1695

1695 begint met de luisterrijke intocht in Londen van Prins Willem III als Koning van Engeland. De hartelijke ontvangst daar houdt verband met de algemene verwachting van een spoedige vrede. Omstreeks deze tijd is het in Europa zeer onrustig. Onophoudelijk zijn landen als Frankrijk, Spanje en Engeland met elkaar in conflict.

Kort na z’n intocht in Londen overlijdt op de 7e januari in het Paleis Kensington Koningin Mary II van Groot Brittannië en Ierland, de echtgenote van de Stadhouder-koning Willem III, als gevolg van de pokken. Ze is slechts 32 jaar geworden. De ontsteltenis is alom groot. Door haar vriendelijke en goedhartige aard heeft ze in de loop der jaren de sympathie van iedereen in haar omgeving gewonnen.
Met het oog op de erfopvolging (Stadhouder-koning Willem III is kinderloos) wordt de Friese Stadhouderszoon Johan Willem Friso bij testament tot universeel erfgenaam benoemd.

In het voorjaar verovert Stadhouder-koning Willem III Hoei in de Zuidelijke Nederlanden op de Fransen. In mei verlaat hij Engeland en vertrekt, na een kort verblijf op Paleis Het Loo, naar z’n troepen in Vlaanderen. Begin juli slaan de troepen het beleg voor Namen. Op 4 augustus geeft de Franse bezetting zich over.

Ook op zee dreigen allerlei gevaren. Zo kwam het enkele jaren geleden (in 1687) nog voor dat zich een vloot van Algerijnse zeerovers voor de monding van de Schelde vertoonde. Een historieschrijver meldt ‘dat men nu wel kon zien dat de Schrik van de Algerijnse barbaren, Michiel de Ruyter, overleden was (in 1676)’. Ook de Duinkerker kapers maken de Zeeuwse en Hollandse wateren onveilig. Ze laten zich zelfs soms op het Vlie en voor Willemstad zien. Een Engels-Nederlandse vloot doet in augustus een mislukte aanslag op Duinkerken.

Omstreeks deze tijd komen er soms wonderlijke en grote natuurrampen voor. Zo was er in januari 1682 een verschrikkelijke watervloed. In Zeeuws Vlaanderen braken de dijken door en stroomde het water tot voor Brugge. Geheel Noord- en Zuid-Beveland liep toen onder water. Ook brak de Westkapelse zeedijk door en stroomde een groot deel van Walcheren onder water, waaronder het Molenpoldertje bij Arnemuiden.
Ook in 1684 was er een bijzondere weersgesteldheid. De winter was toen zo streng, dat de ijsvermakelijkheden niet op de binnenwateren maar op de Zeeuwse stromen plaats hadden.
En in de jaren 1697 en 1698 valt er buitengewoon veel regen, waardoor er een groot gebrek aan levensmiddelen ontstaat.

* * *

Arnemuiden begint omstreeks deze tijd steeds meer te kampen met het grote verval. Hoewel er in de 17e eeuw nog enige opbloei kwam, is het toch niet mogen gelukken de stad weer in haar vroegere welvaartstaat terug te brengen. De verzanding van het vaarwater neemt steeds meer toe. En hoewel er enorme sommen besteed worden om het op diepte te houden, raakt de stad steeds meer in verval.
Steeds meer oude, monumentale huizen en gebouwen worden gesloopt. In 1685 al verboden de Gecommitteerde Raden van Zeeland te Arnemuiden huizen af te breken.

De visserij is in de 17e en 18e eeuw de voorname steun van de vervallen stad. Ook de zoutnering vormt, samen met de visvangst, één van de steunpilaren. Om de bloei van de zoutnering te bevorderen komen de gildenbroeders van de pan- of zoutnering overeen om ‘geen stinkebak of meluezout’ te kopen of in de zoutketen te brengen. Zelfs wordt een boete van ƒ 1.000 op elke overtreding hiervan gesteld ‘teneinde de goede naam van het Arnemuidse witte zout te bewaren’. Dit besluit van de gildenbroeders staat vermoedelijk in verband met klachten van het Stadsbestuur van Keulen. In de vroege herfst geleverd zout om vlees te zouten zou bedorven geweest zijn. De pannebazen verklaren echter weinig zout naar Keulen geleverd te hebben. Ze veronderstellen dat anderen op hun naam er slecht zout hebben ingevoerd. Het Stadsbestuur geeft hiervan bericht aan de stad Keulen.

* * *

Het Stadsbestuur (ook wel genoemd de magistraat of de vroedschap) wordt gevormd door de beide burgemeesters Daniël van der Schilde en Michiel Verhage (de latere secretaris), de schepenen Dirck Tops (schoolmeester), Jan Bomme (lakenkoopman), Pieter Blieck (smidsbaas) en Jan Meertens en de raden Jacob Broeder (bakkersbaas), Rogier van der Burgt (tevens secretaris), Dirck van Delmerhorst en Jan Cornelisse Knegt. De regenten Tops, Van der Schilde, Van der Burgt en Verhage hebben al vele jaren zitting in de vroedschap.

Op deze kaartjes uit het boek 'Tussen Afsluitdammen en Deltadijken' van M.H. Wilderom is de ontwikkeling van het vaarwater voor Arnemuiden van de 16e tot de 20e eeuw en de haventoegangen naar Middelburg duidelijk te zien.

Iedere week, op vrijdag, vergadert het Stadsbestuur op het Stadhuis. Ook zijn er wekelijks twee rechtsdagen van de Vierschaar, op dinsdag en zaterdag. De leden moeten dan om 9 uur op het Stadhuis aanwezig zijn. Ze verbeuren 9 groten (ongeveer 22½ cent) wanneer ze meer dan een kwartier te laat komen. Tot verduidelijking: tot na de Franse tijd rekende men in ponden, schellingen en groten Vlaams. 1 pond telde 20 schellingen en 1  schelling 12 groten. 1 pond is ƒ 6, 1 schelling ƒ 0,30 en 1 groot ƒ 0,025.

Secretaris van het Stadsbestuur is Rogier van der Burgt. Hij is afkomstig uit Middelburg en in 1681 te Arnemuiden gehuwd. Over hem zijn nogal wat klachten. In het stadhuis voert hij een slecht beheer. Alles is over tijd. De jaarrekeningen sluiten niet. Besluiten worden niet goed genotuleerd of uitgevoerd. Zijn handschrift in het notulenboek is overigens zeer moeilijk leesbaar.

Het Stadsbestuur neemt dit jaar ook weinig vermeldenswaardige besluiten. Toestemming wordt gegeven om het huis ‘Het Moriaans Hooft’ af te breken, mits geen materialen te vervoeren voor dat het opgebouwd is.

* * *

In deze jaren vestigen zich vele Hugenoten uit Frankrijk en Zuid-België in Zeeland en met name op Walcheren. Ook in Arnemuiden komen diverse hugenotengezinnen wonen. Dit is een gevolg van de herroeping van het Edict van Nantes in 1685. Daardoor komen vele Hervormden uit Frankrijk gevlucht. Op verscheidene plaatsen ontstaan Waalse gemeenten. De in Arnemuiden gevestigde vluchtelingen krijgen van het Stadsbestuur in 1686 vrijdom van stadsaccijns (belastingen). Vermoedelijk is het aantal Franse Hugenoten te klein om te Arnemuiden een Waalse gemeente te stichten.

Wel werd in 1692 aan Pierre le Gaij vergund te Arnemuiden een Fransche kostschool te houden. Uit het archief blijkt overigens niet of hij van deze vergunning gebruik heeft gemaakt.

Enkele vluchtelingen die zich deze jaren met hun gezinnen in Arnemuiden vestigen zijn Valentin Jacobs uit Hasselt in Luikerland, Robert Waleijs van Cortrijk in Vlaanderen, Willem Lacroo, Pieter Tijtgat uit Wacken in Vlaanderen, Pieter Houbrij uit Calais in Frankrijk, Samuel Laurent uit Vassy in Frankrijk, Francois David uit Aath in Henegouwen, Joos Dankert uit Bellem in Vlaanderen, Joos de Lernu uit Vlaanderen, Gerrit van de Velde uit Melle in Vlaanderen, Pieter Beckaart uit Doornik, Pieter Mijnaar uit Camerik in Vlaanderen en Francois van de Berge uit Vlaanderen.

* * *

De Hervormde Gemeente wordt al sinds 1682 gediend door de predikant ds. Jacobus Zuérius, geboren in 1638 te Lilloo. Hij is een zoon van ds. Henri Zuérius Boxhorn van Terneuzen, een broer van de bekende Zeeuwse kroniekschrijver Marcus Zuéris Boxhorn. Als kandidaat werd hij bevestigd tot vlootpredikant in 1666. Nadien was hij predikant te Krabbendijke vanaf 1671 en te Wolphaartsdijk vanaf 1678. Op 1 april 1710 gaat ds. Zuéris op 72-jarige leeftijd met emeritaat ‘wegens hoge ouderdom’. Hij huwde te ‘s-Heer Hendrikskinderen in 1675 met Cornelia Verbergh en voor de tweede maal te West Souburg in 1695 met Abigaïl Immens, geboren in 1658 te Schijndel als dochter van ds. Robertus Immens, de broer van de bekende Middelburgse predikant ds. Petrus Immens.