1695

1695 begint met de luisterrijke intocht in Londen van Prins Willem III als Koning van Engeland. De hartelijke ontvangst daar houdt verband met de algemene verwachting van een spoedige vrede. Omstreeks deze tijd is het in Europa zeer onrustig. Onophoudelijk zijn landen als Frankrijk, Spanje en Engeland met elkaar in conflict.

Kort na z’n intocht in Londen overlijdt op de 7e januari in het Paleis Kensington Koningin Mary II van Groot Brittannië en Ierland, de echtgenote van de Stadhouder-koning Willem III, als gevolg van de pokken. Ze is slechts 32 jaar geworden. De ontsteltenis is alom groot. Door haar vriendelijke en goedhartige aard heeft ze in de loop der jaren de sympathie van iedereen in haar omgeving gewonnen.
Met het oog op de erfopvolging (Stadhouder-koning Willem III is kinderloos) wordt de Friese Stadhouderszoon Johan Willem Friso bij testament tot universeel erfgenaam benoemd.

In het voorjaar verovert Stadhouder-koning Willem III Hoei in de Zuidelijke Nederlanden op de Fransen. In mei verlaat hij Engeland en vertrekt, na een kort verblijf op Paleis Het Loo, naar z’n troepen in Vlaanderen. Begin juli slaan de troepen het beleg voor Namen. Op 4 augustus geeft de Franse bezetting zich over.

Ook op zee dreigen allerlei gevaren. Zo kwam het enkele jaren geleden (in 1687) nog voor dat zich een vloot van Algerijnse zeerovers voor de monding van de Schelde vertoonde. Een historieschrijver meldt ‘dat men nu wel kon zien dat de Schrik van de Algerijnse barbaren, Michiel de Ruyter, overleden was (in 1676)’. Ook de Duinkerker kapers maken de Zeeuwse en Hollandse wateren onveilig. Ze laten zich zelfs soms op het Vlie en voor Willemstad zien. Een Engels-Nederlandse vloot doet in augustus een mislukte aanslag op Duinkerken.

Omstreeks deze tijd komen er soms wonderlijke en grote natuurrampen voor. Zo was er in januari 1682 een verschrikkelijke watervloed. In Zeeuws Vlaanderen braken de dijken door en stroomde het water tot voor Brugge. Geheel Noord- en Zuid-Beveland liep toen onder water. Ook brak de Westkapelse zeedijk door en stroomde een groot deel van Walcheren onder water, waaronder het Molenpoldertje bij Arnemuiden.
Ook in 1684 was er een bijzondere weersgesteldheid. De winter was toen zo streng, dat de ijsvermakelijkheden niet op de binnenwateren maar op de Zeeuwse stromen plaats hadden.
En in de jaren 1697 en 1698 valt er buitengewoon veel regen, waardoor er een groot gebrek aan levensmiddelen ontstaat.

* * *

Arnemuiden begint omstreeks deze tijd steeds meer te kampen met het grote verval. Hoewel er in de 17e eeuw nog enige opbloei kwam, is het toch niet mogen gelukken de stad weer in haar vroegere welvaartstaat terug te brengen. De verzanding van het vaarwater neemt steeds meer toe. En hoewel er enorme sommen besteed worden om het op diepte te houden, raakt de stad steeds meer in verval.
Steeds meer oude, monumentale huizen en gebouwen worden gesloopt. In 1685 al verboden de Gecommitteerde Raden van Zeeland te Arnemuiden huizen af te breken.

De visserij is in de 17e en 18e eeuw de voorname steun van de vervallen stad. Ook de zoutnering vormt, samen met de visvangst, één van de steunpilaren. Om de bloei van de zoutnering te bevorderen komen de gildenbroeders van de pan- of zoutnering overeen om ‘geen stinkebak of meluezout’ te kopen of in de zoutketen te brengen. Zelfs wordt een boete van ƒ 1.000 op elke overtreding hiervan gesteld ‘teneinde de goede naam van het Arnemuidse witte zout te bewaren’. Dit besluit van de gildenbroeders staat vermoedelijk in verband met klachten van het Stadsbestuur van Keulen. In de vroege herfst geleverd zout om vlees te zouten zou bedorven geweest zijn. De pannebazen verklaren echter weinig zout naar Keulen geleverd te hebben. Ze veronderstellen dat anderen op hun naam er slecht zout hebben ingevoerd. Het Stadsbestuur geeft hiervan bericht aan de stad Keulen.

* * *

Het Stadsbestuur (ook wel genoemd de magistraat of de vroedschap) wordt gevormd door de beide burgemeesters Daniël van der Schilde en Michiel Verhage (de latere secretaris), de schepenen Dirck Tops (schoolmeester), Jan Bomme (lakenkoopman), Pieter Blieck (smidsbaas) en Jan Meertens en de raden Jacob Broeder (bakkersbaas), Rogier van der Burgt (tevens secretaris), Dirck van Delmerhorst en Jan Cornelisse Knegt. De regenten Tops, Van der Schilde, Van der Burgt en Verhage hebben al vele jaren zitting in de vroedschap.

Op deze kaartjes uit het boek 'Tussen Afsluitdammen en Deltadijken' van M.H. Wilderom is de ontwikkeling van het vaarwater voor Arnemuiden van de 16e tot de 20e eeuw en de haventoegangen naar Middelburg duidelijk te zien.

Iedere week, op vrijdag, vergadert het Stadsbestuur op het Stadhuis. Ook zijn er wekelijks twee rechtsdagen van de Vierschaar, op dinsdag en zaterdag. De leden moeten dan om 9 uur op het Stadhuis aanwezig zijn. Ze verbeuren 9 groten (ongeveer 22½ cent) wanneer ze meer dan een kwartier te laat komen. Tot verduidelijking: tot na de Franse tijd rekende men in ponden, schellingen en groten Vlaams. 1 pond telde 20 schellingen en 1  schelling 12 groten. 1 pond is ƒ 6, 1 schelling ƒ 0,30 en 1 groot ƒ 0,025.

Secretaris van het Stadsbestuur is Rogier van der Burgt. Hij is afkomstig uit Middelburg en in 1681 te Arnemuiden gehuwd. Over hem zijn nogal wat klachten. In het stadhuis voert hij een slecht beheer. Alles is over tijd. De jaarrekeningen sluiten niet. Besluiten worden niet goed genotuleerd of uitgevoerd. Zijn handschrift in het notulenboek is overigens zeer moeilijk leesbaar.

Het Stadsbestuur neemt dit jaar ook weinig vermeldenswaardige besluiten. Toestemming wordt gegeven om het huis ‘Het Moriaans Hooft’ af te breken, mits geen materialen te vervoeren voor dat het opgebouwd is.

* * *

In deze jaren vestigen zich vele Hugenoten uit Frankrijk en Zuid-België in Zeeland en met name op Walcheren. Ook in Arnemuiden komen diverse hugenotengezinnen wonen. Dit is een gevolg van de herroeping van het Edict van Nantes in 1685. Daardoor komen vele Hervormden uit Frankrijk gevlucht. Op verscheidene plaatsen ontstaan Waalse gemeenten. De in Arnemuiden gevestigde vluchtelingen krijgen van het Stadsbestuur in 1686 vrijdom van stadsaccijns (belastingen). Vermoedelijk is het aantal Franse Hugenoten te klein om te Arnemuiden een Waalse gemeente te stichten.

Wel werd in 1692 aan Pierre le Gaij vergund te Arnemuiden een Fransche kostschool te houden. Uit het archief blijkt overigens niet of hij van deze vergunning gebruik heeft gemaakt.

Enkele vluchtelingen die zich deze jaren met hun gezinnen in Arnemuiden vestigen zijn Valentin Jacobs uit Hasselt in Luikerland, Robert Waleijs van Cortrijk in Vlaanderen, Willem Lacroo, Pieter Tijtgat uit Wacken in Vlaanderen, Pieter Houbrij uit Calais in Frankrijk, Samuel Laurent uit Vassy in Frankrijk, Francois David uit Aath in Henegouwen, Joos Dankert uit Bellem in Vlaanderen, Joos de Lernu uit Vlaanderen, Gerrit van de Velde uit Melle in Vlaanderen, Pieter Beckaart uit Doornik, Pieter Mijnaar uit Camerik in Vlaanderen en Francois van de Berge uit Vlaanderen.

* * *

De Hervormde Gemeente wordt al sinds 1682 gediend door de predikant ds. Jacobus Zuérius, geboren in 1638 te Lilloo. Hij is een zoon van ds. Henri Zuérius Boxhorn van Terneuzen, een broer van de bekende Zeeuwse kroniekschrijver Marcus Zuéris Boxhorn. Als kandidaat werd hij bevestigd tot vlootpredikant in 1666. Nadien was hij predikant te Krabbendijke vanaf 1671 en te Wolphaartsdijk vanaf 1678. Op 1 april 1710 gaat ds. Zuéris op 72-jarige leeftijd met emeritaat ‘wegens hoge ouderdom’. Hij huwde te ‘s-Heer Hendrikskinderen in 1675 met Cornelia Verbergh en voor de tweede maal te West Souburg in 1695 met Abigaïl Immens, geboren in 1658 te Schijndel als dochter van ds. Robertus Immens, de broer van de bekende Middelburgse predikant ds. Petrus Immens.

1696

In februari doet Frankrijk een vergeefse poging tot een invasie in Engeland. Te ‘s-Gravenhage komen in het voorjaar vertegenwoordigers van de anti-Franse coalitie bijeen om te spreken over de tegen Frankrijk te voeren campagne. Bij alle partijen blijkt echter een hang naar vrede te overheersen. In de daarop volgende maanden wordt druk onderhandeld tussen vertegenwoordigers van de Engels/Nederlandse Stadhouder Koning Willem III en Koning Lodewijk de Veertiende van Frankrijk. Men spreekt al over afgevaardigden voor een te houden vredescongres.

 Op de 25e maart overlijdt de jonge Stadhouder van Friesland, Groningen en Drente Hendrik Casimir II op 39-jarige leeftijd. Hij wordt opgevolgd door z’n 8-jarige zoon Prins Johan Willem Friso, die vorig jaar al door de Stadhouder-koning Willem III tot z’n enige erfgenaam is aangewezen. Overigens benoemen de Staten van Drente Stadhouder Prins Willem III tot erfstadhouder. In deze maand beramen de Jacobieten in Engeland een aanslag op het leven van de Stadhouder-koning Willem III, maar deze wordt verijdeld.

De Verenigde Oost-Indische Compagnie beleeft in deze tijd haar ongekende bloei. Het bestuur van de Compagnie, gevormd door de Heren Zeventien, stelt een ‘Lyste van victualiën en Ordre op de rantsoenen’ op. Deze lijst is voortaan verplicht voor alle schepen die uitvaren naar de Oost.
In opdracht van de Verenigde Oost-Indische Compagnie vertrekt dit jaar de zeevaarder Willem Hesselsz de Vlamingh naar het Zuidland. Na zijn expeditie naar het Zuidland komt hij op de 20e maart 1697 in Batavia aan. De V.O.C. sluit dit jaar ook een akkoord met de radja van Ceylon en stelt enkele havens open voor de Singalese handel.

* * *

Dit jaar verschijnt ook de Cronyk van Zeeland van Mattheüs Smallegange. De kroniekschrijver werd in december 1624 te Goes geboren. Hij stamde uit een oude Goese regentenfamilie. In 1710 overleed hij in z’n geboortestad Goes op 85-jarige leeftijd. Tientallen jaren verzamelde Smallegange de gegevens en bouwstoffen voor zijn Cronyk. In de bijna 800 grote bladzijden tellende Cronyk van Smallegange is ook de Chronijck van Zeeland van Johannes Reygersberg en de aanvullingen daarop van Marcus Zuerius Boxhorn opgenomen. De animo voor de Kroniek van Smallegange is niet bijster groot. Hij moest zelf twee jaar lang de hele provincie ‘en d’ omliggende frontieren’ bereizen ‘om de liefhebbers te animeren om in te teijkenen’.

Over Arnemuiden komen enkele zeer interessante bijzonderheden in Smallegange’s Cronyk voor. We noemen z’n beschrijving van de oude welstand en welvaart van de stad ‘noch overig in de geheugenisse van eenige grijse mannen’. Deze oude mensen vertelden Smallegange aan het eind van de 17e eeuw ‘dat de inkomende schepen quamen door Croonens gat, tusschen den Stinckaert en St. Joosland, van Rammekens of het Vlakke af tot tegens het slik van Arnemuiden. Dat de schepen drie dik lagen voor Arnemuiden, en aldaer sulken ebbe gink, dat matroos vreesde voor de groote schepen met de boots te komen, ja, dat de diepte soodanig was, dat schepen van 300 lasten, krijgende gaten in de boeg door hare ankers, of andersints verwaerloost of gequetst werdende, soo diep quamen te sinken, dat men korts daer naer geen teiken meer van de vlagge kon beoogen’.

Smallegange merkt als ooggetuige aan het eind van deze eeuw over Arnemuiden op: ‘Dit erbarmelijk en doodbleek wesen blijft dese Stad noch aen tot den dach van heden, zijnde weinig bewoont, en siende sijne eertijds prachtige Huisen eensdeels tot steenhoopen verandert, anderdeels den val dreigend’.

* * *

De magistraat bestaat tot 1795 uit 2 burgemeesters, 5 schepenen en 5 raden. Elk jaar treedt één van beide burgemeesters af. Uit de vroedschap wordt dan een nieuwe burgemeester gekozen. In 1696 wordt tot burgemeester verkoren de schoolmeester Dirck Tops en tot schepenen Michiel Verhage (wonend in het huis ‘De Bruynvis’ aan de Westdijkstraat), Jan Cornelis Knegt (wonend in het huis ‘De Goudsbloem’ aan de Westdijkstraat) en Dirck van Delmerhorst (wonend in het huis ‘Het Katje’ aan de Markt). De andere regenten zijn Daniël van der Schilde, de koopman Jan Bomme, de smid Pieter Blieck, Jan Meertens, de secretaris Rogier van der Burgt, de bakkersbaas Jacob Broeder en de timmermansbaas Gerrit van der Leye.

Een afdruk van pagina 603 over de vroegere geschiedenis van Arnemuiden uit de Cronyk van Mattheus Smallegange.
Een afdruk van pagina 603 over de vroegere geschiedenis van Arnemuiden uit de Cronyk van Mattheus Smallegange.
Een afdruk van pagina 605 uit de Cronyk van Mattheus Smallegange.
Een afdruk van pagina 605 uit de Cronyk van Mattheus Smallegange.

Voor rekening van de stad komen de stadsdiender Adriaan van der Gught, de stadsbode Hendrik Steenbacker, de klokluider Adriaan van der Vest, de vroedvrouw Styntie van der Leye en de ‘opwinder van het horloge’ ofwel de kloksteller Pieter Blieck.

Het Stadsbestuur laat dit jaar twee koperen lichtkronen voor de kerk maken. Hiervoor worden aan de koperslager Jacob Beijers 24 ponden Vlaams betaald. In 1686 werd namelijk besloten ‘de grooten kroon in de kerk te vermangelen en naar een bequame kroon uit te zien’.
Nog steeds bevinden deze 300 jaar oude lichtkronen zich in Arnemuiden, de ene in de raadszaal van het Stadhuis en de andere in de Hervormde Kerk.

In september houdt het Stadsbestuur weer de jaarlijkse verpachtmaaltijd. Uit de Stadsrekening blijken hiervoor de volgende leveranties voor in totaal £ 75.13.11, te weten:

  • Anthoni Tobiasse: wijn £ 7.18.10
  • Abraham Pieterse: wijn £ 8.17.09
  • Anthoni Decker: pastey en gebak £ 7.19.06
  • Aert van Stasten: banket £ 6.03.03
  • Valentyn Jacobs: vlees £ 6.05.04
  • Jan van de Schilde: vlees £ 9.18.02
  • Jacob Broeder: brood £ 2.06.04
  • Mary Backers: brood £ 0.12.02
  • Adriana van Langschoot: brood £ 0.13.07
  • Janna Pille: winkelwaren £ 2.05.00
  • Catalyne: groente £ 0.11.04
  • Sara Goewijn: winkelwaren £ 4.04.07
  • burgemeester Bomme: winkelwaren £ 13.12.10
  • bediening en schoonmaken £ 2.14.00
  • de rendant wegens verschotten £ 3.13.00

* * *

In januari worden de stadswallen met bomen beplant. Afbeeldingen van Arnemuiden wekken de indruk van lommerrijke stadswallen. De houtopbrengst zorgt voor een belangrijke inkomstenbron voor de stad.
Er wordt een bestek opgemaakt om het Hoofd buiten de Tolpoort te herstellen. Ook besluit het Stadsbestuur het haventje van de stad ‘op gevoegelyke wyse’ te repareren.

Chirurgijn of geneesheer is omstreeks deze tijd Jan Cuertin. Als nevenverdienste houdt hij ook een scheerwinkel. Hij vraagt het Stadsbestuur ‘het scheren buiten syn chirurgijns winkel te verbieden’. Daarop besluit de magistraat dat ‘niemand van nu voortaan zal vermogen publiekelijk te scheren als daar bekkens uithangen’.

Dat de tijden onrustig zijn blijkt wel uit hetgeen de stadsbode moet omroepen. De burgers worden ‘bij deze conjunctuur van tyden’ gewaarschuwd dat ieder zich ‘van een behoorlyk geweer sal hebben te voorsien met cruid en loot om in tijt van noot te gebruijken, twelk God verhoede’.

* * *

Opnieuw komen er dit jaar klachten binnen van de Duitse Rijnstad Keulen over de kwaliteit van het geraffineerde Arnemuidse zout.

Het Middelburgse schippersgilde maakt bezwaar tegen de schippers van Arnemuiden die winkel- en andere waren ten dienste van de Middelburgse kooplieden laden. Die van Middelburg pretenderen dat dit door Middelburgse schippers gedaan behoort te worden. Dit zou echter tot ongerief en grote kosten van de burgerij van Arnemuiden zijn. Het Stadsbestuur vaardigt enkele vertegenwoordigers af om daarover ‘de burgemeester van Middelburg te begroeten’. Deze commissie bestaat uit de beide burgemeesters, secretaris Van der Burgt en de schepen Michiel Verhage.

1698

Hoewel vorig jaar de Vrede na de Negenjarige Oorlog werd gesloten ontstaat er opnieuw onrust onder de grote Europese landen: Engeland, Frankrijk, Spanje en de Nederlanden. De oorzaak hiervan is dat de Spaanse Koning Carlos II kinderloos overlijdt. Bij testament heeft hij z’n achterneef Jozef Ferdinand tot universeel erfgenaam aangewezen. Echter, zowel de Franse Koning Lodewijk de Veertiende als de Stadhouder-koning Willem III voelen meer voor een verdeling van de Spaanse erfenis. In Londen onderhandelt Willem III met de Franse gezant over de Spaanse Successie (opvolgings)kwestie. Dit leidt op de 11e oktober in ‘s-Gravenhage tot een verdelingsverdrag tussen de Republiek der Verenigde Nederlanden, Engeland en Frankrijk over de Spaanse monarchie. Dit gegeven is van belang omdat de Zuidelijke Nederlanden hierbij een belangrijke rol spelen.

De Russische Tsaar Peter de Grote verblijft dit jaar vijf maanden incognito in ons land. Vooral neemt de Tsaar goed op hoe de scheepsbouw en de zaagmolens in de Nederlanden zijn opgezet.

Vermeldenswaard is ook dat er dit jaar een grote voedselschaarste in ons land heerst. Evenals vorig jaar valt er in 1698 buitengewoon veel regen. Aan alle soorten van granen en andere veldgewassen is grote schade toegebracht. Er ontstaat grote schaarsheid van levensmiddelen. Het gevolg daarvan is een grote duurte, zodat men de tarwe tegen twaalf gulden de zak verkoopt. Naar deze prijs regelen zich al de andere levensmiddelen. In verscheidene steden leidt dit tot opstanden onder het volk.

* * *

De benoeming van de nieuwe leden van de magistraat (een burgemeester en drie schepenen) geschiedt dit jaar door Zijne Majesteit van Groot Brittannië, Koning Willem III. Onze stadhouder is in 1695 immers Koning van Engeland geworden.
Tot burgemeester wordt gekozen Michiel Verhage en tot schepenen Jan Bomme, Pieter Blieck en Gerrit van der Leye.

Tot oversten (overdekens) van de gilden worden benoemd de volgende leden van het Stadsbestuur: Dirck Tops over de timmerlieden, Michiel Verhage over de kleermakers, Jan Bomme over de tappers, Pieter Blieck over de wagenaars, Dirck van Delmerhorst over de kramers, Gerrit van der Leye over het Sint Jansgilde voor de arbeiders. Weesmeesters worden Dirck Tops, Daniël van der Schilde en Jacob Broeder en kerkmeesters Michiel Verhage en Jacob Broeder.

Het lid van de vroedschap Dirck van Delmerhorst heeft zich in 1695 vanuit de stad Leiden in Arnemuiden gevestigd. Hij woont aan de Markt in het huis ‘Het Katje’.
Ongenoegen bestaat dit jaar over de gewezen baljuw Kempe. Hij is nalatig om zijn achterstallige huisschatting te betalen.

Ook verscheidene andere functies worden verdeeld. Tot ’stadsdiender’ (algemeen spreekt men over ‘s Heeren Dienaar) wordt aangesteld Francois Warloo. Hij woont in het huis ‘De Bane’ aan het noord/oosteinde van de Langstraat. In de plaats van de naar elders verhuisde stadsbode Laurent Steenbacker wordt benoemd Jacob Meurs. Adriaan Coutzijn en Marinus Adriaensen mogen ‘de bediening van de grofzout mate en het bakenen van de kille’ uitoefenen.

* * *

Arnemuiden had vanouds vijf poorten in de stadswallen. De bekendste zijn de Middelburgse poort, de Veersche poort en de Tolpoort. Ook de poorten verkeren in deze tijd in verval. Zo komen we in juni het bericht tegen dat de Middelburgse Poort slecht is en hiervan ’peryckel te wagten staat’. Om ongemak te voorkomen besluit het Stadsbestuur om de Poort te laten inspecteren ’waar het ‘t meest aan schort’ en hoe deze het best zal kunnen worden hersteld. Tegelijk besluit men de Veersche Poort te repareren ‘met de gaten toe te maken om te blyven staan zo lang mogelyk’. Wel worden de deuren van beide poorten er uit genomen en verkocht voor de som van £ 2:8:6.

Wat dit jaar ook verkocht wordt is ‘de silveren vergulde kelck en de silveren lepel’. De opbrengst hiervan is £ 4:13:3. Vermoedelijk heeft deze kelk deel uitgemaakt van de hoofdprijs in verband met de enkele jaren geleden gehouden loterij.

De verpachting van de gemeentelijke percelen is elk jaar weer een belangrijke gebeurtenis. Het Stadsbestuur houdt ter gelegenheid hiervan jaarlijks een verpachtmaaltijd.

De windkorenmolen wordt opnieuw verpacht aan de molenaar Joris Haeck. Ook de ‘Meulenpolder’ (het huidige Tuindorp) wordt weer voor 7 jaren verpacht aan de brouwer Cornelis Angillis van de bierbrouwerij voor 7 ponden Vlaams per jaar. Dit onder de voorwaarde dal hij gehouden is de dijk van de Molenpolder 5½ voet uit te zetten en ‘van onder tot boven aan de kruin op te vullen en te krammen, dewyl deselve seer slegt is en dient verzwaard te worden’. Ook de zuidzijde van de wal, de singel en de galgenberg worden opnieuw publiek verpacht. Voor de zuidzijde van de wal komt in aanmerking Zacharias de Niet.

Het valt overigens niet mee bij de jaarlijkse verpachting het een ieder naar de zin te maken. In oktober vermeldt het notulenboek: ‘Dewijl de pagters onder malcanderen weten te colluseren (samen te spannen) en te complotteren wegens de stadspagt en dan onder malcander setten tot merckelijke prejuditie (nadeel) van de stad’. Het Stadsbestuur beraadt zich op maatregelen hier tegen.

Een ingekleurde tekening uit het archief van een gedeelte van de stadswal en de Veersche Poort, de Walcherse dijk naar Veere en het haventje met de daarachter liggende houwer uit 1590.
Een ingekleurde tekening uit het archief van een gedeelte van de stadswal en de Veersche Poort, de Walcherse dijk naar Veere en het haventje met de daarachter liggende houwer uit 1590.

1697

In september sluiten Engeland en de Republiek der Verenigde Nederlanden een vredesverdrag met Frankrijk. Daardoor komt een eind aan de Negenjarige Oorlog. Eén van de gevolgen van het vredesverdrag is dat de zogenaamde ’Barrière’ in de Zuidelijke Nederlanden (het huidige België) tot de toestand van 1678 wordt teruggebracht. Over dit barrièregebied zullen in de komende tientallen jaren aanhoudende conflicten tussen de omliggende landen zijn. Met ‘de Barrière’ wordt de rij van steden in de Zuidelijke Nederlanden bedoeld, waarin de Republiek van 1715 tot 1783 een bezetting mocht leggen.
De Vrede na de Negenjarige Oorlog is ook in Arnemuiden merkbaar. De Staten van Zeeland verzoeken het Stadsbestuur in oktober de Vrede op plechtige wijze te vieren.

 * * *

Over 1697 zijn weinig bijzonderheden te vermelden. Tot burgemeester in de plaats van de aftredende Dirck Tops wordt uit de op dubbeltal gestelde Jacob Broeder en Michiel Verhage de bakkersbaas Jacob Broeder gekozen.

Nog steeds is het Stadsbestuur zeer ontevreden over haar secretaris Rogier van der Burgt. Met ‘eenparigheid van al de leden deser vergadering’ wordt de secretaris aangezegd dat de magistraat ‘groot misnoegen heeft in deszelfs compartement’. Hij vervult zijn ambt op zeer slechte wijze. Hij krijgt vier maanden de tijd om zijn leven te beteren.

De stadswallen worden verpacht aan Pieter Jacobse Blieck, de in 1689 uit Serooskerke afkomstige smid in de smederij ‘De Dry Hoefyzers’ in de Nieuwstraat. Eeuwenlang was het gebruikelijk dat het vee op de wallen graasde. Ook de watergang wordt ‘uit de hand’ publiek verpacht. Het water in de vesten en de watergangen was in deze tijd nog rijk aan vis. Geregeld komen we ook de aanbesteding van ‘het wieden van de Markt’ tegen. Dit jaar wordt Adriaan van der Gucht hiermee belast in de plaats van Adriaan Damsté.

* * *

Het schijnt dat vele oude huizen in bouwvallige toestand verkeren. Want het Stadsbestuur besluit in december, ’alzo geduurig nog voortgegaan wordt met huyzen af te breken en deselve materialen te vervoeren, niettegenstaande het menigvuldig verbod, tselve andermaal te publiceren en af te lezen van de puy van het Stadhuys en in het toecomende een nauw regard (toezicht) daarop te nemen’.

De diaconie heeft tot nu een armenhuis aan het Sint Jan Leeuwenstraatje (thans de Lionstraat). Dit is zeer bouwvallig. Men besluit dit af te breken, mits op deze plaats een muur aan de straatkant wordt gemaakt.
Ook besluit het Stadsbestuur het haventje van de stad te laten uitdiepen, zonder verder aan haven en kaai bijzondere reparaties te doen.

* * *

De Arnemuidse bierbrouwer van de brouwerij ‘De Waerelt’ op de hoek van de Noordstraat en de Nieuwstraat, Cornelis Angillis, krijgt opnieuw voor een jaar de ‘zuade plaak’ op de oude voet gegund. Wat hieronder verstaan moet worden is onduidelijk. De ‘zuade plaak’ schijnt te Arnemuiden een algemeen bekend begrip geweest te zijn.

Dit jaar vestigt zich Pieter Tijtgat als bakkersbaas te Arnemuiden. Vermoedelijk is de uit Wacken in Vlaanderen afkomstige Tijtgat een Hugenoot. Hij gaat wonen in het huis ‘De Sonne’ boven aan de Markt, op de hoek van de Marktpoortstraat. Eeuwenlang, tot aan het begin van de 20e eeuw, is in dit hoekhuis een bakkerij met bakkerswinkel gevestigd geweest.
De andere bakkersbaas, Jacob Broeder, heeft z'n bakkerij met winkel in het pand ‘De Swarte Ruyter’ aan de noord/west zijde van de Westdijkstraat.

Een afbeelding uit de Cronyk van Smallegange met een gezicht op de stad Arnemuiden aan het einde van de 17e eeuw.
Een afbeelding uit de Cronyk van Smallegange met een gezicht op de stad Arnemuiden aan het einde van de 17e eeuw.

1699

De Spaanse Successiekwestie laait dit jaar in volle omvang op. De door de vorige Spaanse Koning aangewezen troonopvolger, z’n achterneef Jozef Ferdinand, overlijdt in februari aan de pokken. Met dit overlijden wordt de Spaanse erfopvolging opnieuw een strijdpunt tussen de Europese vorsten.

1699 kenmerkt zich ook door de nog steeds grote voedseltekorten in ons land.

* * *

In februari wordt aan de huizen een collecte gehouden voor ‘zoveel arme Franse gerefugieerden (vluchtelingen die om het geloof zijn uitgeweken) uit Zwitsersch Piëmont en de Palts’. De beide burgemeesters brengen de gecollecteerde penningen ter bestemder plaatse in de Abdij bij de Hoogmogende Staten van Zeeland.

Het Stadsbestuur onderneemt pogingen om het orgel uit de oude kruiskerk te verkopen. In maart komen we het bericht tegen: ’Dewijl er luyden om het orgel te coopen sig voor doen, is goed gevonden deselve te veijlen om te vercoopen’. Maar eerst zal men het orgel 'laten visiteren om de wertdije te bepalen en dan daer na ons te reguleren’. Na deze taxatie vernemen we voorlopig niets meer over de verkoop.

Met de molenaar Joris Haeck gaat de stad opnieuw een accoord aan voor de verpachting van de windkorenmolen voor 28 ponden Vlaams per jaar, verhoogd met 2 ponden voor het slijten van de molenstenen.
De ‘kadijc van het geschutt van de Tolpoort’ moet noodzakelijk worden gemaakt. De beide burgemeesters, de thesaurier en de timmermansbaas Gerrit van der Leije worden tot commissarissen aangesteld ‘om ‘t selve ten meeste voordeel van de stad te verrichten’.

Omdat het veer op de Middelburgse Polder per eind september uit de pacht gaat, wordt besloten ‘hetselve publiek metter stocke te verpachten’. Vanwege de krappe financiële middelen besluit het Stadsbestuur dit jaar de gebruikelijke verpachtmaaltijd ter gelegenheid van de jaarlijkse verpachting ‘op de meeste menage aan te stellen en wordt de vrouwen (van de stadsbestuurders) gelast het banquet na te laten’.

Opmerkelijk is dat we omstreeks deze tijd het volgende bericht in de notulen lezen: ‘Dewijl dat er dicwijls moeylijkheden voorvallen, daar door dat dan noodzakelijk is om de moedwille te stillen, is goedgevonden noch een ‘s Heeren Dienaar aan te nemen, indien een bequaam persoon zig aandient by de burgemeester’.

* * *

Een kopie van de door Prins Willem III, Koning van Engeland en Stadhouder van de Nederlanden, ondertekende benoeming van de nieuwe burgemeester en schepenen van het Arnemuidse Stadsbestuur.
Een kopie van de door Prins Willem III, Koning van Engeland en Stadhouder van de Nederlanden, ondertekende benoeming van de nieuwe burgemeester en schepenen van het Arnemuidse Stadsbestuur.

Op de nominatie voor tweede burgemeester worden geplaatst Jacob Broeder, de bakkersbaas uit ‘De Swarte Ruyter’ aan de Westdijkstraat, en de in 1689 uit Serooskerke afkomstige smidsbaas Pieter Blieck uil ‘De Dry Hoefijzers’ boven aan de Nieuwstraat.
Burgemeester Dirck Tops, de schoolmeester, blijft nog één jaar zitten. Van Zijne Majesteit Koning Willem III komt bericht ‘dat het hem belieft heeft de regering te continueren en alles zal blijven als het geweest is’.

We lezen dit jaar ook van een zekere C. Rognault die in de stad is komen wonen en zich hier gevestigd heeft als chirurgijn. Naar oud gebruik wordt hij van stadswege vrijgesteld van de stadsimpost (belastingen).

De (voormalige) baljuw Hubertus Kempe (hij was vanaf 1679 baljuw en vertrok in mei 1693 naar Zierikzee) moet nog steeds een aanzienlijke som aan achterstallige huisschatting betalen. Hij krijgt een aanmaning om dit nu spoedig te betalen, anders zal de lijfrente die hij nog steeds van de stad ontvangt voorlopig worden ingehouden.

* * *

Rond de eeuwwisseling is ds. Jacobus Zuérius nog steeds predikant. Al bijna 30 jaar staat hij te Arnemuiden.

Eén van de 300 jaar oude koperen lichtkronen van 1696. Deze hingen van 1696 tot 1857 in de oude kruiskerk en zorgden daar voor kaarslicht. Na de afbraak van de oude kruiskerk hangt deze lichtkroon in de raadszaal van het stadhuis. Zie het hierover vermelde onder 1696.
Eén van de 300 jaar oude koperen lichtkronen van 1696.
Deze hingen van 1696 tot 1857 in de oude kruiskerk en zorgden daar voor kaarslicht.
Na de afbraak van de oude kruiskerk hangt deze lichtkroon in de raadszaal van het stadhuis.
Zie het hierover vermelde onder 1696.

Meer artikelen...

  1. 1700
  2. 1701
  3. 1702
  4. 1703