart 1719 het protest van de Classis Walcheren en andere terzake dienende stukken in handen te stellen van Gecommitteerde Raden van Zeeland.

Na het overlijden van Pieter Wiltschut in 1733 zal het Stadsbestuur besluiten al de gedrukte boeken en papieren, die als verdacht uit zijn failliete boedel op het Stadhuis werden gebracht, ter Vierschaar te verbranden.