1794
1794 is een jaar vol onrust en vrees. Grote beroering heerst in ons land door de twisten tussen prinsgezinden en patriotten. Steeds meer winnen de patriotten aan aanhang. De patriot Daendels wordt zelfs benoemd tot Generaal in het Franse leger.
In juni verslaan de Fransen bij Fleurus de Oostenrijkers. De Zuidelijke of Oostenrijkse Nederlanden worden nu spoedig onder de voet gelopen.
In augustus tot en met december worden achtereenvolgens Sluis, ‘s-Hertogenbosch, Venlo, Maastricht en Nijmegen ingenomen. In december trekt Daendels over de bevroren Maas en verovert Zaltbommel in de Betuwe.
* * *
De onrustige tijden zijn ook in Arnemuiden merkbaar.
Het notulenboek vermeldt op de 30e juli: ‘Alzoo de tyden thans zeer kommerlyk en gevaarlyk zyn voor deze Republiek, terwyl de Fransen niet alleen gans Oostenrijks Brabant en Vlaanderen in hebben genomen volgens het schryven der Nieuwspapieren, maar zelfs al een inval hebben gedaan in een gedeelte van Staats Vlaanderen en wel in ‘t byzonder in het Land van Cadzand’.
Vanwege deze dreigende omstandigheden besluit het Stadsbestuur de Officieren van de Burgerwacht op het Stadhuis te laten komen. Deze krijgen de opdracht ‘te vernemen of alle manschappen in de stad en aan de stads zoutketen boven de 16 jaar en die van ouderdom nog niet buiten staat zijn om te kunnen optrekken en, zo het nood is, te waken, zich volgens de Resolutie van de 5e maart 1793 behoorlyk voorzien hebben van de benodigde wapenen, met een kogel en een ½ kruid per man. En diegenen die welke sulks nog niet mogten hebben, het zich ten eerste te moeten aanschaffen om op de eerste order de wapenschouwing te kunnen doen en de wacht op te trekken, dog zal wegens de tydsomstandigheden by de wapenschouwing niet afgevuurd of afgeschoten worden’.
Na de wapenschouwing zal iedere wacht van stadswege een fles jenever ontvangen.
Op zaterdag de 9e augustus des middags om 2 uur vindt de wapenschouwing voor de Burgerwacht plaats. Alles is in gereedheid gebracht wat tot het wachthouden behoort. Burgemeester Jan Maartense en secretaris Gerrit ten Velde doen hierover rapport aan de raadpensionaris W.A. van Citters.
Ze vragen tegelijk aan Van Citters of voor de stad niet een of twee schilder- of wachthuizen uit ‘s lands arsenaal geleend kunnen worden. Ook zullen ze bij Zijne Excellentie om het wachtwoord vragen. Indien geen wachthuizen te leen zijn, dan zal men voorlopig maar een nieuw ‘schilderhuis’ laten maken. In september komt er bericht dat er in het Arsenaal momenteel geen schilderhuizen in voorraad zijn.
Op de 16e augustus begint het ‘s nachts wachthouden op het Stadhuis. Begin september is het nieuwe ‘schilderhuis’ op de wal achter het Stadhuis voor de schildwachten gereed. De kapitein van de wacht, Jacob Blaasse, klaagt er over dat sommige wachtgezellen hun wacht verzuimen, vooral in de tijd van het oesters vangen. Een ieder die verzuimt zal voortaan een boete van drie schellingen en vier grooten Vlaams verbeuren.
* * *
Het Stadsbestuur bestaat dit jaar uit de burgemeesters Jan Maartense en Salomon van Eenennaam. Het is voor de eerste keer dat Van Eenennaam optreedt als burgemeester. Schepenen zijn Maarten Adriaanse, Jacob van Kas, Janis de Marée en Johan Hendrik Sonck. Raden zijn Joost Adriaanse Joosse, Gerrit ten Velde, Adriaan Vinke, Casper Visser en Simon de Vroe. Als secretaris en thesaurier fungeert Gerrit ten Velde.
Op de 11e maart bedankt Jacob van Kas tijdens de vergadering van het Stadsbestuur vanwege z’n hoge ouderdom en lichaamszwakheden voor z’n functies van stadsijkmeester, bier-, wijn- en sterke drankinwerker en stadslijkdienaar en strobinder. Al op de 2e september is Jacob van Kas overleden. Sinds 1763, dus 30 jaar lang, kwamen we hem tegen als schepen en raad in het Stadsbestuur.
Z’n opvolger als ijkmeester is de schoolmeester Jan Waling. Ook krijgt Jan Waling de door het overlijden van Marinus Haay vorig jaar nog steeds vacerende functie van assistent van de kloksteller van het stadsuurwerk. De kleermakersbaas Jan Lodewijk Kraamer krijgt de functie van stadslijkdienaar en strobinder. En de schoenmakersbaas Jan Hugense mag de functie van bier-, wijn- en sterke drankinwerker bedienen.
Gerrit ten Velde, Salomon van Eenennaam en Joost Adriaanse Joosse hebben in de afgelopen periode, ingevolge de hen bij besluit van 5 maart 1793 gegeven opdracht, ‘exacte lysten geformeerd van alle de huizen en gebouwen onder deze jurisdictie van Arnemuyden thans staande of nog aan gebouwd wordende’. Ze krijgen voor hun moeite ieder 5 schellingen Vlaams.
De oude secretaris Casper Visser is na z’n ernstige ziekte zover hersteld dat hij weer sommige werkzaamheden voor de stad kan waarnemen. Zo doet hij in maart als Ontvanger rekening van de huisschatting over 1791. Hij maakt overigens nog steeds deel uit van het Stadsbestuur.
Overleden in 1793 slechts vier inwoners, dit jaar zijn dit er 27. Van hen noemen we enkele bekende personen zoals het lid van het Stadsbestuur Jacob van Kas, de voormalige bierbrouwer Pieter Rutsch en Boudewijn Joosse Grootjans.
* * *
Onrustig is het ook in de stad en omgeving op het gebied van de openbare orde.
Begin januari doet de onder Arnemuiden, op de hofstee aan het Arnemuidse voetpad net over de oude Arne, wonende landman Cornelis Wisse z'n beklag bij het Stadsbestuur. Hij schrijft dat, ‘niettegenstaande ‘s Lands placcaten en waarschuwingen van de stadsregering tegen het stelen en roven, dat de dagelijkse ondervinding leert dat er nog kwaadwillige lieden zijn die zich aan die alleszins heylsaame beveelen niet willen onderwerpen, maar steeds in haar boos- en godloosheid blyven voortgaan, met alles te steelen en te rooven dat haar voorkomt, zo van hout als van gansen en hoenders uyt de hokken van zyn hof by nacht te steelen, ja zelfs heeft men de stoutheyd gehad noch voor weynig daagen zyn emmers, voor de voordeur van zyn huys staande, weg te haaien’. Daarom ‘verzoekt hij ootmoedig hem toe te staan om voetangels en schietgeweer op zyn Hof te mogen leggen, teneinde verder stelen en roven voor te komen’.
Hij krijgt daarvoor toestemming, mits hij alleen in z’n hof en niet op de weg de voetangels zet en aan de weg bij het hek van z’n hof een bord zet met daarop in goed leesbare letters geschilderd de woorden ‘Wagt U voor voetangels en schietgeweer’.
Een publicatie wordt afgekondigd tegen het vergaande stelen en roven van kool en andere groenten uit de hoven, het afbreken van heiningen, hekken, damstaken, plantsoenen en heggen en wat dies meer is. En om zulke moedwillige dieven en rovers des te beter te ontdekken looft het Stadsbestuur een premie uit van 25 Carolus guldens aan degene die zulke daders weet aan te wijzen, zodat deze in handen van de justitie raken.
De nachtwacht Geert Bronken, die ook stadsdiender is, vervult in deze tijd een onmisbare functie. Brunken laat echter in april weten dat hij door lichaamsongesteldheid niet langer in staat is om de post van ‘klapperman’ naar behoren waar te nemen. Uit de ingekomen sollicitanten benoemt het Stadsbestuur de kuipersbaas Pieter Schenk tot nachtwacht.
In oktober krijgt ‘de klapperman een nieuwe schansloper tot een Waakrok voor de Nacht’.
Vele klachten over de openbare orde veroorzaken de loslopende geiten en bokken die thans hier meer dan ooit voorkomen. Deze pellen de basten van de bomen van het stadsplantsoen er af. De stadsbode moet omroepen dat alle eigenaars van bokken en geiten deze voortaan op eigen grond moeten houden en niet meer op de stadsgorsingen of 's Heeren straten mogen laten lopen.
* * *
Het is ook treurig gesteld met de stadsfinanciën. De stadskas is thans niet meer voorzien van voldoende contante penningen, ‘omdat er sinds enige jaren zulke importante sommen besteed moesten worden voor noodzakelijke reparaties alsook tot andere noodzakelijkheden’. In overleg met de weesmeesters besluit men de contante weespenningen ten bedrage van 61 ponden, 3 schellingen en 8½ grooten Vlaams af te geven aan de thesaurier Maarten Adriaanse om te gebruiken voor de stad zonder rente.
* * *
De beide stadsherbergiers, Jan Harthoorn van de herberg ‘De Pool’ boven aan de Markt en Jacob Schroevers van de herberg ‘Het Schippershuys’ aan de Westdijkstraat, krijgen order om voortaan passagiers die logies vragen, behoorlijk te verzorgen zonder deze weg te zenden of door te sturen naar de andere herberg. Als ze zich hier niet aan houden verliezen ze het recht om nog langer stadsherberg te houden.
Schoolmeester Jan Waling krijgt de nevenfunctie van assistent voor het stadsuurwerk in de vacature van Marinus Haay. Hij is wel verplicht eens per drie maanden met de klokkensteller van het ganse uurwerk overal het stof en andere vuiligheden schoon af te nemen, alsmede daar teveel oud smeer aan zit er af te doen en opnieuw te smeren’.
Jan Vinke krijgt toestemming om zich als slager en vleesverkoper binnen de stad te vestigen in de plaats van de overleden George Pieter Ruts. Naast slager was Ruts in z’n leven ook bierbrouwer en jeneverstoker.
De 24-jarige Matthijs Eggel uit Groede heeft nu sinds een jaar de broodbakkerij met winkel 'De Swarte Ruyter’ aan de Westdijkstraat gehuurd van de voogden van de minderjarige kinderen van Maatje de Munck, de weduwe van Jacob Marteijn, in leven burgemeester van Arnemuiden, om daarin te mogen bakken, broodverkopen en al hetgeen daartoe behoort’. Hij krijgt toestemming om burger en bakkersbaas binnen de stad te worden.
Jasper Geldof, wonend in het huis ‘Het Swaantje’, staande naast de keetdijk buiten de stad, krijgt een dringende waarschuwing geen brood meer te verkopen. Hierover komen aanhoudend klachten binnen van de bakkersbazen Christiaan Crucq en Matthijs Eggel.
Izak Paieel uit Middelburg mag zich als schoenmakersbaas in de stad vestigen. Nòg een schoenmakersbaas vestigt zich in de stad, namelijk Fredrik Reichart uit Axel in Staatsvlaanderen. Hij schrijft in z’n verzoekschrift dat ‘hy door de aannaderende Franse troepen op het grondgebied van deze Republiek met z’n vrouw en kind gevlucht is naar deze stad en daar de Franse troepen deze landen in bezit hebben genomen vraagt hij tijdelijk hier schoenmaker te mogen worden’.
* * *
Blaas de Nooijer krijgt toestemming om de westpunt van het eiland, waarop een aantal zoutketen staat, ‘zo verre deselve met de grond uit de nieuw gegraven kille zich strekkende langs de kettery was opgehoogd, voor zoveel jaren te pachten als de magistraat zou goedvinden’.
Pachter van de gorsinge van de stadssingel langs de watergangkant wordt de op Hof Brakenburg wonende raadpensionaris W.A. van Citters. En de gorsinge van een gedeelte van het eiland gaat de aan het Lange Hoofd onder Veere wonende Cornelis Siereveld pachten.
* * *
Nog enkele algemene bijzonderheden.
Uit de Stadsrekening van Middelburg van 1794 blijkt opnieuw een enorme uitgave voor het uitdiepen van het Arnemuidse vaarwater van £ 6381:1:9.
Het Stadsbestuur besluit het ijzer van het stadsuur- en klokkenspeelwerk, zover het niet hoeft gesmeerd te worden, met zwarte verf te laten schilderen om het beter te conserveren tegen roesten.
In november wordt een stenen goot of buis gelegd onder door de weg tussen de dokweide en de schuttershofweide. Hierdoor kan het water ‘uit de duiven van de Schuttershofweide zijn lozing hebben in de dulve, liggend langs het poldertje van de Heer van Nieuwerkerke en de Dokweide, om zo zijn uitwatering te hebben in de stadsveste’.
* * *
De pannebaas Jacobus Mareeuw Jzn krijgt toestemming om rondom zijn zomerhuis en zoutkeet beplanting en bebossing aan te leggen.
De Overdeken van het Sint Jansgilde voor de arbeiders van de zoutnering, Johan Hendrik Sonck, klaagt er over dat bij regenachtig weer ‘onvrije burgers’ de door het gilde onderhouden arbeidersloge bezetten. Aan de loge wordt een waarschuwing aangeplakt. Hierbij krijgen de gildebroeders toestemming ‘om, zo er onbevoegden in komen die niet in het gilde zitten, deze te vermanen om er uit te gaan zo er geen plaatsen wezen mochten voor de gildebroeders en by weigering van zulks, deze onvrye personen by de arm te nemen en dezelve er uit te zetten en zo zich dezelve daar met geweld tegen mogten verzetten, dezulken aan te klagen by de Baillu als verstoorders der goede ordre en algemene rust’.
* * *
In februari schrijft de kerkenraad (ondertekend door ouderling Marinus de Nooijer en diaken Cornelis Verstraate) het volgende rekest naar Gecommitteerde Raden van Zeeland over de zaak van de benoeming van een schoolmeester, koster en voorzanger:
Door het overlijden van Marinus Haay is de plaats van schoolmeester, koster en voorzanger vacant geworden. Over de verkiezing van een nieuwe schoolmeester is een geschil ontstaan tussen de magistraat en de kerkenraad. Het Stadsbestuur wil een zekere Jan Waling tot schoolmeester benoemen en laat het aan de kerkenraad over om een koster en voorzanger aan te stellen. De kerkenraad is van mening dat deze functie gecombineerd vervuld dient te worden in nauw overleg tussen beide colleges ‘zoo als vanouds tot op heden heeft plaats gehad’. De kerkenraad heeft eenparig verkozen Adriaan Keur; ‘een man die nu reeds drie jaren geleden proeven heeft gegeven van zijn bekwaamheid, als hebbende deze posten en de plaats van schoolmeester voor den overleden Marinus Haay gedurende die tijd met ijver waargenomen en welke verkiezing dus, zoo zij verzekerd zijn, met volkomen genoegen der gehele gemeente is uitgebracht’. Deze verkiezing heeft intussen tot aanhoudende twist en onenigheid tussen magistraat en kerkenraad geleid, zodanig dat de magistraat op een wederrechtelijke wijze goedvindt om Adriaan Keur, die zijn post als koster en voorzanger 4 à 5 weken heeft waargenomen, hem alle voordelen daaraan verbonden zo van het jaarlijks ophalen van de gelden der zitplaatsen in de kerk, het zetten der stoven, het bedienen van het licht, het bezitten van het voor de koster en voorzanger bestemde bocht, de revenuen van de rouwpelle en verdere kerkelijke diensten te betwisten aan de de door hen verkoren schoolmeester toe te kennen. De magistraat wil hem zelfs het schoolhouden en het geven van lessen aan de kinderen der Burgery beletten. Dit geschil is zelfs voorgelegd aan de Classis Walcheren, doch ook vruchteloos.
Gecommitteerde Raden van Zeeland leggen dit rekest voor advies voor aan het Stadsbestuur. Hierover vragen de regenten Gerrit ten Velde, Jan Maartense en Salomon van Eenennaam advies aan notaris mr. Van der Heyden Sinclair. Het door mr. Van der Heyden Sinclair opgestelde antwoord van het Stadsbestuur werpt toch een wat ander licht op de zaak. De globale inhoud hiervan is als volgt:
Na het overlijden van de schoolmeester, koster en voorzanger Marinus Haay is getracht een bekwaam en onbesproken persoon te vinden om het zeer belangrijke schoolonderwijs en de vorming van de talrijke jeugd in onze stad. Temeer daar sinds enige jaren door de hoge ouderdom van meester Haay en de slapheid van de ondermeester Adriaan Keur de hoogstnodige orde en decentie (welgevoeglijkheid) in de school verre geweken was. Onder de sollicitanten bevond zich Jan Waling, schoolmeester in het Burgerweeshuis te Bergen op Zoom met goed gedrag. De kerkenraad is uitgenodigd om Waling te benoemen. De kerkenraad vond het plaatsen van een advertentie niet nodig en Adriaan Keur geschikt. Jan Waling accepteerde het beroep en kan het huis van de overleden schoolmeester voor een tamelijke som geld kopen. Het herstel van de goede orde en decentie is nu al merkbaar.
Het Stadsbestuur doet het voorstel de aan de functie verbonden vergoeding te verdelen. Jan Waling krijgt dan het stadstraktement van 50 gulden, het private recht van alle voordelen uit het onderwijs aan de jeugd en bejaarde personen binnen de stad. Adriaan Keur mag zich niet generen met enig onderwijs. Keur mag als koster de stoven in de magistraats- en kerkenraadsbanken, de preekstoel en andere plaatsen in de kerk zetten. Hij krijgt daarvoor 5/8 last turf. Hij mag ook de kaarsen zetten in de avondgodsdienst en de kerk schoonmaken. Maar het ophalen van de jaargelden van de zitplaatsen en het bedienen van de rouwpelle wordt weer aan Jan Waling gegeven. De kerkenraad voelt echter niets voor dit voorstel.
Gecommitteerde Raden van Zeeland roepen op de 4e maart deputaties van de kerkenraad en het Stadsbestuur bij zich.
Uit het overleg blijkt dat Gecommitteerde Raden het voorstel van de magistraat niet ongeschikt achten. De deputatie van het Stadsbestuur laat weten ‘volkomen te berusten in het oordeel van de Raden van Zeeland‘. Beslist wordt overeenkomstig het schikkingsvoorstel van het Stadsbestuur. In dit besluit wordt ‘met een dankbaar genoegen berust’. Mr. Van Citters wordt ‘het dankbaar genoegen’ meegedeeld.
* * *
Voor de Hervormde Gemeente begint het jaar veelbelovend met de komst van de nieuwe predikant dr. A. Hoffman. In de kerkenraadsvergadering van de 24e januari wordt hij hartelijk begroet. Uit de daarna gehouden vergaderingen van de kerkenraad op 11 april en 11 juli vernemen we geen bijzonderheden. Maar dan, in de kerkenraadsvergadering van de 13e november, verschijnen de Middelburgse predikanten Professor Krom en ds. Drijfhout ‘in verband met het gans onbetamelyke en ergerlyke gedrag van hun predikant’. Hij is op de biddag dronken op de preekstoel gekomen tot grote ontstichting en ergernis van de gemeente. Z’n ergerlijke gedrag is de gemeente inmiddels genoegzaam bekend. Nadat de predikant is binnengeroepen legt de kerkenraad met ds. Dryfhout als voorzitter en ds. Krom als scriba hem de volgende vijf aanklachten voor: dronkenschap, opzettelijke leugentaal ten opzichte van de Classis; nog nooit huisbezoek gedaan; oproerige uitdrukkingen op de biddag en het voortdurend bezoeken van kroegen en herbergen in Middelburg. Dr. Hoffman ontkent echter halsstarrig alle aanklachten, zonder enig berouw te tonen. Hij wordt voor de periode van zes weken geschorst