1919

In 1919 telt Arnemuiden 2197 inwoners. Het aantal inwoners nam af met 29 ten opzichte van vorig jaar. Er werden vorig jaar 67 kinderen geboren, terwijl het grote aantal van 55 inwoners overleed als gevolg van het woeden van de Spaanse griep.

In zijn nieuwjaarsrede laat burgemeester Blok een dankbare toon horen. De Eerste Wereldoorlog is voorbij. Zowel de landbouw als de visserij hebben in 1918 een zeer goed jaar gehad. Wel werd de gemeente niet gespaard voor rampen. De zogenaamde Spaanse griep heeft in hevige mate geheerst. Velen zijn daarvan het slachtoffer geworden. Ook herinnert hij aan het mijnongeluk op zee, waarbij drie vissers uit Arnemuiden omkwamen.
Als belangrijkste, in 1918 genomen besluit noemt hij het verstrekken van een krediet aan de Woningbouwvereniging voor de bouw van woningen in de Molenpolder, waardoor voorzien kon worden in de grote behoefte aan goede woningen.

Wethouder Benjamin Franse spreekt wederkerig de burgemeester toe. Hij herinnert aan de gezellige omgang met de vorige burgemeester Lantsheer en hoopt dat ook zo met de nieuwe burgemeester samengewerkt kan worden.

Het tijdens de Eerste Wereldoorlog tijdelijk ingezette extra personeel voor de distributievoorziening (S. van Waarde als tijdelijk ambtenaar ter secretarie en A. Joosse als hulp bij de distributiewerkzaamheden) wordt per 1 juli 1919 eervol ontslagen. De distributiewerkzaamheden zijn thans niet meer nodig.

Per 1 september ondergaat de gemeenteraad een ingrijpende wijziging. Door de invoering van het evenredig kiesstelsel verlaten wethouder H. van Eenennaam en de raadsleden P.J. Kousemaker en L. Puijpe de raad. Op 25 augustus spreekt burgemeester Blok de gemeenteraad in oude samenstelling toe. De gemeenteraad heeft in de crisisjaren - zo zegt hij - moeilijke tijden beleefd. Er is niettemin toch nog veel tot stand gebracht b.v. de woningbouw. Ook veel onderhoudswerken zijn ter hand genomen, waaraan ‘op zijn zachtst uitgedrukt voorheen niet de hand werd gehouden’. Vooral de wegen en straten zijn grondig verbeterd, met name dankzij het beleid van wethouder Franse.

In de plaats van de scheidende raadsleden treden aan P. Boone, Iz. Boone en A. Schuit. Na een groot aantal stemmingen worden tot wethouders gekozen J. Pouwer en A. Schuit. Een voorstel tot invoering van het ambtsgebed wordt met 4 tegen 3 stemmen verworpen.

Het garnalenpellen als huisindustrie is deze jaren volop in opkomst. In februari wordt in de gemeenteraad gevraagd om maatregelen waarbij belet wordt dat zaterdagsmiddags na 4 uur nog garnalenafval door de gemeente wordt vervoerd, dit met het oog op de stank die daardoor veroorzaakt wordt. De burgemeester merkt op dat hier weinig tegen te doen is.

Ook wordt in het voorjaar gesproken over het afschaffen van het ringrijden op 2e pinksterdag in verband met het drankmisbruik en het straatrumoer. Op voorstel van raadslid Pouwer wordt met 4 tegen 3 stemmen besloten om alle vermakelijkheden op de pinksterdagen af te schaffen. Tegen stemmen de raadsleden Franse, Kousemaker en Puijpe.

Als gevolg van de droogte in juni ontstaat er gebrek aan drinkwater. De regenbak bij de openbare school is al beschikbaar gesteld. Ook de regenbak bij de Hervormde Kerk wordt nu gebruikt. Gevreesd wordt dat de inwoners over enkele dagen geheel door het beschikbare water zijn. De gemeenteraad geeft toestemming zo nodig drinkwater met de trein te laten komen uit Brabant of Zuid-Beveland.

Het raadslid dokter Van der Bijl stelt voor straatnaambordjes aan te brengen ‘in verband met het vreemdelingenverkeer’. Hij stelt ook voor de straten in de Molenpolder namen te geven Eén straat zou genoemd kunnen worden naar dr. J.C. de Man, die hier in 1853 een heel ernstige typhus-epidemie heeft weten te bestrijden. Hij wil de verdiensten van die dokter huldigen door de nieuwe straat naar hem te noemen. Ook geeft hij in overweging om de maximum snelheid van motorvoertuigen en automobielen in de kom te beperken tot 15 km per uur. Hieruit blijkt dat het gemotoriseerde verkeer ook in Arnemuiden een bekend verschijnsel is geworden.

Het straatonderhoud heeft ook dit jaar volop de aandacht. De gemeenteraad vindt dat de wegen buiten de kom hoognodig onderhoud vereisen. Besloten wordt om voor ƒ 2.650 grint en macadan aan te kopen. Het straatherstel blijkt ook noodzakelijk te zijn als gevolg van de aanleg van gasleidingen, waardoor alle straten zijn opgebroken.

Raadslid Van de Gruiter spreekt zijn afkeuring uit over de manier waarop de grafdelver dikwijls te werk gaat bij het teraardebestellen. Hij noemt verscheidene gevallen waarbij de graven onvoldoende gemaakt waren en de kisten zelfs bleven hangen of omver kantelden. De voorzitter zegt toe de grafdelver hierover te zullen onderhouden.

Op 13 juni wordt de nieuwe begraafplaats aan de Nieuwlandseweg in gebruik genomen. Het lijkenhuisje wordt van de oude naar de nieuwe begraafplaats verplaatst. De oude begraafplaats wordt weer voorzien van een rij bomen. De verkochte olmenbomen op de oude begraafplaats brengen de hoge som op van ƒ 942,50.

Op de Keetdijk ten westen van de molen wordt een gebouw gezet, dat ingericht wordt als drogerij en zouterij met de benodigde ovens en machinerieën voor de visserij. Na korte tijd wordt het bedrijf stopgezet, omdat het niet voldoende opbrengt. Na enige maanden is de gehele inrichting vochtig en roestig. In de nacht van 16 december 1920 raakt het gebouw in brand. In 1921 wordt de ruïne gesloopt en de grond verkocht.

De nieuwgebouwde woningen in de Molenpolder.
De nieuwgebouwde woningen in de Molenpolder.

Wat betreft de woningbouw wordt in februari het plan besproken voor de riolering en bestrating van de Molenpolder. Wel vindt de gemeenteraad dat er een toegangsweg vanaf de Molenweg moet komen. Er wordt een geldlening aangegaan van ƒ 9.000 voor het bouwrijp maken van de Molenpolder. De Woningbouwvereniging ontvangt van het rijk een bijdrage van ƒ 83.000 voor de bouw van twintig arbeiderswoningen in de Molenpolder. Aannemer wordt L. de Hamer. Eind 1919 wordt met de bouw begonnen, eerst vijf dubbele huizen en vervolgens vijf blokken van vier woningen.

In september wordt besloten tot verdere riolering en bestrating van het bouwterrein in de Molenpolder, het maken van een betonnen trap vanuit de Molenpolder naar de Westwal, het gedeeltelijk afgraven van de Westwal en het bestraten van de wal met keien uit de Westdijkstraat en de Noordstraat. In deze straten zullen klinkers worden gelegd.
Ook wordt een doorgang gemaakt van de Molenpolder naar de Molenstraat. In verband hiermee wordt een huis aangekocht (van raadslid J. Pouwer) voor de toegangstraat tot de nieuwe wijk.

Tevens wordt gesproken over de wenselijkheid de glooiing van de Westwal in de Molenpolder ook in erfpacht te geven aan de Woningbouwvereniging. Deze glooiing is nu één grote modderpoel vanwege de afwateringbuizen die in het walbeloop uitkomen.
Geleidelijk aan maken ook verschillende particulieren weer een begin met het bouwen van huizen aan de Lantsheerweg, de Singel en de Molenweg. In de oorlogsjaren lag dit nagenoeg stil.
Zeker niet het minst draagt de in 1919 ingestelde wijkverpleging bij aan de bestrijding van de tuberculose en de beperking van de kindersterfte. Met algemene stemmen besluit de gemeenteraad de Vereniging Het Groene Kruis een jaarlijkse subsidie te verlenen van ƒ 800 voor het aanstellen van een wijkverpleegster. De wijkverpleegster zuster Van der Klooster doet in deze jaren veel en nuttig werk.

De Markt met de kastanjebomen en de waterpomp. Het tweede huis van links is van burgemeester S. van Eenennaam. Daarnaast de woning van Adriaan Joosse en verderop de woning en timmermanswerkplaats van J.K. Crucq.
De Markt met de kastanjebomen en de waterpomp. Het tweede huis van links is van burgemeester S. van Eenennaam. Daarnaast de woning van Adriaan Joosse en verderop de woning en timmermanswerkplaats van J.K. Crucq.

Van het Hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie wordt bericht ontvangen dat ingaande juli een 2e postbestelling in de buitenwijken en een 3e postbestelling in de kom van de gemeente wordt ingevoerd. Per 1 januari 1920 neemt P.C. Schoonenboom ontslag als kantoorhouder van het telefoon- en telegrafiekantoor. In zijn plaats wordt benoemd Mej. De Voogd.

Er wordt dit jaar een tweede weegbrug op het havenhoofd (naast de scheepswerf van de Gebroeders Meerman) aangebracht ten behoeve van A.J. Klompe en D.F. Dieleman uit Nieuw- en Sint Joosland en P. Boone uit Arnemuiden. Na uitvoerig beraad wordt besloten tot plaatsing van een telefoon in Kleverskerke onder meer voor het opbellen van de dokter en de veearts.
Dit jaar blijkt ook voor het eerst het bestaan van een christelijke zangvereniging. De vereniging mag eenmaal per week een lokaal van de openbare school voor haar repetities gebruiken.
In de de gemeenteraadsvergadering van september wordt gewezen op de hoge onderhoudskosten van de oude pomp op de Markt. Voorgesteld wordt maar een nieuwe pomp te plaatsen.

De vissersvloot bestaat dit jaar uit 38 schuiten. Vlissingen telt 33 schuiten, waaronder 24 voor de garnalenvisserij. De Zeeuwse garnalenvloot is teruggelopen van 135 schepen in 1918 tot 125 in 1919. In het algemeen is 1919 een goed jaar voor de visserij. In maart gaat de gehele vloot van Arnemuiden en Vlissingen op de scholvangst. Gevist wordt met de scharkor, die de vissers voor dit doel de afgelopen winter reeds hebben gebreid. Er wordt zeer veel schol gevangen. Als men met 8 á 10 manden schol per dag binnen komt, wordt de vangst al matig genoemd. Soms worden per dag 20 tot 30 manden schol gevangen. Deze vangsten leveren grote verdiensten op. Er wordt door de Zeeuwse vloot 819.930 kg schol gevangen tegen 494.788 kg in 1918.

Ook de vangst van garnalen is dit jaar hoog; de prijzen zijn over het algemeen goed. De vangst levert de Zeeuwse garnalenvloot dit jaar 1.766.102 kg met een opbrengst van ƒ 437.466 op (tegen 1.596.158 kg met een opbrengst van ƒ 386.909 in 1918).
Vanuit Veere wordt bijna niet meer gevist door Arnemuidse vissers. Nagenoeg de gehele vloot vist vanuit Vlissingen. Alle garnalenvissers uit Veere zijn verhuisd naar Arnemuiden of Vlissingen. De vissersschuiten blijven gewoonlijk te Vlissingen en in enkele gevallen te Veere liggen. Daardoor wordt het kanaal naar Arnemuiden maar weinig gebruikt. Toch bewijst het nog goede diensten o.a. voor de aanvoer van bouwmaterialen en de afvoer van landbouwproducten uit deze streek.

Er vindt dit jaar een opmerkelijk aantal wijzigingen in de vloot plaats. Niet minder dan 14 schippers (ruim 1/3) veranderen van schuit. 4 schuiten worden overgedaan aan Vlissingers, terwijl weer 3 schuiten uit Vlissingen worden overgenomen. Zo neemt schipper L. Meulmeester een ARM 2 in gebruik (was voorheen de ARM 5). C. Meulmeester neemt een schuit over uit Breskens die de ARM 5 wordt. L. van Belzen neemt een kotter uit Harlingen als ARM 6 in gebruik. Marien Grootjans neemt een schuitje over uit Veere; dit wordt de ARM 7. De ARM 10 van A. van de Gruiter gaat over naar Vlissingen. Van de Gruiter neemt een nieuw gebouwd schip in gebruik als ARM 10. E. Meerman neemt een Vlissingse schuit over als ARM 12. Cornelis van de Ketterij doet zijn ARM 13 weer over naar Vlissingen. Jan de Ridder neemt een Vlissinger hoogaars over als ARM 14. Cornelis de Nooijer doet zijn ARM 18 over naar Vlissingen. De voormalige ARM 2 wordt door Blaas van Belzen overgenomen als ARM 22. L. van de Ketterij neemt een hoogaars uit Veere over als ARM 30. J. Jasperse neemt een schuit van Yerseke over als ARM 40. Lieven van de Ketterij doet z’n ARM 50 over aan een Vlissingse schipper en neemt zelf weer een andere Vlissingse hoogaars in gebruik als ARM 50. Aan de Arnemuidse vloot wordt dit jaar een ijzeren motorbotter toegevoegd voor de Noordzeevisserij.

De Markt met de kastanjebomen en de waterpomp. Het tweede huis van links is van burgemeester S. van Eenennaam. Daarnaast de woning van Adriaan Joosse en verderop de woning en timmermanswerkplaats van J.K. Crucq.
De vissersvloot in de haven van Vlissingen.

Opmerkelijk is in deze periode het vertrek van nogal wat vissersgezinnen naar Vlissingen. Door dit vele vertrek staan er - aldus raadslid Kousemaker in de raadsvergadering van 17 februari - al diverse huizen leeg.

Van de Hervormde Kerk is het volgende te vermelden.
Verantwoording wordt gedaan van de inkomsten en uitgaven van de diaconie over 1918. Opmerkelijk zijn de hoge ontvangsten voor de diaconie: ƒ 4.902,61 (in 1917 slechts ƒ 3.062,30). De diaconale uitgaven bedragen ƒ 3.386,28, zodat er een ruim batig saldo van ƒ 1.516,33 is. Ongetwijfeld zijn de goede verdiensten van de vissers in 1918 in de collecten merkbaar. Naar aanleiding van een gesprek van diaken Van Waarde met de burgemeester wordt in november besloten tot een verhoging van de uitkering aan de door de diaconie bedeelde armen.

In 1919 worden door de kerkenraad achtereenvolgens (vergeefse) beroepen uitgebracht op kandidaat Rappard te Lage Vuursche, ds. Van Lokhorst te Noorden, ds. Lammerink te Hellouw, ds. Goverts te Ottoland, ds. Nugteren te Bleiswijk en kandidaat Deur te Gouda.
In februari komt de kerkenraad tot de conclusie dat de zondagsrust en zondagsheiliging in de gemeente veel te wensen overlaten. Ook is men van mening dat ouders die hun kinderen ten Doop wensen te houden hun plicht moeten nakomen wat betreft het zich begeven tot de openbare verkondiging van het Woord.

In de kerkenraadsvergadering van 7 juni 'wijdt de voorzitter een woord van weemoedige, maar tevens dankbare nagedachtenis aan de zo plotseling overleden ouderling Cornelis Meijers'.

In oktober ontvangt de kerk een legaat van wijlen mejuffrouw Odding, de zuster van de vorige organist Th. Odding, van ƒ 400. Opmerkelijk is de vermelding in november dat besloten wordt een 17-tal lidmaten af te voeren uit het lidmatenregister 'omdat ze zich afscheiden van de Nederlands Hervormde Kerk'.

't Is waschdag, en de Arnemuidsche huisvrouw laat de stamper lustig dansen.
't Is waschdag, en de Arnemuidsche huisvrouw laat de stamper lustig dansen.