1724

In Amsterdam verschijnt dit jaar de eerste Surinaamse koffie op de markt. De koffie is daar in het Nederlandse wingewest op de plantages gekweekt.

Op zee is het nog steeds onveilig vanwege de Algerijnse zeerovers. In opdracht van de Staten-Generaal onderhandelt de Nederlandse Schout bij Nacht met de Vorst (de Bey) van Algiers over beëindiging van de piraterij vanuit diens rijk. Dit levert echter niets op.

* * *

In het Stadsbestuur zijn vanaf dit jaar twee vacatures. Jacob Wiltschut, de broer van de vorig jaar uitgetreden Pieter Wiltschut, heeft geen zitting meer. Abraham Pol volgt de afgaande burgemeester Jacob Broeder op.
Thesaurier is Samuel Laurent. Hij doet aan het eind van het jaar z’n beklag dat de huisschatting niet behoorlijk wordt betaald. Hierover vindt afkondiging van een publicatie plaats.

Hermanis van der Leye vertrekt metterwoon naar Middelburg, waardoor het ambt van kloksteller vacant komt. In zijn plaats worden tot klokstellers aangesteld Adriaen Blieck en Willem de Smit.
Tot commissarissen ‘om de gereedschappen van het orloge te visiteren en deselve uit de handen van de gewesene klokstelder te ontvangen’ worden aangewezen Jacob Broeder, Bastiaan Liefbroer, Abraham Pol en secretaris Michiel Verhage.

De vendu (de openbare verkoping van goederen) verpacht men opnieuw aan Jacob Wiltschut voor drie ponden grooten Vlaams per jaar.

* * *

Kolenhandelaar Pieter der Kinderen wordt verzocht ‘een vrijman te nemen uit de aangestelde koolmeters’ en tevens om ‘al de schepen, die buiten komen te lossen, te laten bewaken en de schoppen en maten op zijn kosten te onderhouden’. Over het werk van de voor de koolnegotie aangestelde ballasters komen we eind mei een aardig bericht tegen in het notulenboek: ‘Dewijl Adriaan Kerkhove tegen het verbod van burgemeester Liefbroer het zand om te ballasten op de nieuwe kaay heeft komen te leggen, is besloten hem alhier te ontbieden en hem hierover scherp te reprimanderen en aan te seggen dat hij het voeren van het zand tgeen in stadswerkhuys is gebragt, zal moeten betalen alvorens hij toegelaten wordt weder te mogen ballasten’.
Overigens besluit men aan het Westers Hoofd ‘een kaaitie te maken, bequaam om de ballasters haar zand te kunnen leggen’.

Over de zoutnering kan nog worden vermeld, dat juffrouw Elisabet d’ Outrijn weduwe Duvière, toestemming krijgt om een schouw in haar zoutkeet te laten maken. Ze dient er wel voor te zorgen dat het Stadsbestuur geen ‘regtveerdige redenen van klagten voorcomen’.
Ook de pannebaas Pieter Paays krijgt op zijn verzoek toestemming om een schouwtje in z'n zoutkeet te laten maken.

De pannebaas Bastiaan van Pantegem heeft op de kaai voor zijn zoutkeet een hoop met spaanders liggen, ‘tgeen lichtelyk brand soude kunnen veroorsaken tot groot pryckel van de soutketen’. De gerechtsbode gelast hem op het spoedigste deze spaanders te weren.

Secretaris Michiel Verhage krijgt als beloning voor het registreren in het gildeboek van de gedrukte Ordonnantie van de pannemeesters een pond Vlaams.

* * *

Het diephouden van de saat voor de kaai of het haventje wordt voor 7 jaar aanbesteed 'op deselfde diepte soals het tegenwoordig is’. In februari wordt het diepen van de kaai uitgevoerd door Cornelis Jobse.

De ‘kafties’ van de lindebomen op de Markt zullen er na pinksteren afgenomen worden, omdat deze de groei van de bomen beletten.

Vanwege de bouwvalligheid moeten weer enige noodzakelijke reparaties aan de korenmolen worden verricht. Besloten wordt nieuwe kammen aan te brengen.

* * *

In maart ontvangt de Hervormde Gemeente een geschenk van de heer Winkelaer en zijn vrouw Jacomina Cortel, in 1704 gekomen uit Oost-indië. Het echtpaar schenkt aan de kerk twee zilveren tafelborden en twee zilveren bekers voor de bediening van het Heilig Avondmaal.

Het is tot nu toe in de Arnemuidse kerk gewoonte twee glazen (inplaats van bekers) voor het Heilig Avondmaal te gebruiken. Het Stadsbestuur besluit daarom, ‘om aan het oogmerk des gevers enigszins te voldoen’, de twee bekers te verkopen en - ‘dewijl daar nog een schotel komt te manqueren’ - daarvoor een zilveren schotel te laten maken ‘opdat de Tafel volkomen in een goede order mogt gestelt wesen’. De secretaris wordt opgedragen ‘al hetselve te versorgen’.
Uit de Stadsrekening van 1724/1725 blijkt, dat voor deze schotel een betaling is gedaan van 12 ponden en 5 schellingen aan Jan de Bonte. Dit zilverwerk werd ten tijde van de geschiedbeschrijving van H.M. Kesteloo nog steeds gebruikt. De borden dragen de namen van de gevers en de schotel de naam ‘Arnemuiden’. Het gebruik van glazen voor de avondmaalsbediening zal voortduren tot 1868.

Verder is over de Hervormde Gemeente dit jaar weinig opwekkends te vermelden. Alles staat in het teken van ruzie en twisten, vooral tussen de predikant en een aantal stadsbestuurders (Laurent, De Roo en Broeder).
Het is op zich zeer merkwaardig dat het Stadsbestuur naar de vergadering van het Collegium Qualificatum afvaardigt de grootste kemphanen in de geschillen: Samuel Laurent en Johan de Roo. De kerkenraad weigert deze vertegenwoordigers van de magistraat te accepteren, omdat ze onder censuur staan. Daarop betuigt Laurent z’n leedwezen over zijn handelwijze. De kerkenraad houdt daarop de zaak tussen de kerkenraad en Laurent voor afgedaan, waar tegen de predikant weer protesteert. Wel trekt de kerkenraad het recht van Laurent om als chirurgijn alleen voor de armen op te treden in, dit in verband met het voortgaande misnoegen.
Het notulenboek meldt dat ouderling (en stadsbestuurder) Abraham Pol in gramschap uit de consistorie is gegaan. Sedertdien heeft hij zich uit de vergadering van de kerkenraad gehouden uit ongenoegen over de opstelling van de predikant.

In augustus ontstaat er weer een conflict met ds. Du Marchié. Deze dient een verzoekschrift bij de magistraat in over een bepaalde zaak. Er wordt een commissie gevormd, bestaande uit de burgemeesters Abraham Pol en Bastiaan Liefbroer, de schepen Pieter Kien en secretaris Michiel Verhage, ‘om de geinteresseerde partieën op de inhoud van deselve te horen en deselve te verenigen is ‘t doenlijk’. Uit de samenspreking blijkt dat de beide partijen helaas niet tot overeenstemming kunnen komen.

De kerkenraad roept de hulp van de Classis Walcheren in omdat de onrust in de gemeente meer en meer toeneemt. Veel ‘pasquillen’, smaadschriften en vertelsels doen de ronde. Er is een droevige verwijdering. De Classis komt na onderzoek tot de slotsom dat ‘ds. Dumarchié geheel onschuldig is bevonden’.

Tot nieuwe ouderlingen worden dit jaar verkoren Jacob Pinte en Cornelis Moens. Acht nieuwe lidmaten worden bevestigd.