1702

Schokkend is de mare die dit jaar door de Nederlandse gewesten gaat. Op de 19e maart overlijdt de zo zeer geachte Willem de Derde, Koning van Engeland en Schotland, Prins van Oranje, erfstadhouder van vijf Nederlandse gewesten, waaronder Zeeland. De vorst is 52 jaar oud geworden. Vorig jaar klaagde hij al over zijn zwakke gezondheid. Hij is overleden als gevolg van de val van z’n paard te Hampton Court.

Omdat Prins Willem III kinderloos is overleden, wordt de 14-jarige Johan Willem Friso, Prins van Nassau-Dietz en Stadhouder van Friesland, aangewezen als enig erfgenaam. Hij is een achterneef van Willem III en zal de titel van Prins van Oranje mogen voeren.

De reacties op het zo plotselinge overlijden van de Stadhouder zijn zeer verschillend. Het gewone volk betreurt zijn overlijden zeer. Maar bij de bovenlaag van de bevolking laait de controverse tussen de Oranjegezinden en de regenten weer op. We zien dit duidelijk in wat er in sommige steden en gewesten gebeurt.

De Staten van Zeeland ontzetten op de 3e april de gehate stadhouderlijke vertegenwoordiger Van Nassau-Odijk uit zijn ambt van Eerste Edele der Staten van Zeeland (gouverneur). Dit ambt wordt opgeheven en Odijks medewerkers worden ontslagen. Onder hen is de om zijn inhaligheid gehate Philips Hodenpijl, commies der convooien en licenten.

In Middelburg wordt het Stadsbestuur afgezet door een volksbeweging onder leiding van Daniël Fannius. In Goes worden de onder Stadhouder Willem III uit hun ambt ontzette regenten daarin weer hersteld.

De Staten van Utrecht vernietigen in april het regeringsreglement van 1674. In Holland worden verscheidene, onder Willem III teruggezette regenten weer in hun voormalige posities hersteld. Ook in Overijssel schaft men de door Prins Willem III ingevoerde beperkende bepalingen af.

* * *

Vanwege de toenemende oorlogsdreiging vanuit Frankrijk ziet het er naar uit dat binnen afzienbare tijd de oorlogsvloot van de Republiek zal moeten uitzeilen om de belangen van het gemenebest op zee te verdedigen. In allerijl wordt de vloot op sterkte gebracht. De admiraliteiten voeren de discipline onder het bootsvolk hoog in hun vaandel. Op het minste vergrijp staan strenge straffen (zoals het kielhalen en het van de ra laten vallen). In zijn ‘Oostindische Spiegel’ verhaalt de scheepschirurgijn Nicolaas de Graaff over de ijselijke straffen die op de vloot werden toegepast.

Half mei komen de slechte verhoudingen met Frankrijk tot een uitbarsting. Dan begint de langdurige oorlog tegen Frankrijk en Spanje. De Republiek, Engeland en de Duitse Keizer Leopold I verklaren Frankrijk en Spanje de oorlog.

Het is een dag van grote historische betekenis als de verenigde Engelse, Hollandse en Zeeuwse oorlogsvloten op 23/24 oktober de Spaanse zilvervloot in de baai van Vigos veroveren. Ook vernietigen ze tegelijk een Frans eskader, dat in deze Noordspaanse baai voor anker ligt. Deze grote overwinning komt de admiraliteiten zeer gelegen om de hoge kosten ten behoeve van de toerusting van de vloot te dekken.

Omstreeks deze tijd ondergaat de kaapvaart in Zeeland een snelle opbloei. Dit komt vooral doordat de Staten-Generaal premies op de kaapvaart hebben gesteld.

* * *

Ook in de Arnemuidse historie is iets van deze zo ingrijpende ontwikkelingen op het landelijk toneel te bespeuren.

Na het overlijden van Stadhouder Willem de Derde is het allerwege onrustig. Op de 30e maart besluit het Stadsbestuur ‘bij deze conjunctuur van tijden de Burgerwacht weder in orde te stellen’. Voor deze burgerwacht worden gekozen tot capitein de burgemeester Michiel Verhage, tot luitenant de secretaris Rogier van der Burgt, tot vaandrig de thesaurier Huybert de Bruyn, tot sergeanten de schepenen Jacob Broeder en Gerrit van der Leye, tot schrijver de schepen Dirck van Delmerhorst en tot trommelslager Adriaan van der Gught.

De keetluiden van de zoutketen wordt toegestaan ‘s nachts aan de keten te waken. Alleen burgers en ingezetenen van de stad mogen door de wacht worden doorgelaten. Maar alle vreemde en onbekende lieden ‘zullen in de wacht gehouden worden tot de andere morgen om hen alsdan te examineren’.

Op de 30e oktober wordt besloten, ‘bij ‘t overlijden van Zijne Majesteit van Groot Brittanië aan welcke een nominatie voor een baljuw ter goedkeuring was toegezonden’, deze te handhaven en aan de Staten van Zeeland voorgedragen om daarover te beslissen. Het gevolg hiervan is dat de Staten van Zeeland op de 30e november tot baljuw aanstellen Pieter Wiltschut, 'onder voorwaarde dat hij te Arnemuiden gaat wonen’. In 1703 wordt Wiltschut beëdigd als poorter van de stad. Hij blijft baljuw tot 1712, in welk jaar hij voor dit ambt bedankt ‘omdat hij te zacht van inborst is’. Pieter Wiltschut wordt tevens licentmeester te Arnemuiden. Hij zal later ook een voorname rol spelen in het Stadsbestuur en in de kerkelijke geschillen van zijn tijd, waaraan ook z’n vrouw deelnam.

Op woensdag de 13e december houdt de Arnemuidse bevolking een dank- en bededag en wordt ‘s avonds een vreugdevuur aangestoken ‘over de gelukkige successen van de wapenen der Staat’.

* * *

Het Stadsbestuur bestaat dit jaar uit de beide burgemeesters Huybert de Bruyn en Michiel Verhage. Secretaris is Rogier van der Burgt. Schepenen zijn Urias Besemer, Samuel Laurent, Gerrit van der Leye en Pieter de Vroe. De financieel benarde tijden noodzaken tot grote soberheid. Op de 6e oktober wordt besloten, ‘dewyl bij deze slechte tijd de maaltijd van de verpachting zeer hoog loopt, in ‘t toecomende de maaltijd in eene dag af te doen en de overige heeren, die op de verpagting worden gevraagd, alleen des avonds uit te nodigen’.

Een foto van de trommel van de trommelslager van de burgerwacht in de raadszaal van het Stadhuis.
Een foto van de trommel van de trommelslager van de burgerwacht in de raadszaal van het Stadhuis.

* * *

Het schijnt dat het pachtcontract met de molenaar Gerrit Haack ten einde is gelopen. De molen wordt opnieuw voor drie jaar verpacht. De pacht van de galgenberg krijgt Abraham Haack voor de tijd van 7 jaar. Wel zal hij deze vroegere vliedberg moeten onderhouden en z’n vee daarop laten weiden, zonder te maaien.
In november worden de stadswallen beplant.

* * *

Onder dit jaartal vermelden we ook enkele gegevens over het veer van het Arnemuidse Hoofd, aan het einde van het Arnemuidse vaarwater aan het Sloe, op het Land van Ter Goes.
Het Stadsbestuur van Middelburg heeft (als ambachtsgerechtigde) gedurende vele jaren een veer verpacht vanaf dit Arnemuidse Hoofd naar het schor van het Land van Ter Goes. Dit gebeurde totdat Middelburg haar ambachtsrechten in 1679 verkocht aan de ambachtsheer van Kleverskerke, de heer J.P. van den Brande. De nieuwe ambachtsheer profiteerde maar enkele jaren van het veerrecht. Al snel deed hij van het veer afstand wegens de vele grondbraken op die plaats. Hij liet het over aan de Prins van Oranje, markies van Veere, die tevens de Oranjepolder in eigendom bezat.

De Rentmeester van de Prins van Oranje besteedde veel geld aan het leggen van hoofden ter plaatse, waarna hij het veer in 1685 kon verpachten aan Herman Gerritsen voor 5 pond per jaar. Dit onder voorwaarde dat deze de trekdijk van binnen behoorlijk zou onderhouden en bematten op zijn kosten. De pachter verliet vijf jaar later het veer, omdat het Sloe van jaar tot jaar zo ver door het getij was verlopen, dat geen veer aan het Arnemuidse Hoofd meer kon worden gehouden. Het veerhuis werd toen door de eigenaar, vermoedelijk de veerpachter, afgebroken.

Nu, in 1702, blijkt dat de ambachtsheer van Kleverskerke, Van de Brande, dit veer sinds enige jaren weer verpacht. Door het leggen van hoofden en andere werken zijn de breuken mettertijd weer aangeslikt. Hoe lang dit veer nog bestaan heeft, kan niet meer worden nagegaan. Van de Rentmeester van de Prins van Oranje als markies van Veere is een verklaring van 1702 bekend, dat ‘hij niet zou weten op welke wijze hij dit veer aan de ambachtsheer van Kleverskerke zou kunnen ontnemen’. Evenmin ziet hij kans om het veer te verpachten.

Schilderij van 1589 uit de raadszaal van het Arnemuidse stadhuis van Prins Willem I. De Prins staat hierop afgebeeld, gekleed met een mantel met gouden tressen, staande aan een tafel, waarop de perkamenten oorkonde met de toekenning van het stadsrecht aan Arnemuiden, voorzien van een uithangend lakzegel, ligt.
Schilderij van 1589 uit de raadszaal van het Arnemuidse stadhuis van Prins Willem I.
Hij staat hierop afgebeeld, gekleed met een mantel met gouden tressen, staande aan een tafel, waarop de perkamenten oorkonde met de toekenning van het stadsrecht aan Arnemuiden, voorzien van een uithangend lakzegel, ligt.