1784

In mei wordt het Vredesverdrag tussen de Republiek en Engeland getekend. Hiermee komt een einde aan de in 1780 uitgebroken en zo ongelukkig voor ons land verlopen Vierde Engelse Oorlog. Deze oorlog heeft een verlies voor de Verenigde Oostindische Compagnie opgeleverd van tussen de 21 en de 43 miljoen gulden. Een groot deel van de retourvloot van de V.O.C. is door de Engelsen op zee veroverd.

Met de Verenigde Oostindische Compagnie snelt het verder bergafwaarts. Het bestuurscollege, de Heren Zeventien, voeren geen vernieuwend beleid. De Compagnie verliest haar, ook voor Middelburg, zo belangrijke specerijenmonopolie. Bovendien verhoogt de Indiase textieloorlog het tekort van de V.O.C.
Wel is vermeldenswaardig dat de Heren Zeventien in juli hun in 1767 uitgevaardigde verbod herhalen op het vervoer van slaven met hun schepen van de Oost naar Kaap de Goede Hoop.

Dit alles vergroot de tegenstand tegen het weinig inspirerende bewind van Stadhouder Prins Willem V. In juni gaan de Staten van Holland zelfs zo ver dat ze het dragen van oranje in het openbaar verbieden.

* * *

Het Stadsbestuur blijft dit jaar ongewijzigd. Gedurende deze jaren worden de beide burgemeesterplaatsen beurtelings ingenomen door Maarten Adriaanse, Casper Visser en Adriaan Vinke. Is er één van dit drietal na een 2-jarige ambtsperiode aftredend, dan volgt de derde hem op. Zo volgt Casper Visser dit jaar Maarten Adriaanse weer op als burgemeester. Adriaan Vinke is dit jaar regerend burgemeester.

De vijf schepenen zijn Marinus Haay, David van de Kreke, Cornelis Mondeel, Simon Simonse en Gerrit ten Velde en de vijf raden Maarten Adriaanse, Jacob van Cas, Joost Adriaanse Joosse, Salomon van Eenennaam en Jacob Marteijn. Sommigen van hen hebben al een zeer lange staat van dienst als regent achter de rug. Zo hebben Jacob van Cas en Salomon van Eenennaam beiden al ruim twintig ambtsjaren. Secretaris Casper Visser, de timmermansbaas Maarten Adriaanse en de schoolmeester Marinus Haay hebben er alle drie al ruim dertig jaren opzitten als stadsbestuurder.

Naast deze oudgedienden zitten er ook nog enkele nieuwelingen in de vroedschap zoals de bakkersbaas Jacob Marteijn, de landman Joost Adriaanse Joosse, de rijkscommies/licentmeester Gerrit ten Velde en de smidsbaas Simon Simonse. Het Stadsbestuur besluit enige gedrukte exemplaren uit de privilegekist in de Stadsgriffie te leggen tot het nodig gebruik en de jongste regenten die nog geen exemplaar hebben er ieder een te geven.

* * *

In 1784 overlijden 22 inwoners. Onder hen is ook de op 10 januari overleden stadsdiender (‘s Heeren Dienaar) en kloksteller Willem van Omme op de leeftijd van 65 jaar. In 1759 volgde hij Maarten Harthoorn in deze functie op. Hij wordt opgevolgd door Jan Meijer.

In april geeft de bakkersbaas Carel Kruyk (of Crucq) te kennen, dat hij z’n broodbakkerij ‘De Sonne’, staande boven aan de Markt naast de Marktpoortstraat, over wil doen aan z'n zoon Christiaan Kruyk. Op de 28e april wordt Christiaan Crucq beëdigd als poorter van de stad. Rond en na de eeuwwisseling zal Christiaan Crucq een belangrijke rol spelen in het bestuur van de stad als baljuw, burgemeester en raadslid.

Ook vestigt zich een nieuwe timmer- en metselaarsbaas in de stad. De uit ‘s-Heer Hendrikskinderen afkomstige Francois Haay neemt de timmermanswinkel ‘Het Welvaren en De Hollandsche Tuyn’ op de hoek Langstraat/Marktpoortstraat over van Jacob Stroosnijder. Stroosnijder is slechts een enkel jaar timmermansbaas geweest. Ook Frans Haay zal later een bekende verschijning in het Stadsbestuur zijn.

Ook krijgt het veer op het Nieuwland een andere veerman. De huidige veerman Jan Blaakman draagt als z’n opvolger voor z’n zwager Claas Claasse, die ook benoemd wordt.

Jacob Casteleyn, wonende aan de Oude Haven, krijgt een aanzegging dat hij in de door hem gegraven putten aan deze kant van het Oude Gat naar de stad toe niet mag planten, ‘omdat zyn dyk naar onse beste wetenschap niet verder strekt als tot het Oude Gat, also de (daar gekapte) bomen stads oude bomen waren en Casteleyn nu heeft putten gemaakt waar de stad heeft laten uitrooyen deze oude bomen en zich anders voor schade moet wachten’.

In december besluit het Stadsbestuur ‘om in het aanstaande voorjaar het verhemelte van de diakenbank zoveel te vergroten dat de daarvoor staande predikantsvrouwebocht mede bedekt wordt’.

Uit de stadsrekening over 1784/1785 blijken enkele interessante rekeningen:

aan Frans van de Berg voor een koperen visketel voor het stadhuis £ 3.14.-; aan Willem Aarnoud van Citters voor een zilveren beker £ 6.5.9; aan de koperslager P. Heyer voor een plate geel koper voor den haart in het Stadhuys £ 1.16.-; aan de lakenkoper Bastiaan Bomme voor geleverd laken voor een broek van 's Heeren Dienaar; aan Joost Adriaanse Joosse voor zyn Reys naar Goes om de bomen te haalen £ -.8.10; aan Paulus Meulmeester voor het maken van een schede voor de sabel van ‘s Heeren Dienaar.

De in 1784 van de Zeeuwse raadpensionaris en bewoner van het Hof Brakenburg, mr. W.A. van Citters, gekochte zilveren beker. De beker is voorzien van een afbeelding van Arnemuiden met de woorden 'de stadt Armuijden’ en de naam Paulus Kervinck.
De in 1784 van mr. W.A. van Citters gekochte zilveren beker.
Mr. Van Citters was raadpensionaris van Zeeland en bewoonde het Hof Brakenburg.
De beker is voorzien van een afbeelding van Arnemuiden met de woorden 'de stadt Armuijden’ .
Ook vermeldt de beker de naam Paulus Kervinck, waarschijnlijk de graveur.

* * *

Sommige eeuwenoude zoutketen gaan thans in een vervallen staat verkeren. Ook de op het eiland staande zoutkeet ‘De Goede Hoop’, eigendom van juffrouw de weduwe van de heer S. van den Bosch, is door de tijd zo slecht geworden dat hij geheel onherstelbaar moet worden geacht. Deze zoutkeet is meer tot last als tot voordeel. Het Stadsbestuur verleent toestemming om de zoutkeet af te breken tot voorkoming van ongelukken. De afbraakmaterialen kunnen gebruikt worden voor de andere zoutketen.

Er is dit jaar heel wat te doen over de zoutkeet ‘De Pottery’ van Pieter Bos. Vele bladzijden van het notulenboek handelen over deze kwestie. In mei worden de burgemeesters Maarten Adriaanse en Casper Visser gemachtigd ‘om met de heer Sinclair aan te zitten om met de advocaat het different over de zoutkeet De Pottery met alle spoed voort te zetten’. De advocaat Van der Heyden Sinclair belooft dit te doen. In juni wordt de advocaat nogmaals vriendelijk verzocht voortgang te maken met het verweer in het geschil over de zoutkeet ‘De Pottery’.

Op de 19e juli vaardigt het Stadsbestuur een verbod uit aan ‘de onvrije en onbeëdigde arbeiders’ uit Arnemuiden om te werken in de zoutkeet van de Middelburger Pieter Bos, staande aan het einde van de Havendijk te Middelburg.

Daarop maakt de stadsregering van Middelburg op 24 juli haar ongenoegen kenbaar over dit verbod aan de keetwerkers. Bevreemding wordt uitgesproken over ‘zulke onvriendelijke bejegening een onser burgers aangedaan’. Dreigend klinkt het in de brief dat dit al eens eerder is voorgekomen en toen onaangename maatregelen zijn genomen. Middelburg hoopt dit niet weer te moeten doen. Men verzoekt het verbod aan de keetwerkers direct in te trekken. De advocaat Sinclair wordt gevraagd een antwoord op te stellen om Middelburg van repliek te dienen.

De stadsregering van Middelburg krijgt daarop een uitvoerige brief, waarin Arnemuiden haar uiterste bevreemding uitspreekt. Hoe kan het dat men voetstoots kwade trouw aanneemt? En ‘wy hebben het geensins verdiend op zulk een premature en dreigende toon aangeschreven te worden’. Secretaris Casper Visser schrijft een ongezouten brief terug vol verontwaardiging en ingehouden woede: ‘...en wanneer wy of onse in- of opgesetenen daardoor aan enige personele vervolgingen of andere middelen van bedwang wierden geëxponeerd, souden wy liever de gehele magistratuur onser stad resigneren (er afstand van doen), dan ons door een lafhartige vrees te laten pernoveren om tegen de klaarste overtuyging van onse eed en pligt een wettig verkregen en tot nu toe dadelyk gepossedeerde jurisdictie af te staan. Protesterende nu voor als dan geheel onschuldig te zyn aan de fatale gevolgen welke daar uyt voor de beyde steden en de zo volstrekt nodige binnenlandse rust soude kunnen resulteren welke God genadiglyk verhoede’. In de brief betoogt het Stadsbestuur dat het geen arbeiders verbiedt in de zoutkeet van Pieter Bos te werken. Wel wil Arnemuiden staande houden dat de grond waarop de keet staat tot de jurisdictie van Arnemuiden behoort.

Het Middelburgse Stadsbestuur schrijft echter op de 29e september een even uitvoerige brief terug. Hierin betoogt men dat de grond waarop de zoutkeet van Pieter Bos staat eigendom van de stad Middelburg is. Gevraagd wordt om een conferentie waarop het geschil nader besproken kan worden.

Ook komt er op de 19e juli van de boekhouder, beleders en leden van de zoutpannering in het eiland Walcheren een vier pagina’s groot rekest binnen. Het komt er op neer dat het gilde ontstemd is over het optreden van de grofzout-, witzout- en turfarbeiders van Arnemuiden. Ze wijzen er op dat het Stadsbestuur heeft geboden dat niemand anders voor de zoutnering mag werken tenzij hij eerst door deken en beleders daartoe bevoegd verklaard is. Niettegenstaande dit verbod ‘onderwinden zich egter enige onvrije en onbeëdigde lieden om in de zoutketen te werken en wit en grof zout te meten en turf te tonnen, dit tot werkelyk nadeel van de gildebroeders’. Ze verzoeken het Stadsbestuur de ‘onvrije en onbeëdigde’ arbeiders te verbieden in de zoutketen te werken en het zout te meten.

De beide burgemeesters, twee schepenen en de secretaris horen daarop de deken en beleders van het arbeidersgilde over de geuite klachten van de pannebazen. Dit leidt er toe dat het vrije arbeidersgilde van de pannering wordt gelast geen ‘onvrije’ personen in het gilde als arbeiders te laten werken. In de hierover afgekondigde Publicatie verbiedt men aan iedere arbeider, die niet beëdigd is, om aan de nering te werken in wit- of grofzout en turf, te meten en te tonnen, op straffe van een boete van 2 ponden Vlaams.

* * *

Van de kerk zijn nog enkele bijzonderheden te melden.
Marinus den Nooijer volgt op de 15e februari de overleden stokman op. Van deze gelegenheid maakt de kerkenraad gebruik om een Reglement vast te stellen, waaruit blijkt dat de stokman:

  1. een half uur voor 't opluyden der klok in de kerk moet zijn;
  2. moet zorgen dat er geen complotten van jongens in de voorkerk saamvergaderen, maar die van daar verdryven;
  3. zal waken dat er geen baldadigheden of ergernissen in de preekkerk plaats hebben;
  4. alle vee en honden uit de kerk moet houden;
  5. bij de aanvang van de godsdienst, niet later als onder de voorzang, de noordwest deur moet sluiten en die niet openen voordat de zegen bij 't uitgaan gesproken wordt en de zuidwest deur van buiten gedurende de godsdienst moet openlaten maar de portaaldeur gesloten houden tot wering van alle trek in de kerk;
  6. de briefjes van voorbede en danksegging tijdig aan de voorzanger moet bezorgen.

Er bestaat onenigheid tussen enkele lidmaten, waaronder de secretaris Casper Visser. Terwijl hij hierover in de consistoriekamer wordt vermaand, vaart hy ‘in hoge driften’ uit tegen ouderling Pieter van Kas en zegt ‘in syn leeven so niet geaffronteerd te zyn’. De volgende dag komt diaken Adriaan Adriaanse aan z'n deur om een liefdegift voor de armen te vragen. Visser voegt hem toe: ‘Ik hope dat het voor den armen syn zal’. Waarop Adriaanse vraagt: ‘voor wie sou het anders wezen?’. Waarop Visser zegt: ‘Ik dagt of het voor des Predikants vernuys moest zyn’, dog Adriaanse seyde: ‘Als die een vernuys nodig heeft, sal hy dat uyt syn sak wel betalen’. Ds. Molentiel laat dit er niet bij zitten en onderhoudt Casper Visser hier ernstig over als deze de predikant komt vragen z’n (tweede) huwelijk te bevestigen. Visser geeft de predikant ‘volkomen satisfactie met veel aandoening des gemoeds’. Daarop verzoent Visser zich met z'n tegenpartij in het predikantshuis. Tragisch is dat de diaken Adriaan Adriaanse enkele weken later op de jonge leeftijd van 39 jaar is overleden.

De ouderlingen Pieter van Kas en Jacob Kasteleyn en de diaken Blaas Jobse zijn altredend, terwijl diaken Adriaan Adriaanse is overleden. In hun plaatsen worden gekozen tot ouderlingen Cornelis Cornelisse en Job Jobse en tot diakenen Casper Mulder en Baltus Schaleven. Ze worden in hun ambt bevestigd met de tekst Zacharia 3 : 6 en 7. Drie personen leggen dit jaar geloofsbelijdenis af.