1734

Op de 24e maart treedt de erfprins Willem Karei Hendrik Friso (onze latere Stadhouder Prins Willem IV) in de kapel van het St James Paleis te Londen in het huwelijk met Prinses Anna van Hannover, de dochter van de Engelse Koning George II. Deze gebeurtenis wordt opgeluisterd door een zangspel van hofcomponist Georg Friedrich Händel.
Op weg naar de bruiloft wordt de Prins, gezeten in een koets die getrokken wordt door acht paarden, door de Londense bevolking luid bejubeld. De Prins is aan het Engelse Hof zeer populair, niet zo zeer vanwege z'n weinig indrukwekkende verschijning, maar vooral door z'n innemende gedrag en gevatte antwoorden.

In mei bezoeken Willem Karel Hendrik Friso en z’n gemalin Anna op doorreis naar Leeuwarden Amsterdam. Ze worden daar begroet door de 2e raadpensionaris Abraham Buijs. Na een halfuur vertrekken ze al weer. Nog is de tijd niet rijp voor de Friese Stadhouder om het bewind over de overige gewesten (Holland, Zeeland, Utrecht en Overijssel) over te nemen.

De Westindische Compagnie verliest omstreeks deze tijd het monopolie in de slavenhandel. Overal in West Afrika mogen nu particuliere handelaren slaven opkopen en ze naar de West transporteren. De bestuurders van de Oostindische Compagnie, de Heren Zeventien waaronder een viertal Heren namens de Zeeuwse steden, besluiten de rechtstreekse vaart op China te beëindigen.

* * *

Het jaar 1734 begint met een voor de verarmde stad heuglijk bericht. De Staten van Zeeland kennen ‘gracieuslyk’ voor het herstel van de bouwvallige kerk een subsidie toe van 200 ponden Vlaams. Besloten wordt ‘omme omtrent de fondamenten van de thoornpylaren eene opgraaving te doen ende een nauwe inspectie te doen hoe ende in wat manieren de reparatie ende herstelling zal dienen te worden aangelegd’. Voor dit doel vraagt men de Middelburgse architect monseigneur Johan de Munck dringend deze inspectie bij te wonen en het Stadsbestuur hierover te adviseren. Omdat De Munck door ongesteldheid verhinderd is wordt tot architect aangezocht Adriaan Bommenee uit Veere. Deze neemt aan om een bestek te maken. In de Stadsrekening van 1734 komen we betalingen tegen aan de rendant en Cornelis van Ginhoven van ‘gedane commissie in ‘t solliciteren voor de subsidie voor de kerk’ van £ 5.6.8, aan ‘de baasen over ‘t leggen van den eersten steen van den drommer in de kerk’ van £ -.13.1, aan Gerrit van der Leye van aangenomen werk in de kerk van £ 181.11.8 en aan Adriaan Bommené voor ‘salaris aan werk van de kerk’ van £ 10.11.2.

* * *

Verarmd is Arnemuiden. Nauwlettend wordt er op toegezien dat er zich niet nòg meer armlastigen van elders in de stad neerzetten. Zo wordt in februari geconstateerd dat dagelijks verscheidene huisgezinnen aan de zaagmolens bij Nieuwland komen wonen, waaronder ‘seer geringe en arme menschen zijn, waarby soude comen dat by ziekte of sterven door de armenkas sware lasten zouden moeten worden opgebragt’. Om dit te voorkomen wordt besloten dat aan al degenen aan de zaagmolens of degenen die aan ‘t einde der Middelburgse haven in de zoutketen wonen, geene de minste alimentatie zal worden gedaan. Ook zal geen boedel ‘aldaar vallende, door onze armen mogen worden aangenomen, maar sulks voor komende zal deze terstond worden van de hand gewezen’.

* * *

Het Stadsbestuur bestaat dit jaar uit de burgemeesters Alexander Sinclair en Cornelis van Ginhoven. Schepenen zijn Johan de Roo, Leendert Seins, Jan Peere, Pieter Adriaanse en de chirurgijn Johan Beekman. Raden zijn Pieter de Haas en Pieter Kien. Gerrit van der Leye bedankte voor zijn verkiezing tot raad vanwege moeilijkheden.

Ongenoegen heerst er over de secretaris van de stad, Johan de Roo. Burgemeester Alexander Sinclair beklaagt zich bij het Stadsbestuur over de traagheid en grote nalatigheid van de secretaris, niettegenstaande deze al verscheidene malen zeer ernstig op het vriendelijkst is verzocht ‘sig met de zaak van de secretary bezig te houden als andere affaires op syn tyd te willen in gereedheid brengen’. Maar De Roo is nauwelijks voor rede vatbaar. Hij ontziet zich niet de burgemeester met ‘kwade uitdrukkingen als dat niemand claagde dan alleen de burgemeester’ te bejegenen. Besloten wordt Dirk Broeder aan te stellen tot plaatsvervangend secretaris in geval van ziekte of andere ongestalten van de secretaris. Korte tijd later wordt De Roo echter ziek.

* * *

Nu nog enkele bijzonderheden van algemene aard. Pieter Abramse uit Middelburg krijgt toestemming zich als schoenmakersbaas in de stad te vestigen.
Er worden 100 olmenbomen aangeschaft tegen 8 stuivers per stuk om hiermee de wallen te beplanten.
Er is dit jaar iets merkwaardigs aan de hand met de Vice Admiraal Wiltschut. Op de 27e mei worden gemachtigden naar Veere gezonden ‘over den boedel van Wiltschut’. Ook wordt besloten de thesaurier te gelasten ‘alle de beesten van de heer Wiltschut op de wal als in de dockweide (twee paarden, een zwarte vaars en twee ossen) te arresteren’. Op het schriftelijk verzoek van de crediteuren en ‘de favorabele presentatie’ is dit arrest van de beesten en de paarden opgeheven. De Vice Admiraal heeft nog gedurende enkele jaren verscheidene partijen land en gorsingen in pacht. ‘Vermits zijn tegenwoordige slegte staat het college bekend is’, wordt besloten hem de pacht nog tot het einde van het jaar te laten. Bij gebreke van betaling zal men echter maatregelen nemen.

De aftuining tussen de erve van het Stadhuis en het ernaast liggende huis van Symen Jansen van der Mey is omver gevallen en beide erven liggen nu open. Men besluit ‘de tuin weer op te richten’.
Er komt ook een nieuw touw voor ‘het horloge en het speelwerk van het heel uur’; het oude  touw zal verder gebruikt worden om het slagwerk te luiden.
Ook de heule en brugge, leggende van onze stadssingel op de weie van de Heer van Schellach tot het voetpad en de weg naar Cleverskerke, ligt er geheel slecht en onbruikbaar bij. Besloten wordt daar een deugdelijke brug te leggen.
Ook de boog boven de consistorie in de kerk verkeert in zeer slechte conditie en dreigt in te storten. De ramen zullen eruit genomen en de boog toe gemetseld worden.

De zaat voor het nieuwe Hoofd blijkt wederom zeer hoog te zijn aangeslijkt. De Engelse koolschepen kunnen ternauwernood meer aan de wal komen. Op verzoek van de kolenhandelaar Pieter der Kinderen wordt de zate opnieuw door Maryn Kervink uitgediept. Der Kinderen zelf draagt de helft van de kosten bij.
Van deze gelegenheid wordt gebruik gemaakt het vervallen hoofd en de kaaien te repareren zoals ten meesten voordeel en menage doenlyk is’.
Ook het sluisje onder de dijk van de Molenpolder verkeert in een zeer slechte toestand en is bijna onbruikbaar. Besloten wordt het af te breken. In de plaats daarvan worden tot waterlozing van het poldertje twee scheepspompen aangebracht. Deze zijn door de thesaurier Sinclair van de Schout bij Nacht Hermanis Wiltschut gekocht.
Het huis van Cornelis Marinus, staande in de Noordstraat, is vanwege achterstallig onderhoud en het niet betalen van huisschatting door de stad gevorderd. Het wordt gegund aan Joseph van Hoornbeek op voorwaarde dat hij het behoorlijk laat herstellen en bewoonbaar maken. Uit het Register van de Huisschatting is af te leiden dat Van Hoornbeek dit pand, later genoemd ‘De Poëet’, ingrijpend laat restaureren. Voortaan dient het als woning van voorname ingezetenen.

* * *

Ook nog enkele berichten van de zoutketen.
De pannebaas captein Van den Bussche, eigenaar van de zoutkeet waar tegenwoordig Cornelis Cornelisse met z’n vrouw Maatje Hubrechtse in woont en werkt, krijgt toestemming z’n hout- en turfhok te vergroten.

Hubrecht Jacobse mag koolmeter worden in de plaats van de overleden Jacob Lievense Mülmeester. Ook Jacob Marinisse Kervink en Lieven Lievense worden tot koolmeters aangesteld. En de aan de zoutketen wonende Adriaan Joosse Grootjans wordt aangesteld tot grofzoutmeter in de plaats van Symen Janse van der Mey.

Namens deken en beleders van de pannering vragen Bastiaan van Pantegem en Marinus van Holmen of er vanwege het Stadsbestuur een commissaris kan worden aangesteld, die als Overdeken over het arbeidersgilde door de pannebazen kan worden aangesproken. Dit leidt tot de aanstelling van Cornelis van Ginhoven tot Overdeken van het Sint Jansgilde van de arbeiders. Kort hierna besluit men dat elke toetredende gildebroeder tot het Sint Jansgilde 2 schellingen Vlaams zal dienen te betalen.
Op de 17e juli stelt het Stadsbestuur van Middelburg een verordening vast voor de zoutketen aan de Havendijk op het grondgebied van Middelburg. Deze verordening wordt echter tegelijkertijd van toepassing verklaard op de zoutketen te Arnemuiden, waarschijnlijk omdat vele, wellicht alle eigenaren van de zoutketen te Middelburg wonen. Het Stadsbestuur van Arnemuiden vindt deze verordening uiteraard zeer tot nadeel en ‘praejudilie der oude rechten der stad’. Een commissie namens het Stadsbestuur reist af naar ‘s-Gravenhage om hierover een voornaam rechtsgeleerde te raadplegen. Onduidelijk is of dit ook gebeurd en wat hiervan de afloop geweest is.

* * *

De stadsregering van Middelburg onderneemt alle mogelijke pogingen om het vaarwater van Rammekens tol aan het oude Arnemuidse Hoofd aan het Sloe op diepte te houden. Grote en aanzienlijke kapitalen worden besteed om het vaarwater open en diep te houden. Er worden hoofden en rijsdammen aangelegd om het aanslijken van het canaal te voorkomen. Groot is dan ook de verontwaardiging van het Middelburgse Stadsbestuur als blijkt dat Arnemuidse vissers mossels in het vaarwater hebben uitgezet. Gevreesd wordt dat daardoor grote droogten ontstaan en het kanaal snel weer zal aanslikken, dit tot groot nadeel van de negotie en koopmanschappen van Middelburg als van Arnemuiden vanwege het aangroeien van de droogten door de mossels. Middelburg is er in deze tijd van grote bloei van de Oostindische Compagnie alles aan gelegen om het vaarwater bevaarbaar te houden voor de schepen uit de Oost en de West.

Namens de regering van Middelburg wendt de pensionaris van Arnemuiden, mr. Jacob Douw, zich in juli met een schrijven tot het Stadsbestuur. Met grote klem raadt hij aan om alle mossels, leggende in het canaal of vaarwater, voor het eind van deze week te doen opruimen, opdat bij mankement geen nieuwe moeilijkheden of onlusten tussen ons en het Stadsbestuur van Middelburg zouden ontstaan. Het Stadsbestuur neemt het dringend verzoek van de vertrouwensman zeer ter harte. Dezelfde dag nog besluit men een publicatie af te kondigen tegen het leggen van mossels in het vaarwater van Rammekens tot het oude Arnemuidse Hoofd. Alle burgers en inwoners wordt ‘scherpelyk’ verboden enige mossels in het canaal of vaarwater te leggen en degenen die nog mossels in het vaarwater hebben liggen moeten deze voor het einde van deze week weghalen.

* * *

De Hervormde Gemeente wordt nog steeds gediend door ds. Petrus Tiquet. De kerkenraad overweegt eind december of het niet ‘ten profyte van de armen der stad en tevens tot gemak der predikanten kan dienen dat sy een goede woning voor een geringe prys kogten, waartoe zig thans een bequame gelegenheid opdoet, opdat dit huis altoos voor een predikantswoning mogt dienen, mits de predikant daar voor jaarlyks een redelyke huur betale, die daarvoor gestelt zal worden’. De aankoopprijs voor het beoogde predikantshuis wordt gesteld op 800 gulden; de huishuur zal 13 ponden Vlaams per jaar bedragen. Burgemeester Sinclair brengt het besluit van de kerkenraad over aan het Stadsbestuur. Door de verkoop van alle huizen van Hermanus Wiltschut zal ook verkocht worden het huis waar onze tegenwoordige predikant in woont. Hij stelt voor het huis ten voordele van de armen te kopen met de bedoeling om het voor altijd voor een predikanthuis te houden.

Met machtiging van het Stadsbestuur koopt de kerkenraad dan op 15 december het huis ‘De Gulden Gans’ aan de Langstraat van Hermanus Wiltschut, vice-admiraal van Zeeland en broer van oud-burgemeester Pieter Wiltschut, voor woning van de predikant ds. P. Tiquet.
Dit huis in de Langstraat werd omstreeks 1584 gebouwd. Op een kohier van 1584 voor de inning van de 100e penning komt het als ‘nieuw en daarom slechts pro memorie’ voor.
Het behoorde in 1584 toe aan Joan Spierinck en droeg de naam van ‘de Gans’, later door die van ‘Gulden Gans’ vervangen. Dit huis blijft dienen tot pastorie van de Hervormde predikanten totdat het rond 1900 wordt verkocht aan de Gereformeerde Kerk om als pastorie te dienen voor de Gereformeerde predikanten. In 1931 is het verkocht aan C. de Nooijer, die er tevens een kolenpakhuis van maakte.

In de plaats van de aftredende ouderlingen Bastiaan Liefbroer en Cornelis van Ginhoven worden gekozen Cornelis Blauwert en Job Cornelisse en als nieuwe diakenen Maarten Kervink en Abraham Fancooys. Acht personen worden als nieuwe lidmaten bevestigd.
Adriaan Gosen heeft ‘de oppassersplaats aan de kerkdeur verlaten’. In die functie wordt opnieuw benoemd Jan Lammers.
Met attestatie naar Middelburg vertrekt het gezin van Isaek van der Leye.