1777

De armoede onder de bevolking stijgt. In de gegoede kringen wekt dit in toenemende mate verontrusting. Het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen schrijft een prijsvraag uit over de vraag hoe de armen het beste onderhouden kunnen worden.
Ook wordt onderzoek gedaan naar de oorzaken van het verval van de handel in ons land en worden middelen beraamd die zouden kunnen leiden tot herstel. Als belangrijkste oorzaken van het verval worden algemeen gezien de zucht tot weelde onder de inwoners, hun voorkeur voor buitenlandse producten, het niet stimuleren van de eigen handel ten gunste van de commissiehandel en het investeren van het geld in het buitenland.

* * *

Het Stadsbestuur telt dit jaar drie vacatures. Cornelis van Mallant is vorig jaar al vertrokken naar Middelburg. Ook de timmermansbaas Pieter Geene keert vanaf dit jaar niet meer terug in de vroedschap. Hij is in 1779 overleden.

Secretaris Casper Visser volgt Van Mallant op als burgemeester. De Eerste Edele van Zeeland, Van der Perre, kan zich hier niet direct mee verenigen. Hij ontbiedt Casper Visser bij zich en deelt hem mee dat ‘by vervolg altoos zoveel mogelyk de preferentie werde gegeven aan personen, noch staats- noch stadscollecten hebbende, om voor te comen de stremming die veeltyds aan het prompt en neutraal administreren der justitie over kwestiën, de gemeene middelen rakende, werd toegebragt, waarover meermalen van elders is geklaagd’. Weliswaar wil hij de rechten en privileges niet verkorten, maar het is hem enkel begonnen om de bevordering van de bloei en welvaart van de stad Arnemuiden en de wezenlijke belangen van haar inwoners.

Secretaris Casper Visser deelt Van der Perre mee dat het meestentijds ontbreekt aan bekwame regenten om daaruit een burgemeester te verkiezen. Bovendien is aan het burgemeestersambt zo’n gering voordeel verbonden, dat men liever schepen blijft of collecteur is dan het burgemeestersambt begeert. Met andere woorden, het is uit de nood geboren dat hij zich het burgemeestersambt heeft laten welgevallen.

Als naar gewoonte wordt in september weer de verpachtmaaltijd gehouden. Met het regelen hiervan worden belast de regenten Maarten Adriaanse, Marinus Haay en Casper Visser. Uit de Stadsrekening blijken de volgende uitgaven tot een totaalbedrag van ongeveer £ 35 voor deze jaarlijkse hoogtijdag:

  • aan Jan Harthoorn voor levering van kalfs- en schapenbout, speenvarken, hoenders, kalkoen etc. £ 10.4.9;
  • aan Karei Kruyk voor leverantie van brood, blom. beschuyt en braden van vlees £ 1.14.2;
  • voor een anker Rense wijn £ 5.-.10;
  • aan Hendrik Brouwer voor de levering van 2 ankers wijn £ 5.13.4;
  • aan Adriaan Adriaanse voor groente en fruyt £ -.14.-;
  • aan persike £ -.8.10;
  • aan den suykerbakker Groenenberg voor banket en taarties £ 2.5.10;
  • aan Cornelis Cornelisse voor leverantie van vis £ 1.6.8;
  • aan de kock voor koken £ -.17.8;
  • aan Janna Ruster en Grietie Adriaanse voor de bediening en ‘t schoonmaken van ‘t Stadhuys elk £ 1.16.-;
  • voor de rendant voor het halen van 't geld der verpagtmaaltijd te Vlissingen £ -.6.-;
  • voor het betalen van de kleynigheden tot Middelburg £ -.3.4.

Besloten wordt ‘den predikant, ds. Molentiel, gewoon in z’n vorige gemeente Sommelsdijk op de verpagtmaaltyd versogt te zyn, om die redenen zonder consequentie voor het toecomende, denselve geen vrouw als nu hebbende, met zijn dochter op den tweeden dag by het overschot der verpagtmaaltyd te vragen’.

Omdat ‘geen exemplaar van ons stadsprivilegie (van 1574) meer voorhanden’ is, wordt eenparig besloten 300 exemplaren hiervan te laten herdrukken.

Dit jaar overlijden 9 inwoners.

* * *

Op het gebied van de openbare orde moet de vroedschap soms hardhandig optreden. Het gevangenhuis in het Stadhuis is veelvuldig in gebruik. In januari meldt het notulenboek dat ‘Abram Katte gedurig zig schuldig is makende aan alle moetwille en onlangs den stokman in zyn functie in de kerk heeft buyten gevraagt om te vegten en niet ontsien regenten te bespotten en geenderley vrees of ontsag meer toont te hebben’. Besloten wordt hem op het Stadhuis te ontbieden en op het gevangenhuis te zetten of hem ‘in de voorzaal van het Stadhuis rottingslagen door ‘s Heeren Dienaar te laten geven’. Op de 16e mei vraagt de predikant ds. Molentiel uit naam van de kerkenraad aan het Stadsbestuur ‘de vioolen te verbieden in de herberg en de kroegen deser stad’. Eenparig willigt de magistraat dit verzoek in.

In juni klaagt de kerkenraad Jacob Kervink aan over ‘veel moetwille en brutalie te uyten, van tyd tot tyd bedreven’. Besloten wordt Kervink nogmaals op het Stadhuis ‘te reprimenderen en scherpelyk te corrigeren en op de eerst gegronde aanklage van verdere wanbedryven hem aanstonds door ‘s Heeren Dienaar te zetten op het gevangenhuys om na verdienste hem zonder verschoning anderen ten exempel te werden gestraft’.

* * *

Van Jan Riemens wordt 31 roeden land gehuurd in zijn hof in het Bolstraatje om daarin ‘esseplantsoen’ te kweken. Voor het land en het onderhoud van het plantsoen krijgt hij 4 stuivers per roe per jaar.
De lindebomen op de Markt worden in december gerooid en publiek met de stokke op de derde kerstdag geveild. De thesaurier krijgt opdracht de straatstenen rondom de bomen daar het nodig is te laten uitbreken.

Tot nu toe is de windkorenmolen eigendom van de stad. De verpachting van de molen gebeurt per zeven jaar. Besloten wordt dit jaar eens na te zien en te calculeren hoe de inkomsten en uitgaven van de molen zich met elkaar verhouden en wat jaarlijks aan voordeel voor de molenaar overschiet. Getracht zal worden de molen ten voordele van de stad te verkopen. De secretaris krijgt machtiging om met de Ontvanger van de dubbele honderdste penning en de Secretaris van de Rekenkamer te spreken over de verkoop van de stadsmolen en hoe de dubbele honderdste penning betaald dient te worden bij verkoop. De baten en lasten van de molen over de afgelopen 21 jaar worden nagezien. Dit is de aanleiding voor het besluit op de 21e november om de molen te verkopen voor £ 1.400 (of ƒ 8.400) aan een particulier. De helft van dat bedrag blijft erop gevestigd tegen een rente van 4% ‘voor cijns- en windrecht’. In december wordt het koopcontract getekend door notaris Sinclair te Middelburg ten overstaan van de vertegenwoordigers van het Stadsbestuur Maarten Adriaanse en Casper Visser. Als gevolg van deze verkoop betaalden de eigenaars van de molen tot aan het einde van de vorige eeuw jaarlijks een rente van ƒ 168 (4% van £ 700 of omgerekend ƒ 4.200) aan de gemeente Arnemuiden.

Koper van de molen is de uit Domburg afkomstige Pieter Adriaanse. Hij betaalt kontant £ 700. Op 30 maart 1778 gaat het Stadsbestuur met hem een verbintenis aan tot betaling van het op de molen gevestigde jaarlijkse bedrag voor cijns en windrecht van £ 28. Vanaf 1778 ontvangt de stad verder geen inkomsten meer uit de molen. In dit verband is nog vermeldenswaard dat over de periode 1761 tot 1778 in het archief rekeningen aanwezig zijn van het maalloon van het gemaal van de stijfselmakerij in ‘t Papenhuys’ aan de Nieuwstraat.

* * *

De in 1771 vanuit Goes gekomen Pieter Koppejan krijgt toestemming om winkel en kroeg te houden in de stad. Koppejan is de veerman op het Nieuwland en bewoont het ‘Schippershuys’ aan het eind van de Langstraat aan de Westdijkstraat. Minstens twee eeuwen lang is in dit pand een ‘drankenwinkel en kroeg’ gehouden. Dit jaar krijgt ook een zekere Blaas Janse toestemming om winkel en kroeg te houden in de stad.

Jacob Meerman de jonge krijgt uit naam van burgemeesters, schepenen en raden van de stadsbode te horen ‘geenderley ambagten, daar gepreviliseerde baazen van zyn, onder de hand buyten en binnen deze stad voor zyn rekening te doen’. Wellicht is Jacob Meerman al doende met de scheepsmakerij.
Het schijnt dat er herhaaldelijk klachten zijn van de scheepstimmermansbazen Bouwman en Ossewaarde dat men werklieden van buiten de stad aantrekt en laat scheepstimmeren of kalefaten.
In juni wordt een verbod van de pui van het Stadhuis afgekondigd dat het voortaan niemand van buiten Arnemuids grondgebied is toegestaan te scheepstimmeren of kalefaten. Dit op boete van zes gulden voor degene die zulke onbevoegde en door het Stadsbestuur niet toegelaten werklieden zal tewerk stellen.

Ook in augustus wordt, naar aanleiding van nieuwe klachten van de scheepstimmermansbazen, het timmeren en kalefaten aan grote ot kleine vaartuigen op Arnemuidens grondgebied verboden op een boete van 25 gulden en 6 gulden voor de in- en opgezetene die deze tewerkstelt. Van de gebroeders Tak uit Middelburg komt een verzoek binnen dat ze wel genegen zijn de zoutkeet van de erven van Cornelis Sluymers te kopen. Ze vragen toestemming om deze keet te zijner tijd te mogen afbreken en ‘de erve te slechten van de kleyne keete, staande op de dijk by Arnemuyden naast de keet ‘De Fortuyn’. Ze verbinden zich bij afbraak van de zoutkeet de materialen, die voor de zoutnering niet nodig zijn, publiek en met de stokke te verkopen.
De heren Tak verklaren bovendien dat, als hun verzoek niet wordt toegestaan, ze deze zoutkeet niet willen hebben. Zij zullen dan de heer Van Visvliet (deze is gehuwd met een dochter van de heer Sluymers) als erfgenaam zeggen ‘niet met de keet te zullen werken, dus alle vier de pannen tot geheel verval staan te comen’. Het Stadsbestuur voelt zich voor een voldongen feit geplaatst maar durft het verzoek niet te weigeren.

Ook de bierbrouwer Pieter George Rutsch laat van zich horen.
In een brief aan het Stadsbestuur ‘wordt het verval van zyn brouwery aan de florissante opgang der daar tegenover staande styfselmakery toegeschreven, uyt oorsaak dat den stank van het roeren en uitscheppen van de zuyverkuypen vooral in de heete zomermaanden, wanneer het bier op de koelvaten leggende, niet na vereis wil werken en uitgisten’.
Hij verzoekt daarom hem toe te staan om van z’n bierbrouwerij een jeneverstokerij te maken. Ook vraagt hij ‘in deselve te mogen stellen een keteltje tot het nemen van een preuve onder speciaal beding van gedurende al die tyd in de brouwery bier te brouwen’.
Het Stadsbestuur staat Rutsch toe om in z’n bierbrouwerij een of meer ketels te stellen om de jeneverstokerij te beginnen en die verder voort te zetten. Wel mag hij dan geen bier meer brouwen zolang de brouwerij niet geheel en al zal zijn uitgebroken en veranderd in een complete jeneverstokerij op straffe van 50 ponden Vlaams. Ook is hij verplicht samen met z’n knecht de eed af te leggen, evenals de brouwers en wijnstekers gehouden zijn dit te doen. En, omdat hij als een grossier in sterke dranken aangemerkt moet worden, zal hij niet minder mogen afleveren dan met een oxhoofd tegelijk.

* * *

Gerrit Schets, de zoon van de vroegere vrachtrijder en stadsbestuurder Johan Schets, en de brouwer Pieter Ruts krijgen vergunning om samen het gras van de stadssingel te maaien en ook het riet in de vest aan de singelzijde voor 1 pond Vlaams per jaar. Ze zullen gehouden zijn ‘het gras over het voetpad met de onkruiden zoo te maayen dat by nat weer de passant niet mis hout’.

Jan Marteijn krijgt toestemming om zich met z’n vrouw Tannetje Schets en kind in de stad te vestigen.

De Colonie van Maagdenburg in de Paltz informeert naar een stadschirurgijn z’n vijf kinderen, genaamd Johan Ladenbergen. Omdat vastgesteld wordt dat het hier gaat om de overleden chirurgijn van Arnemuiden wordt de voogden van deze kinderen de situatie en het testament, ‘beyde in de Hoogduytse taal geschreven’, ter hand gesteld. In september komt hier antwoord op van de Paltse Colonie van Maagdenburg.

* * *

Van de kerkelijke gemeente zijn ook enkele bijzonderheden te melden. De nieuwe predikant ds. Molentiel stelt voor de verkiezing van de ouderlingen en diakenen voortaan gelijktijdig te laten gebeuren. Tot nu toe gebeurde de verkiezing van de diakenen op een voordracht van de kerkenraad door de magistraat.
Dit jaar zijn aftredend de ouderlingen Marinus Marinusse en Rijk Rijkse en de diakenen Cornelis Mondeel en Marinus de Nooijer. Hun opvolgers zijn Jacob Verlorenkost en Abraham van ‘t Noordende als ouderlingen en Simon Simonse en Blaas Jacobse de Nooijer als diakenen.
19 nieuwe lidmaten leggen geloofsbelijdenis af. De predikant ‘heeft byna twee uren met vragen doorgebracht’. 11 arme kinderen worden op kosten van de diakonie besteed bij pleeggezinnen. Tot timmerman voor de armen wijst men baas Pieter Geene in de plaats van baas Maarten Adriaanse aan. De kleermakers en schoenmakers zullen voortaan ieder een kwartaal lang mogen leveren voor de armen, aangezien er vier schoenmakers en vier kleermakers binnen de stad zijn.
Jacob Meerman wordt ‘wegens zijn aanhoudende dronkenschap en ergerlijke levenswijs door de koster aangezegd dat hij zich van des Heeren Avondmaal zal moeten onthouden ’.

Ds. Molentiel weigert met verontwaardiging de huisschatting te betalen. De kerkenraad draagt hem op dit toch maar te doen, zoals hem aangeschreven was door de magistraat. Ds Molentiel protesteert met klem tegen deze onrechtvaardige handelwijs van de kerkenraad. Men had hem in z’n beroepbrief wel geschreven wat hij aan huishuur moest betalen, maar niet wat hij daarvoor aan vergoeding zou ontvangen. Hij heeft nimmer bevroed dat hij boven zijn vergoeding van de huurpenningen zoveel moest betalen aan huisschatting. Met vlijmscherpe woorden noteert hij in het kerkelijk actenboek ‘hoe zeer zy toonden rechtveerdige mannen te zyn in te vorderen dat zy geschreven hadden, nogtans trouweloos gehandeld hadden met hem niet te schrijven wat hy maar ontfing’. In z’n vorige gemeente had hij wel huishuur betaald, maar die werd ook vergoed. Hij vindt de handelwijs van de kerkenraad ‘niet regtveerdig en gansch niet christelyk’. Ook beantwoordt deze handelwijs niet aan zijn gedrag jegens de gemeente, daar hij aanstonds bij z’n komst in plaats van één catechisatie er twee had opgericht en ook een winteravonddienst, die hij ook niet verplicht was. Hij laat deze handelwijs maar voor hun rekening.
Een drietal kerkenraadsleden, de broeders Cornelis Cornelisse, Jacob Kasteleyn en Jacob Schroevers, protesteert tegen het besluit van de meerderheid van de kerkenraad over de huishuur.

Deze gebeurtenis veroorzaakt een aanmerkelijke verkoeling tussen de predikant en de kerkenraad. Dit is duidelijk uit het notulenboek af te lezen. De notulen worden korter en zakelijker. Van de kerkenraadsvergadering van de 1e en 29e september wordt het volgende aangetekend:
01 september: ‘Vergadert, is niets voorgevallen aantekening waardig’.
29 september: ‘Insgelyks den 29e. Absent Jacob Schroevers’.

De kerkenraad beseft wel dat men zo niet met elkaar om kan gaan. Op de 3e oktober worden alle geschillen tot ieders genoegen opgeruimd. En op de 4e oktober ‘is het Heilig Avondmaal met Segen en Stigtinge bedient geworden’. Toch zijn de meningsverschillen hierna niet ten einde. De magistraat gaat zich er ook mee bemoeien. Ze stelt de predikant voor ‘uit aanmerking van de gedurige differentiën tussen de predikant en de kerkenraad, zo over de huurpenningen als over de reparatie van de predikantswoning, en reeds jaren achtereen meer onkosten dan huurpenningen van tselve getrokken had, dat zij de pastorie wel voor stadsrekening van de kerkenraad wilden overnemen’. De predikant kan dan zolang hij hier woont kosteloos van de pastorie gebruik maken.

Twee kerkenraadsleden komen de predikant daarop vragen of hij toestemming geeft dat z’n huis aan de stad verkocht en de stadsregering zijn huismeester wordt. Ds. Molentiel antwoordt hen ‘dat het hem om ‘t even was wie zijn huismeester was als het maar wel onderhouden wiert en liever die tot zyn huismeester had dan dat hy gedurig moeylijkheden had in een college daar hij dagelyks in hadde te verkeren’. Zolang dit huis onder de diakonie berust zijn hier al moeilijkheden over geweest.
Echter, de kerkenraad besluit, in afwezigheid van de predikant, op de 28e november het aanbod van de magistraat af te wijzen. Hierover geeft men aan ds. Molentiel geen kennis. Dit leidt weer tot grote meningsverschillen tussen de predikant en de ouderlingen Verlorenkost en Van ‘t Noordende en de diakenen De Nooijer en Simonse. De predikant weigert voortaan 's winters nog avonddiensten te houden, tenzij men hem aantoont dat hij hiertoe verplicht is. Evenwel protesteert hij tegen de schade, die de gemeente en de armen daardoor zullen lijden. Maar hij laat dit voor rekening van de kerkenraad. De geschillen worden daarop aan het Collegium Qualificatum voorgelegd.
Maar ook tussen de magistraat en de kerkenraad bestaan meningsverschillen over de beroepingskosten bij de komst van ds. Molentiel vorig jaar. Burgemeester Maarten Adriaanse en de schepenen Jacob van Cas en Salomon van Eenennaam worden gemachtigd ‘om te zien of door de gewezen director, den weleerwaarde heer Professor Krom, die verschillen in der minne kunnen worden vereffend’.

Toch schijnt de verhouding tussen de magistraat en ds. Molentiel goed te zijn. Omdat de predikant te Sommelsdijk ook op de verpachtmaaltijd werd gevraagd besluit het Stadsbestuur op de 2e september hem hier ook uit te nodigen ‘met zijne dochter, omdat hij geene vrouw heeft, den tweeden dag, op het overschot, zonder consequentie voor het toekomende’.

Ds. Molentiel klaagt er over dat er steeds water in de kelder van de pastorie ‘De Gulden Gans’ in de Langstraat staat. Een pompenmaker begroot het aanbrengen van een pomp op £ 10. De kerkenraad besluit dan maar ‘twee looje pompen te maken wyl het door den tyd merkelyk profytelyker zal uitkomen’.