1747

Het Franse leger, 20.000 man sterk, valt op 17 april onder leiding van Löwenthal Zeeland binnen. Staats Vlaanderen wordt bezet. Al lang leefde de vrees in het Zeeuwse gewest voor een algehele invasie. Het leger van de Republiek is gelegerd in Brabant om het zuiden te beschermen. De vloot is echter zeer zwak en de Scheldeforten zijn verwaarloosd, zodat nu het ergste gevreesd moet worden.
De inval van het Franse leger is het directe gevolg van de toenemende betrokkenheid van ons land bij de Oostenrijkse Successieoorlog.
De publieke opinie wordt steeds luider orangistisch getint. De roep om weer een Oranjevorst, een sterke man, wordt steeds sterker onder het gewone volk. Men is de gedurige oorlogstoestand met Frankrijk en de chaos en onbestuurbaarheid in de Republiek zeer moe. Ook zucht het volk onder de zware lasten van de oorlog.

Op de 25e april wordt Prins Willem Karei Hendrik Friso door de vroedschappen van Middelburg en Veere - onder dwang van een steeds sneller zich verbreidende volksbeweging - tot Stadhouder van Zeeland uitgeroepen. In Middelburg verzamelde het volk zich zelfs voor het Stadhuis en dreigde de regenten ‘om zeep te helpen’. Enkele dagen daarna, op de 28e, ontvangt Prins Willem IV zijn aanstellingsbrief als Stadhouder, admiraal en kapitein-generaal van Zeeland.
Andere steden en gewesten volgen Zeeland: op de 3e mei de Staten van Holland en kort daarna de Staten van Utrecht en Overijssel. En als laatste volgen in mei ook de machtige koopmansteden Amsterdam en Enkhuizen om Prins Willem de Vierde te erkennen.

Op de 11e mei zetten Prins Willem de Vierde en z’n gemalin ter hoogte van de Ronde Lutherse Kerk voet aan wal te Amsterdam. Ze worden daar door het Stadsbestuur en een juichende volksmenigte verwelkomd.
Op de 16e mei legt Willem de Vierde de eed als kapitein-generaal en admiraal van de Verenigde Provinciën af. Daardoor is hij bekleed met het hoogste militaire gezag in onze Nederlandse gewesten.

Ondertussen gaat de Franse opmars door. Op de 1e juli behalen de Fransen bij Lafeld een overwinning op het Engels-Nederlandse leger. Daarmee is de Franse verovering van de Zuidelijke Nederlanden voltooid. In september moet Bergen op Zoom capituleren voor de Fransen. En op 7 mei 1748 zal Maastricht zich overgeven aan de Fransen.

* * *

In het notulenboek troffen we geen vermelding aan over de verheffing van Prins Willem tot Stadhouder van het Zeeuwse gewest.

Wel verneemt het Stadsbestuur op 18 april tot haar leedwezen dat de Fransen zich de vorige dag hebben meester gemaakt van het land van Cadzand. Er worden direct voorzorgmaatregelen getroffen. De burgerwacht wordt weer ingesteld en de manschappen opgenomen en tot een compagnie geformeerd, zodat deze zo spoedig als doenlijk is kan beginnen te waken.

Op de 24e april lezen we dat de wachten gereguleerd zijn en met het waken een begin is gemaakt. Besloten wordt de Ordonnantie van de 26e april 1712 op het waken en het wachtvolk opnieuw vast te stellen. Naar die Ordonnantie zullen ‘wederom de wagten en het waken gereguleerd worden en stiptelyk geobserveerd worden’.

 * * *

Er gebeuren dit jaar weinig bijzonderheden. Zo vermeldt het notulenboek van de vergadering van de vroedschap van de 21e juli: ‘Niets voorgevallen synde, soo is ook niets verrigt’.
Slechts enkele gebeurtenissen vermelden we. Pieter van der Nol, de rijkscommies/licentmeester, verzoekt het Stadsbestuur ‘een brugge te leggen over de dulve van zijn weye gelegen op het Middelburgse voetpad’.
Het klauwijzer van de molen wordt bij een smid te Middelburg ter revisie gegeven.

Een zekere Aryaen (dit moet zijn geweest Aryaen Verbraak uit Roosendaal of Adriaen Engelse uit Cleverskerke) krijgt toestemming om zich als kleermakersbaas in de stad te vestigen.
Abraham van Damme uit Axel vestigt wellicht de eerste tabakwinkel in de stad. Hij verzoekt en krijgt permissie om tabak te kerven en dit met nog andere waren te verkopen.

Wel doet zich nog een kwestie voor rondom de eigenaar van de bierbrouwerij, Isaac van Genee. We vermelden dit voorval omdat dit enig licht werpt op de gang van zaken in de brouwerij.
De stadsregering van Middelburg laat weten dat op de 28e maart ‘s avonds rond 11 uur door enige onbevoegde personen met voorkennis en toestemming van de Arnemuidse burgemeester Cornelis van Ginhoven twee jonge paarden, een wagen en bouwgereedschap zijn weggehaald van een stuk land gelegen in de Mortiere en Hayman. Pensionaris mr. Jacob Douw wordt over de kwestie om advies gevraagd.

Uit onderzoek blijkt dat het volgende aan de hand is. De brouwerij van Van Genee op de hoek Noordstraat/Nieuwstraat is op de 28e maart bij executie verkocht. Zijn inboedel wordt door een ‘uitlandsche vierschaar’ failliet verklaard. Tot sequester (dit is een persoon die de goederen uit de failliete boedel onder z’n hoede neemt) is aangesteld Cornelis van Ginhoven. Speciaal op verzoek van Hendrik Berk uit Arnemuiden als voornaamste crediteur van Van Genee heeft de vierschaar een bepaalde regeling goedgevonden. Wanneer niet alle roerende goederen in de brouwerij worden gevonden, dan mogen deze alsdan in het huis van de brouwersknecht Jacob de Molenaar gezocht en opgehaald worden. Inderdaad blijkt dat een groot deel van de roerende zaken zich niet meer in de brouwerij bevindt. Ten overstaan van enkele schepenen worden door sequester Van Ginhoven daarna alle roerende goederen uit de brouwerij, die in het huis van Jacob de Molenaar blijken te zijn verstopt en die Van Genee op het stuk land in de Mortiere en de Hayman had gebracht, geinventariseerd en in de brouwerij in verzekerde bewaring gesteld. Al deze goederen zijn op de 11e april met de stokke verkocht.

Over deze zaak stelt de pensionaris een drie foliopagina’s dik stuk op. De indruk wordt gewekt dat Hendrik Berk de brouwerij na het overlijden van de vorige brouwersbaas Anthony de Gruson in 1740 in eigendom heeft overgenomen. Vermoedelijk heeft hij de brouwerij verpacht aan de bierbrouwer Isaäc van Genee. Nu Van Genee failliet is vervalt alles weer aan Hendrik Berk.

* * *

Ook speelt er zich nog een geschil af over de grofzoutmaat van de zoutnering. In juli deelt het Stadsbestuur van Middelburg mee dat er geschillen zijn ontstaan tussen kopers en verkopers van grof zout over de zoutmaat. Beweerd wordt dat de Arnemuidse zoutmaat groter is dan die van de stad Middelburg. Het Stadsbestuur van Middelburg zou graag willen weten wanneer en hoeveel de Arnemuidse zoutmaat groter gemaakt is sinds 1570. De Arnemuidse vroedschap besluit deze zaak nader te onderzoeken en de verkregen informatie mondeling aan de regering van Middelburg te rapporteren.
Na onderzoek blijkt dat de Arnemuidse grofzoutmaat een stoop op een halve na groter is als die van Middelburg. Dit wordt aan de heer Radermacher, regerend burgemeester van Middelburg, mondeling bekend gemaakt. Burgemeester Radermacher verzoekt daarop ‘die van de pannering te ordonneren onze grofzoutmaat op dezelfde grootte te doen maken als die van Middelburg’. Eerst zal echter bij pensionaris Douw advies gevraagd worden.

* * *

De Hervormde predikant ds. A. la Motthe stelt de kerkenraad voor z’n woning ‘De Gulden Gans’ aan de Langstraat te kopen, omdat er verandering gekomen is ten aanzien van het kopen van de woning. Er komen daarna onderhandelingen op gang over de pastorie. De kerkenraad is wel genegen om het predikantshuis te verkopen. Men wordt het eens over een contract hiervoor. Ook het Stadsbestuur stemt in met dit contract.

De aftredende ouderlingen Boudewijn Joosse Grootjans en Maarten Kervink worden opgevolgd door Jacob de Rijke en Pieter van der Nol. In de plaats van de overleden diaken Adriaan Geene en de aftredende diaken Cornelis Cornelisse treden aan Maarten Harthoorn en Blaas Claasse.
Een negental personen wordt tot nieuwe lidmaten bevestigd en ‘geven de kerkenraad soo veel genoegen’.

Aan het einde van het jaar worden alle personen, die aan de zoutketen in onenigheid met elkaar leven, bij elkaar geroepen ‘en geven de ouderlingen bevrediging met het geven van de hand tot onse en hunne blydschap’.