1752

Dit jaar doet de regentes Prinses Anna, de weduwe van de vorig jaar overleden Stadhouder Prins Willem IV, van zich spreken. Op haar voorstel besluiten de Staten van Holland tot een bezuiniging van anderhalf miljoen gulden op de uitgaven voor het leger. Merkwaardig is dat gouvernante Anna de bevelhebber van het leger, Lodewijk van Brunswijk-Wolfenbüttel, hier niet in kent.

De Staten-Generaal verbieden bij plakkaat de uitvoer van houtzaagmolens en onderdelen daarvan. Ze vrezen voor de verplaatsing van deze specifieke Hollandse houtnijverheid naar het buitenland. Ook voor Arnemuiden is dit besluit niet zonder betekenis. In de nabijheid, in Nieuwland, is de houtzaagnijverheid door de houtzaagmolens volop in bloei. Verscheidene Arnemuidenaren werken hier als houtzager.

Treurig nieuws komt er bij de Verenigde Oostindische Compagnie te Middelburg binnen. De op 16 augustus 1748 vanuit Middelburg weggezeilde Oostindiëvaarder ‘Geldermalsen’ voor een reis naar de Oost vergaat bij Malakka en Sumatra. 92 opvarenden verdrinken; 32 overleven. Het schip was eigendom van de V.O.C. en werd ingezet voor de handel tussen Batavia, China en Indië. De voor die tijd zeer kostbare lading bestond uit Chinees porselein, thee en 147 baren goud. In deze tijd komt het theedrinken steeds meer in gebruik en raken Chinese theeserviezen steeds populairder.

* * *

Stadsbestuurders zijn in 1752 de burgemeesters Cornelis de Mol en Jacob van de Kreke, de schepenen Jan Peere, Pieter Abramse, Johan Schets, Casper Visser en Carel de Niet en de raden Cornelis van Ginhoven, Gerrit van der Leye, Dirk Broeder en Elias Bricx.

Dit jaar overlijdt een oudgediende in het Stadsbestuur: de bakkersbaas uit ‘De Swarte Ruyter’ aan de Westdijkstraat Dirk Broeder. Vele malen diende hij beurtelings als burgemeester, schepen en raad. Ook was hij Ontvanger van de Huisschatting. In zijn plaats wordt aangesteld Johan Schets. Het raadslid Elias Bricx vertrekt naar Veere.

De verpachtmaaltijd wordt naar ouder gewoonte gehouden ‘op de meeste minnagie’. Niettemin dient de wijnkoper Cornelis Balguerie een rekening wegens leverantie van wijn in van £ 12.13.8 Vlaams (circa ƒ 75). Vaste leveranciers voor de maaltijd zijn slager Hermanis Harthoorn voor het braadvarken, de hoenders, de lamsbouten en de kalkoenen, de visser Boudewijn Joosse Grootjans voor de vis en de garnalen, de Middelburgse banketbakker voor het banket en de taarten, bakker Broeder voor het Franse brood, de hovenier Adriaan Joosse voor groenten, fruit, noten, druiven en perziken, de tabakkerver Abram van Damme voor tabak, Gerrit Wondergem voor boter en kaas en Jan Peere voor winkelwaren.

In december leest burgemeester Cornelis de Mol ‘een sekere waarschouwinge voor nopens den ontfanck van het Hollands Licent, gearresteerd bij het College ter Admiraliteit op de Mase te Rotterdam van 19 december 1752, dewelke aan hem was ter hand gesteld door Cornelis van Ginhoven, Hollands commies binnen deze stad met versoek volgens syn become order dat deselve mogt worden gepubliceerd ter plaatse waar sulks gewoon is te geschieden’. Het Stadsbestuur besluit dit verzoek niet in te willigen en ‘ons daarvan geëxcuseerd te houden, alsoo hetselve in alle de andere steden dezes eilands is geweigerd en van de hand gewesen’.

* * *

Zeer beducht is het Stadsbestuur voor degenen die zich in de stad metterwoon willen vestigen. Lang niet iedereen wordt zo maar toegelaten, ook al zijn het van oudsher Arnemuidenaars. Vier jaar geleden is Job van Belsen met ‘zijn famielje’ van hier naar elders vertrokken. In januari komt Van Belsen te overlijden en bij geruchte is vernomen dat z'n weduwe met zes kinderen terug wil keren naar Arnemuiden. Eenparig besluit men dit niet toe te laten, omdat het gezin dan ongetwijfeld ten laste van ‘den armen’ zou komen.

In februari wordt ertoe overgegaan om een ‘klapperman’ (een nachtwaker) aan te stellen. De oorzaak is dat er verscheidene malen kort na elkaar op vele plaatsen binnen de stad ‘s nachts is gestolen. Als klapperman benoemt men Levinus Waleveld op een loon van zes stuivers per nacht ‘mitsgaders een hoed smeekolen in 4 jaar’. Bovendien krijgt hij ‘een klap, sydgeweer, halve pieck en een rok’. Enkele leden van de vroedschap belasten zich om samen met de secretaris een Ordonnantie voor de klapperman op te stellen ‘mitsgaders een cohier van het klappergeld om de coste goed te maken’.

Uit de Ordonnantie voor de nachtwacht of klapperman volgen hierna enkele artikelen:

Artikel 1.
Den nagtwaker ofte klapperman sal tot synen coste moeten houden een hont, maar sal aan hem gegeven werden de klap, seydgeweer en halve pieck en een Rok waarmede deselve de ronde sal moeten doen.

Artikel 2.
Den klapperman sal syn geweer en rok wel moeten bewaren en onderhouden en alle hetselve restitueren en weder geven soo wanneer hy van syn bediening afgaat oft quam te overleyden.

Artikel 4.
Den klapperman sal gehouden wese syne ronde te doen alle uuren met het slaen van de klok door alle de strate deser stad mitsgaders langs de Zuydwalle van het oostende tot de Tolpoort, te weeten van den 15 november tot den 15 january tot ‘s morgens ten 5 uuren en van den 16 january tot den 15 maart tot ‘s morgens ten 4 uuren, van den 16 maart tot den 15 mey ‘s morgens ten 3 uuren en van den 16 mey tot den 15 july tot ‘s morgens ten 2 uuren en van den 16 july tot den 15 september tot ‘s morgens ten 3 uuren en van den 16 september tot den 15 november tot ‘s morgens ten 4 uuren en sal des avonts met het slaan van den klok moeten beginnen van den eersten april tot den laatsten september om syn ronde te doen ter elf uuren en van den eerste october tot den laetsten maart ten tien uuren sonder dat denselven hiervan mag blyven in gebreke.

Artikel 6.
Den klapperman sal alle drie off vier huysen 3 maal klappen en dan met een roepe de uuren die sal hebben geslage sonder enig ander gerel daar onder te mengen.

Artikel 7.
Indien den klapperman in het omgaan bevint onraet tsy door brant of dieve in huyse, schepen of andre plaatsen alsmede van enige moetwille, sal denselve gehouden syn den menschen daervan te waarschouwen gelyk hy mede sal doen aan degene die hare huysen niet wel hebben gesloten.

Degenen die weigeren om het klappergeld te betalen zullen ‘by mankement uit de stad geset’ worden.

Levinus Waleveld kan vermoedelijk niet rondkomen met zijn nachtwakersloon van zes stuivers per nacht. Hij mag ook wijn- en bierwerker binnen de stad worden.

In december constateert het Stadsbestuur dat van tijd tot tijd zeer veel bedelaars binnen de stad langs de huizen komen bedelen tot grote overlast van de burgerij. Dit is aanleiding om ‘s Heeren Dienaar te gelasten ‘om van nu voortaan alle sodanige bedelaars de stad uit te leiden en sulks niet te gedogen’. Hij zal er enige tijd werk van moeten maken dit te voorkomen.

* * *

Met Sinte Catryne 1752 vervallen de pachten van de stadsweidegronden. Deze worden opnieuw verpacht voor 7 jaren.
De stadsbode Herremanis Harthoorn mag de dokweide (‘de Dokke’) weer pachten. En Aryaen Joosse, de hovenier, pacht opnieuw de Noortwalle, de Singel tot het Molenpoldertje, de Keetdijk, het Nieuwerkerkse kerkhof en de galgenberg voor de totale som van 20 ponden Vlaams per jaar. Ook de pachttermijn van de stadsvest loopt af. Deze wordt publiek en met de stokke voor 7 jaar verpacht.

De veerman op het Nieuwland, Cornelis Cornelisse, overlijdt dit jaar. Zijn weduwe krijgt ontslag van de resterende pachtsom, mits ‘zij een andere pagter tot het veer in haar plaats tot genoegen van de regering beschikt heeft’. Kort daarop verzoekt een zekere Aryaan Zeeuw om veerman te mogen worden. Dit wordt echter ‘omme redenen afgeslagen’.

* * *

Als timmermansbaas mag zich in maart in de stad vestigen Maarten Adriaanse uit Oostcapelle. Hij volgt de overleden Pieter Beaufort op in de timmermanswinkel, gevestigd in de drie huizen aan de oostzijde van de Noordstraat ‘De Schave’, ‘De Beitel’ en ‘De Zaag’. Bijna 30 jaar lang zal baas Adriaanse hier z’n bedrijf uitoefenen. Ook zal hij zeer vele jaren lid van het stadsbestuur zijn.

* * *

Voor de Hervormde Gemeente gaat het jaar niet zonder beroeringen voorbij. In de kerkenraadsvergadering van de 5e maart wordt gemeld, dat ‘op 18 januari, de Dag des Heeren, de commies Pieter van der Nol ‘s namiddags uit de kerk is gegaan op het sien inkomen van Leendert Ketelaar, z’n neef, en heeft zich begeven ten huize van de arbeider Klaas Klaasse en hem te werk gesteld om een ton vlees met een kruiwagen voor hem van het Hoofd (alwaar het dien dag van Kamperland was gekomen) af te halen en ten huize van P. van der Nol te brengen, ‘t welk van Klaasse ingewilligd zijnde, is uitgevoerd’. Verder wordt opgemerkt dat de commies naar de vleesaccijns is gegaan……..(uitgewist) ten blyk dat zijn vlees was aangegeven, dog de vrouw had geantwoord …… (uitgewist) het vlees maar zoude inslaan …… (uitgewist), dat zy het haar man zou berichten en morgen een briefje toezenden zou’.

Deze rapportage is het vermelden waard omdat tegen deze achtergrond de gebeurtenissen rondom de persoon van Van der Nol in de komende jaren bezien moeten worden.
Bij het vermelde in het kerkelijk Actenboek hebben de classispredikanten Wilhelmius, ‘s Gravenzande en Bruistius aangetekend, ‘dat met kwade opzet overal bladzijden uitgescheurd en regels doorgewist zijn’. In de volgende jaren zijn dergelijke verminkingen op tal van plaatsen aangebracht, waarbij tevens dezelfde verklaring van de Middelburgse predikanten is geschreven. De kerkenraad acht het gepasseerde op de 18e januari schennis van de Dag des Heeren. Van der Nol wordt onder censuur gesteld. Hij verklaart echter plechtig tegenover de kerkenraad dat het bezorgen van vlees buiten zijn weten is geschied. De kerkenraad kan weinig anders doen dan geloof hechten aan z’n verklaring. Ook hier zijn regels uitgewist.

Later in het jaar is Van der Nol ook betrokken bij een duistere kwestie over de afwikkeling van een boedel van een zekere Ruth van der Meulen. Ds. La Motthe bespreekt deze kwestie bij Van der Nol aan huis, waarbij hij belooft alles voor de kerkenraad te zullen openleggen. Helaas, wanneer Van der Nol voor de kerkenraad verschijnt ontkent hij al hetgeen hij met de predikant heeft afgesproken. Ook hier zijn in het notulenboek regels onleesbaar uitgewist.
En in december komt zelfs in de kerkenraad ter sprake dat ‘de commies Van der Nol en de secretaris Casper Visser op de Markt met elkander openbaar hebben gekeven’. Beiden verzoenen zich met elkaar, maar delen de kerkenraad mee zich, ondanks de gegeven vermaning, gewoon ten Avondmaal te zullen begeven. Niettemin blijkt bij de eerste gelegenheid dat Casper Visser ‘zich van het Avondmaal onthouden heeft, doch met verontwaardiging gezien heeft dat Van der Nol toch tot de tafel genaderd is’. Ook hier zijn weer enkele regels onleesbaar gemaakt.

* * *

Op de 17e april komt de kerkenraad tot de volgende trieste conclusie: ‘Dewyl de ongodsdienstigheid der gemeente groot is en byzonder ook die van de armen, welke gealimenteerd wordende, seer zeldzaam de openbare godsdienst bywonen, is besloten dat door de predikant van de preekstoel zal worden aangekondigd, dat alle die van de armen (diaconie) enig weekgeld genieten en de godsdienst(oefening) niet bywonen, deselve voor die week hetgeen zy gewoonlyk trekken, zal worden onthouden’.

In mei wordt gememoreerd dat ‘op het pinksterfeest sommigen in herbergen hier en te Kleverskerke onder ‘t geklank van de Fiool zyn geweest en Hermanis Harthoorn, herbergier in ‘De Pool’, tegen het verbod van de magistraat op het door de predikant gedane verzoek geen fiool of speelman in de herberg toe te laten, een speelman ten zynen huise genomen had’.
In september wordt geconstateerd dat diverse personen op de Middelburgse jaarmarkt dronken zijn geweest en hebben gevochten. Omstreeks deze tijd woonde er op de Beestenmarkt in Middelburg een gezelschap haveloze speellieden. Op een uithangbord stond geschreven: ‘Hier gaat men uit spelen op bruiloften en vrolykheden’, terwijl er ook een strijkstok en viool op uitgebeeld stond.

Opmerkelijk is ook de vermelding over Cornelia Berk. Nadat haar man naar Oostindië is vertrokken, zet ze zich met vier kinderen, waaronder twee zeer gebrekkige, binnen Arnemuiden neer. Dit kan zware lasten voor de armenkas betekenen, zo constateert de kerkenraad. De burgemeester wordt verzocht deze vrouw te gelasten de stad te verlaten (!).

Dit jaar zijn aftredend de ouderlingen Cornelis Blauwert en Jacob de Rijke en de diakenen Cornelis Cornelisse (de zoon van ouderling Cornelisse) en Cornelis Blaasse. Gekozen worden tot ouderling Job Cornelisse en Maarten Kervink en tot diakenen Daniël Kervink en Rijk Rijkse. 17 personen leggen geloofsbelijdenis af. De kerkenraad besluit dat voortaan alle ouderlingen, vanaf de oudste tot de jongste, bij toerbeurt de predikant zullen vergezellen op huisbezoek.