1845

In 1845 telt Arnemuiden ruim 1300 inwoners. Er zijn slechts 46 inwoners van boven de 61 jaar, waarvan 12 boven de 70 jaar en 2 boven de 80 jaar. Er zijn 198 huizen in de gemeente. Het grondgebied heeft een oppervlakte van 486 bunders.

Uit een register van begin de veertiger jaren blijken de volgende interessante gegevens over de beroepsbezigheden van de bevolking:

ambtenaren 2                 slagers 3
arbeiders 84                   sluiswachter 1
bode 1                           smidsknechts 3
bakkers 3                       timmerlieden 4
bakkersknechts 3            timmermansknechts 9
dienstmeiden 22             veerman 2
geneeskundigen 2          veldwachter 1
herbergiers 1                 vissers 137
hoefsmeden 2                visleurders 2
houtzagers 3                  visleursters 150
klerken 1                       vrachtrijders 1
koetsiers 1                     wagenmakers 1
landbouwers 13              wevers mannen 53
landb.knechts 14            wevers vrouwen 73
molenaars 1                   wevers kinderen 43
molenaarsknechts 1        weversbazen 2
rijksontvanger 1             winkeliers (mannen) 6
schaapherder 1              winkeliers (vrouwen) 7
schippers 2                    leerlingen (mannen) 68
schippersknechts 3         leerlingen (vrouwen) 36
schilders 1                     zonder beroep (mannen) 179
schoenmakers 4             zonder beroep (vrouwen) 357

In zijn in 1845 verschenen ‘Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden’ geeft A.J. van der Aa de volgende schets van Arnemuiden:

Men heeft in de gemeente 1 school en 1 stijfselfabriek.
De inwoners vinden schier het enige middel van bestaan in de kustvisserij, welke zij thans met 16, in 1834 nog met 21 schuiten, uitoefenen, terwijl buiten deze schuiten hier nog gevonden worden 19 hoogaarzen, die op de Schelde en de Zeeuwse stromen vissen.

Vroeger stonden hier 31 zoutketen, die aan velen een goed bestaan opleverden. Deze zoutketen, die aan onderscheidene heren uit Middelburg toebehoorden, waren langzamerhand tot 10 verminderd, toen op 7 juli 1802, ’s avonds om 11 uur, de kruitmolen aan de Middelburgse Havendijk, ruim een half uur hemelsbreed daarvan verwijderd, in de lucht sprong en het vuur aan de zoutketen mededeelde, zodat er 8 tot de grond toe afbrandden, weshalve er nu nog slechts twee overig zijn, welker eigenaars de ene te Middelburg, de andere te Arnemuiden woont.
Het Stadhuis is een vrij aanzienlijk maar ouderwets gebouw.
Het Tolhuis, dat vroeger de Ontvanger van de Grafelijke Tol tot woonhuis diende, en een fraai gebouw, bijna zo hoog als de kerk was, is op last van de Staten van Zeeland verkocht en dient thans tot woning van een particulier.

De Hervormde Gemeente, die tot de classis en ring van Middelburg behoort, telt thans ruim 1300 zielen. De Kerkenraad heeft een vrij beroep. De rooms-katholieken, zo die binnen het stadje als die in de gemeente wonen, en slechts 15 in getal zijn, worden tot de statie van Middelburg gerekend.

Het Arnemuidse Gat is allengs aan zijn mond met zand toegestopt, zodat de gehele stroom tot aan de stad zo zeer verland is, dat thans niet dan kleine schuiten en dat nog alleen bij hoog water, de stad genaken kunnen.

Boven in de westelijke gevel van de kerk ziet men een half vergulde, half zwarte bol, die met het uurwerk verbonden, de schijngestalten van de maan voorstelt, en onder deze bol is een uurbord, waarop tevens het hoog en laag water wordt aangewezen, hetwelk door de wending van het gezegde uurwerk geschiedt.

* * *

Het gebouw van de stijfselfabriek in het Christiaanpoldertje wordt dit jaar ingericht tot aardappelbloemfabriek. De stijfselfabriek rendeerde niet. Spoedig wordt deze fabriek echter opgeheven, want ook deze loopt niet. Daarna doet het gebouw dienst als calicotweverij tot 1855.

* * *

1845 is een jaar van rampen en armoede.
De aardappeloogst mislukt in het najaar. De inzameling van de winteraardappels wordt zeer bekommerend genoemd, zodat dit gewas voor het merendeel als verloren moet worden beschouwd. Door het misgewas van dit voorname levensmiddel wordt de gemeente dringend opgewekt tot het bijeenzamelen van een toereikende voorraad van levensbehoeften zoals tarwe, rogge, gerst, meel, boekweit, erwten, bonen, rijst, gierst en gort, om deze tegen verminderde prijzen en in geringe hoeveelheid aan de armen en behoeftige ingezetenen af te staan. De landbouwers worden opgewekt deze tegen matige prijzen aan de inwoners te verkopen.

Na ernstig beraad weet niemand van de raadsleden een middel om in een voorraad levensmiddelen te voorzien. Door de geringe visvangst gaat de toestand van jaar tot jaar verder achteruit. Aan verdere optrekking van de hoofdelijke belasting is ook niet te denken, daar de meeste vissers onvermogend zijn en anderen weigerachtig om iets te voldoen. Er wordt een commissie ingesteld belast met het inzamelen van liefdegiften van Zeelands meer gegoede ingezetenen. Deze wordt gevormd door Jan Kraamer, Joos van der Weele en secretaris Baars. Er wordt een advertentie in de Middelburgse Courant geplaatst. Ook het advies van de Gouverneur van Zeeland wordt ingeroepen.
Het provinciaal bestuur schrijft terug geen onderstand te kunnen geven met het oog op de misoogst. Aangeraden wordt om publieke onderstand in te roepen. Dringend wordt geadviseerd voorzorgmaatregelen te nemen tot handhaving van de rust en orde bij het bestaande misgewas van de winteraardappeloogst. Aangeraden wordt ‘acht te geven op wat dagelijks voorvalt tot aanschaf van de levensbehoeften als op datgeen wat tot vermaak en uitspanning strekt zo op markten, in winkels en in herbergen’. Verder adviseert de Gouverneur om de politiedienaren tot een nauwe plichtsbetrachting aan te manen en geen afwijkingen te gedogen. Eventueel moeten voor tijdelijk vertrouwde personen aangesteld worden. Ook wordt aangeraden een nachtwacht in te stellen.

Na ernstige beraadslaging wordt besloten dat bij werkelijke rustverstoringen een ijlbode naar de Gouverneur zal worden gezonden. Bijzonder zal gelet worden op het gedrag van de veldwachter. Er zullen geen vertrouwenspersonen worden aangesteld, daar dit bij het bestaande gebrek maar verbittering zou wekken en de financiële toestand verder zou verzwaren. Ook zal geen nachtwacht ingesteld worden. Ook vindt beraad plaats over werkverschaffingsmaatregelen. De vest zou nog wel gedempt kunnen worden, doch de stedelijke financiën laten dit niet toe. Mogelijk is er bij enkele landlieden nog wat werk, maar dit geldt niet voor een groot aantal vissers.

Opmerkelijk zijn in dit verband de volgende passages in het notulenboek van de gemeenteraad van 2 oktober: ‘Het komt ons het beste voor de toekomst, welke wel kommervol en duister is doch in de Goddelijke Voorzienigheid, steeds gelaten met bedaardheid tegemoet te gaan zonder betoning van veel kommer of vrees en hoe minder beweging men tot krachtdadige wederstand maakt, hoe beter ons zulks toeschijnt, zijnde wij dan ook niet bevreesd dat iets van dien aard in onze arme, doch steeds aan ons onderwerpelijke gemeente zal voorvallen’.

* * *

Ook aan het einde van dit jaar wordt ons gewest getroffen door een watervloed. De schade voor Arnemuiden blijft beperkt. Er moeten enige herstellingen plaatsvinden aan het dijkje van de Molenpolder en aan het Stadhuis. Door de stormwind is er een gat in het dak van het Stadhuis gewaaid. De herstelkosten bedragen ƒ 60,18, terwijl de kosten voor afdamming in verband met de gevreesde inundatie van het Christiaanpoldertje ƒ 2,63½ bedragen. Het herstel van het zeedijkje aan de Molenpolder door de arbeiders kost ƒ 53,78. Tot voorkoming van een herhaalde overstroming van het Molenpoldertje bij hoge watervloeden of doorbraak van het dijkje wordt besloten het zeedijkje te verhogen en de kosten van naar schatting ƒ 30 à ƒ 40 uit de post onvoorzien te betalen. De wethouders Adriaanse en Van Eenennaam wordt opgedragen de verhoging ‘ten meeste voordele van de stadskas’ plaats te doen hebben.

* * *

Temidden van alle treurnis en rampspoed mag het volgende bericht niet onvermeld blijven. Dit bericht vormt het allereerste signaal van de zo belangrijke ontwikkelingen voor de toekomst van Arnemuiden. Een lichtpunt tussen de donkere wolken van rampen, tegenslagen en armoede! Op 12 november komt namelijk Dirk Dronkers met een belangrijke concessie uit Den Haag terug. Deze concessie omvat de ook voor Arnemuiden zo belangrijke haven- en kanaalwerken op Walcheren, de afdamming van het Sloe en de aanleg van een spoorlijn van Vlissingen naar Bergen op Zoom. Dirk Dronkers wordt voor het door hem bereikte resultaat op grootscheepse wijze te Middelburg gehuldigd als redder van de stad en de eilanden Walcheren en Zuid-Beveland.

* * *

Over de school kan vermeld worden dat in maart een plan met begroting van de Middelburgse gemeentearchitect Bourdrez ter tafel komt voor een nieuwe school. Ook een uitbreiding of vervanging van de oude, destijds op kosten van de vorige schoolmeester Hoogerheyde op de hoek Lionstraat/Noordstraat gebouwde school is bekeken. De ruimte daar ter plaatse is te beperkt om daarop een nieuwe school volgens de aangewezen grootte van 17 Nederlandse ellen lengte en 8,5 ellen breedte te stichten.
Het oog is nu geslagen op de er tegenover gelegen hoek Lionstraat/Noordstraat, waar het huis en de erve van Hoogerheyde ligt. De oude schoolmeester is bereid zijn huis en erve in eigendom over te dragen voor ƒ 1.000. De erve is van voldoende oppervlakte om daarop de verlangde school te bouwen. Het huis kan dan dienen voor een behoorlijke woning van meester Kwekkeboom, die daarvan tegen betaling van een jaarlijkse huur gebruik kan maken.

Weliswaar heeft de stad op de Markt een plaats in eigendom waar de school zou kunnen worden gesticht. Toch voelt de gemeenteraad daar niet veel voor, want ‘uit aanmerking van het meerder geraas, zo van wagens als van de daar wonende hoefsmid’, wordt deze plaats minder doelmatig bevonden als die van Hoogerheyde. De totale kosten worden geraamd op ƒ 6.100, te weten voor de bouw van de nieuwe school ƒ 5.000, voor de aankoop van het huis met erve van Hoogerheyde ƒ 1.000 en voor onkosten ƒ 100. Het provinciaal bestuur wordt gevraagd het geheel ten laste van de provinciale fondsen te bekostigen.

* * *

Er doet zich ook een treurige affaire voor rondom de nieuwe stadsbode J.H. Harthoorn. Hij vraagt de gemeenteraad of hij thans alle aan zijn functie verbonden voordelen mag gaan genieten, ook het blijven wonen in het Stadhuis. Daardoor zal hij ook het genot verkrijgen van ‘den Hof, welke jaren aan den anderen ten faveure der bode is afgestaan’. De reden van zijn verzoek is dat hij in onmin leeft met z’n moeder, de ook nog in het Stadhuis wonende weduwe van de vorige stadsbode. De vete is volstrekt niet bij te leggen en de oude weduwe heeft hem bevolen met z’n vrouw het Stadhuis te verlaten. Hij is echter niet in staat om van zijn gering inkomen een woning te huren en ‘ziet zich alzo in de diepste armoede en ellende gedompeld en niets anders overblijft dan in deze duistere ogenblikken nevens God op deze vergadering zijn hoop te stellen’. De gemeenteraad besluit dat bode Harthoorn voortaan alle emolumenten verbonden aan het bodeambt inclusief het alleengebruik van de Stadhuiswoning met de tuin zal genieten. De weduwe Harthoorn wordt gelast het Stadhuis te verlaten en een woning elders te huren.

* * *

In augustus wordt burgemeester Baars in zijn functie van strandvonder te Arnemuiden verzocht dadelijk maatregelen te nemen betreffende de door Arnemuidse vissers aangebrachte natte tarwe, enig kemijnzaad en wat gerst, afkomstig van het op de 30e juli op de Banjaard gestrande Napolitaanse brikschip La Nova Fochana. Het graan is zodanig door zeewater doorweekt, dat het tot een spoedig bederf zal overgaan. Het aangebrachte wordt zo spoedig mogelijk openbaar verkocht.

Verder laten we nog enkele interessante gegevens van weliswaar wat ondergeschikt belang volgen. Tot tegenschatters voor de personele belasting worden benoemd de timmermansbaas Jan Karei Crucq en de winkelier Frans Jooosse. Zij beiden waren de overgrootvaders van mijn grootouders (Jozias Joosse en Martina Crucq). In dit verband vermelden we degenen die in de acht hoogste belastingklassen hoofdelijk worden omgeslagen:

In de 1e klas:
C.D. Baars (burgemeester) en Antheunis Boogert (rentenier).
In de 2e klas:
Abraham van Eenennaam (wethouder), Jan Karei Crucq (timmermansbaas), Adriaan Adriaanse (wethouder) en Gillis Kesteloo (korenmolenaar).
In de 3e klas:
de weduwe van Christiaan Crucq (rentenierster) en Leendert Wisse (landman).
In de 4e klas:
H. Haesebroeck (predikant), Frans van Eenennaam (broodbakker), Jan Noom (heelmeester), C.J. Baars (secretaris), Jan Oversluijs (heelmeester) en G.J. van Ginhoven (rijksontvanger).
In de 5e klas:
Pieter J. Crucq (broodbakker), Laurens van Eenennaam (broodbakker), Frans Joosse (winkelier), Pieter Kwekkeboom (schoolmeester), Pieter van Eenennaam (timmermansbaas) en Francois Chatin (commies 1e klas).
In de 6e klas:
Janis Caljouw (tuinier) en de landlieden Tannetje Crucq, Jacob Schoonenboom, Adriaan Koets, Leunis Willeboordse en Adriaan Filius.
In de 7e klas:
Pieter Kraamer (kleermaker), Cornelis Moens (winkelier), Salomon van Eenennaam (timmermansbaas), Jacobus Leunis de Rijke (slachter), Jan Kraamer (kleermaker), Adriaan van Sweeden (wagenmaker), Jan Bernard Joosse (tuinier), Doris Odding (winkelier). Arend Jan Beerthuis (weversbaas), Elisabeth de Vogel (hoefsmeedster), Cornelis van Eenennaam (vrachtrijder) en Elisabeth van Eenennaam (landbouweres).
In de 8e klas:
Joos van der Weele (hoefsmid), Jan Hendrik Nieuwenhuis (weversbaas), Jacob Meerman (scheepsmaker), Paulus Joosse (schoenmaker), Marinus Grootjans (visser), Gillis Harworth (weversbaas), Lieven Verrstraate (winkelier), Jan Buijs (kleermaker). Janna Kraamer (winkelierster). Maarten Kraamer (kleermaker), Blaas Schets (slachter), Jacob Schets (vrachtrijder), H.W. Hoogerheyde (oud-schoolmeester), Joris Westerweel (schoenmaker) en Adriaan Meerman (scheepsmaker).

Als vertrouwenspersonen namens de inwoners van Arnemuiden worden bij de verkiezing van een lid voor Provinciale Staten benoemd de landbouwer Antheunis Boogert, de bakkersbaas Pieter Johannis Crucq (zoon van de vorige burgemeester Christiaan Crucq) en de bakkersbaas Laurens van Eenennaam (zoon van wethouder Abraham van Eenennaam).
De weduwe van de overleden stadsbode B.J. Harthoorn krijgt als pachtster van het gras op de begraafplaats vermindering van pacht vanwege het verminderen van de oppervlakte gras door het begraven.
De pachter van de straatmest beklaagt zich erover dat door ingezetenen mestbakken worden aangelegd tot verzameling van deze specie. Dit strekt tot z’n nadeel. Besloten wordt maatregelen te nemen om dit tegen te gaan.
Aan de broodbakkers Frans en Laurens van Eenennaam (beiden zijn zoons van wethouder Abraham van Eenennaam) wordt toestemming verleend tot het doen malen van 16 mudden gerst of ander beestevoeder tot mesting van hun varkens.

Weversbazen over de calicotweverijen zijn Gillis Haworth en Jan Hendrik Nieuwenhuis.
Tot veldwachter wordt benoemd Matthijs Glerum in de plaats van de vorig jaar aangestelde Hendrik Kuipers, die benoemd is tot deurwaarder. Glerum zal vele jaren een vertrouwde verschijning in Arnemuiden zijn. Hij wordt ook aangesteld als klokkensteller.

Bij Koninklijk Besluit van 14 oktober 1845 wordt aan de stad Middelburg vergunning verleend tot bedijking van de Mortierepolder (49,79 ha). Deze bedijking vindt plaats in 1846.

* * *

Over de visserij in het algemeen kan ook dit jaar weinig goed nieuws vermeld worden. Het is een jaar van matige vangsten en prijzen. 16 visschuiten en 19 hoogaarzen gaan dit jaar ter visvangst. Door de langdurige vorst kan de kustvisserij eerst eind maart een aanvang nemen. Wel lopen in februari 12 schuiten uit, maar de kordenetten zijn zo met ijs bezet dat ze niet gebruikt kunnen worden. In april vertrekken enige schuiten naar de Hollandse kust, waar de vangsten ook matig zijn. De gehele zomerperiode is de visvangst zeer gering, ook vanwege het ongestadige weer. Zelfs in de herfst, de zogenaamde roggevangsttijd, wordt er zeer weinig gewone vis gevangen. De verdiensten per vissersman variëren dit jaar van ƒ 90 (de minste) tot ƒ 170 à ƒ 200 (de meeste). Wel wordt er vanaf september veel rog gevangen. Deze vindt in Antwerpen een goede aftrek. Door de hoge invoerrechten zijn de vissers wel gedwongen de gevangen rog zelf naar Antwerpen te brengen. Vanwege de ruime aanvoer van kabeljauw en schelvis door Hollandse en Belgische sloepen aldaar is echter de marktprijs laag, ook veroorzaakt door de aardappelziekte en de in België gevorderde hoge invoerrechten.

In november gaan enige schuiten op de kuilvisserij op schar op de Schelde. Dit levert ƒ 2 à ƒ 3 per man per week op. Door de misoogst van de aardappelen zijn de levensmiddelen voor de vissers aanzienlijk duurder geworden. De armoede is groot. De vooruitzichten zijn donker, zowel voor de vissers als voor het grootste deel van de ingezetenen die door of van de visserij hun bestaan hebben.
De cirka 19 hoogaarzen vangen dit jaar nogal wat bot en garnalen en in oktober/november wat oesters, die voor een redelijke prijs kunnen worden verkocht. Molenaar of haring wordt niet gevangen. Wel wordt wat spiering uit Holland opgebracht en te Arnemuiden verkocht, wat een kleine verdienste oplevert.

In oktober komt de voor de vissers ongunstige mededeling dat ze voor de uitoefening van de kustvisserij gehouden zijn van half november tot half februari de visserij buitengaats te staken. De reden hiervan is dat ze jaarlijks een premie van ƒ 250 per schip ontvangen ingevolge ’s Konings Besluit. De gemeenteraad dient een dringend verzoek in om de vissers van die verplichting te ontheffen en hen toe te staan ‘dat ze desverkiezende de gehele winter hun brood op het water kunnen zoeken, hetwelk bij een gunstige winter veel tot voorziening hunner behoeften zou kunnen toedragen, zo bij de vissers als bij de visleursters’. Verheugend is het bericht in november van Zijne Majesteit de Koning, dat de vissers vrijheid hebben de gehele aanstaande winter de visserij buitengaats uit te oefenen. Vanwege de zware stormwinden na half november tot aan het einde van het jaar kan er echter weinig gebruik van gemaakt worden.

* * *

Wat de Hervormde Gemeente betreft is er in deze jaren een groeiende onmin merkbaar tussen het gemeentebestuur en ds. Haesebroeck. Ook in de Hervormde Gemeente ligt de predikant zeer verkeerd. Er is een drukke briefwisseling tussen de predikant en het gemeentebestuur. Ook de Classis is hier bij betrokken en berispt de kerkenraad in maart over eigendunkelijk handelen.
De notulen van de gemeenteraad maken er melding van dat er naar aanleiding van de jaarrekening van het armbestuur ‘een zeer vijandige en verwarde brief van den Leraar bij het gemeentebestuur is ingekomen, waarin op zeer vijandige wijze kennis wordt gegeven van het gedrag van de geneesheer Oversluijs waarin vele onwaarheden zijn vermeld’. De gemeenteraad legt deze brief ter zijde.
Ook in oktober wordt blijk gegeven van geruzie met het kerkbestuur. De predikant als presidentkerkvoogd wordt een slechte administratie verweten. Hierover wordt gesproken met een deputatie van de kerkenraad, bestaande uit ouderling Daniël van Belzen en de diakenen Abraham Marijs en Jacob Jobse.

Uit de armenrekening over 1844 blijkt dat de ontvangsten volledig zijn besteed aan de armenzorg; er is geen enkel saldo. Maar helaas blijkt uit een staat van baten en lasten over 1845 echter dat er een tekort is ontstaan van ruim ƒ 500. Door de kerkenraad wordt het provinciaal bestuur (buitenom de gemeente) zelfs een subsidie van ƒ 500 gevraagd ‘ter bestrijding van de gevolgen van de tyfusepidemie van 2 jaar terug’. Het gemeentebestuur wenst een deugdelijke afrekening van de baten en lasten van de armenzorg over de jaren 1843-1845, vooral ook van de besteding van de tijdens de epidemie in 1843 ontvangen giften van buiten de gemeente. Er wordt over het ontstaan en het wegwerken van het tekort van ruim ƒ 500 een uitvoerige briefwisseling gevoerd tussen het gemeentebestuur en de kerkenraad. Het gemeentebestuur weigert de armenbegroting voor 1846 goed te keuren zolang dit tekort niet is opgehelderd. Uiteindelijk wordt er een zodanige schikking getroffen, dat de diaconie weer met een schone lei kan beginnen.

Maar in december laait het gekrakeel weer op. In het notulenboek vermeldt ds. Haesebroeck: ‘In de namiddagkerkdienst van 6 december, terwijl deze nauwelijks geëindigd is, ‘werd de predikant door de bode der stedelijke regering vanwege de burgemeester op de trappen der predikstoel tot grote ergernis van gemeente en kerkenraad een brief overhandigd, welks inhoud die ergernis en verontwaardiging vermeerderde’. Het blijkt een zeer felle brief van burgemeester Baars, waarin hij betoogt dat de predikant zich moest schamen om de arbitrage-uitspraak van Gedeputeerde Staten over de oude geschillen tussen gemeentebestuur en predikant te weerstreven. Temeer ‘daar Gedeputeerde Staten in liefde, vrede en eensgezindheid ons behandelden en juist de vissers de premie van ƒ 250 en het varen in de winter toestonden’. En ook omdat het gemeentebestuur dit jaar al ƒ 700 subsidie verleende ten behoeve van de armenkas en nu weer ƒ 100. De kerkenraad neemt met misnoegen kennis van deze brief en de predikant schrijft een ongezouten brief terug, waarin hij betoogt dat ‘hij bij het provinciaal bestuur valselijk is beschuldigd’. Kort daarop gaat een commissie uit de kerkenraad bij Zijne Excellentie de Commissaris van de Koning op audiëntie om over al het voorgevallene in de kerk en over de verwekte grote ergernis in de gemeente te spreken.

De kerkerekening over 1844 sluit eveneens met een kwaad slot van ƒ 37,45 (ontvangsten ƒ 452,98 en uitgaven ƒ 490,43).

De ouderlingen Daniël van Belzen en Cornelis Oreel en de diakenen Blaas Cornelisse en Paulus Joosse zijn dit jaar aftredend. Van de gestelde kandidaten stoppen P.J. Crucq, J. Buijs en J. Schets briefjes in de ‘kerkezak’ dat ze niet in aanmerking wensen te komen. Verkozen worden tot ouderlingen Adriaan Filius en Laurens van Eenennaam en tot diakenen Adriaan Meerman en Izak van Belzen.

Vermeldenswaard is het verslag van het gehouden huisbezoek begin dit jaar: ‘Er is niets vermeldenswaardigs als de klachten over het leven op de straten en de verregaande goddeloosheid op de zon- en feestdagen en over de planken op de stoelen in de kerk dat velen niet zoveel behoeven te betalen’.
Dit jaar wordt het zeer grote aantal van 51 nieuwe lidmaten aangenomen.