1704

In januari komt het in Middelburg tot een uitbarsting van gewelddadigheden. Dit is een gevolg van de spanningen die al enige tijd bestaan tussen de regenten onderling en hun aanhang onder de burgerij. In de straten komt het tot een handgemeen tussen de aanhangers van beide groepen regenten: de groep die tot voor twee jaar de toon aangaf en een nieuwe groep die sindsdien aan invloed heelt gewonnen. Het gaat om de macht in het Stadsbestuur. De schermutselingen spelen zich af voor het Stadhuis dat enige tijd bezet wordt. De ramen en deuren worden door met musketten gewapende burgers opengebroken.
Het verslechteren van de economische situatie heeft de grieven tegen de regenten nog doen toenemen. Beide partijen schakelen compagnieën burgers in, die op straat met elkaar slaags raken.

In deze tijd staat de zo zeer bekende en geliefde predikant ds. Bernardus Smytegelt te Middelburg. Zijn invloed op het volk is buitengewoon groot. In felle bewoordingen hekelt hij in zijn prediking de opstelling van de Middelburgse regenten en de magistraat. Ook toont hij zich zeer goed op de hoogte van de toestand in Europa. We citeren enkele treffende passages uit een preek die hij dit jaar te Middelburg houdt:

Heugt u niet het jaar 1702, de 19e maart, toen onze Vorst stierf? Het gansche land beefde van dien slag. Toen begon de oorlog. Hij werd voortgezet. Hij voegde zijn kroon bij de Spaansche, nl Frankrijk. Hij was in 't hart van uw land. Hij had de hand op heel onze militie. Hij dwong de Staat om Philips V als Koning van Spanje te erkennen. Hij zeide in Duitsland tegen een van de vorsten: wilt gij u bij de Zeeuwen voegen? Er zijn al vier provincies in rep en roer en groot tumult. Daar ging er alles dus om op het kussen te zitten. Op den 11e juni dachten zij Nijmegen in te nemen en er was geen voorraad. Heugt het u, hoe ons leger er met haast naar toe trok en onze achterhoede nog met hen moest vechten? Daar kwam hij voor Huy in ‘t jaar 1703. Daar vielen de Keurvorsten van Keulen en Beieren hem bij. In 't jaar 3 en 4 had men strijd in Spanje en Barcelona....
De Heere heeft ons gered uit zoveel gevaren. Hij heeft ons gezegend. Hij gaf ons de zilvervloot in 'l jaar 3.

Nu is 't vrede.... maar 't is een vrede met bekommernis. Niet ten aanzien van den barrière of den handel. Maar de zaak Gods en der Kerk is niet genoeg in 't oog gevat. Nu hebben wij vrede en onze verdrukte broeders zitten nog in de smart. Ik geloof, dat menigeen, ja duizenden, de belastingen gegeven hebben met het doel, dat onze broeders zouden vrijgelaten worden.

Vermoedelijk doelt ds. Smytegelt ook op de gebeurtenis in augustus dit jaar. Een Engels-Nederlandse vloot onder bevel van Sir George Rooke en Gerard Callenburgh verovert dan Gibraltar, de sleutel van de Middellandse Zee, op de Spanjaarden.

Dit is ook merkbaar uit het notulenboek van het Arnemuidse Stadsbestuur. Op de 5e september brengt burgemeester Pieter de Vroe ‘de danck- en biddagbrief over in dewelke geordonneerd wordt tekenen van vreugde te bedryven over de Victory op onze vyanden bij hoogste bevogten’. Besloten wordt ‘op deze dag het Canon af te schieten en de klocke te luyen’.

* * *

De vroedschap bestaat dit jaar uit de burgemeesters Michiel Verhage en Daniël van der Schilde, de schepenen Jacob Broeder, Pieter Blieck, Urias Besemer, Pieter de Vroe en Gerrit van der Leye en de raden Hubert de Bruyn, Jan Cornelisse Knegt, Dirck van Delmerhorst en Samuel Laurent. Thesaurier (penningmeester) is Michiel Verhage, terwijl Pieter Wiltschut baljuw is, belast met de rechtspraak.

In mei worden de burgemeesters gelast te onderzoeken met wat voor scheldwoorden Jacob van der Leye de stadsregering gelasterd heeft en daarover aan het college te rapporteren. Van der Leye wordt over zijn beschimping van de regering bestraft en aangezegd zich hiervoor in het toekomende te wachten; anders zal de regering daarin voorzien.

* * *

De ordonnantie of het reglement voor de baljuw wordt dit jaar herzien. Hierin treffen we een lijst aan welke tarieven de baljuw bij het uitvoeren van allerlei maatregelen mag heffen, zoals:

voort directeren van een uytban;
voort schouwen van een verongelukt persoon;
voor yder stuck gewigte, maat, el, kanne, te kleijn of niet geijkt;
over tverkoopen der Lantluyden haar zuyvel met onbehoorlyk gewigt;
over thouden van verckens en ander vee nadat daar over geklaagt is;
over het doen van ambagten, handwercken, verkoopen van winckelware op sondagen;
van de herbergiers, die tappen ofte schencken aan burgers op sondagen;
item van die spelen, caatsen, balslaan, tieren, rasen op sondagen;
van het berooven van plantagiën, hoven, visserieën.

Ook de stadsdiender (‘s Heeren Dienaar) krijgt zo’n ordonnantie. We nemen daaruit enkele bepalingen over:

1.
Den diender sal de heer Baljuw ende de stadt zoo in civiele als crimineele saken, en daar des selfs dienst vereyst wert, schuldig sijn te dienen.

2.
En sal sorge dragen, dal alle ordonnantiën en verboden deser stadt reets gemaakt en noch te maken, wel sullen werden nagekomen en onderhouden.

3.
En oock des daags als des nagts wel toesien datter niets gefraudeert werde, de fraudeurs tagterhalen en aen te bringen met volcomen magt om alle wagens en schuyten te vysiteren.

4.
Alsmede sorgh dragen dat de steene pat aen de keeten vierkant twee voeten breet buyten deselve wert schoon gehouden.

5.
Sal sig altijt nugter gedragen, niemant overlast doen soo in het executeren van boeten als exploiteren van verkregen orders.

‘s Heeren Dienaar (de diender dus) krijgt ook toestemming om van elk met zeil overdekt kraam op de jaarmarkt en kermis 2 schellingen te innen.

Toch is het Stadsbestuur ontevreden over de diender. Hij wordt 'aangezegd en geordonneerd beter op te passen als hy tot nog toe heeft gedaan, aan de burgemeesters huis te komen en te vragen offer iets van zyn dienst is en niet uit te gaan sonder zyn degen aan te hebben alsmede op de straten zorg te dragen voor de onordentelykheden van dronkaards en jongens, besonder op sondagen ende in absentie van de baljuw aan de burgemeester te vragen alles dat hy in zyn kwaliteit van ‘s Heeren Dienaar aan den Baljuw verplicht is te doen’.

* * *

Er heerst dit jaar veel ongenoegen over de secretaris van de Stad, Rogier van der Burgt. Hij blijft in gebreke om de jaarrekening van de huisschatting in orde te maken. Het Stadsbestuur stelt de schepenen De Vroe, De Bruyn en Verhage aan tot commissarissen om dit op zijn kosten te doen.
Ook wordt aan de secretaris ‘andermaal geordonneerd borgen te stellen voor het comptoir van consignatie binnen de tijd van 14 dagen of dat anders het college een ander in zijn plaats zal stellen’.
In een voltallige vergadering van het Stadsbestuur beschuldigt de secretaris de schepen Hubert de Bruyn van ‘enige schelmstukken’ en scheldt hem uit voor dief. Zowel De Bruyn als de secretaris worden om dit voorval voor drie maanden geschorst. Tijdens deze schorsing is Michiel Verhage, één van beide thans zittende burgemeesters, belast met de waarneming van het secretarisambt. In mei heeft de secretaris nog steeds geen borgen gesteld. Hij wordt andermaal geordonneerd borgen te stellen voor ‘het comptoir van consignatie (de bij hem in bewaring gegeven gelden) of anders zijn handen te ydelen van penningen die onder hem berusten mitsgaders goud, silver, etc.’. Uiteindelijk doet Van der Burgt dit voor de som van 250 ponden Vlaams. Hij beklaagt zich daarop bij de Staten van Zeeland dat de baljuw Pieter Wiltschut hem van zijn post als secretaris dreigt te ontzetten.

Tragisch is dat de secretaris enkele maanden later overlijdt.
Op verzoek van de heer mr. Pieter van der Burgt, ‘presenterende de boedel van Rogier van der Burgt, onze overleden secretaris/ontvanger van de huisschatting’, worden commissarissen aangewezen om de rekening van de huisschatting over 1699, 1700 en 1701 op te nemen en te sluiten.

Hubert de Bruyn verzoekt daarop het Stadsbestuur om zijn schorsing van de 14e maart op te heffen ‘nademaal den secretaris Rogier van der Burgt, welke hy oordeelde zijn beschuldiger te zyn, overleden was’.

Er wordt geen ontvanger voor de huisschatting aangesteld voor en aleer ‘de secretary deser Stadt’ vergeven is. Op 12 december wordt besloten, ‘alsoo de heer Rogier van der Burgt deser werelt is comen te overlijden en bediend heeft de secretarie deser stad, in deszelfs plaats te verkiezen met meerderheid van stemmen den persoon van Michiel Verhage op een traktement van 10 ponden Vlaams, mits dat hij tot een recognitie aan de stad zal betalen een som van 40 ponden Vlaams’. Wel ontvangt hij voortaan geen vergoeding meer als raadslid ‘aangezien hy al sedert enige tijd in het college van Wet en Raad niet meer als Raadslid adviseert’. Ook bepaalt men dat hij afstand dient te doen van het burgemeesterambt, daar hij nog maar in het eerste jaar is. Niettemin ‘zal hy behouden voor altyd syne raadsplaatse’.

Michiel Verhage, geboren in 1678 en gehuwd te Arnemuiden, blijft in functie tot 1729. Uit het notulenboek doet hij zich kennen als een bekwaam en toegewijd secretaris.

* * *

De kerk blijkt zeer bouwvallig te zijn. Besloten wordt deze te herstellen op een zodanige wijze ‘als de stadskasse zal kunnen lijden’. Daartoe worden tot commissarissen gesteld om te zien wat nodig is Pieter de Vroe, Gerrit van der Leije en Urias Besemer. Zij brengen rapport uit en krijgen daarna de opdracht verdere inspectie te doen naar de nodige reparaties ‘so van timmerwerk, metselwerk, glas, dak als schaalje- en lootwerk, om daar van aan het college rapport te doen’. Na bezichtiging van de kerk rapporteren de commissarissen dat de schade aan de kerk zeer groot is. Om deze behoorlijk te repareren is wel een bedrag nodig van 400 ponden Vlaams. Ze krijgen opdracht het herstel te begroten en een zodanige subsidie aan te vragen als naar hun oordeel voor de reparatie van de kerk nodig zal zijn.

In november besluit het Stadsbestuur ‘het pryckeleuze gewelf van de capelle in de kerke bij de consistorie er voorlopig uit te breken en de steen aan een kant te leggen’. Maar in december lezen we in het notulenboek dat bij nader inzien besloten is ‘het gewelf van de capelle beneffens de consistorie, dewijl geoordeeld werd dat het nog zoude kunnen blijven staan, in stato te laten om voor alsnog niet in te smyten’.

Het wordt overigens ook toegestaan ‘stoven in de kerk in ‘s Heeren bocht te zetten met vier (vuur) daarin door de voorzanger vier wintermaanden, waarvoor hem zal worden gegeven 15 guldens ‘s jaars’.

Ook lezen we van het besluit ‘den predikant van nu af aan altyd te nodigen den tweeden dag op de verpagtinge (de verpachtmaaltijd)’.

De kerkenraad krijgt toestemming het torentje van het huis ‘De Roode Leeuw’, staande tegenover het Stadhuis, af te breken op voorwaarde dat als dan het huis behoorlijk zal moeten worden gerepareerd.

De thesaurier van de Stad krijgt opdracht ‘een Bijbel te koopen om in de kerke voor te lezen’.

* * *

Hoe in deze tijd met de afvalverwijdering wordt omgegaan blijkt uit het volgende. Opgedragen wordt ‘de misputten van stadsgrond te zuiveren, alsmede dat al de asschehopen en andere vuilnis door de landluiden, die paarden hebben, zo haast de wegen bequaam zijn, weg gevoerd zal worden’. Enige maanden later besluit men ‘de vuiligheid en asschehopen buiten de Marktpoort op het schorre te laten voeren, alsmede die van buiten de Middelburgse Poort in de veste en dat met de eerste gelegenheid te besteden’.
Degenen die koeien, paarden en varkens houden moeten de mestputten voortaan op eigen grond houden.

Geordonneerd wordt ook om ‘de steenen en vuiligheid voor de muur van het Stadhuis door Abraham Haak te laten in de wegh voeren onder de dijck’. En ook om ‘de gaten, gevallen in het Hoofd buiten de Tolpoort, te vullen en de gebroken kaai t’enden de punt te laten maken en met aarde op te vullen met de eerste gelegenheid’.

* * *

Dit jaar overlijdt de Commandeur Willem Wiltschut, wonende in het huis ‘De Gulden Gans’ aan de Langstraat. In dit huis zal nadien de admiraal van de Zeeuwse vloot Hermanis Wiltschut en zullen vanaf 1734 de predikanten van de Hervormde Gemeente wonen. De weduwe Wiltschut krijgt opdracht 'het naast haar huis gelegen Bontestraatje te ruimen of anders al te sluiten volgens de akte van 14 maart 1703’.

Het Stadsbestuur besluit de schaapherder, wonend naast de chirurgijn Samuel Laurent, ‘uyt de stad met zijn famylje te doen vertrekken binnen de tyd van een maand’.

In 1704 loopt de Nieuwerkerkepolder onder water. Bij deze inundatie breekt ook de dijk van de Nieuw Sint Jooslandpolder door. Het in 1674 door de stad Middelburg ingestelde veer van de Nieuw Sint Jooslandpolder op Zuid-Beveland gaat daardoor teniet.