1717

Op de 4e januari sluiten de mogendheden Engeland, Frankrijk en de Republiek der Verenigde Nederlanden te ‘s-Gravenhage de zogenaamde Triple Alliantie. Het oogmerk van de drie landen daarbij is de bij de Vrede van Utrecht bedongen voorwaarden te handhaven. Ook wordt in september te ‘s-Gravenhage de Tweede Grote Vergadering van de Unie der Zeven Verenigde Nederlanden afgesloten. De bijeenkomst heeft echter geen enkel resultaat opgeleverd.

Grote rampen vinden er ook dit jaar in ons land plaats. In december teisteren watervloeden de noordelijke provincies. In Groningerland komen wel 2000 mensen om.
De zeerovers bedreigen onophoudelijk onze kusten en de koopvaardijschepen op zee. Een vloot wordt uitgerust om tegen de Barbarijnse zeerovers op te treden. De expeditie levert echter weinig resultaat op.
Ook staat de Republiek dit jaar op het punt van bankroet. De oorlogsinspanningen van de laatste jaren hebben de staatskas uitgeput. De rentebetalingen over de schulden van de Republiek (in totaal wel voor zo'n 350 miljoen gulden) moeten tijdelijk gestaakt worden. In de voorbije oorlog moest de Republiek een leger van zo'n 100.000 man op de been houden. Dit ging de financiële draagkracht ver te boven. Daar kwamen nog bij de grote kosten van het veroveren en onderhouden van ‘het groot getal van importante plaatsen in de Zuidelijke Nederlanden’.

* * *

In de vroedschap neemt captein Abraham Pol de plaats in van de dit jaar overleden Adriaan van der Gught. Hij wordt ook weesmeester van de Weeskamer. Samuel Laurent volgt de periodiek aftredende burgemeester Pieter Wiltschut op. De chirurgijn Laurent blijft Ontvanger voor de belastingen op de huizen en de stadsbrandewijn.

Dit jaar overlijdt ook het voormalig lid van de vroedschap Huybert de Bruyn. Lange jaren diende hij de stad als burgemeester, schepen en raad. Hij vervulde te Arnemuiden de functie van rijkscommies/licentmeester en controleur. Zijn opvolger als licentmeester is Johannes de Roo. Later zal De Roo eveneens een rol van betekenis in het Stadsbestuur en als secretaris vervullen.

Dit jaar worden Ordonnanties vastgesteld voor de stadsdiender (‘s Heeren Dienaar) en de Stadhouder. Deze Ordonnanties bevatten interessante bepalingen, die ook een beter inzicht geven in wat deze functies inhouden. Enkele bepalingen uit het Reglement van ‘s Heeren Dienaar nemen we over:

Artikel 1.
De diender zal de Baljuw mitsgaders de Stadhouder met alle bereidwilligheid ten dienste staan en gehoorzamen in alle bevelen, de justitie betreffende, als ook de burgemeesters en verdere regenten, die zijn dienst en ambt vorderen, zich daarin getrouw gedragen en ieder in zijn rang en weerdigheid erkennen.

Artikel 2.
Hij zal zorg dragen dat alle ordonnantiën en verboden dezer stad, reeds gemaakt en nog te maken, wel zullen worden onderhouden en nagekomen, en de overtreders derselve callangeren, in de boeten en penen daartoe gesteld.

Artikel 3.
Hij zal ook des daags en des nachts wel toezien dat er niet gefraudeerd worde, de frauditeurs te achterhalen en aan te brengen met volkomen macht om alle wagens, schuiten, etc. te visiteren, naar de biljetten van vat, vaatwerk, pul, pullen te vragen, geen behoorlijk ofte geen sijnde, deselve aan te geven.

Artikel 4.
Hij sal mede zorg dragen dat de steenen pat aan de keeten vierkant twee voeten breed buiten deselve wert schoon gehouden.

Artikel 5.
De diender sal zig altijt nugteren gedragen, niemand overlast doen soo in het executeren van boeten als het exploiteren van sijn verkregen order.

De Ordonnantie bevat verder een aantal artikelen met de boeten die hij bij allerlei soorten overtredingen mag opleggen.

Ook uit het Reglement voor de Stadhouder nemen we enkele artikelen over:

Artikel 1.
De stadhouder zal de Baljuw en de stadt in civiele als in criminele saken en daar deszelfs dienst vereist wert, schuldig sijn te dienen.

Artikel 2.
Hij sal sorge dragen dat alle ordonnantiën en verboden deser stadt, reeds gemaakt en nog te maken, wel sullen werden nagekomen en onderhouden werden, de overtreders derselve callangeren in de boeten en penen daartoe gestelt.

Artikel 3.
De stadhouder sal ook des daags als des nagts wel toesien datter niet gefraudeert en werde, de frauditeurs te agterhalen en aan te bringen, met volcomen magt om alle wagens, schuyten etc. te visiteren, na de biljetten van vat, vaatwerck, pul en pullen etc. te vragen, geen behoorlyck ofte geen sijnde, deselve aen te slaan.

Artikel 4.
De stadhouder sal zig altoos nugteren gedragen, niemand overlast doen, soo in het executeren van de boeten, als exploiteren van sijne verkregen orders.

Artikel 11.
Hij sal genieten van de landluyden die haar suyvel met onbehoorlyck gewigt wegen oft met onbehoorlycke mate meten in opsicht van den ijck £ -.3.6 alleen synde en £ -.2.4 indien verselt met den diender.

Artikel 12.
Van die gene die verckens houden tegen verbod, op voorgaande klagten, sal hij genieten £ -.9.- alleen synde en £ -.6.- indien verselt met den diender.

Artikel 14.
Van de tappers, herbergiers, etc. die volck op sondagen setten, geen vreemdelingen synde, sal hij genieten £ -.4.- alleen synde en £ -.2.8 indien verselt met den diender.

Artikel 15.
Van een burger oft ingesetene, die op sondagen in de herbergen oft kroegen gelagen maakt, van yder persoon, sal hij genieten £ -.2.- alleen synde en £ -.1.4 indien verselt met den diender.

Artikel 16.
Van die speelen, kaatsen, balslaan, tieren, rasen op sondagen sal hij genieten hoofdelijk £ -.5.- alleen synde en £ -.3.4 indien verselt met den diender.

Artikel 18.
Van die gene die in statsvest oft waterganck vist sonder verlof van den pagter oft sonder syne kennisse boven de verbeurte van het vistuig sal hij genieten alleen synde £ -.10.- en indien verselt met den diender £ -.6.8.

Misschien ter vergroting van zijn waardigheid om de nieuwe Ordonnantie te handhaven wordt ‘s Heeren Dienaar ‘een nieuwe Rock en mede voor dit maal een nieuwe Broeck’ toegestaan.

* * *

Op 22 oktober staat het Stadsbestuur burgemeester Pieter Wiltschut toe om een grafstede (tombe) voor zijn familie te laten maken in de kerk aan de zuidzijde, naast de trap naar de toren. Al in een vorig jaar is hiertoe besloten, maar dit is kennelijk niet uitgevoerd. Tot aan het afbreken van de oude kerk in de tweede helft van de 19e eeuw bevond zich hier de tombe met het opschrift: ‘Begraafplaats van de familie Wiltschut’.
Wellicht laat burgemeester Wiltschut de tombe maken omdat z’n oude vader Steven Wiltschut zwak en ziekelijk is. Op de 30e december overlijdt de oude Wiltschut op 70-jarige leeftijd. Op zijn oude dag woonde hij te Arnemuiden waar zijn zoon Pieter sedert 1702 baljuw en burgemeester was. Steven Wiltschut werd geboren op 22 december 1647. In 1669 huwde hij met Anna Cornelia Oostwald, geboren 2 februari 1644 en overleden op 18 mei 1713. Zij was een tante van Adriaan Oostwald (1671-1734), in leven directeur-generaal in Oost-Indië.

Steven Wiltschut was een zoon van Steven Cornelisz. Wiltschut, commandeur van de afdeling matrozen die als lijfwacht diende voor de drie gemachtigden van de Staten-Generaal (Johan de Wilt, Joan Boreel, burgemeester van Middelburg, en Rutger Huygens uit Gelderland), die in augustus 1665 met de vloot onder Michiel de Ruyter in zee gingen.

Zelf kwam Steven Wiltschut al vroeg bij de admiraliteit van Zeeland in dienst als luitenant der compagnie zeesoldaten op ‘s lands vloot, waarbij hij tot kapitein opklom. Hij was in verscheidene plaatsen in garnizoen en vandaar werden zijn kinderen geboren te Hulst, Bergen op Zoom, Wijchen en Den Haag. Hij schijnt een welgesteld man te zijn geweest.
In de kort voor zijn overlijden gemaakte graftombe in de kerk wordt hij begraven. Boven het graf wordt zijn wapenschild aangebracht: in goud een groene plant met drie stengels, waaronder een kruipende adder.

Zijn oudste zoon Willem Jacobus (1669-1703) was ook commandeur van de mariniers of zeesoldaten. Hij stierf vroeg en liet als weduwe na Anna van der Heyden, wier broeder Willem van der Heyden, burgemeester te Tholen, in 1701 in Arnemuiden trouwde met Claudina Johanna Stevensdochter Wiltschut (1674-1715). Een andere dochter trouwde in 1707 met de burgemeester van Arnemuiden, Alexander Sinclair, een Schot, die waarschijnlijk via de Schotse wolhandel op Veere te Arnemuiden terecht was gekomen.

Z’n tweede zoon, Pieter Wiltschut, geboren te Bergen op Zoom in 1678, werd licentmeester te Arnemuiden en in 1702 door de Staten van Zeeland tot baljuw aangesteld. Later werd hij één van de burgemeesters van Arnemuiden. In 1713 huwde hij met Susanna Sabbinge uit Tholen. Over hem vernemen we in de volgende jaren nog veel.

De jongste zoon, Hermanus Wiltschut, werd te Wijchen in Gelderland geboren en kwam reeds vroeg in dienst van de Admiraliteit van Zeeland. Door zijn kennis, kordaatheid en zeemanschap klom hij langzamerhand hoger in rang, totdat hij in mei 1745 luitenant-admiraal van Zeeland werd. Deze hoge betrekking vervulde hij tot zijn overlijden in april 1748.
In mei 1707 huwde hij in de Engelse kerk te Middelburg met Johanna Maria Austen en woonde meest te Arnemuiden in het huis ‘De Gulden Gans’ in de Langstraat. Dit huis werd in december 1734, toen hij vice-admiraal van Zeeland was, aan de kerkenraad van de Hervormde Gemeente voor pastorie verkocht. Hij liet twee dochters na, waarvan de ene, Johanna Jacoba Catharina, in 1752 huwde met de weduwnaar Jacobus Ermerins, de bekende secretaris van Veere en Zeeuws geschiedschrijver, en de andere met Cornelis Balguerie (1719-1790), een voornaam koopman te Middelburg.

De admiraal Wiltschut heeft, behalve wellicht in enkele gevechten met Algerijnse zeerovers, geen gelegenheid gehad om zich in de oorlog te onderscheiden. Hij leefde in een tijd van droevig verval, toen de Statenvlag op zee slechts wapperde van één enkel oorlogsscheepje van twintig stukken, het treurig overschot van de talrijke en sterke vloten, welke nog pas een halve eeuw te voren geheel Europa in ontzag hielden (J.F. Martinet, Vereenigd Nederland, pagina 561). Wel zijn er nog aantekeningen en journalen van deze admiraal uit het jaar 1747 bewaard gebleven, toen hij het bevel had over de oorlogsschepen op de Oosterschelde.

* * *

De bomen staande in de tuin achter het Stadhuis worden afgekapt en tot een haag gemaakt. Ook de bomen op de Markt blijken uit hun groei te zijn. Er zijn niet anders dan ongemakken van te verwachten. Ze worden gerooid en met de stokke verkocht. In de plaats daarvan komen op de Markt lindebomen te staan.
Ook worden ‘in den deurganck van de kerke twee planken op blokkies gezet om de stoelen in de kerke op ordre te houden’.

In juli blijkt dat verscheidene eeuwenoude huizen ‘tot grote ruïne van onze Stadt seer bouwvallig sijn en niet behoorlijk werden gerepareert en wel besonder het Huys van de weduwe Adriaan Roosendaal mitsgaders van de weduwe Francoys Davi en anderen, die nu en dan door de diaconie werden onderhouden’. De kerkenraad wordt gevraagd of men deze huizen aan zich wil houden en behoorlijk repareren of dat men deze aan de stad wil overgeven om van stadswege te worden gerepareerd. De kerkenraad verklaart ‘afstand te willen doen van de huizen van de weduwe van Adriaan Roosendaal en Francois Davi, mitsgaders het huis in de Nieuwstraat, welcke alle seer bouwvallig sijn, latende die aan de Stad om deselve te repareren’.

Ook de poorten verkeren in een staat van grote bouwvalligheid. De Marktpoort wordt dit jaar in dezelfde toestand gebracht als de Tolpoort, namelijk met een stenen muur aan weerszijden en daarover een bruggetje. Ook wordt besloten ‘de Veersche Poort te decken, de agterste boge te vervangen en voorts deselve te repareren soals het behoort’.

* * *

Clasina Claas, de weduwe van de vroegere vrachtrijder Abraham Haak, vraagt om een aanstelling voor het rijden met de vrachtwagen op Middelburg. Haar echtgenoot bediende in zijn leven tot nu toe ook het vrachtrijderschap. Dit wordt goedgevonden. Enkele commissarissen (Pieter Wiltschut, Samuel Laurent en Jacob Broeder) krijgen opdracht een ordonnantie of reglement op het vrachtrijderschap te maken.

Ook maakt de commissie tegelijk een reglement voor de veerman op het Nieuwland. Enkele bepalingen luiden:

1.
De veerman zal gehouden wezen ten behoeve van het veer te houden een bequame schuite met de equipage daartoe nodig als haak, riemen, etc.

2.
Den veerman zal van elk bejaard persoon overvarens genieten een stuyver zonder meer, een kind van twaalf jaren en daar onder alf gelt, een kind onder de dry jaren voor niet.

3.
De veerman zal nog genieten voor:
een mager vercken twee stuyvers en voor een vet vercken dry stuyvers.
een schaap vet of mager een stuyver.
een calf vet of mager tot een jaarlinck toe twee stuyvers.
een hoornbeest tsy of koey of veers of diergelycke vier stuyvers.
een paard een schelling.
een sack tarwe, rogge, daaronder begrepen alderhande sackgoet, een stuyver en yder persoon aen en van boord te bringen of halen twee stuyvers.

4.
Hy sal gehouden wesen met alle beleeftheyt en discretie de luyden te dienen en hem wel wagten deselve qualyck te bejegenen met scheltwoorden of diergelycke maar haar behulpsaam syn, met de hand te reycken en haar packties over te nemen.

5.
De veerman sal hem nugteren gedragen en gehouden wesen des somers van smorgens ten vier uuren tot savonds ten tien uuren en des winters van smorgens ten vyf uuren tot savonds ten negen uuren te versorgen dat de luyden behoorlyck gediend werden.

6.
De veerman sal oock genieten van alle schepen die aen het hooft of kaey komen tzy om te laden of lossen haven- of kaaygelt.

De stadsbode Willem Gooijens krijgt toestemming om van het oude huis, staande naast de herberg ‘De Pool’ (het oude Stadhuis) in de Langstraat, een slachthuis te maken. Vele jaren is dit huis een slagerij of beenhouwerij geweest. Ook z'n opvolgers als stadsbode, de Harthoorns, hadden hier hun slagerij.

Ongenoegen bestaat er over de ambtsvervulling van de schoolmeester Isaac Schoe. Er zijn aanhoudende klachten over het gedrag van de meester. Hij krijgt opdracht ‘met de uiterste exactitude zijn plicht als schoolmeester waar te nemen den tijd daartoe gesteld in zijn school in het onderwijzen der jeugd ernstig door te brengen, op peene van inhouding van zijn tractement’.

Ook maakt de stadsbode Gerrit van de Velde het kennelijk nogal bont. Hij wordt van zijn dienst ontslagen. Z’n vrouw met haar moeder wordt gesommeerd stad en jurisdictie binnen 10 dagen te verlaten. Willem Gooijers volgt hem op als stadsbode.

* * *

Ook over de zoutnering vernemen we iets. De pannebazen van de zoutnering verzoeken het Stadsbestuur om uit hun midden twee commissarissen aan te wijzen ‘om beneffens haar de brandschouwing te doen aan de zoutketen’. Hiervoor worden aangewezen Pieter Wiltschut en Samuel Laurent.

* * *

Over de kerk kunnen nog steeds geen bijzonderheden worden vermeld. Door het ontbreken van het notulenboek blijft deze periode in het duister liggen. Wel doen in februari de vier gedeputeerden namens het Stadsbestuur rapport van het gepasseerde op de laatst gehouden conferentie met de vier classispredikanten op de 28e januari. Ze leggen daarbij een door hen opgesteld ‘Nieuw Project van Bevrediging’ over.