1732
De admiraliteiten in ons land luiden de noodklok. Het gaat niet goed met de handel en scheepvaart. Ze dringen aan op een verzachting van de in- en uitvoerrechten.
Wat helaas wel volop bloeit is de slavenhandel. De in 1720 opgerichte Middelburgsche Commercie Compagnie vervoert dit jaar haar eerste ‘armazoen’ (slavenlading) naar Curaçao.
* * *
In het Stadsbestuur is er een vacature van raadslid door het overlijden vorig jaar van de schoolmeester Jacob Slabber. Bastiaan Liefbroer volgt de aftredende burgemeester Alexander Sinclair op. Vanaf 1732 is Sinclair vele jaren thesaurier (penningmeester) van de stad. De andere burgemeester is Jacob Wiltschut. De vijf schepenen zijn Dirk Broeder, Anthony Gruson, Leendert Seins, Pieter de Haas en Pieter Kien. Raden zijn Alexander Sinclair, Johannis de Roo, Cornelis van Ginhoven en Gerrit van der Leye. Er is één vacature van raad.
De opvolger van meester Slabber, Pieter de Floo, vertrekt al snel. Hij is begin september ‘tot Ter Goes beroepen ende staat zijn vertrek derwaarts te nemen en verzoekt van de Magistraat een verklaring wegens zijn compartement’. Op de 28e oktober benoemt het Stadsbestuur tot nieuwe schoolmeester Izaak Clarisse. Hij wordt tevens voorzanger en koster in de kerk. Clarisse was tot nu schoolmeester, voorzanger en koster bij de Waalse gemeente te Cadzand. Hij is op 21 november 1750 te Arnemuiden overleden.
Tot de taken van het Stadsbestuur behoorde in de 17e en 18e eeuw ook de zorg voor de aanrichting van een maaltijd bij de jaarlijkse verpachting van ‘s Lands gemene middelen (accijnzen). De verpachtmaaltijd gebeurde steeds op overdadige wijze. De nieuwe penningmeester van de stad en tevens burgemeester Alexander Sinclair wijst dit jaar op de zware lasten die de stad heeft te dragen en de lage inkomsten die noodzaken om zo voorzichtig mogelijk met de geldmiddelen om te gaan. Hij vindt het te veel van het goede om opnieuw de verpachtmaaltijd op de gebruikelijke wijze te houden. De maaltijd werd tot nu toe op kosten van de stad door de regenten met hun vrouwen gedurende drie dagen gehouden ‘ende telckens met versche kost voorsien’. Men deed zich daarbij duchtig te goed. Hij stelt voor de maaltijd ten stadhuize voortaan wat eenvoudiger te houden ‘om de kleine middelen der stad niet te zeer te bezwaren’. Dit kan door op de eerste dag al degenen te laten komen die dit gewoon waren: op de tweede dag alleen de regenten zonder hun vrouwen ‘als alleenig de vrouwen van de heeren burgemeesters en de thesaurier en sonder versche cost of dranck en op het overschot van de vorige dag’ en de derde dag vanaf nu af te schaffen. De magistraat neemt dit voorstel met meerderheid van stemmen over.
In de Stadsrekeningen is inderdaad een duidelijke versobering merkbaar. Liepen de totale uitgaven voor de maaltijd tot 1732 op tot circa £ 40, vanaf nu bedragen de kosten zo'n £ 25. Hiervoor brengt men in de keuken van het Stadhuis tabak en pijpen van Leendert Seins, vlees en gevogelte van slager Willem Gooyers, groenten van Catie Benedictus, amandelen, rozijnen, citroenen, noten en peren van Madeleine Cole, garrenaat van de visser Cornelis Huybregtse, kaarsen van Pieter Kien en Pieter de Haas, wijn van Lieven Menschaart, etc.
* * *
De straffen op overtredingen zijn omstreeks deze tijd niet mis. Uit 1732 vermelden we een voorbeeld van het opleggen van een straf. Cornelia Daniëlse van Belsen heeft een kind mishandeld. Ze wordt aangeklaagd ‘over het versuym van een arem kind en in hegtenisse genomen’. Voor haar mishandeling wordt ze ‘om anderen ter exempel en tot afschrik te strekken’ veroordeeld om te dragen ‘de steenen van de Weth’ door de stad. Ook krijgt ze een stuk papier op de borst gespeld waarop met grote letters staat: ’mishandelaarster van arme kinderen’. Ook wordt ze voor twee jaar uit de stad en het grondgebied van Arnemuiden verbannen met betaling ‘van de costen zoo wegens het cureren (genezen) van het selve kind als anders’. De stenen der wet zijn thans nog te bezichtigen in de raadszaal van het Stadhuis (nu Museum). Overigens verzoekt Cornelia van Belsen na twee maanden het ’bannissement’ in te trekken, wat haar toegestaan wordt ’mits ze zig stille houdt’.
* * *
De twee lijkdienaars, stadsbode Willem Gooyens en Jan Lammens, vragen om een Ordonnantie voor de stadslijkdienaars en strobinders en om vaststelling van hun loon, ’omdat verscheidene personen zich niet ontzien hunne doden te begraven zonder iemand van hen te erkennen’. Op 28 maart maakt het Stadsbestuur een Instructie voor de lijkdienaars en strobinders. Uit deze Ordonnanties kunnen we ons een beeld vormen van de gebruiken in de stad bij het overlijden en bij begrafenissen.
Met de nieuwe stadsdiender gaat het nog niet zo goed. Hij maakt het Stadsbestuur zijn excuses en belooft voortaan zich ‘wel ende voorsigtig te sullen gedragen’.
De uit Nieuwland afkomstige Cornelis Verstelle neemt als veerschipper het veer op het Nieuwland over van Laurens van den Berge. Jan Lammens krijgt een aanstelling tot kloksteller en meester Izaak Clarisse tot assistent van de kloksteller. Voor de kloksteller wordt een nieuwe Ordonnantie gemaakt. De eerste vier artikelen hieruit luiden:
Artikel 1.
De klokstelder zal gehouden wezen het uurwerk en speelwerk des morgens ende des avonds, zijnde tweemaal des daags, behoorlijk op te winden.
Artikel 2.
Zal ook hetselve horloge zuyver en schoon houden en alle de raderen, clauwieren als anders, ordentelyk suveren met goede oly opdat het werk alle goed ende wel gaat.
Artikel 3.
Zal ook alle de uurwyzers wel ende behoorlyk op den tyd stellen, alsmede de waterwyzers ende het maanwerk in een goede staat onderhouden.
Artikel 4.
Zal ook gehouden wezen de zorg te dragen dat de hamers van de klocken wel ende behoorlyk aanspreken op de voysen die deselve spelen behoorlyk connen werden verstaan.
De stadsvroedvrouw Leuntje Maranis vraagt om verhoging van haar traktement. Hierover wordt eerst eens met haar gesproken. Men wil haar wel enige verhoging geven, maar dan moet ze beloven ‘geen ander beroep meer aan te nemen maar haar selve in haar functie aan Arnemuiden alleen te verbinden’. Zij accepteert deze voorwaarde, waarna haar traktement wordt verhoogd met 50 ponden Vlaams per jaar.
Ook voor de grafdelver wordt een Ordonnantie opgesteld. Ook daaruit volgen hierna enkele bepalingen:
De grafdelver zal voor loon genieten van alle lyken in de kerk begraven wordende buiten het choor ende met een berry gedragen wordende zoo groot als kleyn alsmede die in tomben begraven worden, van yder lyk £ -.5.-.
- Idem van alle lyken binnen het choor zoo in tomben als anders van yder £ -.10.-.
- Ende van cleyne kinderen die op de arm gedragen worden buyten het choor van yder £ -.2.6 ende binnen het choor van yder £ -.5.-.
- Ende van alle lyken het zy groot ofte cleyn die met een berry gedragen worden, op het kerkhof begraven wordende, van yder £ -.3.4.
- Ende van kleyne kinderen op de arm gedragen wordende van yder £ -.1.8.
- Ende des winters by harde vorst, de grond alsoo bevroren synde dat deselve niet anders dan door pieken of andere dergelyke gereedschappen kan worden geopend, zal de grafdelver alsdan van alle lyken mogen afvorderen een dobbel grafgelt.
* * *
De kerk en toren krijgen dit jaar een opknapbeurt.
De timmermansbaas Joris Pinte mag in de kerk de ’glaasen’ (ruiten) repareren en schilderwerk verrichten. Ook de toren wordt geheel geschilderd en gezand ’daar sulx van noode sal sijn’. Voor de tafel in de consistorie van de kerk koopt men een nieuw kleed. En de smidsbaas Pieter Minnaar verricht smidswerk aan het ’orloge van de thoom’.
Vanwege het verval van de Tolpoort wordt de ene zijmuur van de poort vanaf de grond weer opgebouwd.
Verscheidene inwoners houden honden. Deze lopen niet alleen ‘s avonds maar ook gehele nachten vrij ‘op ‘s Heeren straaten, waardoor menschen alsmede arbeiders en anderen door het bassen en andere gebaardens niet alleen in hun rust worden gestoord maar verscheidene clagten komen dat mensen, des avonds of des morgens vroeg passeerende, door dezen worden aangedaan en staande gehouden’.
De hondenbezitters wordt ’scherpelijk’ verboden hun honden bij nacht en ontij buiten te laten lopen, maar deze binnen hun erf op te sluiten ‘op peene (straffe) dat alle honden des avonds zullen omver geschoten worden’.
* * *
Ongenoegen heerst er bij het Stadsbestuur over het gedrag van de Schout bij Nacht Hermanis Wiltschut. Deze heeft de laatste tijd nogal wat huizen en erven gekocht zonder die te laten registreren of dit bekend te maken aan het Stadsbestuur. Uit de Registers van de Huisschatting is op te maken dat de familie Wiltschut een groot gedeelte van de Langstraat in eigendom heeft. Hermanis Wiltschut bezit de volgende huizen (tussen haakjes is het jaartal van eigendomsverwerving aangegeven): De Wildeman (1729), De Bane (1717), Sleutel en Wolsak (1738), De Dry Coningen (1718), Munnikendam (1715), De Galey (1715), de schuur De Vier Heemskinderen (1720), De Gulden Gans (1715), Gouden Swaan en Rogge (1715), De Dolphyn (1720) en De Gouden Nagel (1720), alle gelegen aan het oostelijk deel van de Langstraat. Tevens bezit hij het Hof De Vrijheid (1716) aan de zuidzijde van de Nieuwstraat.
Z’n broer Pieter Wiltschut bezit eveneens enkele huizen aan de Langstraat (Lybertas, De Gouden Engel, Schaap en Granaatappel en De Schryvende Hand). Ook Willem Wiltschut en Jacob Wiltschut hebben diverse huizen in eigendom.
Het Stadsbestuur besluit met de Schout bij Nacht te bespreken op wiens naam deze huizen moeten worden gezet en tevens te inspecteren of ze wel in goede staat worden gehouden.
Ook blijkt dat Wiltschut bezig is een buitenplaats aan te leggen op het oosteinde van de stad. Door ‘het delven van vijvers en het dempen van duiven’ worden zijn eigendommen en het door hem gepachte weitje in het Schuttershof (grenzend aan het erf van zijn huis De Bane aan de Langstraat) zodanig vermengd, dat bij het eindigen van de pacht nauwelijks meer een grensscheiding te zien zal zijn. De stadsbode zegt hem aan dat hij zonder toestemming van de vroedschap geen veranderingen in het gepachte mag aanbrengen. Begin 1733 vindt hierover een gesprek plaats met de Schout bij Nacht en wordt tot een bevredigend akkoord gekomen.
De indruk wordt gewekt dat Jacob Wiltschut, broer van Hermanis en thans regerend burgemeester, zich moeilijk met dit besluit kan verenigen. Want opeens is er verwijdering merkbaar tussen hem en de vroedschap. In dezelfde vergadering wordt opgemerkt ‘dat Jacob Wiltschut als pachter van de vendu tegen enige artikelen van de Ordonnantie van de vendu nu al een geruime tijd heeft misgaan, strekkende tot groote prejuditie van deselve Ordonnantie en tot misnoegen van het college’. Besloten wordt Wiltschut ‘daarover te spreken teneinde hij daarover aan het college genoegen doe’.
Ook is er irritatie over de rol die Wiltschut speelt in het conflict met de pannebazen Pouwelsen en Van der Vest.
In oktober besluit het Stadsbestuur burgemeester Jacob Wiltschut, ‘dewijl hij zich telkens van de Wet en Raad als anderszins komt te absenteren, uit te nodigen om de pacht van de vendu aan de heer Seins over te dragen’.
* * *
Enkele berichten over de zoutnering.
In deze tijd gaat het zeer welvarend met de zoutnering in de ongeveer 31 zoutketen. Bijna alle pannebazen wonen te Middelburg. Adriaan Remments en Daniël Matthijssen dienen als eigenaren van een zekere zoutkeet een verzoek in om bij hun keet op het eiland een ‘zelhuis’ tot berging van hun grofzout en witzout te bouwen, ‘dewijl naast hun keet een grote ledige plaats of plein is, onbetimmerd’.
Een andere pannebaas, Pieter van der Vest, heeft het bestaan tussen z'n zoutkeet en z’n zomerhuis een ‘schutsel afsluitende met een slot, waardoor de vrije passage wordt belet’ te plaatsen. Hij wordt gelast binnen acht dagen deze schutting te verwijderen.
In juni wordt de arbeiders van de pannering verboden in de zoutketen van Pieter van der Vest en Jacob Pouwelsen, staande op het eiland, ‘te dobbelen of daarvoor te werken’. Het gebruik van alle gereedschappen van de zoutnering voor de zoutketen van de pannebaas Pouwelsen wordt verboden. De arbeiders protesteren hier heftig tegen.
Burgemeester Jacob Wiltschut is het kennelijk niet eens met de opstelling van het Stadsbestuur tegen pannebaas Pouwelsen. Telkens wanneer in het college gehandeld wordt over deze kwestie is hij absent. Het Stadsbestuur besluit, wanneer over deze zaak beraadslaagd zal worden, dit te doen in afwezigheid en buiten kennis van de heer Wiltschut.
Een enkele dag later liggen Jeremias Fasen en Jacob Lambsen met hun schip met grofzout in de kille voor de zoutketen van Jacob Pouwelsen. Kennelijk wordt het schip op grond van het besluit van het Stadsbestuur niet gelost. Namens de schippers dient notaris Daniël Zutterman een officieel protest in. De in Middelburg wonende pannebaas Pouwelsen legt het geschil ter beslissing voor aan het Stadsbestuur van Middelburg. Het geschil heeft te maken met het vorig jaar gerezen ongenoegen van de gezamenlijke pannebazen of zoutraffinadeurs. Dit ging over het niet betalen van inkomstgeld in het gilde door Pouwelsen en omdat deze dit nu ter beslissing bij de magistraat van Middelburg heeft gebracht.
Maar dan grijpt begin juli de magistraat van Middelburg in.
Het wordt de visleursters van Arnemuiden bij publicatie verboden ‘om in Middelburg hun vis, mossels, kreukels, krabben en zeekraal uit te venten en te verkopen’ en zelfs om er mee door de stad naar andere plaatsen te trekken. Het Stadsbestuur van Arnemuiden is hierover zeer verbolgen. Deze maatregel treft de arme vissersbevolking van Arnemuiden en de vele visleursters in hun sober bestaan. Het besluit van Middelburg, zo wordt geoordeeld, berust op ‘een onwaar en ongefundeerd voorgeven’ van de te Middelburg wonende pannebaas Pouwelsen en z’n advocaat. Vooralsnog besluit men ‘niets te doen maar hetselve in zijn vorige staat te laten’.
Over deze kwestie wordt met burgemeester Tullekens van Middelburg gesproken. Maar dit gesprek verergert de zaak zo zeer, dat besloten wordt ten spoedigste gedeputeerden naar ‘s-Gravenhage te zenden om daar een bekwaam rechtsgeleerde te raadplegen om van advies te dienen wat in deze te doen staat.
Uit dit geschil en de door Middelburg getroffen maatregel kan overigens wel geconcludeerd worden dat al in het begin van de 18e eeuw vele visleursters van Arnemuiden met vis, zeekraal, kreukels en zelfs met mossels en krabben leuren in Middelburg en andere plaatsen op Walcheren.
* * *
Ook over de koolnegotie komen we nieuws tegen. In april blijkt dat de koolschepen in Middelburg zonder loodsen binnen mogen komen. Pieter der Kinderen krijgt daarom vergunning het loodsen van de Engelse koolschepen ook te Amemuiden op dezelfde voet als in Middelburg te regelen.
Overigens zijn er sedert enige tijd vele onregelmatigheden ingeslopen wegens het beloodsen van de Engelse en andere schepen. De loodsen worden ontboden en hierover gehoord. Ze krijgen opdracht zich stipt aan hun Ordonnantie te houden. De heer Pieter der Kinderen wordt gelast het loodsgeld van de Engelse koolschepen in te houden en aan de loodsen te betalen volgens de bepalingen van de Ordonnantie.
* * *
Ook in deze tijd, thans meer dan 250 jaar geleden, vindt de jaarwisseling nogal eens op rumoerige wijze met schieten en afsteken van vuurwerk plaats. Het notulenboek vermeldt hierover in oktober: ’Alzo op Nieuwjaarsavond alsmede des nachts ende op Nieuwjaarsdag door het schieten met roers en andere schietgeweren, door het werpen en aansteken van voetzoekers ende ander vuurwerk verscheidene insolentiën worden gepleegd, soo ist, dat burgemeesters, schepenen en raden hebben goedgevonden en nodig geoordeeld in een publicatie van de puye van het Stadhuys scherpelijk te verbieden met roeren of andere schietgeweren te schieten’. Uit deze publicatie nemen we enkele zinnen over:
Ende dat hier sinds enige jaren hebben bevonden enige quaadaardige en moetwillige mensen, die zich niet ontsien aan sommige huizen de glasen uit te schieten en met schietgeweren komen te schieten door deuren, vensters en uithangborden en hun voetzoekers komen te werpen door de glasen van de huizen, wat niet alleen is strekkend tot groot misnoegen en schade van alle degenen aan wiens huizen sulks komt te geschieden, maar daardoor ook zware ongelukken zo van brand als anders staan te resulteren.
* * *
Van de kerk is het volgende te melden.
Tot nieuwe ouderlingen worden in de plaats van de aftredende Blaes Claesse en Andries Adriaense gekozen Alexander Sinclair en Bastiaan Liefbroer. Tot nieuwe diakenen in de plaats van de aftredende Jan Peere en Pieter de Haas worden benoemd Cornelis Blauwert en Jan Macqué. Jan Macqué vertrekt halverwege het jaar naar Nieuwland. In zijn plaats wordt aangesteld Jan Harthoorn. Negen personen leggen geloofsbelijdenis af.
Met attestatie komen als lidmaten over van IJzendijke meester Pieter de Floo en z’n vrouw Maria Slabber; na een half jaar vertrekken ze echter al naar Ter Goes.
Het Collegium Qualificatum benoemt meester Izaak Clarisse per 19 november tot koster en voorzanger. Hij was tot nu toe voorzanger, koster en schoolmeester bij de Waalse Gemeente te Cadzand.
Opmerkelijk is de aantekening in het notulenboek van de 13e maart: ‘Is ingebragt de mishandeling van Jacob Mulderman (de smid), die in de huisbezoeking zyn vrouw heeft opgeslooten en de predicant met zyn ouderling doen vertrekken’.