1701

Nog steeds woedt er oorlog tussen de Republiek en Engeland aan de ene zijde en Frankrijk aan de andere zijde. Het gaat daarbij o.a. over het bezit van de Zuidelijke Nederlanden.
In maart sluit de Zuidnederlandse landvoogd Maximilliaan Emanuel van Beieren een verdrag met de Franse Koning Lodewijk de Veertiende. Deze laat zijn kleinzoon Filips V de Zuidelijke Nederlanden bezetten.
De Nederlandse en Engelse onderhandelaars eisen daarop van de Franse gezant d’ Avaux dat de Fransen zich uit de Zuidelijke Nederlanden terugtrekken. Maar Koning Lodewijk de Veertiende denkt hier niet over. Hij trekt in mei een leger van 60.000 soldaten langs de grenzen van de Republiek samen. De onderhandelingen leveren geen resultaten op. Eind juli verlaat de Franse gezant d’ Avaux ons land. De Staten-Generaal verklaren zich pessimistisch over de mogelijkheden een oorlog met Frankrijk te vermijden. Op de 4e november verklaart Koning-Stadhouder Willem III in de Staten-Generaal dat oorlog met Frankrijk onvermijdelijk is.

In dit hachelijke tijdgewricht voelt onze Stadhouder, de Koning van Engeland, Prins Willem III, z’n krachten wijken. Hij polst de Staten van Holland over de mogelijkheid zijn universeel erfgenaam Johan Willem Friso tot Stadhouder van Holland en de andere gewesten te verheffen. De Koning-Stadhouder beroept zich daarbij op z’n slechte gezondheid. De Staten willen hier echter niets van weten.

Een afbeelding van de Stadhouder-Koning Prins Willem III.
Een afbeelding van de Stadhouder-Koning Prins Willem III.

* * *

Tegen deze achtergrond moet het gebeuren in Arnemuiden bezien worden. Het stadje verkeert in groot verval. De koophandel en scheepvaart van weleer zijn voorgoed voorbij. Andere steden in ons land beleven thans een ongekende bloei. In de Amsterdamse haven is het nog nimmer zo druk geweest als in deze jaren. Daar lopen dit jaar ruim 3700 schepen binnen. En ook Middelburg, als zetelplaats van de Kamer Zeeland van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC), floreert op buitengewone wijze van de handel op de Oost.

Helaas kunnen we van dit jaar nauwelijks bijzonderheden vermelden. Vanaf 1701 begint een nieuw notulenboek van het Stadsbestuur over de jaren 1701 tot 1715. Maar de eerste 66 foliobladzijden ontbreken. Wellicht is er bij het inbinden iets mis gegaan. Pas vanaf de 21e november treffen we de eerste, zeer summiere berichten aan.

Zo vernemen we dat de lakenkoopman Jan Bomme, voorheen lid van de vroedschap en thesaurier (penningmeester) van de stad, is overleden. In zijn plaats komt Huybert de Bruyn als thesaurier. Deze is rijkscommies/licentmeester te Arnemuiden en zal lange jaren deel uitmaken van het Stadsbestuur, afwisselend in de functies van burgemeester, schepen en raad.
Dit jaar vestigen zich vier personen in Arnemuiden die in latere jaren een belangrijke rol zullen spelen in het Stadsbestuur. Twee van hen zijn genees- en heelmeester. Allereerst vestigt zich hier als heelmeester mr. Pieter Houbry of Aubry, voorheen chirurgijn in Calais in Frankrijk. Hij wordt de 4e januari beëdigd als poorter en ingeschreven in het Poorterboek. Hij zal vele jaren deel uit maken van het Stadsbestuur in onderscheidene functies.
Tegelijk met Aubry wordt op de 4e januari in het Poorterboek ingeschreven de uit Domburg afkomstige Pieter de Vroe. Ook De Vroe zal later een bekend figuur worden in de vroedschap, waarvan lange tijd als burgemeester.

Op de 17e oktober legt de uit Dordrecht afkomstige Urias Besemer de eed af als poorter van de stad. Hij vestigt zich hier als timmermansbaas in de timmermanswinkel ‘Het Welvaren’ met het ernaast liggende huis ‘De Hollandsche Tuyn’ op de hoek Langstraat/Marktpoortstraat. In deze zelfde timmermanswinkel zullen in volgende jaren de timmermansbazen Bastiaan Liefbroer (vanaf 1707), Joris Pinte (vanaf 1734), Elias Brix (vanaf 1741), Pieter Geene (vanaf 1750), Francois Haay (vanaf 1782), Abraham van Eenennaam (vanaf 1797) en zijn nazaten hun aannemersbedrijf uitoefenen. Ook Urias Besemer zal een aantal jaren lid van het Stadsbestuur zijn.

Tegelijk met Besemer vestigt zich hier een tweede genees- en heelmeester in de stad: Samuel Laurent, afkomstig van Vassy in Frankrijk. Laurent zal tot z’n overlijden in 1729 lid van het Stadsbestuur zijn, meestentijds in de functie van burgemeester.

Ook komen dit jaar twee Schotse kooplieden in de stad wonen. Zo laten zich als poorter beëdigen Archibald Black uit Edinburg en James Leuars uit het Schotse Landrick. Ook vorig jaar heeft zich een Schot in de stad gevestigd, namelijk mr. Archibald Smart uit Fisfora.

Het pand rechts van de Marktpoortstraat is de timmermanswinkel van Urias Besemer.
Het pand rechts van de Marktpoortstraat is de timmermanswinkel van Urias Besemer.

* * *

De smid uit ‘De Dry Hoefyzers’, Pieter Jacobse Blieck, mag dit jaar opnieuw de Noordwal pachten voor 9 ponden Vlaams per jaar. De van Serooskerke op Walcheren afkomstige Pieter Blieck is in 1689 in Arnemuiden komen wonen. Ook hij zal tot z’n overlijden in 1729 deel uitmaken van het Stadsbestuur.

De stadswallen zijn alle beplant met bomen, doorgaans met olmen of essen. Deze bomen vormen een inkomstenbron voor de stad vanwege de verkoop van het kostbare hout. Ook dit jaar besluit men in november een groot aantal bomen van de wallen te rooien en te verkopen. Het Stadsbestuur benoemt in de plaats van de overleden schoolmeester Dirck Tops de uit Aagtekerke afkomstige Willem Coene. Vanaf 1 september krijgt hij een jaarwedde van 50 gulden uit de stadskas. Vele jaren was de overleden schoolmeester ook lid van de vroedschap beurtelings als burgemeester, regent en raad.

* * *

Gedurende de eeuwwisseling is ds. Jac. Zuérius predikant van de Hervormde Gemeente. Al vanaf 1682 dient hij de kerk van Arnemuiden.

Over de periode 12 september 1700 tot  26 april 1719 kunnen nauwelijks gegevens over de Hervormde gemeente worden vermeld. Het notulenboek over deze jaren ontbrak reeds in 1796. Nimmer is het meer tevoorschijn gekomen. Gedurende deze periode heersen er hevige geschillen in de gemeente door de actieve opstelling van sommige Libertijnen. De baljuw, en later vele jaren burgemeester, Pieter Wiltschut en z’n vrouw waren vooraanstaande aanhangers van de Libertijnen. Algemeen wordt verondersteld dat het ‘Acteboeck’ vanwege deze geschillen is verduisterd.